30 897
Aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 1 maart 2007

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoud blz.

1. Inleiding 1

2. Artikelen van de richtlijn 3

3. Implementatie van de richtlijn 7

4. Adviezen 7

5. Voorgenomen wijzigingen van het Vreemdelingenbesluit 2000 7

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij kunnen ermee instemmen, al hebben zij nog wel een enkele vraag.

Deze leden merken op dat de regering stelt dat de onderscheiden verplichtingen waaraan de vervoerders krachtens artikel 26 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, richtlijn 2001/51/EG en richtlijn 2004/82/EG kunnen worden onderworpen, in het Nederlandse recht naast elkaar staan, aanvullend zijn, maar niet onderling uitwisselbaar zijn. Als de leden van de CDA-fractie het goed zien, richt richtlijn 2001/51/EG zich vooral op de verplichting tot terugbrenging van onderdanen van derde landen, en richtlijn 2001/82/EG op het verzamelen en verstrekken van (passagiers-)gegevens. Deze leden vragen of en hoe in de uitvoeringspraktijk voldoende duidelijk zal zijn hoe met deze verschillende regelgevingen moet worden omgegaan.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorstellen tot wijziging van respectievelijk de Vreemdelingenwet 2000 als het Vreemdelingenbesluit 2000 aan Richtlijn 2004/82/EG. De leden van de PvdA-fractie hechten grote waarde aan een evenwicht tussen het doel van de voorstellen – het tegengaan van illegale immigratie en betere grenscontroles – en de bescherming van persoonsgegevens. In dat kader hebben deze leden dan ook een aantal vragen en opmerkingen met betrekking tot de voorstellen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het voorstel strekt er toe een lid aan artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000 toe te voegen waarmee de vervoerder kan worden verplicht passagiersgegevens te verzamelen en te verstrekken aan de ambtenaren belast met de grensbewaking. Vanwege het feit dat het hier gaat om persoonsgegevens hebben de leden van de SP-fractie de brief van het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna CBP) bij hun overwegingen betrokken (brief Just07-28). Ook hebben deze leden kennisgenomen van de voorgenomen wijzigingen van het Vreemdelingenbesluit 2000 en de toelichting daarop, die als bijlage zijn gevoegd bij de brief van 8 februari 2007 van de minister van Justitie (TK 2006–2007, 30 897, nr. 5). De leden van de SP-fractie onderschrijven de strekking van het wetsvoorstel maar hebben enige opmerkingen en vragen.

De leden van de SP-fractie constateren, dat de overeenkomst van de Europese Unie met de Verenigde Staten inzake de verwerking en overdracht van persoonsgegevens van passagiers (PNR) door het Europese Hof van Justitie is vernietigd vanwege een verkeerde grondslag. Desalniettemin kan de regering opmaken uit het arrest C-317/04 en C-318/04 dat het Europees Parlement de Europese Commissie heeft gedaagd voor niet alleen de grondslag kwestie maar ook vanwege het feit dat zij de maatregel disproportioneel vinden en derhalve een schending van artikel 8 EVRM (r.o. 62). Is de regering zich bewust dat deze regeling, ook in omgezette vorm, om die specifieke redenen weerstand opwekt bij een deel van Europeanen en dus ook Nederlanders en wat is daarop haar reactie?

Voorts constateren de leden van de SP-fractie dat in elk geval de kwestie van de juridische grondslag wordt verholpen door de nationale omzetting van onderhavige richtlijn. Voor deze leden heeft dit implicaties voor het nog lopende traject van de onderhandelingen door de Europese Commissie over een nieuwe afspraak over het verstrekken van passagiersgegevens. Kan de regering ingaan op de suggestie dat het volgende onderhandelingsresultaat met de VS wordt voorgelegd aan de lidstaten voor een ratificatieproces zoals dit in feite is?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn nr. 2004/82/EG2 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven.

De richtlijn heeft, blijkens het eerste artikel, tot doel het verbeteren van de grenscontroles en de bestrijding van illegale migratie. Deze leden onderschrijven het grote belang van deze doelstelling, in het algemeen, en voortbouwend op en als aanvulling op de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 zoals aangevuld bij Richtlijn nr. 2001/51/EG. Ook deze regelingen hebben immers tot doel het beheersen van migratiestromen en bestrijding van illegale immigratie.

