30 885 VIII
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2006 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 december 2006

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Aptroot

De adjunct-griffier van de commissie

Boeve

1

Waarom wordt het budget voor Cultuur en Ruimte verhoogd met € 1 575 000? Op welke wijze wordt dit bedrag aangewend?

Het budget voor Cultuur en Ruimte wordt bekostigd door de ministeries VROM, LNV en OCW. Hierbij verlopen de uitgaven van het Projectbureau Belvedere via OCW en de uitgaven van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het Investeringsbudget Landelijk Gebied via LNV.

De verhoging van het budget voor Cultuur en Ruimte met € 1,57 miljoen betreft twee mutaties. Een opboeking van ca. € 2,4 miljoen van VROM en een afboeking van ca. € 0,8 miljoen naar LNV.

2

Hoeveel ruimte is er in het budget van het primair onderwijs (po), het voortgezet onderwijs (vo), de beroeps- en volwasseneducatie (bve) en het hoger onderwijs (ho) over?

Er is geen sprake van ruimte die over is. In de 2e suppletoire begroting zijn de begrote uitgaven geactualiseerd naar de stand Najaarsnota op grond van de op dat moment bekende inzichten.

3

Waarom zijn de conclusies uit de rapportage «Onderzoek naar de achterstand van het monumentenstelsel» niet reeds betrokken bij de Najaarsnota? Hoe verhoudt het nu vrijgemaakte bedrag van € 140 miljoen zich tot de restauratiebehoefte, zoals die in de genoemde rapportage is vastgesteld?

In het rapport «Onderzoek naar de achterstanden in de monumentenzorg» is becijferd dat op dit moment 17% van de monumenten nog restauratie behoeft. Bij de start van het programma «Monumenten in de steigers» in 1994 had ruim 30% van de monumenten restauratie nodig. Sindsdien is als doel gesteld om de restauratie achterstand terug te brengen tot 10% van het bestand. Met de nu beschikbare € 140 miljoen kan de doelstelling van 10% in belangrijke mate gehaald worden. Daarnaast is voor de monumentenzorg jaarlijks een restauratie en instandhoudingsbudget van € 42 miljoen beschikbaar De inzichten uit het rapport zullen bij de komende herziening van het monumentenstelsel worden meegenomen.

4

Kan gespecificeerd worden waaruit de post «nominaal en onvoorzien» van € 1 244 000 bestaat?

Het betreft hier de nog niet uitgedeelde loonbijstelling tranche 2006.

5

Kan de achtergrond van en de reden voor de kasschuif po/vo voor de versnelde uitbetaling van de interimvergoeding ziektekosten voor het onderwijspersoneel worden toegelicht?

Door de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel is de vergoeding ziektekosten voor het onderwijs- en rijkspersoneel (ZKOO) van in totaal € 396,1 miljoen, die altijd met enkele maanden vertraging werd uitgekeerd, versneld uitbetaald. In 2005 ging het om een bedrag van € 326,9 miljoen. In 2006 is als gevolg van de bekostigingssystematiek van de sectoren primair en voortgezet onderwijs alsnog € 66,5 miljoen betaald. (primair onderwijs € 65 miljoen en voortgezet onderwijs € 1,5 miljoen).

6

Is de verhoging van € 13,5 miljoen voor «rugzakleerlingen» en ambulante begeleiding dekkend? Hoeveel leerlingen zijn er meer ingestroomd dan eerder geraamd? Hoe groot is de geraamde instroom van het aantal leerlingen met een rugzak en ambulante begeleiding voor 2007? Is daarvoor voldoende budget beschikbaar?

