Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2012
Bij brief van 3 februari 2012 (kenmerk 2012Z02005/2012D04589) heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij om een reactie gevraagd op
het rapport «Kiezen of (ver)delen. Onderzoek naar de totstandkoming en uitwerking
van de gemeentewetswijziging van 2001». De griffier verzocht daarbij vooral in te
gaan op het onderdeel benoemingswijze van de burgemeester.
Met deze brief geef ik graag gevolg aan uw verzoek.
Context
Van belang lijkt mij om eerst de context te schetsen waarin het rapport moet worden
gezien. Desgevraagd gaf de Universiteit van Amsterdam aan dat het een werkstuk betreft
van eerstejaars politicologiestudenten dat ook als zodanig moet worden gezien. Dat
wil zeggen: geen wetenschappelijk doortimmerd onderzoeksrapport, maar wel een knappe
en met veel enthousiasme ondernomen poging om een bijdrage te leveren aan een complex
vraagstuk. In die zin heb ik het rapport dan ook met plezier gelezen.
Vraagstelling en uitkomsten
Het rapport wil een antwoord geven op de centrale vraag: «Zijn de effecten van de
procedurewijziging bij burgemeestersbenoemingen van 2001 conform de verwachtingen
van de politiek?» De vraag wordt uitgesplitst naar de volgende deelvragen:
-
– Is de invloed van de gemeenteraad bij het benoemen van burgemeesters toegenomen sinds
de wetswijziging van 2001?
-
– Is de politieke kleur van burgemeesters een minder bepalende factor bij zijn benoeming?
-
– Is de invloed van bovenlokale actoren als de minister en de CdK afgenomen sinds 2001?
-
– Neemt het aantal vrouwelijke burgemeesters af tov de periode vóór 2011?
-
– Spelen partijpolitieke belangen bij grotere steden een grotere rol dan bij kleinere
gemeenten?
Al deze hypothesen worden in meer of mindere mate bevestigd, met dien verstande dat
er bij het aantal vrouwelijke burgemeesters niet sprake is van een daling, maar van
een afgenomen stijging.
Mijn reactie
Deze resultaten zijn grotendeels in lijn met de informatie die ons bekend is uit de
verschillende onderzoeken, rapportages en beschouwingen die in de afgelopen periode
over dit onderwerp verschenen zijn1.
Het met cijfermateriaal en statistische berekeningen aantonen dat de politieke kleur
van de burgemeester van minder groot belang is geworden, zoals ook met de wetswijziging
beoogd werd, vind ik een interessante uitkomst.
Met enige regelmaat wordt op diverse niveaus gesproken over de rol en positie van
de burgemeester in het huidige bestel. Momenteel bestaat er echter geen behoefte wettelijke
wijzigingen aan te brengen in de benoemingswijze van de burgemeester.
Mocht in de toekomst deze behoefte wel weer ontstaan, dan kunnen de uitkomsten van
rapporten als deze bij de gedachteontwikkeling betrokken worden.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies