30 909
Regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 november 2006 en het nader rapport d.d. 8 december 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2006, no. 06.003673, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet, met memorie van toelichting.

Het voorstel bevat wijzigingen van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de Ziektewet (Zw) met het doel deze wetgeving beter toe te spitsen op re-integratie van zieke werknemers die een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen (zogenaamde «vangnetters»).

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking met betrekking tot de voorgestelde wettelijke verplichting voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) een re-integratieverslag op te stellen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 10 oktober 2006, nr. 06.003673, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 3 november 2006, nr. W12.06.0438/IV, bied ik U hierbij aan.

1. Door artikel I, onderdeel A, wordt artikel 26 Wet WIA zodanig gewijzigd dat het UWV wordt verplicht een re-integratieverslag op te stellen. Deze verplichting geldt nu nog alleen voor de werkgever van de verzekerde. Zij is in de Wet WIA opgenomen opdat de uitkeringsinstantie, het UWV, kan controleren of er door werkgever en werknemer voldoende aan is gedaan om de werknemer het werk te doen hervatten.2 Indien te weinig inspanningen zijn verricht, kunnen sancties worden opgelegd. De toelichting maakt onvoldoende duidelijk waarom het noodzakelijk is om, in het geval dat het UWV bij het ontbreken van een werkgever voor de re-integratie-inspanningen zorg draagt, ook het UWV te verplichten door middel van een verslag te laten zien welke re-integratie-inspanningen zijn verricht.

Deze nieuwe verplichting voor het UWV lijkt blijkens paragraaf 4, onder b, van de toelichting met name een interne functie te hebben. Niet valt echter in te zien waarom het UWV niet in staat zou zijn ook zonder wettelijke opdracht tot het opstellen van een re-integratieverslag zijn wettelijke verplichtingen gericht op re-integratie van de uitkeringsgerechtigde na te komen; temeer, nu als niet-wettelijke flankerende maatregel een kader voor de procesgang bij vangnetters wordt opgesteld.1 Voorts is het de Raad niet duidelijk waarom het niet goed mogelijk zou zijn toezicht te houden op de uitvoering van de re-integratieactiviteiten door het UWV zonder dat voor elk individueel geval een verslag wordt opgesteld.

De Raad adviseert de noodzaak tot deze vorm van regelgeving alsnog dragend te motiveren, dan wel af te zien van de bovengenoemde nieuwe wettelijke verplichting van het UWV.

1. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad met betrekking tot de voorgestelde wettelijke verplichting voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om een re-integratieverslag op te stellen, waarbij de Raad adviseert de noodzaak tot deze vorm van regelgeving alsnog dragend te motiveren, dan wel af te zien van bovengenoemde nieuwe wettelijke verplichting van het UWV, merk ik het volgende op.

Doel van het wetsvoorstel is om de uitvoering te ondersteunen bij de activering van zieke werknemers zonder werkgever. Uit onderzoek in het kader van de evaluatie Wet verbetering poortwachter (kamerstukken II, 30 510, nr. 1) is naar voren gekomen dat deze groep meer aandacht verdient. Ook wijzen gegevens van het UWV erop dat de instroom vanuit deze groep in de WAO/WIA relatief hoog is. Kenmerkend voor deze groep is dat zij bij ziekte geen werkgever (meer) hebben. Dit betekent dat het UWV al het redelijkerwijs mogelijke en nodige dient te ondernemen gericht op verzuimbeheersing en re-integratie.

Het is daarom gewenst en noodzakelijk om te bezien welke maatregelen kunnen bijdragen aan een actievere houding van zowel de zieke werknemer zonder werkgever als het UWV. Beoogd wordt een structurele gedragsverandering bij zieke werknemers zonder werkgever en een structurele kwaliteitsimpuls in activering bij het UWV te bereiken. De voorgestelde maatregel beoogt daarvoor een impuls te geven. Met nadruk zij opgemerkt dat de voorgestelde maatregel niet op voorhand als structurele voorziening is bedoeld: na enige jaren wordt de maatregel geëvalueerd zodat beoordeeld kan worden of continuering daarvan wenselijk is.

Bij versterking van de activerende werking van de ZW is transparantie van groot belang. De Raad wijst hierbij terecht op het belang van de nog op te stellen procesgang voor zieke werknemers zonder werkgever. Deze procesgang beoogt duidelijkheid te bieden inzake de te ondernemen activiteiten gedurende de eerste twee ziektejaren. Het kabinet acht daarnaast, als sluitstuk, ook het voorschrift inzake het opstellen van een re-integratieverslag bij einde wachttijd van belang. Deze maatregel heeft meerdere functies. Allereerst draagt het bij aan een grotere transparantie van inspanningen en verhoging van de kwaliteit door het UWV, aangezien het re-integratieverslag inzicht geeft in het proces gedurende de eerste twee ziektejaren. In de tweede plaats biedt het meer houvast voor het interne en externe toezicht. De transparantie die met het re-integratieverslag wordt nagestreefd kan voorts meer inzicht bieden in specifieke aandachtspunten bij re-integratie voor deze groep. Tot slot vormt het re-integratieverslag een overdrachtsmoment bij de overgang naar een eventuele WIA-uitkering en de daarbij te ondernemen re-integratieactiviteiten.

Voorts wijs ik erop dat in de uitgebrachte commentaren van UWV en IWI de maatregel geen kritiek heeft ondervonden.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is de toelichting aangevuld.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

2. De redactionele opmerkingen van de Raad zijn verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W12.06.0438/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– De aanhef in overeenstemming brengen met aanwijzing 117 en 118 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

– Door artikel I, onderdeel A, zal artikel 26, eerste lid, Wet WIA bepalen dat ten aanzien van de verzekerde die op grond van artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b, c, of d, van de Ziektewet recht heeft op ziekengeld, artikel 25, eerste, derde, zesde en zevende lid, Wet WIA, van overeenkomstige toepassing is. Daar in artikel 26, eerste lid, Wet WIA, het tweede, vierde en vijfde lid niet van toepassing worden verklaard, is het niet logisch dat artikel 25, zevende lid, Wet WIA van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Het zevende lid van artikel 25 heeft immers ook betrekking op bepalingen van artikel 25, die op grond van artikel 26, eerste lid, niet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. De Raad adviseert in artikel 26 een zelfstandige bevoegdheid tot het stellen van nadere regels op te nemen.

– I, onderdeel B. «Artikel 113b» moet zijn: Artikel 133b.

– II, onderdeel D. Als gevolg van een verschrijving is onduidelijk of bedoeld is dat bij AMvB nadere regels moeten worden gesteld dan wel dat de mogelijkheid wordt geschapen deze regels te stellen.

– In de gehele toelichting laten blijken dat het voorstel afkomstig is van de regering.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2004/05, 30 034, nr. 3, blz. 21.

XNoot
1

Zie paragraaf 5 van de Memorie van Toelichting.

Naar boven