De verhoging van het budget met € 13,5 miljoen is gebaseerd op de financiële gegevens over de uitputting van de rugzakbekostiging en de bekostiging van ambulante begeleiding van rugzakleerlingen (inclusief de bekostiging van leerlingen uit het experiment «gewoon Anders» in Almere) die bekend waren bij het opstellen van de bijdrage van artikel 1 aan de Najaarsnota. Het bedrag van € 13,5 miljoen komt ruwweg overeen met een verhoging van het aantal bekostigde rugzakleerlingen met ca 1000 en van het aantal ambulant begeleide rugzakleerlingen met ca 2000. Naar het zich inmiddels laat aanzien zal de totale overschrijding iets hoger uitvallen. In het kader van de slotwet zal ik u hierover op basis van de definitieve bekostigingscijfers over 2006 nader rapporteren.

Voor 2007 is in de begroting rekening gehouden met ca 24 600 bekostigde leerlingen die een rugzak en ambulante begeleiding ontvangen. In het voorjaar zal de leerlingenraming geactualiseerd worden.

7

Kan de mutatie van € 6,5 miljoen van de uitvoeringskosten van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) nader toegelicht worden?

Het betreft een mutatie op het begrotingsonderdeel voor «programmakosten overig, IBG» in de Rijksbegroting OCW 2006 (pagina 23) waar ook het budget voor de uitvoeringskosten voor het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) is ondergebracht. Het gaat hier om de uitvoeringskosten voor de werkloosheiduitkeringen die door het UWV worden uitgevoerd. De belangrijkste oorzaak is een lagere dan verwachte instroom van I/D-werknemers in de werkloosheid (€ 6,8 miljoen); daarnaast was er sprake van diverse meerkosten van ca 0,3 miljoen. Per saldo was er een meevaller van € 6,5 miljoen.

8

Is het aandeel van de taakstelling, voortvloeiende uit de moties ingediend tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, evenredig verdeeld over de begrotingsartikelen? Zo ja, waarom?

De verdeling van de prijsbijstelling tranche 2006 is als volgt opgebouwd. Ten eerste is de juridisch verplichte prijsbijstelling uitbetaald. Vervolgens is de taakstelling voortvloeiend uit de Algemene Politieke Beschouwingen verrekend met de resterende prijsbijstelling tranche 2006. Tenslotte is het restant van deze prijsbijstelling naar rato verdeeld over de begrotingsartikelen.

9

Waarom zijn de personele lasten hoger dan de raming van € 34 miljoen?

De ontwikkeling van de personele uitgaven in het Primair Onderwijs ligt hoger dan geraamd. Op basis van de huidige inzichten is dit voor € 34 miljoen toe te schrijven aan een hogere gemiddelde personele last. Deze afwijking is met name het gevolg van van hogere werkgeverslasten (o.m. pensioenpremie) dan geraamd.

10

Kan worden aangeven wat de ontwikkeling van een nieuwe informatiearchitectuur bij de Centrale Financiële Instellingen (CFI) precies inhoudt en kan het bedrag van € 2,6 miljoen worden onderbouwd?

Met de invoering van lumpsumbekostiging in het Primair Onderwijs is ervoor gekozen om de informatie infrastructuur bij de Centrale Financiële Instellingen te herbouwen (Service gericht uitvoeren). De werkzaamheden beogen een verlaging van de administratieve lasten voor instellingen en het bereikbaar maken van informatie voor instellingen, beleidsmakers en toezichthouders (waaronder bv. de medezeggenschapsraad). De aanpassingen van de oorspronkelijke plannen, bv. door ontwikkelingen op het toezichtbeleid, en complexiteit van de werkzaamheden hebben er toe geleid dat meer tijd en geld nodig is dan voorzien.

11

Wat betekent de kasschuif voor de tijdsplanning van de invoering van het onderwijsnummer?

De kasschuif sluit aan op de op dat moment geplande invoeringsfase 2006 t/m 2008.

Met deze kasschuif worden middelen die in 2007 tot en met 2009 beschikbaar waren naar voren gehaald ten behoeve van de invoeringsperiode 2006 t/m 2008.

