nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID DEPLA
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
A
In de beweegreden wordt na «dat de Leerplichtwet 1969 en de Wet
inburgering dienen te worden gewijzigd;» ingevoegd:
dat het voorts wenselijk is de leerplichtambtenaar een ruimere onderzoekbevoegdheid
alsmede van rechtswege een opsporingsbevoegdheid te geven;.
B
In artikel I wordt na onderdeel J een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Ja
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt als volgt te luiden:
3. Deze ambtenaren zijn bevoegd hun taak uit te oefenen ten aanzien
van leerlingen die in Nederland woon- of verblijfplaats hebben.
2. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:
5. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, zijn
belast met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten, onverminderd
artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.
Toelichting
Het is niet wenselijk dat leerplichtambtenaren nog langer met lege handen
staan wanneer zij constateren dat een leerplichtige leerling die buiten hun
gemeente woont, maar bijvoorbeeld staat ingeschreven bij een school in hun
gemeente, de leerplicht niet nakomt. Daarom beoogt dit amendement de bevoegdheid
van de leerplichtambtenaren te verruimen.
In de grotere gemeenten verlenen burgemeester en wethouders aan de leerplichtambtenaren
opsporingsbevoegdheid. In de kleinere gemeenten is dit vaak niet
het geval. Het amendement regelt nu dat alle leerplichtambtenaren van rechtswege
opsporingsbevoegdheid hebben.
Indien het amendement wordt aangenomen, wordt in het opschrift na «in
verband met» ingevoegd: onder meer.
Depla