nr. 9
NADER VERSLAG
Vastgesteld op 5 april 2007
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel,
heeft de eer nader verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het nader
verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties
inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende
zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave blz.
1. Algemeen 1
2. Artikel VI Woningwet 1
3. Vigerende Wet geluidhinder 2
1. Algemeen
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het
wetsvoorstel. Ten aanzien van de wijzigingen in de Woningwet leven er bij
deze leden nog wel een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben eveneens met belangstelling kennisgenomen
van het wetsvoorstel.
2. Artikel VI Woningwet
Het is de leden van de PvdA-fractie niet duidelijk hoe een aanvrager van
een bouwvergunning waarvoor vrijstelling van het bestemmingsplan noodzakelijk
is nu wordt behandeld.
Enerzijds wordt gesproken van het behandelen van de aanvraag als één
besluit, waarvoor de indiening van zienswijzen gelijk lopen, terwijl elders
wordt gerept van een vier weken termijn nádat besloten is over de vrijstelling.
Moeten het vrijstellingsbesluit en het besluit op de bouwvergunning nu als één,
of als twee afzonderlijke besluiten gezien worden? Indien het één
besluit zou zijn heerst bij deze leden de angst dat, eventueel onbedoeld,
met het van rechtswege verlenen van de bouwvergunning ook de vrijstelling
van rechtswege zou zijn verleend.
Indien sprake is van twee afzonderlijke besluiten van B&W, wat is
dan de (opgetelde) uiterlijke termijn waarop een bouwvergunningaanvrager een
besluit ontvangt op zijn aanvraag?
Hoe lang kan B&W doen over het besluit over vrijstelling van het bestemmingsplan?
Wat gebeurt er als deze termijn wordt overschreden? Wordt met de aanvrager
en de mogelijke indieners van zienswijzen gecommuniceerd over het feit dat
het twee afzonderlijke besluiten betreft, respectievelijk over de vrijstelling
en de bouwvergunning zelf?
Hoe wordt gewaarborgd dat strijdigheid met het bestemmingsplan wordt opgemerkt?
Welke waarborg is gegeven dat indien een bouwvergunning van rechtswege wordt
verleend na het verstrijken van de vier-weken-termijn getoetst is óf
het past binnen het bestemmingsplan? Welke rechtsgeldigheid heeft een van
rechtswege verleende bouwvergunning als blijkt dat het niet past binnen het
bestemmingsplan en ook geen vrijstelling van het bestemmingsplan verleend
had kunnen worden, bijvoorbeeld omdat er strijdigheid is met natuurregelgeving
of geluidsbeperkingen en/of bijvoorbeeld een passende beoordeling in het kader
van de habitatrichtlijn ontbreekt? Op welke wijze worden belanghebbenden in
geval van bouwvergunningaanvragen, welke al dan niet ook bestemmingsplanvrijstellingen
behelzen, (vooraf) geïnformeerd? Ten aanzien van de overige wijzigingen
in diverse wetten hebben de leden van de PvdA-fractie geen opmerkingen.
3. Vigerende Wet geluidhinder
De leden van de VVD-fractie hebben één vraagpunt, dat niet
direct betrekking heeft op de voorgestelde wetswijziging, maar op de vigerende
Wet geluidhinder en het vigerende Besluit geluidhinder. Ingevolge een al ingevoerde
wijziging van de Wet geluidhinder, die per 1 januari 2007 is ingegaan,
bestaat de bevoegdheid om bij AMvB categorieën van gevallen aan te wijzen,
waarin hogere waarden kunnen worden vastgesteld (artikel 55, lid 4). De leden
van de VVD-fractie steunen het bestaan van een dergelijke bevoegdheid. Maar
van deze mogelijkheid wordt in het vigerende Besluit geluidhinder geen gebruik
gemaakt. Is dit een bewuste keuze? Zo neen, is de regering bereid alsnog bij
AMvB categorieën van gevallen aan te wijzen, waarin hogere waarden kunnen
worden vastgesteld? Om welke categorieën van gevallen gaat het daarbij?
Kan deze wijziging tegelijkertijd van kracht worden met het nu voorliggende
wetsvoorstel? Zo neen, hoeveel tijd is hiermee dan gemoeid?
De voorzitter van de commissie
Koopmans
De adjunct-griffier van de commissie
Ipenburg
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff
(VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter,
Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom
(VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP),
Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij
(PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen
Scheppink (CU).
Plv. leden: Duyvendak (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes
(VVD), Crone (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer
Kaya (D66), Leijten (SP), Willemse-van der Ploeg (CDA), Kamp (VVD), Wolfsen
(PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens
(PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme
(PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (CU).