12

Hangt de lagere werkloosheid van I/D-werknemers (In- en Doorstroom) samen met het feit dat hun banen minder snel worden afgebroken dan geraamd? In hoeverre hangt de lagere werkeloosheid samen met een groei van de uitstroom naar reguliere banen?

Volgens een onderzoeksrapport van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) waren er eind 2004 nog ruim 6300 ID-ers werkzaam in het PO. Op dat moment was de verwachting dat er als gevolg van de verminderde subsidie aan gemeenten in de periode 2005–2006 mogelijk ca 4800 I/D-werknemers ontslagen zouden worden. In 2005 en ook in augustus 2006 hebben er inderdaad ontslagen plaatsgevonden maar de grote ontslaggolf is uitgebleven. De belangrijkste oorzaak van deze meevallende ontwikkeling moet worden gezocht in initiatieven van gemeenten en onderwijsinstellingen waarbij veel ID-banen voor de onderwijssector tijdelijk dan wel structureel behouden bleven. Voor de nabije toekomst kan de landelijk uitrol van het project «van werk naar werk» van het Participatiefonds en het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsarbeidsmarkt (SBO), dat in augustus van start ging ook het nodige behoud van banen opleveren.

Er is echter geen structurele informatie beschikbaar over de bestemming van ontslagen voormalig ID-werknemers die niet werkloos worden na hun ontslag.

13

Blijven de middelen die niet zijn besteed aan de doelstellingen ZMOK-plaatsen (Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen) evenals de middelen voor de regeling Dagarrangementen en Combinatiefuncties, in 2007 beschikbaar voor deze doelstellingen?

De niet bestede middelen voor ZMOK-plaatsen en voor de regeling Dagarrangementen en Combinatiefuncties zijn niet beschikbaar voor deze doelstellingen.

14

Wat is de verklaring voor het feit dat het bij gemeenten teruggevorderde bedrag voor het gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid en de regeling exceptionele toename asielzoekers € 3,7 miljoen hoger uitvalt dan geraamd?

De reden van de ontvangstenrealisatie is dat gemeenten niet tijdig beleid op deze terreinen hebben gerealiseerd, en in vorige jaren verstrekte maar niet bestede gelden derhalve worden teruggevorderd. De omvang hiervan valt van te voren niet nauwkeurig te ramen, vandaar dat de realisatie kan afwijken.

De € 3,7 miljoen extra ontvangsten zijn opgebouwd uit: € 1,8 miljoen op OALT (onderwijs allochtoon levende talen), € 1,3 miljoen op gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA) en exceptionele toename asielzoekers en € 0,6 miljoen overig.

15

Wat betekent de verlaging met € 2,3 miljoen bij de ontwikkeling van het registratiesysteem voortijdig schoolverlaten bij de IB-Groep voor het tempo waarin deze registratie op orde komt?

De verlaging van het budget zorgt niet voor een vertraging. Het sluitend maken van de registratieketen voor VSV heeft prioriteit. Het Expertise Centrum (HEC) heeft de haalbaarheid getoetst van de inrichting van één registratieloket voor absoluut en relatief verzuim met gebruikmaking van het onderwijsnummer. Hiermee wordt een sluitende keten mogelijk. Zeer recent heeft HEC het onderzoek afgerond met als conclusie dat één registratieloket onder condities haalbaar is. Een gefaseerde invoering wordt geadviseerd. Het voornemen is te starten met een pilot om het concept in de praktijk te toetsen. Dit gebeurt in relatie tot een sluitende informatie- en registratieketen. Over de verdere aanpak en implementatie ontvangt u begin 2007 een brief.

De uitwisseling van VSV informatie tussen gemeenten en IB-Groep is overigens al in gang gezet. De zogenoemde IBG-pilot was succesvol en wordt in 2007 stapsgewijs uitgerold. De middelen hiervoor zijn gedekt.

