30 897
Aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PbEU L 261)

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2007

Tijdens de plenaire kamerbehandeling op 16 mei jl (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 69, blz. 3738–3749) van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn nr. 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004, betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven(kamerstukken 30 897), heb ik u toegezegd de Kamer op 3 punten nader te informeren. Via deze brief doe ik deze toezegging gestand en informeer ik u over 1) de manier waarop deze verplichting in een ministeriële regeling wordt uitgewerkt, 2) de wijze waarop passagiers worden geïnformeerd over het verstrekken van passagiersgegevens door de vervoerder aan de ambtenaar die belast is met de grensbewaking en 3) de evaluatie van de richtlijn.

Ministeriële regeling

In het Voorschrift Vreemdelingen zal worden aangegeven op welke wijze de luchtvervoerders de in artikel 2.2a, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit de opgesomde passagiersgegevens aan de ambtenaar die belast is met de grensbewaking (Koninklijke Marechaussee) zal verstrekken. Die verstrekking kan geschieden via een geautomatiseerd systeem, een beveiligde internetverbinding of een ander beveiligd elektronisch netwerk. De ambtenaar die de vordering tot het verzamelen en verstrekken geeft, schrijft de specifieke wijze van elektronische verstrekking voor. Hierbij zij opgemerkt dat op het verzamelen en verstrekken van de passagiersgegevens in het kader van de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit, de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing is. Uit artikel 13 van de Wbp volgt, dat de verantwoordelijke partij technische én organisatorische maatregelen neemt om de persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of enige vorm van onrechtmatige verwerking. Verantwoordelijke partijen in deze zijn de (lucht)vervoerder die gegevens verzamelt en verstrekt, en de ambtenaar die de passagiersgegevens ontvangt. Bij de elektronische verstrekking dient gewaarborgd te zijn dat de verstrekte passagiersgegevens niet door onbevoegden kunnen worden onderschept of worden ingezien. De gevallen waarin passagiersgegevens kunnen worden gevorderd zullen vooralsnog worden aangegeven in beleidsregels. In de Vreemdelingencirculaire zal worden neergelegd dat passagiersgegevens in beginsel enkel gevorderd worden indien op basis van ervaringsgegevens of risicoanalyses aanwijzingen bestaan, dat er ten aanzien van een bepaalde luchthaven, vluchtroute of vervoerder een verhoogd risico voor illegale immigratie bestaat. De ambtenaar die belast is met de grensbewaking kan de vordering baseren op eigen informatie, als op informatie van immigratiemedewerkers in het buitenland (IND) en buitenlandse grensbewakingsautoriteiten.

Informatieverstrekking aan passagiers

De luchtvervoerder (luchtvaartmaatschappij) informeert de passagier over het doel van het verzamelen van de gegevens: het tegengaan van illegale immigratie door middel van betere grenscontroles. Zij laat de passagier weten welke gegevens worden verzameld, aan wie de gegevens worden verstrekt (de Nederlandse grensbewakingsautoriteiten), en meldt de passagier dat deze het recht heeft om de gegevens in te zien en indien nodig om correctie van onjuiste gegevens kan verzoeken.

Teneinde de passagiers te informeren kunnen de luchtvaartmaatschappijen gebruik maken van communicatiemiddelen als internet (website, internetcheck-in, reserveringssite) en folders. Het feit dat passagiersinformatie kan worden verstrekt aan de grensbewakingsautoriteiten zal voor luchtvaartmaatschappijen aanleiding zijn om hierover bepalingen in de vervoersvoorwaarden op te nemen.

Evaluatie

Over uiterlijk vijf jaar wordt de richtlijn geëvalueerd. De uitkomsten en mogelijke wijzigingen in de regelgeving zullen worden voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens en, voor zover dat tot wijziging van de wet of het besluit zal leiden, aan de Raad van State.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven