Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30896 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30896 nr. 8 |
Ontvangen 4 juli 2007
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1.1 wordt «bestuurdersattest: als bedoeld in de marktverordening» vervangen door: bestuurdersattest: als bedoeld in de marktverordening voor het wegvervoer.
2. Artikel 2.2 komt te luiden:
Bij regeling van Onze Minister kan, met inachtneming van de overgangsbepalingen van een verdrag betreffende de toetreding van een of meer staten tot de Europese Unie, in afwijking van de cabotageverordening voor het wegvervoer of van de marktverordening van het wegvervoer, het in Nederland verrichten van binnenlands beroepsvervoer onderscheidenlijk grensoverschrijdend beroepsvervoer, door een vervoerder uit een bovenbedoelde lidstaat verboden worden.
3. Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid onderdeel a vervalt «en permanent».
b. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a, hij voldoet aan de eisen van financiële draagkracht;
4. Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, wordt «bedoeld in artikel 2.8, eerste en tweede lid» vervangen door: bedoeld in artikel 2.8, eerste onderscheidenlijk tweede lid.
b. Het derde lid komt te luiden:
3. De NIWO kan een vervoerder die een natuurlijk persoon is en niet voldoet aan de eis van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, toegang tot het beroep van beroepsvervoerder verlenen en machtigen tot het verrichten van binnenlands en grensoverschrijdend beroepsvervoer en behoeve van de definitieve voortzetting van vervoeractiviteiten, indien hij:
a. permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan de vervoeractiviteiten;
b. beschikt over tien jaar ervaring in de leiding van de vervoeractiviteiten van een vervoerder waaraan een communautaire vergunning dan wel een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet goederenvervoer over de weg is verleend, en
c. ten minste drie jaar ervaring heeft in de leiding van de voort te zetten vervoeractiviteiten.
c. In het vierde lid wordt «en de machtiging tot het binnenlands en grensoverschrijdend beroepsvervoer» vervangen door: en de machtiging tot het verrichten van binnenlands en grensoverschrijdend beroepsvervoer.
5. Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid komt te luiden:
2. De artikelen 29, 30, tweede lid, 32, 33, 34 tot en met 38 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en het krachtens artikel 30, derde lid, van die wet bepaalde zijn van overeenkomstige toepassing op de afgifte van de integriteitsverklaring beroepsvervoer, met dien verstande dat Onze Minister van Justitie de afgifte van die verklaring tevens weigert indien bij rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat:
a. de aanvrager de geldende voorschriften inzake de financiële arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen, of
b. een rechtspersoon, terwijl de aanvrager een permanent en daadwerkelijk leidinggevende was, de geldende voorschriften inzake de financiële arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen.
b. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot zesde tot en met tiende lid worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Onze Minister van Justitie geeft in afwijking van het tweede lid, de afgifte van de integriteitsverklaring beroepsvervoer af, indien:
a. de niet-nakoming van de geldende voorschriften inzake de financiële arbeidsvoorwaarden indien herhaald, gelet op de overige omstandigheden van het geval, niet aan een behoorlijke uitoefening van de taak als beroepsvervoerder onderscheidenlijk als permanent en daadwerkelijk leidinggevende in de weg zal staan,
b. de rechterlijke uitspraak, bedoeld in het tweede lid, is vernietigd.
4. De griffier van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie verstrekt aan Onze Minister van Justitie een afschrift van een uitspraak als bedoeld in het tweede lid onderscheidenlijk in het derde lid, onderdeel b.
5. Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen nadere regels worden gegeven voor de verstrekking van het afschrift, bedoeld in het vierde lid.
c. In het negende lid (nieuw), vervalt «(of de NIWO)».
6. In artikel 3.6 wordt «als bedoeld in artikel 2.9» vervangen door: als bedoeld in artikel 2.9,.
7. In artikel 4.6, achtste lid, wordt «de besluiten tot vaststellingen van de tarieven van de vergoedingen» vervangen door: de besluiten tot vaststelling van de tarieven van de vergoedingen.
8. Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 7.1, vierde lid, wordt «indien de vervoerder geen rechtspersoon is» vervangen door: indien de vervoerder een rechtspersoon is.
b. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Het krachtens artikel 2.8, vierde lid, met betrekking tot de eis van financiële draagkracht bepaalde, artikel 2.10, het krachtens artikel 2.10, derde lid, bepaalde en het krachtens artikel 30, derde lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens bepaalde, zijn van overeenkomstige toepassing op de vergunning, bedoeld in het eerste lid.
c. Het zesde lid komt te luiden:
6. Het bij of krachtens artikel 21, eerste, of tweede lid, van het Besluit goederenvervoer over de weg, bepaalde zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, is van overeenkomstige toepassing.
9. Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «bedoeld in artikel 7.1, derde tot en met vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 7.1, derde, vijfde en zesde lid onderscheidenlijk vierde tot en met zesde lid.
b. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «bedoeld in artikel 7.1, derde en vierde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 7.1, derde en zesde lid onderscheidenlijk vierde en zesde lid.
c. In het vijfde lid wordt «bedoeld in artikel 7.1, derde tot en met het vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 7.1, derde, vijfde en zesde lid onderscheidenlijk vierde tot en met zesde lid.
10. Artikel 8.3 wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «(Kamerstukken II 2002/03, 28 746, nr 1–2)» vervangen door: (28 746).
b. In onderdeel A wordt «Vervoerder» vervangen door: vervoerder.
11. Na artikel 8.4 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
In artikel 124, tweede lid, van de Spoorwegwet wordt «1 januari 2008» vervangen door: 1 januari 2010.
1. De definitie van bestuurdersattest bevatte ten onrechte een verwijzing naar de marktverordening in plaats van naar de marktverordening voor het wegvervoer. De voorgestelde wijziging neemt deze misslag weg.
2. De toetredingsverdragen van een of meer staten tot de Europese Unie (hierna: EU) bevatten vaak tijdelijke verboden voor het verrichten van binnenlands of van grensoverschrijdend beroepsvervoer door:
vervoerders uit de bovenbedoelde lidstaten in de andere lidstaten van de EU, en
vervoerders uit de andere lidstaten van de EU in de bovenbedoelde lidstaten.
Er gelden thans tijdelijke verboden voor het binnenlands beroepsvervoer met betrekking tot Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Tsjechië. Het verbod op basis van wederkerigheid voor het verrichten van binnenlands beroepsvervoer, is een afwijking van de cabotageverordening voor het wegvervoer. Het is in de toekomst mogelijk dat een toekomstig toetredingsverdrag beperkingen zal bevatten op het gebied van het grensoverschrijdend beroepsvervoer die afwijken van de marktverordening voor het wegvervoer.
De voorgestelde wijziging van artikel 2.2 brengt tot uitdrukking dat bij ministeriële regeling binnen de ruimte van toetredingsverdragen, verboden kunnen worden vastgesteld voor het verrichten van beroepsvervoer in Nederland door een in een nieuwe lidstaat van de EU gevestigde vervoerder, die afwijken van de cabotageverordening voor het wegvervoer of van de marktverordening voor het wegvervoer.
Nederland kan met een nieuwe lidstaat of bilaterale wijze overeenkomen om op basis van wederkerigheid de tijdelijke verboden eerder dan op grond van het desbetreffende toetredingsverdrag verplicht is, op te heffen. De krachtens het voorgestelde artikel 2.2 vastgestelde ministeriële regeling zal na implementatie van een dergelijke overeenkomst geen verboden bevatten met betrekking tot een in die lidstaat gevestigde vervoerder, die afwijken van de cabotageverordening voor het wegvervoer onderscheidenlijk van de marktverordening voor het wegvervoer.
3. De wijziging van het voorgestelde artikel 2.8, eerste lid, corrigeert een redactionele oneffenheid.
De wijziging van het voorgestelde artikel 2.8, tweede lid, brengt de eisen van betrouwbaarheid voor een vervoerder die een rechtspersoon is, beter in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 96/26/EG. De rechtspersoon voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid indien de natuurlijke personen die permanent en daadwerkelijk leiding geven aan de vervoeractiviteiten, betrouwbaar zijn.
4. De wijziging in het eerste lid van het voorgestelde artikel 2.9 maakt duidelijk dat het gaat om de eisen van betrouwbaarheid en vakbekwaamheid voor een vervoerder die een natuurlijk persoon is of voor een vervoerder die een rechtspersoon is. De wijziging van De wijziging in het derde lid van het voorgestelde artikel 2.9, derde lid, neemt een onjuiste verwijzing weg en corrigeert twee redactionele oneffenheden.
De wijziging van het vierde lid van het voorgestelde artikel 2.9, neemt een redactionele missslag weg. De machtiging heeft betrekking op het verrichten van binnenlands of grensoverschrijdend beroepsvervoer.
5. De wijziging van het tweede lid van het voorgestelde artikel 2.10 hangt samen met de wijziging van het tweede lid van het voorgestelde artikel 2.8. De rechtspersoon voldoet aan de eis van betrouwbaarheid indien de natuurlijke personen die leiding geven aan vervoeractiviteiten betrouwbaar zijn. De aanvrager die leidinggevende was terwijl de rechtspersoon de geldende voorschriften inzake financiële arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen, is niet betrouwbaar. De niet-nakoming moet dan wel bij rechterlijke uitspraak zijn vastgesteld.
