30 864
Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, anderzijds inzake de samenwerking op het gebied van het beleid en het beheer in het Schelde-estuarium (Trb. 2005, 316)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 10 juli 2007

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen omtrent dit wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de in dit verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de fracties van CDA, PvdA en VVD hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel met betrekking tot de samenwerking tussen Nederland en het Vlaams Gewest ten aanzien van het Schelde-estuarium op het gebied van het beleid en het beheer. Alvorens een definitief oordeel over dit wetsvoorstel te geven, willen de leden van de deze fracties graag van de gelegenheid gebruik maken enkele vragen te stellen en opmerkingen te maken.

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met het doel van het onderhavige wetsvoorstel om een gemeenschappelijk beleid te verwezenlijken inzake duurzaam evenwichtig beleid, gericht op maximale veiligheid, optimale toegankelijkheid van de Scheldehavens en een gezond en dynamisch ecosysteem.

Algemeen

Aangegeven wordt, op pagina zes van de memorie van toelichting, dat de samenwerking tussen Nederland en België zich richt op de optimalisering van een maximale beveiliging tegen overstromingen, de toegankelijkheid van de Scheldehavens en het behoud van een gezond en dynamisch estuarien ecosysteem. Ten aanzien van dit laatste punt hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen. Op welke wijze wordt bepaald wat een gezond systeem is? Op welke wijze wordt bepaald of een verandering aan het systeem positief of negatief is en wie bepaald op welke gronden of er eventuele compensatie zal moeten plaatsvinden?

De leden van de VVD-fractie vragen of verder kan worden aangegeven waarom de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie ook tot taak heeft initiatieven te ontwikkelen op gebieden buiten de drie prioritaire terreinen. In hoeverre heeft de commissie op deze gebieden de bevoegdheid om tot beleid te komen?

In het Streefbeeld 2030 wordt vastgelegd dat de Scheldehavens optimaal toegankelijk moeten zijn. Gezien de ontwikkelingen in de scheepvaart valt het te verwachten dat schepen steeds langer en dieper worden. De leden van de VVD-fractie vragen of dit betekent dat er voor 2030 nog verdere verdiepingen te verwachten zijn. Is de regering van mening dat in dat geval de veiligheid op de Schelde nog wel gewaarborgd kan blijven? Zeker gezien het feit dat het voor grotere schepen steeds moeilijker wordt koerscorrecties uit te voeren op een toch al bochtige vaarweg. Graag zien de leden van de VVD-fractie een reactie hierop.

Artikelsgewijze toelichting

In de toelichting op artikel 3 wordt aangegeven dat gemeenschappelijke Vlaams-Nederlandse samenwerking op het gebied van wetenschappelijk onderzoek wordt bevorderd. De leden van de VVD-fractie vragen zich af op welke concrete manier dit gestalte zal krijgen. Graag zien zij een reactie van de regering op dit punt tegemoet.

In artikel 5 staat dat de verdragsluitende partijen de nakoming van het Politiek College verzekeren. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd hoe het mandaat en maatschappelijk draagvlak is geregeld van de bewindslieden die zitting hebben in het Politiek College.

In de toelichting op artikel 5 wordt gesteld dat elke Verdragsluitende Partij het recht heeft om plannen, programma’s en projecten te realiseren op haar eigen grondgebied, voor zolang dit geen afbreuk doet aan de doelstellingen van het Verdrag. De leden van de VVD-fractie zouden graag een nadere toelichting zien op de vraag wie bepaald wanneer een nationaal plan indruist tegen het Verdrag. Wordt dit dan geregeld via het scheidsgerecht? Zo neen, wat is dan wel de procedure?

In artikel 12 staat dat het Politiek College de bevoegdheden bepaalt van het Ambtelijk College. In de toelichting op dit artikel staat dat dit ook kan inhouden dat het Politiek College zijn bevoegdheden aan het Ambtelijk College delegeert en het Ambtelijk College mandateert tot uitoefening van bevoegdheden. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het delegeren en mandateren van bevoegdheden nog begrenst wordt. Immers, wanneer bevoegdheden van het Politiek College zijn gedelegeerd en gemandateerd aan het Ambtelijk College, dan ontrekken de handelingen van dit college zich aan het democratisch toezicht.

De voorzitter van de commissie,

R. W. F. Kortenhorst

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), ondervoorzitter, Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (CU), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA) en De Rouwe (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Van Gent (GL), Hessels (CDA), Jager (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Neppérus (VVD), Van Gennip (CDA), Aptroot (VVD), Crone (PvdA), Van Baalen (VVD), Smeets (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Anker (CU), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Depla (PvdA), Agema (PVV), Jacobi (PvdA), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA) en Van Heugten (CDA).

Naar boven