30 888
Wijziging van de Havenbeveiligingswet ter implementatie van richtlijn nr. 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens (PbEU L 310) en ter nadere uitvoering van verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PbEU L 129)

nr. 4
NADER RAPPORT

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)

Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 20 november 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 augustus 2006, nr. 06.002730, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 september 2006, nr. W09.06.0341/V, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen.

Met de redactionele kanttekening van de Raad1 is rekening gehouden door invoeging in het voorstel van wet, onder verlettering van Artikel I, onderdeel D tot en met E, in E tot en met F, van een nieuw onderdeel D, waarin in artikel 2, eerste lid, van de Havenbeveiligingswet «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» wordt vervangen door:

Onze Minister van Justitie. De lettering in het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting werd hiermee in overeenstemming gebracht.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt in het voorstel van wet en in de memorie van toelichting nog een klein aantal redactionele verbeteringen aan te brengen.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt in het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting de volgende inhoudelijke wijzigingen aan te brengen:

a. De wijziging in Artikel I van het voorstel van wet wordt in een nieuw onderdeel D toegelicht;

b. In het nieuwe onderdeel F wordt nog toegelicht dat de burgemeester als bevoegd gezag voor de uitvoering van artikel 7, eerste, derde en vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PbEU L 129) de bevoegdheid krijgt aan een schip vrijstelling te verlenen van de verplichting voordat het de desbetreffende haven aandoet, de inlichtingen te verschaffen die zijn voorgeschreven in onderdeel 2.1 van Voorschrift 9 van Bijlage I van die Verordening.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van verkeer en waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

De redactionele kanttekening luidt: In het wetsvoorstel een onderdeel opnemen dat artikel 2 van de Havenbeveiligingswet aanpast aan het voorgestelde artikel 12, waarin de verantwoordelijkheid voor wijziging van het veiligheidsniveau wordt gelegd bij de Minister van Justitie.

Naar boven