16

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de samenstelling van de desaldering van € 18,8 miljoen in verband met de financiering van de regeling praktijkgerichte leeromgeving vmbo en praktijkonderwijs en uitvoeringskosten huisvesting brede school? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de € 9 miljoen waarvan sprake was in uw brief d.d. 24 mei 2006 (Kamerstuk 30 300 VIII, nr. 235)?

In de brief van 24 mei 2006 is melding gemaakt van een wijziging van de bovengenoemde regeling die het gevolg was van de uitvoering (inventarisatie van de aanvragen) van de regeling. Voor twee onderdelen was een apart plafondbudget opgenomen. Binnen het beschikbare bedrag van de regeling zijn toen twee bedragen aangepast: het budgetplafond voor de standaardbijdrage is verlaagd met € 9 miljoen en het budgetplafond voor de extra bijdrage is verhoogd met € 9 miljoen.

In de loop van 2006 zijn vervolgens de aanvragen behandeld. Daarbij is het beroep op de regeling vooralsnog iets lager dan aanvankelijk was verwacht. Een bedrag van € 18,8 miljoen schuift door naar 2007.

17

Kan verklaard worden waarom het budget voor voortijdig schoolverlaten is verlaagd met € 4 567 000?

Op de IBG-route blijven in 2006 middelen over. Deze gelden zijn voor een deel weer herbestemd voor andere VSV activiteiten waaronder het afsluiten van drie extra convenanten met gemeenten om het aantal VSV-ers terug te brengen.

18

Kan worden aangegeven wat de achtergrond is van de verlaging van € 986 000 voor gehandicapten, in het kader van «meedoen in de samenleving»?

In het kader van Leerling Gebonden Financiering (LGF) zijn er bewegingen geweest waardoor het bedrag gedaald is. De eerste is de overboeking naar het ministerie van LNV ter financiering van de AOC (€ 338 000). De tweede beweging is de overboeking naar primair onderwijs in het kader van de indicatiestelling voor de gehandicapten (€ 548 000). Dit loopt via de directie primair onderwijs. De derde overboeking betreft uitvoeringskosten Cfi ad € 100 000. Deze overboeking hebben allemaal te maken met de invoering van LGF.

19

Kan de bijstelling van zorgopleidingen in het hoger onderwijs van € 1 044 000 nader worden toegelicht?

De bijstelling van € 1,0 miljoen heeft met name betrekking op een toewijzing aan de Universiteit van Tilburg voor medische psychologie (€ 0,3 miljoen), een toewijzing aan de Technische Universiteit Eindhoven voor medical engineering (€ 0,5 miljoen) en de kosten voor de Commissie innovatie mondzorg (€ 0,1 miljoen).

Omdat deze middelen om financieel technische redenen zijn toegevoegd aan het onderdeel «Toerusting van instellingen voor het verzorgen van hoger onderwijs en onderzoek» is het onderdeel «Zorgopleidingen in het hoger onderwijs» verlaagd.

20

Kan de neerwaartse bijstelling van € 5 721 000 op het terrein van «meer onderzoekers van meer kwaliteit door verbeteren en aantrekkelijker maken van onderzoekersopleidingen» nader worden toegelicht?

Van de bijstelling van € 5,7 miljoen heeft € 2,7 miljoen betrekking op de dekking van de moties uit de Algemene Politieke Beschouwingen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, Kamerstuk 30 300 VIII, nr. 165, pagina 4). De resterende € 3,0 miljoen is ingezet in het kader van de (onderzoeks)bekostiging van de «drie jonge universiteiten» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 143 en Staatsblad 2005, nr. 671, paragraaf 2.2).

Deze bijstellingen zijn in de 1e suppletoire begroting 2006 abusievelijk verwerkt op het onderdeel «Toerusting van instellingen voor het verzorgen van hoger onderwijs en onderzoek» in plaats van op het onderdeel «Onderzoeksmasters in het wetenschappelijk onderwijs». In deze 2e suppletoire begroting wordt dit gecorrigeerd.