De leden van de VVD-fractie menen dat teneinde de geformuleerde doelstellingen te realiseren een nauwe Europese samenwerking van essentieel belang is, uiteraard met inachtneming van de eigen bevoegdheden van de lidstaten. Hierbij wordt dan met name gedoeld op de eigen soevereiniteit van de lidstaten. Voorts menen deze leden dat een regeling inzake het verstrekken van passagiersgegevens (in te voeren door de lidstaten), waarbij de verplichtingen worden vastgesteld die gelden voor luchtvervoerders die passagiers naar het grondgebied van de lidstaten vervoeren, hiertoe een noodzakelijke stap is.

Wel hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen en bedenkingen bij de voorgestelde aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 ter implementatie van de richtlijn inzake passagiersgegevens.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

2. Artikelen van de richtlijn

Artikel 2 van de richtlijn

De leden van de VVD-fractie merken op dat het tweede artikel van de richtlijn een vijftal definities van begrippen geeft. Allereerst wordt aangegeven dat het begrip «vervoerder» zich beperkt tot vervoer door de lucht en vervoerders die zich daar beroepsmatig mee bezighouden. De leden van de VVD-fractie merken hierbij op dat de regering er voor heeft gekozen bij de implementatie (van artikel 3) in de Vreemdelingenwet 2000 aan te sluiten bij het ruimere begrip van «vervoerder» uit diezelfde wet, dat in beginsel betrekking heeft op alle categorieën van vervoerders. In het Vreemdelingenbesluit wordt deze groep beperkt tot luchtvervoerders. De leden van de VVD-fractie vragen de regering in hoeverre op dit moment de noodzaak bestaat om deze groep vervoerders spoedig (in het besluit) uit te breiden. Zijn er bijvoorbeeld meer lidstaten die (direct) voor een ruimere groep vervoerders hebben gekozen, zo vragen deze leden.

In artikel 2 van de richtlijn staat de definitie van het begrip «buitengrenzen». In het Vreemdelingenbesluit is in het tweede lid van art. 2.2a vervolgens voorzien in een uitzondering op grond waarvan géén passagiersgegevens gevraagd kunnen worden aan vervoerders die passagiers vanuit een lidstaat het Schengengrondgebied binnen brengen. De leden van de VVD-fractie stellen de vraag of de in 2007 toegetreden lidstaten Bulgarije en Roemenie op een zelfde wijze moeten worden behandeld als de in 2004 toegetreden lidstaten, of is er momenteel voor de regering aanleiding om te differentiëren, zo vragen deze leden.

Artikel 3 van de richtlijn

De leden van de CDA-fractie merken op, dat in richtlijn 2001/51/EG primair het begrip «vervoerders» wordt gehanteerd en in richtlijn 2004/82/EG primair het begrip «luchtvervoerders». Wat betreft de laatstgenoemde richtlijn staat het, zo begrijpen deze leden, de lidstaten echter vrij verplichtingen voor andere categorieën vervoerders dan luchtvervoerders te handhaven of in te voeren. Zien deze leden het goed, dat in beginsel alle categorieën van vervoerders kunnen worden verplicht gegevens te verzamelen en te verstrekken, maar dat het in de rede ligt dat deze verplichting zich met name op luchtvervoerders zal richten? Hoewel deze stellingname de leden van de CDA-fractie niet onlogisch voorkomt, en in het ontwerp-besluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is aangegeven dat vooralsnog geen gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid de richtlijn ook van toepassing te laten zijn op andere vervoerders, vragen zij waarom vooralsnog niet voor die mogelijkheid is gekozen en vragen zij de regering nadrukkelijk, te bezien op welke manier aan andere vervoerders dan luchtvervoerders dezelfde verplichtingen kunnen worden opgelegd. Kan de regering aangeven of en op welke wijze andere lidstaten zijn omgegaan, of zullen omgaan met de implementatie van de richtlijn, met name bezien naar de categorieën vervoerders aan wie verplichtingen zijn opgelegd, en of Nederland in dit verband verder of minder ver gaat, zo vragen deze leden. Kan daarbij ook worden aangegeven hoe andere lidstaten omgaan met het opleggen van geldboetes (en de hoogte daarvan), alsook hoe het staat met de in EU-verband nagestreefde harmonisatie van die geldboetes, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

