30 876
Regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal overdraagbare effecten (Wet conflictenrecht goederenrecht)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wettelijke regeling te geven van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal overdraagbare effecten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

TITEL 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1. Deze wet is mede van toepassing op schepen, luchtvaartuigen en spoorrijtuigen, voor zover op grond van enig verdrag of bij de wet geen andere voorschriften zijn gegeven.

2. Deze wet laat onverlet het op 1 juli 1985 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141), alsmede de Wet conflictenrecht trusts. Onverminderd hetgeen voortvloeit uit dat verdrag en die wet, is een rechtshandeling die strekt tot een door Nederlands recht beheerste overdracht aan de trustee van een trust als bedoeld in artikel 1 van die wet welke wordt beheerst door buitenlands recht, niet een ongeldige titel op de enkele grond dat die rechtshandeling tot doel heeft dat goed over te dragen tot zekerheid of de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen.

3. Deze wet laat onverlet de richtlijn nr. 93/7/ EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (Pb L 74) alsmede de Implementatiewet bescherming cultuurgoederen tegen illegale uitvoer.

4. In deze wet wordt onder toepassing van de wet van een staat verstaan de toepassing van de rechtsregels die in die staat gelden met uitzondering van het internationaal privaatrecht.

TITEL 2 – HET GOEDERENRECHTELIJKE REGIME MET BETREKKING TOT ZAKEN

Artikel 2

1. Het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een zaak wordt beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich bevindt. Dat recht bepaalt in het bijzonder:

a. of een zaak roerend of onroerend is;

b. wat een bestanddeel van een zaak is;

c. of een zaak vatbaar is voor overdracht van de eigendom ervan of vestiging van een recht erop;

d. welke vereisten aan een overdracht of vestiging worden gesteld;

e. welke rechten op een zaak kunnen rusten en welke de aard en de inhoud van deze rechten zijn;

f. op welke wijze die rechten zich wijzigen, overgaan en tenietgaan en welke hun onderlinge verhouding is.

2. Voor de toepassing van het eerste lid is, wat betreft de verkrijging, de vestiging, de overgang, de wijziging of het tenietgaan van rechten op een zaak, bepalend het tijdstip waarop de daarvoor noodzakelijke rechtsfeiten geschieden.

3. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing in het geval van overdracht en van vestiging van rechten op zakelijke rechten.

Artikel 3

1. De goederenrechtelijke gevolgen van een eigendomsvoorbehoud worden beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich op het tijdstip van levering bevindt. Zulks laat onverlet de verbintenissen die volgens het op het beding van eigendomsvoorbehoud toepasselijke recht, daaruit kunnen voortvloeien.

2. In afwijking van de eerste zin van het eerste lid kunnen partijen overeenkomen dat de goederenrechtelijke gevolgen van een eigendomsvoorbehoud van een voor uitvoer bestemde zaak worden beheerst door het recht van de staat van bestemming indien dat recht ter zake van het eigendomsvoorbehoud voor de schuldeiser gunstiger bepalingen bevat dan het op grond van het eerste lid toepasselijke recht. De aldus overeengekomen aanwijzing heeft slechts gevolg indien de zaak daadwerkelijk in de aangewezen staat van bestemming wordt ingevoerd.

3. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de goederenrechtelijke gevolgen van leasing van zaken die bestemd zijn voor gebruik in het buitenland.

Artikel 4

Onverminderd artikel 6, aanhef en onder a, van de Wet van 18 maart 1993, Stb. 168, houdende enige bepalingen van internationaal privaatrecht met betrekking tot het zeerecht, het binnenvaartrecht en het luchtrecht, worden het ontstaan en de inhoud van een recht van retentie bepaald door het recht dat de daaraan ten grondslag liggende rechtsverhouding beheerst. Een recht van retentie kan slechts geldend worden gemaakt voor zover het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich bevindt, zulks toelaat.