21

Hoe kan de bijstelling uit de aanvullende posten ad € 55,2 miljoen bij het wetenschappelijk onderwijs worden verklaard?

De bijstelling uit de aanvullende post heeft betrekking op de loon- en prijsbijstelling 2006 (respectievelijk € 42,7 en € 12,5 miljoen); zie paragraaf 2.1.1 van de algemene toelichting.

22

Kunnen de extra uitgaven van € 33 000 voor ondersteuning van internationaal opererende organisaties in binnen- en buitenland nader verklaard worden?

Het betreft hier geen extra uitgaven, maar een verschuiving van middelen tussen de operationele doelstellingen «Stimuleren van Internationalisering in het onderwijs» en «Ondersteunen van internationaal opererende organisaties in binnen- en buitenland» voor de bijdrage 2006 aan het Europees Platform voor de Europese leeromgeving voor scholen (ELos).

23

Wat is de reden voor het achterblijven van aanvragen op regelingen en projecten, of een vertraging daarin, waardoor de begroting met € 5,9 miljoen neerwaarts is bijgesteld? Om welke regelingen en projecten gaat het precies?

De bijstellingen hebben betrekking op de regeling (academische) opleidingsschool en de projecten meerjaren personeelsplanning/bekwaamheidsdossiers, beroepsgroepen, maatwerk voor lerarenopleidingen en flankerend ziekteverzuim. Er zijn diverse redenen voor bijstelling:

• door het afsluiten van het convenant professionalisering en begeleiding van onderwijspersoneel zijn diverse projectactiviteiten bij de convenantpartijen komen te liggen;

• het inrichten van de kwalificatiestructuur voor de beroepsgroepen vergt meer voorbereidingstijd dan gedacht;

• aangevraagde projectsubsidies blijven achter bij de in de regeling vermelde maximumbedragen.

24

Hoeveel bèta-docenten binnen het vo zullen in aanmerking komen voor een onderzoeksplek in het hoger onderwijs? Hoe vindt de selectie plaats?

Binnen het hoger onderwijs worden 20 wetenschappelijke onderzoeksplekken gecreëerd voor eerstegraads docenten nu werkzaam binnen het voortgezet onderwijs. Bij de selectie van onderzoek geldt als uitdrukkelijk aandachtspunt de bruikbaarheid van onderzoek voor (de vernieuwing van) het onderwijs binnen het voortgezet onderwijs. Dit betekent in de praktijk dat het te verrichten onderzoek van duidelijk toepassingsgerichte aard zal moeten zijn zonder overigens hiermee afbreuk te doen aan het wetenschappelijke karakter. Met het oog op de bruikbaarheid van het onderzoek zal bij de selectie zoveel mogelijk worden aangesloten bij de thema’s die in de vijf vernieuwingscommissies voor de bètavakken naar voren zijn gebracht.

Het Platform Bèta Techniek neemt de coördinatie van het project op zich en bij de beoordeling van aanvragen en de voortgang zal een adviesraad van deskundigen van de NWO een rol spelen.

25

Waardoor wordt de vertraging veroorzaakt in het innovatieprogramma Kennisrotonde, onderdeel van Innovatie Balkenende II? Waarom is € 3 miljoen van het innovatieprogramma Kennisrotonde herbestemd voor het actieplan Verbonden met ICT? Wat is het effect hiervan op innovatieprogramma Kennisrotonde?