In de memorie van toelichting wordt gerefereerd aan de verschillende Schengenafspraken uit het verleden en de daarmee samenhangende richtlijn 2001/51/EG, alsook aan de eerder aan vervoerders opgelegde verplichtingen. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie is de uiteindelijke waarde van richtlijnen en daarop gebaseerde nationale regelgeving uiteraard gelegen in de concrete resultaten die ermee worden bereikt. Hoewel daarover in de memorie van toelichting onder«Implementatie van de richtlijn» iets wordt gezegd, vragen de leden van de CDA-fractie of nader kan worden toegelicht in welke opzichten richtlijn 2004/82/EG en de daaruit voortvloeiende en in het voorliggende wetsvoorstel vastgelegde verplichtingen daadwerkelijk een toegevoegde waarde hebben voor de Nederlandse situatie. Zij vragen of enig cijfermatig inzicht kan worden gegeven in de resultaten die tot dusver zijn geboekt op basis van de verplichtingen die tot nu toe voor vervoerders gelden inzake afschriften en passagierslijsten. Kan worden aangegeven voor hoeveel vervoersmaatschappijen momenteel de gestelde afschriftplicht geldt? Kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen luchtvaartmaatschappijen en andere maatschappijen (zoals cruise-, ferry-, koopvaardij-, bus- en pendelmaatschappijen)? Kan worden aangegeven om hoeveel afschriften het (jaarlijks bijvoorbeeld) gaat en in welke omvang concreet gebruik wordt gemaakt van deze gegevens? Anders gezegd, in welke omvang leidt (de plicht tot) het verzamelen van gegevens tot (de plicht tot) het daadwerkelijk verstrekken en gebruiken van die gegevens? Kan worden aangegeven tot welke consequenties een en ander daadwerkelijk heeft geleid voor de betrokken (on- of vals gedocumenteerde) vreemdelingen? In hoeveel gevallen is overtreding geconstateerd van de in het huidige artikel 4 Vreemdelingenwet 2000 aan vervoerders opgelegde verplichtingen en tot welke geclaimde en uiteindelijk daadwerkelijk opgelegde boetebedragen heeft dit geleid?

De leden van de CDA-fractie vragen voorts in hoeverre de verzamelde gegevens gebruikt kunnen worden in relatie tot de afspraken met de Verenigde Staten over uitwisseling van passagiersgegevens.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting, onder artikel 3 van de richtlijn staat: «Uit de preambule bij de richtlijn blijkt echter dat het de lidstaten vrijstaat om [...] verplichtingen aan andere categorieënvervoerders dan luchtvervoerders te handhaven of in te voeren». Deze leden wijzen erop, dat het wetsvoorstel en de memorie van toelichting hiermee verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor omzetting van de richtlijn. Zij zijn van mening dat voor een dergelijke uitbreiding van categorieën vervoerders, die verplicht kunnen worden gegevens te verzamelen en te verstrekken, de noodzakelijkheid hiervan voor een bepaald, gerechtvaardigd doel zoals bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP), niet is aangetoond.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering derhalve om, ofwel de noodzaak aan te tonen door middel van een voldoende draagkrachtige motivering tegen de achtergrond van artikel 8 van het Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens (EVRM), ofwel te bewerkstelligen dat het wetsvoorstel zich strikt beperkt tot de omzetting van het bepaalde in artikel 3 van de richtlijn.

De leden van de SP-fractie constateren verheugd, dat de passagiersgegevens zoals die zijn opgenomen in artikel 2.2a van (de voorgenomen wijzigingen van) het Vreemdelingenbesluit 2000 identiek zijn aan het bepaalde in artikel 3 van de richtlijn. Zij stellen vast dat er dus geen bepaling komt die bepaalt dat aanvullende gegevens gevorderd mogen worden. Uit de memorie van toelichting begrijpen deze leden dat andere passagiersgegevens dan genoemd in artikel 3 van de richtlijn in de toekomst een rol kunnen spelen maar de mogelijkheid daartoe vooralsnog niet omgezet wordt in de regelgeving. Deze leden stellen vast dat het CBP van mening is dat het verzamelen van aanvullende gegevens excessief zou zijn in relatie tot het doel van de richtlijn. De leden van de SP-fractie vragen of de regering deze mening deelt. Zij vragen welke «andere passagiersgegevens» een rol kunnen spelen in de toekomst.

