nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. ALGEMEEN
Aanleiding
Mensen die niet in staat zijn zelfstandig 100 meter aan een stuk te voet
te overbruggen komen in aanmerking voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart.
De gemeenten in Nederland voeren echter een verschillend beleid waar het gaat
om het parkeren door gehandicapten. In een aantal gemeenten, waaronder bijvoorbeeld
in Utrecht, Amsterdam, Groningen en Den Haag kan men met een gehandicaptenparkeerkaart
overal, dus ook bij parkeerplaatsen aan de meter, zonder te betalen parkeren.
In andere gemeenten moet men met een gehandicaptenparkeerkaart overal, ook
op officiële invalidenparkeerplaatsen, betalen. Een tussenvariant komt
voor in gemeenten waar men niet hoeft te betalen op voor gehandicapten gereserveerde
plaatsen, maar wel voor het parkeren bij de parkeermeter of parkeerautomaat.
Er bestaat in sommige gemeenten ook de tussenvariant waarbij een limiet
aan de tijdsduur voor het gratis parkeren met een gehandicaptenparkeerkaart
wordt gesteld.
Het verschil in beleid tussen gemeenten veroorzaakt veel onduidelijkheid
en belemmeringen voor de betrokkenen.
Indien men naar een andere gemeente gaat en daar wil parkeren, moet men
zich van te voren informeren over het gemeentelijk parkeerbeleid. Deze informatie
is niet altijd voorhanden, bovendien is ter plekke vrijwel nooit te achterhalen
welke regels er voor parkeren met een gehandicaptenparkeerkaart gelden. Deze
onduidelijkheid kan tot boetes leiden. De enige mogelijkheid om aan deze onduidelijkheid
een einde te maken is om de behandeling van parkeren met een gehandicaptenparkeerkaart
in de wet vast te leggen.
Betalen en de noodzaak om door middel van een parkeerschijf aan te geven
wanneer men geparkeerd heeft vormen voor gebruikers van een gehandicaptenparkeerkaart
ook een flinke belemmering. Als de gebruiker van de gehandicaptenparkeerkaart
zelf moet betalen blijkt vaak dat de automaat niet goed bruikbaar is of onbereikbaar
door ondoordachte plaatsing of gestalde fietsen. Als er slechts voor korte
tijd betaald kan worden of de parkeerschijf bijgesteld moet worden
wegens een beperkte parkeertijd betekent dit zowel voor de houder van de parkeerkaart
als voor een eventuele begeleider een probleem. Vaak zal iemand met een handicap
door de beperking meer tijd nodig hebben om de gewenste dingen te doen. Als
er dan een extra gang richting de parkeermeter of auto gemaakt moet worden
is dit zowel voor de houder van de parkeerkaart als voor een begeleider een
bijzonder onpraktische situatie en een ongewenste hindernis. Daarom is er
in dit wetsvoorstel voor gekozen om gebruikers van een gehandicaptenparkeerkaart
vrij te stellen van parkeerbelasting.
Voorgestelde wijziging
Gemeenten hebben de bevoegdheid om op basis van artikel 225 van de Gemeentewet
parkeerbelastingen te heffen. Dit wetsvoorstel beoogt de Gemeentewet zo te
wijzigen dat parkeerders met een gehandicaptenparkeerkaart de mogelijkheid
krijgen om overal zonder te betalen te parkeren. Uiteraard geldt in parkeergarages
en op particuliere parkeerplaatsen het voor iedereen gangbare tarief. Door
in dit artikel een uitzondering te maken voor de voertuigen waarin een gehandicaptenparkeerkaart
duidelijk zichtbaar is aangebracht, worden deze parkeerders met een gehandicaptenparkeerkaart
vrijgesteld van parkeerbelastingen voor het feitelijk parkeren aan de parkeermeter.
Juist voor mensen met een beperking kan het gebruik maken van eigen vervoer
belangrijk zijn. Waar de beperking al genoeg flexibiliteit in het dagelijks
leven wegneemt en openbaar vervoer moeizaam toegankelijk is biedt eigen vervoer
een waardevol alternatief.
Door de uitzondering die dit wetsvoorstel maakt wordt een belemmering
weggenomen: gehandicapten kunnen daardoor gemakkelijker deelnemen aan het
maatschappelijk leven.
Financiële gevolgen
Voor gemeenten die nu reeds een algemene vrijstelling van parkeerbelastingen
verlenen aan parkeerders met een gehandicaptenparkeerkaart verandert er financieel
niets. Wel betekent het voorstel derving van belastinginkomsten voor gemeenten
die geen of een gedeeltelijke vrijstelling van parkeerbelasting verlenen aan
deze groep. Ervaringen in bijvoorbeeld Groningen en Amsterdam tonen aan dat
deze inkomstenderving naar verwachting grotendeels wegvalt tegen de extra
kosten die gemeenten moeten maken om parkeerautomaten bruikbaar, bereikbaar
en toegankelijk voor gehandicapten te maken en te houden. Daarom dienen gemeenten
de financiële gevolgen uit de eigen middelen op te vangen. Compensatie
vanuit het Rijk is daarbij niet aan de orde.
2. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
In artikel 225, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet wordt bepaald
dat voor het parkeren van een voertuig bij een parkeermeter parkeerbelasting
kan worden geheven. Voorgesteld wordt nu om het voertuig waarin een geldige
gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht van deze belastingheffing uit te
zonderen. In de Regeling gehandicaptenparkeerkaart is omschreven dat een dergelijke
kaart na een medische keuring aan de gehandicapte bestuurder of passagier
wordt verstrekt. Tevens kan de kaart worden verstrekt aan een instelling die
gehandicapten moet vervoeren. Hoe de parkeerkaart eruit ziet en hoe die in
het voertuig moet worden aangebracht is eveneens in het bovengenoemde besluit
geregeld.
Artikel II
De inwerkingtreding van deze wijziging is bepaald op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip. Hierbij zal rekening gehouden worden met het
feit dat gemeenten enkele maanden de tijd nodig hebben om de verordening aan
te passen, bekendheid te geven aan de wijziging en zonodig onderborden te
verwijderen.
Van Dijken