De doelstelling van het ict-innovatieprogramma Kennisrotonde is om kennis en ervaringen over ict-gerelateerde onderwijsvraagstukken op de schoolvloer te verspreiden en daar waar nodig nieuwe kennis binnen het onderwijs te ontwikkelen. Voor de ontwikkeling van nieuwe kennis kunnen scholen via een in te dienen projectplan aanspraak maken op middelen uit een stimuleringsregeling van Stichting Kennisnet Ict op School. De eerste oorzaak van de vertraging is dat het programma later dan gepland van start is gegaan. De tweede oorzaak is gelegen in de oorspronkelijke inrichting van het proces om van vraagstuk tot projectplan te komen. Dat proces bleek bij scholen langer te duren dan verwacht. Inmiddels is het programma dusdanig bijgestuurd dat het beter is gaan lopen. De herbestemming van € 3,0 miljoen betreft middelen die in 2006 voor de stimuleringsregeling gereserveerd waren. Stichting Kennisnet Ict op School beschikte door de vertraging nog over voldoende middelen, zodat nieuwe middelen in 2006 niet nodig waren. Over het actieplan Verbonden met ICT bent u onlangs geïnformeerd (25 733, nr. 110). In 2007 zal de Kennisrotonde worden gecontinueerd. Er zijn vooralsnog geen effecten, omdat de herbestemming en herschikking van middelen recht doet aan de langere doorlooptijd van het project.

26

Waarom is de IB-Groep niet in staat geweest om de systematiek van de AWIR (Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen) volledig te verwerken voor de toekenningen van de aanvullende studiebeurzen, met als gevolg een tegenvaller van € 11,5 miljoen? Welke maatregelen zijn er genomen om dit in de toekomst te voorkomen?

Per 1 januari 2006 is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) in werking getreden. Op grond van de Awir wordt in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) bij de vaststelling van de hoogte van de aanvullende beurs overgegaan van het zogeheten «gecorrigeerde verzamelinkomen» naar het (ongecorrigeerde) verzamelinkomen. Voor het totaal van de studerenden gebeurt dit budgettair neutraal. Omdat in individuele gevallen het afschaffen van de correcties voor- en nadelen kan hebben, is gekozen voor een afbouw in drie stappen (via de Aanpassingswet Awir). Deze afbouw heeft een zodanige ingewikkelde overgangsfase gecreëerd, dat de IB-Groep niet in staat is geweest deze in zijn geheel te kunnen uitvoeren. De IB-Groep heeft in 2006 een andere systematiek gehanteerd, die wel uitvoerbaar was.

27

Wat is de achtergrond van de verhoging van het budget voor het Nationaal Archief met € 521 000? Kan gespecificeerd worden voor welke doelen dit bedrag wordt ingezet?

Hieronder volgt een specificatie van de verhoging van het budget van het Nationaal Archief.

Voor loon- en prijsbijstelling is een bedrag van € 296 000 toegevoegd. Daarnaast hebben andere departementen bijgedragen in verband met het PIVOT project (Project Invoering Verkorte Overbrengingstermijn). Het verkorten van de overbrengingstermijn van archieven naar 20 jaar brengt meer werk voor het Nationaal Archief met zich mee. De bijdrage van andere departementen in de najaarsnota is € 180 000.

Verder is er nog sprake van twee kleinere posten; een bijdrage voor evaluatieonderzoek wetgeving van € 25 000 en een bijdrage voor juridische kosten van € 20 000.

28

Waarom wordt het budget voor het Verdrag van Malta en subsidies archeologie neerwaarts bijgesteld met € 8 miljoen?

Uitvoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (invoering Verdrag Malta) brengt een aantal taken met zich mee voor provincies en gemeenten. Met IPO en VNG ben ik overeengekomen de incidentele kosten welke voortvloeien uit deze taken in 2006 te vergoeden. Het betreft hier een bedrag van € 8 miljoen: € 3,5 miljoen is toegevoegd aan het Provinciefonds, € 4,5 miljoen aan het Gemeentefonds.

29

Kan gespecificeerd worden waarvoor de extra € 600 000 die het rijksvoorzieningenplan blinden- en slechtziendenbibliotheek krijgt toegewezen wordt ingezet?

De mutatie betreft de herziening van het meerjarig kader voor de blindenbibliotheken en de kasschuif die daarbij hoort.

