30 874 (R1818) Voorstel van rijkswet van het lid Van der Staaij houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van het vereiste van een meerderheid van twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen in de Staten-Generaal voor de goedkeuring van verdragen betreffende de Europese Unie

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 december 2016

De Eerste Kamer heeft zich voorgenomen om de behandeling van wetsvoorstel 30 874 (R1818) op 24 januari 2017 af te ronden. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning1 heeft bij brief van 14 december 2016 de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht om – mocht het wetsvoorstel worden aangenomen – vóór 30 januari de beslissing over de bekrachtiging te nemen en de bekendmaking in het Staatsblad te verzorgen.

De Minister heeft op 15 december 2016 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 14 december 2016

Op 24 januari 2017 vindt in de Eerste Kamer de plenaire behandeling plaats van het voorstel van rijkswet van het lid Van der Staaij houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van het vereiste van een meerderheid van twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen in de Staten-Generaal voor de goedkeuring van verdragen betreffende de Europese Unie.2 Het voorstel betreft de eerste lezing van een grondwetsherziening en is al sinds 20 november 2006 aanhangig. Artikel 137 Grondwet schrijft voor welke procedure met betrekking dit soort voorstellen geldt. Na bekendmaking van de zogenaamde verklaringswet wordt de Tweede Kamer ontbonden en vinden er verkiezingen plaats. De nieuwe Tweede Kamer behandelt vervolgens het voorstel in tweede lezing, waarbij voor aanname een meerderheid van twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen nodig is.

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning brengt in herinnering dat er in het verleden discussie is geweest over de vraag wanneer een verklaringswet in het Staatsblad behoort te zijn geplaatst opdat de tweede lezing direct na de Tweede Kamerverkiezingen en het aantreden van de nieuwe Tweede Kamer kan plaatsvinden. Deze verkiezingen zijn een vorm van kiezersraadpleging over de grondwetsherziening, zo is de achterliggende gedachte. Begin 2007 heeft de Raad van State opgemerkt dat de praktijk en een eerder regeringsstandpunt aanwijzingen vormen «dat het bij het kiezersmandaat niet slechts behoort te gaan om de uitoefening van het actief kiesrecht, maar ook om de kandidaatstelling». De Raad meende dan ook dat het van zorgvuldigheid zou getuigen om voortaan rekening te houden met het tijdstip waarop de kandidaatstelling begint. De regering heeft deze opvatting destijds in beginsel – en behoudens bijzondere omstandigheden – onderschreven.3 In een notitie4 van eind 2009 heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nog verklaard dat het «zonder meer de voorkeur [heeft] dat verklaringswetten voorafgaand aan het ontbindingsbesluit worden bekendgemaakt», dus ook voorafgaand aan de in dat ontbindingsbesluit geregelde kandidaatstelling.

De kandidaatstelling voor de komende Tweede Kamerverkiezingen vindt plaats op 30 januari 2017. Als gezegd behandelt de Eerste Kamer op 24 januari aanstaande het initiatiefwetsvoorstel-Van der Staaij plenair. Dezelfde dag zal de stemming over het voorstel plaatsvinden. Mocht het wetsvoorstel worden aangenomen, dan zou de commissie graag zien dat de regering op zeer korte termijn een beslissing neemt over de bekrachtiging ervan, en wel dusdanig voortvarend dat – mocht de regering het wetsvoorstel bekrachtigen – de verklaringswet nog vóór de kandidaatstelling op 30 januari aanstaande in het Staatsblad kan worden geplaatst.

Samenvattend, de Eerste Kamer heeft zich voorgenomen om de behandeling van het wetsvoorstel op 24 januari 2017 af te ronden. De commissie wil de regering verzoeken om – mocht het wetsvoorstel worden aangenomen – vóór 30 januari de beslissing over de bekrachtiging te nemen en de bekendmaking in het Staatsblad te verzorgen.

Graag verneemt de commissie per omgaande uw reactie op haar verzoek.

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, J.W.M. Engels

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2016

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning van uw Kamer heeft mij op 14 december jl. gemeld dat op 24 januari 2017 in uw Kamer de plenaire behandeling van en de stemming over het voorstel van rijkswet van het lid Van der Staaij houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van het vereiste van een meerderheid van twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen in de Staten-Generaal voor de goedkeuring van verdragen betreffende de Europese Unie (Kamerstukken 30 874 (R1818)) (hierna: het initiatiefvoorstel) zal plaatsvinden. De commissie verzoekt de regering om – indien het initiatiefvoorstel wordt aangenomen – vóór 30 januari 2017 de beslissing over de bekrachtiging te nemen en de bekendmaking in het Staatsblad te verzorgen.

Gedurende de huidige zittingsperiode van de Tweede Kamer zijn reeds enkele verklaringswetten bekendgemaakt (Stb. 2014, 355, Stb. 2015, 277 en Stb. 458, zoals gewijzigd bij novelle: Stb. 2016, 426). Met het oog op artikel 137 van de Grondwet zal de Tweede Kamer worden ontbonden. Het hiertoe strekkende ontbindingsbesluit zal kort voor de datum waarop de kandidaatstelling voor de komende Tweede Kamerverkiezingen plaatsvindt (30 januari 2017) worden bekendgemaakt.

Ik deel de opvatting van mijn ambtsvoorganger (Kamerstukken I 2009/10, 32 123 VII, B) dat het zonder meer de voorkeur heeft dat verklaringswetten voorafgaand aan de dag van kandidaatstelling en het ontbindingsbesluit worden bekendgemaakt. De periode tussen de datum waarop de stemming in uw Kamer over het initiatiefvoorstel is voorzien enerzijds en anderzijds de dag van kandidaatstelling en de bekendmaking van het ontbindingsbesluit is zeer kort. Ik acht het dan ook onwaarschijnlijk dat – indien uw Kamer het initiatiefvoorstel aanneemt en de regering vervolgens met inachtneming van de daarvoor geldende procedures besluit tot bekrachtiging daarvan over te gaan – de verklaringswet nog voor de dag van kandidaatstelling, laat staan de bekendmaking van het ontbindingsbesluit in het Staatsblad bekend kan worden gemaakt.

Mijn ambtsvoorganger heeft evenwel benadrukt dat de bekendmaking van het ontbindingsbesluit niet geldt als een fatale termijn voor de bekendmaking van verklaringswetten in het Staatsblad. Indien uw Kamer het initiatiefvoorstel aanneemt, is het streven er uiteraard op gericht zo spoedig mogelijk daarna een besluit te nemen over de bekrachtiging daarvan en – indien wordt besloten het initiatiefvoorstel te bekrachtigen – de verklaringswet uiterlijk op de dag voorafgaand aan de verkiezingsdag bekend te maken. In dat geval is het constitutioneel toelaatbaar als de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling de behandeling van de tweede lezing van het initiatiefvoorstel ter hand neemt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Samenstelling:

Engels (D66) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Ruers (SP) (vice-voorzitter), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Lintmeijer (GL), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Verheijen (PvdA), Van Weerdenburg (PVV), Klip-Martin (VVD), Sietsma (CU), Sini (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken 30 874 (R1818).

X Noot
3

Kamerstukken II 31 012, nr. 4.

X Noot
4

Kamerstukken I 2009/10, 32 123 VII, B.

Naar boven