De leden van de VVD-fractie constateren dat het derde artikel van de richtlijn de eigenlijke verstrekking van gegevens betreft, in het Vreemdelingenbesluit is de lijst gegevens uit richtlijn overgenomen alsmede het (uiterlijke) moment van overhandigen van de gegevens. De leden van de VVD-fractie vragen de regering om nadere toelichting op de «gevallen waarin vervoerders kunnen worden aangewezen gegevens te verstrekken». Welke criteria zullen daarbij worden gehanteerd en welke afwegingen zullen gemaakt dienen te worden, zo vragen deze leden.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de regering om enig inzicht te geven in de mogelijke financiële en administratieve gevolgen voor de vervoerder ten gevolge van de verplichting in bepaalde gevallen gegevens te verstrekken (aan zowel verzoekende autoriteiten als aan de passagiers van wie gegevens worden verstrekt).

Op basis van het Vreemdelingenbesluit kunnen gegevens daar waar nodig voor de uitoefening van de taken van de ambtenaar belast met de grensbewaking langer dan 24 uur bewaard worden, zonder enig maximum. Kan de regering de leden van de VVD-fractie aangeven wat precies deze taken van de ambtenaar belast met de grensbewaking zijn. Daarnaast vragen deze leden de regering waarom er niet voor een bepaalde maximum termijn is gekozen, om toch enige zekerheid te beiden op dit punt.

De leden van de VVD-fractie menen dat de verzoeken aan vervoerders tot het verstrekken van gegevens gecoördineerd dient plaats te vinden en centraal geregistreerd moeten worden. Is de regering voornemens regels te stellen met betrekking tot coördinatie en registratie van verzoeken aan vervoerders en de uitvoering daarvan? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Artikel 4 van de richtlijn

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de keuze om voor de sancties aan te sluiten bij de sancties die gelden voor de andere overtredingen van artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000. Wel vragen deze leden hoe het «eigen schuld»-criterium, als opgenomen in artikel 4 van de richtlijn, is vormgegeven. Het is als zodanig immers niet in artikel 108, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 opgenomen (daar wordt gesproken van «overtreding»). Is de regering met de leden van de VVD-fractie van mening dat er hiermee sterk van de bepaling in de richtlijn wordt afgeweken? Kan de regering toelichten om welke reden hiervan is afgeweken en of verwacht wordt dat hiermee aan de implementatieverplichting voldaan zal worden, zo vragen deze leden.

Artikel 6 van de richtlijn

De leden van de CDA-fractie merken op, dat de door vervoerders verstrekte gegevens binnen 24 uur na toezending moeten worden vernietigd, maar dat de gegevens langer mogen worden bewaard indien de grenscontrole-autoriteiten deze op een later tijdstip nodig hebben. Deze leden vragen, of in de praktijk het belang van (het langer bewaren van) de gegevens wellicht pas later dan 24 uur kan blijken, maar dat de gegevens dan al zijn vernietigd. Voorts vragen zij of de 24-uurs vernietigingstermijn voor de autoriteiten belast met de grensbewaking moet worden bezien ten opzichte van de 24-uurs vernietigingstermijnvoor vervoerders?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom zij niet heeft gekozen voor omzetting van artikel 6, eerste lid, derde en vierde alinea, in het wetsvoorstel. Deze leden menen dat omzetting van deze bepalingen in het wetsvoorstel in plaats van in het Vreemdelingenbesluit 2000 transparanter is en de rechtszekerheid van de burger beter waarborgt. De leden van de PvdA-fractie willen graag een reactie van de regering op dit punt.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de verzamelde en/of verstrekte gegevens niet voor andere doeleinden gebruikt dienen te worden dan voor het doel van de richtlijn zoals omschreven in artikel 1 van de richtlijn, te weten het verbeteren van grenscontroles en het bestrijden van de illegale immigratie. Deze leden constateren dat overweging 12 van de preambule van de richtlijn luidt, dat iedere verdere verwerking van gegevens, voor andere dan de genoemde doeleinden, ingaat tegen de beginselen van richtlijn 95/46 EG. De lidstaten moeten voorzien in een stelsel van sancties teneinde het doel van de onderhavige richtlijn te verzekeren. Deze leden vragen op welke manier deze verplichting is geïmplementeerd.