Het doel van de herziening van het meerjarig kader is om het beleidsplan dat voor de blindenbibliotheken voor de periode 2006 t/m 2008 is opgesteld, en door de minister reeds met de Kamer is besproken, het benodigde financiële kader (peiljaar 2005) mee te geven van € 13,2 miljoen. Binnen dit kader kan de integratie van de bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden met het openbaar bibliotheekwerk zonder problemen verlopen. Deze mutatie is budgettair neutraal in meerjarig perspectief.

30

Kan specifiek worden aangegeven op welke wijze de € 140 miljoen ten behoeve van monumentenzorg zal worden aangewend? Welke criteria worden gehanteerd bij de verdeling? In hoeverre zal er binnen dit budget ook geld worden besteed aan restauratieachterstanden bij industrieel erfgoed? Wordt een bedrag gereserveerd voor de restauratie van monumentale orgels?

Zoals bij 3 is aangegeven, blijkt uit het onderzoek naar de achterstanden in de monumentenzorg dat er ruim 6 000 monumenten zijn met een restauratiebehoefte. In theorie zou dus voor € 2 miljard aan aanvragen kunnen worden ingediend. Om te voorkomen dat honderden eigenaren voor niets voor veel tijd en geld plannen maken, zijn criteria nodig om op een objectieve manier middelen in te zetten. Binnenkort informeer ik uw Kamer uitvoerig over de inzet van de € 140 miljoen. In het kort komt het erop neer dat € 27 miljoen wordt toegevoegd aan het Revolving Fund van het Nationaal Restauratiefonds. Daarmee kan volgens berekening van het NRF, tegemoet gekomen worden aan de restauratiebehoefte onder de ruim 37 000 woonhuismonumenten. Ik wil € 38 miljoen in 2007 beschikbaar stellen voor grote restauraties van meer dan € 4 miljoen subsidiabele kosten. Ik denk dan aan grote kerkgebouwen, industriële gebouwen, kastelen en vestingwerken. De resterende € 75 miljoen wil ik in 2007, 2008 en 2009 inzetten voor de kleinere monumenten. Daarbij heb ik speciale aandacht voor molens en boerderijen, waar de situatie volgens het rapport naar de achterstanden, het ergst is. Bij kerkrestauraties zijn in het recente verleden de orgels vaak buiten de uitvoering gebleven. Aangezien orgels intrinsiek onderdeel vormen van monumentale kerken, wil ik ook daar drie jaar lang extra geld voor inzetten zodat met de restauratie van het orgel, de totale restauratie wordt afgerond. Voor deze drie categorien (molens, boerderijen en orgels) wil ik drie jaar lang jaarlijks € 15 miljoen extra inzetten. De overige middelen worden per categorie ingezet. De RACM evalueert nu de ervaringen met de dit jaar gehanteerde onder- en bovengrenzen. De resultaten van die evaluatie worden in mijn brief aan de Kamer toegelicht.

Naast deze € 140 miljoen zal ook het reguliere budget van € 42 miljoen ten goede komen aan de monumenten.

31

Klopt het dat kerkgebouwen met een subsidiebedrag tussen de € 300 000 en € 900 000 bij de vorige ronde niet in aanmerking kwamen en vanaf  2009–2011 ook niet meer in aanmerking komen voor € 100 000 euro subsidiabele kosten per zes jaar, zoals de BRIM-norm luidt? Wordt van de extra € 140 miljoen een bedrag gereserveerd voor restauratie deze categorie kerkgebouwen?

Nee, dat klopt niet. In de vorige ronde zijn de onder- en bovengrens gesteld op € 1 miljoen en € 3 miljoen subsidiabele kosten. Dat betekent dat tussen de € 600 000 en € 2 miljoen aan subsidie kan worden verkregen.

Vanaf 2009 stromen kerkgebouwen in in het BRIM. Iedere kerk kan aanspraak maken op een subsidie op basis van € 100 000 subsidiabele kosten per zes jaar. Er is niets veranderd in het BRIM, ook niet voor de kerken.