Artikel 5

Onverminderd artikel 2, tweede lid, verkrijgt een recht op een roerende zaak, indien de zaak naar het grondgebied van een andere staat wordt verplaatst, in die andere staat een door het recht van die staat beheerste inhoud. Deze inhoud komt overeen met die welke dat recht had in de staat waar het werd gevestigd, voor zover zulks verenigbaar is met het recht van de staat waarheen de zaak is verplaatst.

Artikel 6

De rechtsgevolgen van de verkrijging van een zaak van een beschikkingsonbevoegde worden beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich ten tijde van die verkrijging bevond.

Artikel 7

1. Indien het bezit van een zaak onvrijwillig is verloren en na dit verlies onbekend is in welke staat de zaak zich bevindt, worden de rechtsgevolgen van goederenrechtelijke rechtshandelingen, door de eigenaar of zijn rechtsopvolger verricht, beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich voor het bezitsverlies bevond.

2. Is in het in het vorige lid bedoelde geval het verlies door een verzekering gedekt, dan bepaalt het recht dat de verzekeringsovereenkomst beheerst, of en op welke wijze de eigendom op de verzekeraar overgaat.

Artikel 8

1. Het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een zaak die krachtens een overeenkomst van internationaal vervoer wordt vervoerd, wordt beheerst door het recht van de staat van bestemming.

2. Indien het in het eerste lid bedoelde vervoer plaatsvindt ter uitvoering van een koopovereenkomst of een andere overeenkomst die verplicht tot overdracht van de vervoerde zaak, of ter uitvoering van een tot vestiging van rechten op die zaak verplichtende overeenkomst, wordt, in afwijking van het eerste lid, een aanwijzing van het op de bedoelde overeenkomst toepasselijke recht, opgenomen in die overeenkomst, geacht mede betrekking te hebben op het goederenrechtelijke regime met betrekking tot de vervoerde zaak.

TITEL 3 – HET GOEDERENRECHTELIJKE REGIME MET BETREKKING TOT VORDERINGSRECHTEN

Artikel 9

Indien een vordering belichaamd is in een stuk, bepaalt het recht van de staat op welks grondgebied het stuk zich bevindt, of de vordering een vordering op naam dan wel een vordering aan toonder is.

Artikel 10

1. De vatbaarheid van een vordering op naam voor overdracht dan wel voor vestiging daarop van rechten wordt beheerst door het recht dat op de vordering van toepassing is.

2. Voor het overige wordt het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een vordering op naam beheerst door het recht dat op de tot overdracht of vestiging van rechten verplichtende overeenkomst toepasselijk is. Dat recht bepaalt in het bijzonder:

a. welke vereisten aan een overdracht of vestiging worden gesteld;

b. wie gerechtigd is tot uitoefening van de in de vordering besloten rechten;

c. welke rechten op de vordering kunnen rusten en welke de aard en de inhoud van deze rechten zijn;

d. op welke wijze die rechten zich wijzigen, overgaan en tenietgaan en welke hun onderlinge verhouding is.

3. De betrekkingen tussen de cessionaris, onderscheidenlijk de gerechtigde, en de schuldenaar, de voorwaarden waaronder de overdracht van een vordering op naam dan wel de vestiging daarop van een recht aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen, alsmede de vraag of de schuldenaar door betaling is bevrijd, worden beheerst door het recht dat op de vordering van toepassing is.

Artikel 11

1. Het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een vordering aan toonder wordt beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied het toonderstuk zich bevindt. Artikel 10, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de vraag welke onderwerpen door dat recht worden beheerst.

2. De betrekkingen tussen de verkrijger en de schuldenaar, de voorwaarden waaronder de overdracht van de vordering dan wel de vestiging daarop van een recht aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen, alsmede de vraag of de schuldenaar door betaling is bevrijd, worden beheerst door het recht dat op de vordering van toepassing is.