De leden van de SP-fractie waarderen de in de voorgenomen wijzigingen van het Vreemdelingenbesluit 2000 geïmplementeerde bepalingen die waarborgen dat de verzamelde, dan wel verkregen, gegevens binnen 24 uur worden vernietigd. Deze bepaling vindt echter geen toepassing indien de ambtenaar belast met grensbewaking deze gegevens nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken. Zij vragen of de regering concrete voorbeelden kan geven van gevallen waarin de verplichting, om de gegevens binnen 24 uur te vernietigen, niet bestaat. Welke instantie is in dit geval verantwoordelijk voor het zorgvuldig bewaren van de gegevens? Wat gebeurt er in dit geval met deze gegevens? Bestaat er een plicht deze gegevens na een bepaalde tijd alsnog te vernietigen? Zo ja, na hoeveel tijd? Rust er, in het geval dat er geen plicht bestaat de gegevens binnen 24 uur te vernietigen, een plicht op de gegevensbewarende instantie om mededeling te doen aan de persoon op wie de gegevens betrekking hebben, dat zijn gegevens nog niet zijn vernietigd met opgave van redenen? Zo neen, kan de regering overwegen laatstgenoemde suggestie te implementeren?

De leden van de VVD-fractie merken op dat in artikel 6, eerste lid, van de richtlijn specifieke regels geeft met betrekking tot de verwerking van de passagiersgegevens. Zo wordt onder meer het doel van de gegevensverstrekking gesteld: de illegale immigratie doeltreffender bestrijden. Het valt deze leden echter op dat er in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel (p. 5) duidelijk wordt gesteld dat «deze gegevens ook voor bepaalde andere doeleinden gebruikt mogen worden». De richtlijn spreekt op dit punt over gebruik «ook voor wetshandhavingsdoeleinden» (overeenkomstig het nationale recht en Richtlijn 95/46/EG). Kan de regering aangeven welke doeleinden dit zijn en overeenkomstig welke nationale regels deze doeleinden zijn?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of terrorismebestrijding als een nevendoelstelling wordt gezien van de onderhavige richtlijn. Dit gezien het feit dat de preambule (2) van de richtlijn verwijst naar een verklaring van de Europese Raad over terrorisme waarin werd aangedrongen op een snel onderzoek naar maatregelen op het gebied van het verplichten van vervoerders tot het verstrekken van passagiersgegevens. De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering om nadere toelichting op dit punt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de twaalfde preambule die naar mening van deze leden een zeer ruime en brede uitleg laat aan de zinsnede «...ook te gebruiken als bewijsmateriaal in procedures ter handhaving van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake binnenkomst en immigratie...». Uiteraard erkennen zij dat de preambule geen bindende kracht heeft, maar zij maakt wel degelijk deel uit van het document en geeft de doelstelling en overwegingen weer van de richtlijn weer. Kan de regering aangeven wat moet worden verstaan onder de zinsnede «...en van de daarin vervatte bepalingen over de bescherming van de openbare orde («ordre public») en nationale veiligheid...», en in hoeverre deze preambule van invloed is geweest op de bepalingen van het voorstel of zal worden meegewogen bij het vaststellen van de lagere regelgeving, zo vragen deze leden.

3. Implementatie van de richtlijn

De leden van de CDA-fractie vragen waarom wordt gesteld, dat het (klaarblijkelijk) tot op heden niet mogelijk is, dat op het moment van instapcontroles in het buitenland al beschikt kan worden over de bedoelde passagiersgegevens. Kan op grond van de afschriftplicht en passagierslijsten niet al, bijvoorbeeld langs elektronische weg, worden beschikt over deze gegevens, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie betreuren, dat de termijn voor implementatie al sinds geruime tijd is verstreken (5 september 2006). Dit klemt, volgens deze leden, temeer omdat pas daadwerkelijk van de bevoegdheid tot het vorderen van passagiersgegevens gebruik kan worden gemaakt nadat alle daartoe benodigde nationale (lagere) regelgeving in werking is getreden.

