nr. 4
NADER RAPPORT
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 20 november 2006, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 augustus
2006, nr. 06.002730, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 21 september 2006, nr. W09.06.0341/V, bied
ik U hierbij aan.
De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen.
Met de redactionele kanttekening van de Raad1
is rekening gehouden door invoeging in het voorstel van wet, onder verlettering
van Artikel I, onderdeel D tot en met E, in E tot en met F, van een nieuw
onderdeel D, waarin in artikel 2, eerste lid, van de Havenbeveiligingswet «Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» wordt vervangen
door:
Onze Minister van Justitie. De lettering in het artikelsgewijze deel van
de memorie van toelichting werd hiermee in overeenstemming gebracht.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt in het voorstel van wet en in de
memorie van toelichting nog een klein aantal redactionele verbeteringen aan
te brengen.
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt in het artikelsgewijze deel
van de memorie van toelichting de volgende inhoudelijke wijzigingen aan te
brengen:
a. De wijziging in Artikel I van het voorstel van wet wordt in een
nieuw onderdeel D toegelicht;
b. In het nieuwe onderdeel F wordt nog toegelicht dat de burgemeester
als bevoegd gezag voor de uitvoering van artikel 7, eerste, derde en vijfde
lid, van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en
de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de verbetering
van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PbEU L 129) de bevoegdheid
krijgt aan een schip vrijstelling te verlenen van de verplichting voordat
het de desbetreffende haven aandoet, de inlichtingen te verschaffen die zijn voorgeschreven in onderdeel 2.1 van Voorschrift 9 van Bijlage I van
die Verordening.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van verkeer en waterstaat,
K. M. H. Peijs