Zoals ik in vraag 30 heb aangegeven, kunnen kerken meedingen naar subsidie zowel bij de grote restauraties als bij de overige categorieën.

Overigens blijkt uit het onderzoek naar de restauratie achterstanden dat de afgelopen jaren bij de kerken een grote inhaalslag heeft plaatsgevonden. Het percentage kerken met een restauratiebehoefte is relatief laag. Desondanks zullen er ook extra middelen ingezet worden voor deze belangrijke en beeldbepalende monumenten.

32

Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat het bedrag dat wordt uitgetrokken voor het Huis voor de Culturele Dialoog zoveel lager uitvalt dan was geadviseerd?

Het Huis voor de culturele dialoog (Kosmopolis) is dit jaar als landelijke pilot van start gegaan. Het in de Najaarsnota genoemde bedrag van € 1 miljoen heeft uitsluitend betrekking op het begrotingsjaar 2006. Het betreft hier dus geen wijziging ten opzichte van eerdere berichtgeving aan de Tweede Kamer met betrekking tot de voor het Huis vrijgemaakte middelen (TK 2005–2005, 28 989, nr. 36).

33

Wat was de eindopbrengst van de verkoop van het Nederlands Omroep Bedrijf (NOB) terzake alle bedrijfsonderdelen, inclusief onroerende zaken van het NOB en dividenden?

Het NOB is in onderdelen verkocht. De netto-opbrengst van al deze verkopen wordt in de vorm van dividend uitgekeerd aan de Nederlandse Staat als enig aandeelhouder tot een bedrag van € 70,3 miljoen. Dat wil zeggen na aftrek van kosten voor het privatiseringsproces in de jaren 1998 tot en met 2006 van € 2,5 miljoen en aftrek van herstructureringskosten, die nodig bleken voorafgaand aan de verkoop van de individuele bedrijfsonderdelen.

Achtereenvolgens hebben in 2005 en 2006 inmiddels uitkeringen aan de Staat van ieder € 20 miljoen plaatsgevonden. In 2007 is nog eens een uitkering van € 30 miljoen voorzien. In 2010 wordt het laatste bedrag uitgekeerd, na afloop van de garantietermijnen die aan de verschillende verkooptrajecten vastzitten.

Het restbedrag boven de € 70,3 miljoen valt toe aan de Algemene Omroepreserve. Op dit moment is nog niet precies te zeggen hoeveel dit is, maar zal naar verwachting tussen nihil en enkele miljoenen euro liggen.

34

Is er sprake van een meeropbrengst ten opzichte van de raming? Zo ja, wat gebeurt er met de meeropbrengst?

In de besluitvorming over de FES impuls 2006 zijn middelen beschikbaar zijn gesteld voor enkele OCW-projecten. In dat kader is totaal € 42,6 miljoen beschikbaar gesteld voor GATE en ITER en voor uitgaven aan LOFAR, dat onderdeel uitmaakt van de BSIK-regeling (zie ook de toelichting in de OCW-begroting 2007, pag. 21 en 167). In de 2e SW worden deze middelen verantwoord op de begroting van OCW voor het jaar 2006.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Blok (VVD), Slob (CU), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aptroot (VVD), fng. voorzitter, Smeets (PvdA), fng. ondervoorzitter, Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Dam (PvdA), Griffith (VVD), Donner (CDA), Schinkelshoek (CDA), Bosma (PVV), Dibi (GL), Vacature (D66), Vacature (SP), Vacature (SP), Vacature (SP) en Vacature (PvdD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Wolbert (PvdA), Vacature (SP), Ten Broeke (VVD), Ortega-Martijn (CU), Kalma (PvdA), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Van Bochove (CDA), Boekestijn (VVD), Eijsink (PvdA), Besselink (PvdA), Teeven (VVD), Roefs (PvdA), Zijlstra (VVD), Hessels (CDA), Biskop (CDA), Fritsma (PVV) en Azough (GL).

Naar boven