4. Adviezen

Met het oog op de implementatietermijn is, zo merken de leden van de CDA-fractie op, het CBP niet gehoord over het wetsvoorstel. Het CBP heeft inmiddels een commentaar op het wetsvoorstel uitgebracht. Daarnaast is het CBP alsnog verzocht advies uit te brengen over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in de nota naar aanleiding van het verslag in te gaan op de suggesties die het CBP heeft gedaan in zijn commentaar op het wetsvoorstel en eventueel nog zal doen in zijn uit te brengen advies over het ontwerpbesluit.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom er is afgezien om de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken en het CBP om advies te vragen. Deze leden zijn ervan overtuigd dat deze adviescolleges met het oog op de implementatietermijn in staat moeten worden geacht om snel advies uit te brengen. Juist gezien het grote belang dat de leden hechten aan de privacybescherming hadden de adviezen kunnen bijdragen aan kwaliteit van de besluitvorming.

5. Voorgenomen wijzigingen van het Vreemdelingenbesluit 2000

Artikel 2.2a, vierde lid, Vreemdelingenbesluit 2000

De leden van de PvdA-fractie willen graag van de regering vernemen welke «bijkomende verplichtingen» bedoeld worden in de zinsnede «Indien daaraan in de toekomst behoefte bestaat, zullen bijkomende verplichtingen aan artikel 2.2a, vierde lid, worden toegevoegd». Zijn deze «bijkomende verplichtingen» waarop de regering doelt, naar het oordeel van de regering noodzakelijk voor het bereiken van het doel waarvoor de gegevens worden verzameld? De leden van de PvdA-fractie wijzen erop, dat indien het hier gaat om «andere, aanvullende gegevens», in dat geval op grond van artikel 8 WBP de noodzaak hiervoor dient te worden aangetoond en moet worden voldaan aan de eisen van artikel 11 WBP. Kunnen onder deze bijzondere gegevens ook gegevens zoals bedoeld in artikel 16 WBP vallen, bijvoorbeeld biometrische gegevens? Is de regering voornemens om, indien het bijzondere gegevens zoals bedoeld in artikel 16 WBP betreft, de aanwijzing hiertoe op het niveau van wet vast te leggen zoals vereist op grond van artikel 23, lid 1 onder e, WBP?

Artikel 2.2b Vreemdelingenbesluit 2000

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toezeggen, dat de evaluatie die in art. 2.2b Vreemdelingenbesluit is voorzien, terzake van de verlenging van de bewaartermijn, uitgebreid wordt.

De voorziene evaluatie heeft vooral betrekking op de toepassing van de bevoegdheid de passagiersgegevens langer dan 24 uur te bewaren. Deze leden zouden echter graag zien, ook gelet op de wens dat verzoeken aan vervoerders tot het verstrekken van gegevens gecoördineerd dient plaats te vinden en centraal geregistreerd zou moeten worden, dat het een ruimere evaluatie betreft. De evaluatie zou tevens, het aantal verzoeken, de gevallen, de aard van de verzoeken, de bewaartermijn en tot wie de verzoeken zich richten, moeten omvatten. Dit temeer nu er in de toelichting op de aanpassing van het vreemdelingenbesluit aangegeven dat het niet uitgesloten is dat in de toekomst behoefte zal bestaan in specifieke gevallen altijd (zonder vordering) passagiers-gegevens te overleggen op basis van opgedane ervaring.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen nadere toelichting op het voorgestelde artikel 2.2b Vreemdelingenbesluit 2000. Deze leden begrijpen dat de verzamelde gegevens binnen 24 uur door de ambtenaar belast met de grensbewaking vernietigd moeten worden, tenzij deze later nodig zijn voor de uitoefening van diens taken. Onder welke precieze omstandigheden kan de ambtenaar besluiten om gegevens niet te vernietigen? Voorts vragen deze leden met wie deze gegevens precies kunnen worden gedeeld.

De fungerend voorzitter van de commissie

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), fng. voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Gerkens (SP), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Van Velzen (SP), Eijsink (PvdA), ondervoorzitter, Azough (GL), Griffith (VVD), Teeven (VVD), De Roon (PVV), Schinkelshoek (CDA), Verdonk (VVD), Wolbert (PvdA), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Vacature (algemeen) en Vacature (algemeen).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Weekers (VVD), Van der Vlies (SGP), Ormel (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Roemer (SP), Joldersma (CDA), Vacature (algemeen), Abel (SP), Dijsselbloem (PvdA), Halsema (GL), Blok (VVD), Van Miltenburg (VVD), Fritsma (PVV), Schermers (CDA), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Vacature (algemeen) en Vacature (algemeen).

Naar boven