3. De artikelen 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op vorderingen aan toonder.

TITEL 4 – HET GOEDERENRECHTELIJKE REGIME MET BETREKKING TOT AANDELEN

Artikel 12

Indien een aandeel belichaamd is in een stuk, bepaalt het recht van de staat op welks grondgebied het stuk zich bevindt, of het aandeel een aandeel op naam dan wel een aandeel aan toonder is.

Artikel 13

1. Het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een aandeel op naam wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de vennootschap die het aandeel uitgeeft dan wel heeft uitgegeven. Artikel 10, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de vraag welke onderwerpen door dat recht worden beheerst.

2. In afwijking van het eerste lid kan met betrekking tot aandelen op naam in een Nederlandse naamloze vennootschap waaraan, ter bevordering van de verhandelbaarheid aan een gereglementeerde buitenlandse effectenbeurs een in de staat van vestiging van de beurs gebruikelijke vorm is gegeven, door de uitgevende vennootschap worden bepaald dat het goederenrechtelijke regime wordt beheerst door het recht van de staat van vestiging van de betrokken beurs dan wel het recht van de staat waarin met instemming van de betrokken beurs leveringen en andere goederenrechtelijke rechtshandelingen betreffende de aandelen kunnen of moeten worden verricht.

3. Een aanwijzing van het toepasselijke recht als in het tweede lid bedoeld dient uitdrukkelijk, op voor belanghebbenden kenbare wijze, te worden gedaan. Tevens dient deze aanwijzing te worden bekendgemaakt in twee landelijk verspreide Nederlandse dagbladen.

4. De betrekkingen tussen de aandeelhouder, onderscheidenlijk de gerechtigde, en de vennootschap, alsmede de voorwaarden waaronder de overdracht dan wel de vestiging van een recht aan de vennootschap kan worden tegengeworpen, worden beheerst door het recht dat van toepassing is op de vennootschap die het aandeel heeft uitgegeven.

Artikel 14

1. Het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een aandeel aan toonder wordt beheerst door het recht van de staat waar het toonderstuk zich bevindt. Artikel 10, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de vraag welke onderwerpen door dat recht worden beheerst.

2. De betrekkingen tussen de aandeelhouder, onderscheidenlijk de gerechtigde, en de vennootschap, alsmede de voorwaarden waaronder de overdracht dan wel de vestiging van een recht aan de vennootschap kan worden tegengeworpen, worden beheerst door het recht dat van toepassing is op de vennootschap.

3. De artikelen 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op aandelen aan toonder.

TITEL 5 – HET GOEDERENRECHTELIJKE REGIME MET BETREKKING TOT GIRAAL OVERDRAAGBARE EFFECTEN

Artikel 15

Indien een aandeel behoort tot een verzameling van effecten die giraal overdraagbaar zijn, is op het goederenrechtelijke regime met betrekking tot dat aandeel titel 4 niet van toepassing voor zover de bepalingen daarvan afwijken van artikel 16.

Artikel 16

1. Het goederenrechtelijke regime met betrekking tot giraal overdraagbare effecten wordt beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de rekening waarin de effecten worden geadministreerd, wordt gehouden.

2. Het in het vorige lid bedoelde recht bepaalt in het bijzonder:

a. welke rechten op de effecten kunnen rusten en welke de aard en de inhoud van deze rechten zijn;

b. welke vereisten aan de overdracht of de vestiging van de onder a bedoelde rechten worden gesteld;

c. wie gerechtigd is tot de uitoefening van de in de effecten besloten rechten;

d. op welke wijze de onder a bedoelde rechten zich wijzigen, overgaan en tenietgaan en welke hun onderlinge verhouding is;

e. de executie.

TITEL 6 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Artikel 7 van de Wet van 15 mei 1829, Stb. 28, houdende algemene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk, vervalt.

Artikel 18

Artikel 92a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.

Artikel 19

Artikel 56 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.

Artikel 20

Artikel 212f van de Faillissementswet vervalt.

Artikel 21

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 22

Deze wet wordt aangehaald als: Wet conflictenrecht goederenrecht.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven