nr. 11
MOTIE VAN HET LID KOPPEJAN C.S.
Voorgesteld in het Wetgevingsoverleg van 10 december 2007
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat:
– natuurherstel in het Westerscheldegebied noodzakelijk is;
– de Kamer zich met de moties Van den Berg (1998) en Van der Staaij
(2006) eerder heeft uitgesproken tegen (gedwongen) ontpoldering;
constaterende, dat:
– het ter ratificatie aangeboden verdrag betreffende de uitvoering
van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium, de ontpoldering van de
Hertogin Hedwigepolder en het Zwin met name noemt;
– de interpretatieve verklaring uitspreekt dat de werken ten bate
van ontpoldering van de Hertogin Hedwigepolder en het Zwin uiterlijk in 2010
in uitvoering moeten zijn genomen;
– er hierdoor tijd is om alternatieven te vinden voor de ontpoldering
van de Hertogin Hedwigepolder en het Zwin;
– de interpretatieve verklaring uitspreekt dat geen landbouwgronden
onteigend worden voordat overleg met de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden;
– er kansrijke alternatieven zijn voor ontpoldering waaronder bijvoorbeeld
de verlaging van het Land van Saeftinghe en de aanleg van buitendijks schor
langs de kust van Zeeuws Vlaanderen;
– met alternatieve natuurherstelprojecten anders dan ontpoldering
een bijdrage aan natuurherstel in het Westerscheldegebied kan worden geleverd,
waarmee Nederland kan voldoen aan zijn (Europese) verplichtingen om de natuur
in de Zeeuwse delta goed te beheren;
spreekt uit:
– dat de Kamer bereid is, de Scheldeverdragen met gezwinde spoed
goed te keuren;
– dat er onderzocht dient te worden of toereikende alternatieve
natuurherstelmaatregelen mogelijk zijn anders dan gedwongen ontpoldering,
waarbij vastgehouden wordt aan de doelstelling om 600 hectare estuariene natuur
te realiseren;
– dat vijf jaar na ratificatie van de verdragen een evaluatie plaatsvindt
van de afspraken met betrekking tot natuurherstel en de Kamer hierover wordt
geïnformeerd;
verzoekt de regering na overleg met de Tweede Kamer en de provincie Zeeland
een onafhankelijke commissie in te stellen die onderzoekt of en, zo ja, welke
alternatieve natuurherstelmogelijkheden er zijn om minimaal 600 hectare natuur
te realiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Koppejan
Roefs
Cramer