De niet-nakoming van de geldende voorschriften inzake financiële arbeidsvoorwaarden belemmert in het geval van recidive een behoorlijke taakuitoefening als beroepsvervoerder respectievelijk als leidinggevende van vervoeractiviteiten. Onze Minister van Justitie weigert ingevolge het nieuwe derde lid, onderdeel a, behoudens bijzondere omstandigheden, de afgifte van de integriteitsverklaring beroepsvervoer.
Op basis van het nieuwe derde lid, onderdeel b, geeft de Minister van Justitie de integriteitsverklaring beroepsvervoer af, indien de rechterlijke uitspraak waarbij de niet-nakoming is vastgesteld, in hoger beroep of in cassatieberoep is vernietigd. Er heeft dan rehabilitatie of een andere maatregel van gelijk effect plaatsgevonden in de zin van artikel 3, tweede lid, van richtlijn 96/26/EG.
De griffiers van een rechtbank, een gerechtshof en van de Hoge Raad dienen ingevolge het vierde lid, van het voorgestelde artikel 2.10, aan de Minister van Justitie een afschrift te verstrekken van de voor de afgifte van de integriteitsverklaring beroepsvervoer relevante civielrechtelijke vonnissen en arresten. De Minister van Justitie gebruikt de afschriften bij zijn beslissing op de aanvraag voor een integriteitsverklaring beroepsvervoer.
Op basis van de wijziging van het voorgestelde artikel 2.10, zesde lid, berust de verplichting om mededeling te doen van een gelijkstelling in de Staatscourant alleen op de minister en niet op de NIWO.
6. In het voorgestelde artikel 3.6 is een additionele komma ingevoegd.
7. Het gaat op basis van het gewijzigde achtste lid van het voorgestelde artikel 4.6, om besluiten tot vaststelling van de tarieven van de vergoedingen in plaats van besluiten tot vaststellingen van de tarieven van de vergoedingen.
8. De wijziging van het vierde lid van het voorgestelde artikel 7.1 maakt duidelijk dat het in dat artikellid gaat om de onderzoeksplicht van de NIWO voor een vervoerder die een rechtspersoon is.
Het gewijzigde vijfde lid van het voorgestelde artikel 7.1 maakt duidelijk dat de eis van betrouwbaarheid voor een vergunning als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, overeenkomst met die van de communautaire vergunning. Het vijfde lid van het voorgestelde artikel 7.1 is op deze wijze beter in overeenstemming gebracht met paragraaf 14 van het algemeen deel van de memorie van toelichting.
Het zesde lid bevatte in strijd met AR 78 van de Aanwijzingen voor de regelgeving een verwijzing naar een met name genoemde lagere regeling. Het gewijzigde zesde lid van het voorgestelde artikel 7.1 bevat een verwijzing naar artikel 21, eerste en tweede lid, van het BGW, en naar de daarop gebaseerde lagere regelgeving.
9. De voorgestelde wijzigingen in artikel 7.2 corrigeren een aantal verwijzingen. De eisen van betrouwbaarheid, financiële draagkracht en van vakbekwaamheid zijn indien de vervoerder een natuurlijk persoon is neergelegd in artikel 7.1, derde, vijfde en zesde lid en indien de vervoerder een rechtspersoon is in artikel 7.1, vierde tot en met zesde lid. De eisen van bekwaamheid zijn indien de vervoerder een natuurlijk persoon is, neergelegd in het derde en zesde lid en indien de vervoerder een rechtspersoon is, in het vierde en zesde lid, van het voorgestelde artikel 7.1.
10. Bij de aanhaling van een voorstel van wet kan worden volstaan met vermelding van het opschrift en het kamerstuknummer. De aanhef van artikel 8.3 is hiermee in overeenstemming gebracht. In het onderhavige voorstel van wet wordt de term «vervoerder» in plaats van «Vervoerder» gebruikt, artikel 8.3, onderdeel A, is hieraan aangepast.
11. Voorgesteld wordt om de in artikel 124, tweede lid, van de Spoorwegwet opgenomen datum te veranderen van 1 januari 2008 in 1 januari 2010. Op grond van dat lid kunnen stamlijnen (lijnen die meerdere ondernemingen in industrieterreinen of in havengebieden ontsluiten) worden aangewezen als hoofdspoorweg. Die lijnen voldoen echter niet volledig aan de eisen die de Spoorweg stelt aan de bebouwing rond hoofdspoorwegen. Die wet kent wel de mogelijkheid om van een deel van die eisen ontheffing te verlenen. Daaraan zijn echter veel administratieve lasten en beheerlasten verbonden. Het is dan ook wenselijk om voor stamlijnen een omgevingsregime te hanteren dat meer aansluit bij de bestaande praktijk. Daarvoor moet de Spoorwegwet worden aangepast.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30896-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.