30 848
Wijzigingen van wetgevingstechnische of anderszins ondergeschikte aard aan te brengen in de Wet geluidhinder en enkele andere wetten

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wijzigingen van wetstechnische of anderszins ondergeschikte aard aan te brengen in de Wet geluidhinder en enkele andere wetten in verband met geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet geluidhinder wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid wordt «de gevel van basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs» telkens vervangen door: de gevel van onderwijsgebouwen.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. In afwijking van artikel 1 wordt onder wijziging van een spoorweg in deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan de afzonderlijke omstandigheid die bestaat uit:

a. een wijziging van de intensiteit, de verkeerssnelheid of een combinatie van beiden in het toekomstig maatgevende jaar van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten als gevolg waarvan de geluidemissie van de betreffende spoorgedeelten of de combinatie daarvan onafgerond niet meer dan 1,0 dB toeneemt ten opzichte van de gemiddelde geluidemissie van de drie jaren voorafgaand aan de wijziging;

b. een horizontale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan twee meter;

c. een verticale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan één meter, dan wel

d. het ter vervanging aanbrengen van een baanconstructie, die, bepaald met inachtneming van de door Onze Minister op grond van artikel 107 gestelde regels, niet meer geluid emitteert dan de te vervangen constructie.

B

In de artikelen 52, 53, tweede lid, 62, eerste en tweede lid, 87f, derde lid, 88, eerste lid en tweede lid, onderdeel c, 100, derde lid, 106g, derde lid, 110h en 125, eerste lid, wordt «1 augustus 2006» telkens vervangen door: 1 januari 2007.

C

Artikel 87b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel k wordt «geluidsbelasting vanwege een spoorweg» vervangen door: geluidsbelasting in dB(A) vanwege een spoorweg.

2. In onderdeel l wordt «een bij algemene maatregel van bestuur aangegeven geluidsbelasting» vervangen door: de geluidsbelasting die op grond van deze afdeling en afdeling 2 van hoofdstuk VII als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt.

D

Artikel 87f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de aanhef na «vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen» ingevoegd «48 dB» en vervalt in onderdeel c «, de voor de wijziging of verbreding ter plaatse heersende geluidsbelasting, met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft».

2. In het tweede lid wordt «dan 48 dB,» vervangen door «dan 48 dB en de heersende waarde hoger is dan 48 dB,» en vervalt «, met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft».

3. In het derde lid wordt «binnen de zone van een te wijzigen of te verbreden hoofdweg ten gevolge waarvan» vervangen door «binnen de zone van een te wijzigen of te verbreden hoofdweg ten gevolge waarvan die hoofdweg of», wordt «vanwege binnen het tracé» vervangen door «vanwege de hoofdweg of binnen het tracé» en vervalt «Voor de andere dan de hiervoor genoemde woningen binnen de zone van een te wijzigen of te verbreden hoofdweg ten gevolge waarvan binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen worden aangepast bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen 48 dB.»

4. In het vierde lid vervalt «en met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied de waarde 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied de waarde 63 dB», en wordt in onderdeel 2° «artikel 90 of artikel 111, tweede of derde lid,» vervangen door«artikel 111a, eerste, derde of negende lid,» en vervalt «, in welke gevallen de waarde 68 dB niet te boven mag gaan».

5. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De krachtens het vierde lid vast te stellen waarde wordt niet hoger vastgesteld dan 58 dB bij een aanpassing van een weg in buitenstedelijk gebied en 63 dB bij een aanpassing van een weg in stedelijk gebied indien voor de betrokken woning eerder toepassing is gegeven aan artikel 83 of 84, tweede lid, zoals dat luidde voor 1 september 1991 of de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat. Voor andere dan de in de eerste volzin bedoelde woningen wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde niet hoger vastgesteld dan 68 dB. In afwijking van de eerste en tweede volzin wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde voor woningen met betrekking waartoe eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde is vastgesteld dan de krachtens die volzinnen ten hoogste toelaatbare waarde, niet hoger vastgesteld dan die eerder vastgestelde waarde.

6. In het zesde lid wordt «aan het vierde lid» vervangen door: aan het vierde en vijfde lid.

7. Het achtste en negende lid komen te luiden:

8. Het eerste tot en met zevende lid zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen, met dien verstande dat

a. het vierde lid wordt gelezen als «Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het eerste, tweede of derde lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat een verhoging 5 dB niet te boven mag gaan» en

b. het vijfde lid wordt gelezen als: Indien voor het betrokken andere geluidsgevoelige gebouw eerder bij of krachtens deze wet een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is vastgesteld of indien de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat, wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde niet hoger vastgesteld dan:

1°. 58 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1° en 2° in buitenstedelijk gebied,

2°. 63 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1° en 2° in stedelijk gebied, en

3°. 53 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 3°.

Voor andere dan de in de eerste volzin bedoelde andere geluidsgevoelige gebouwen wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde niet hoger vastgesteld dan 68 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1° en 2°, en 58 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 3°. In afwijking van de eerste en tweede volzin wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde voor andere geluidsgevoelige gebouwen met betrekking waartoe eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde is vastgesteld dan de krachtens die volzinnen ten hoogste toelaatbare waarde, niet hoger vastgesteld dan die eerder vastgestelde waarde.

9. De in het eerste tot en met zevende lid gestelde regels zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, met dien verstande dat:

a. in het eerste, tweede en derde lid in plaats van «48 dB» telkens wordt gelezen «indien het woonwagenstandplaatsen betreft 48 dB en in de overige gevallen 53 dB»,

b. het vierde lid, onder 1° en 2°, niet van toepassing is, en

c. in het vijfde lid in plaats van «58 dB bij een aanpassing van een weg in buitenstedelijk gebied en 63 dB bij een aanpassing van een weg in stedelijk gebied indien voor de betrokken woning eerder toepassing is gegeven aan artikel 83 of 84, tweede lid, zoals dat luidde voor 1 september 1991 of de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat» wordt gelezen «53 dB indien het woonwagenstandplaatsen betreft en 58 dB in de overige gevallen» en de tweede volzin van dat lid niet van toepassing is.

E

Artikel 87g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen, de laagste van de volgende twee waarden, met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft:

a. de heersende waarde;

b. de eerder vastgestelde waarde» vervangen door: vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen:

a. 48 dB als de heersende waarde lager is dan of gelijk is aan 48 dB, en

b. de laagste van de volgende twee waarden als de heersende waarde hoger is dan 48 dB:

1°. de heersende waarde;

2°. de eerder vastgestelde waarde.

2. In het vierde lid vervalt in de aanhef «en de waarde 68 dB», wordt in onderdeel 2° «artikel 90 of artikel 111, tweede of derde lid,» vervangen door «artikel 111a, tweede of vierde lid,» en wordt aan het lid een zin toegevoegd, luidende als volgt: De krachtens dit lid vast te stellen waarde mag de waarde 68 dB niet te boven gaan.

3. In het zesde lid wordt na «deze wet» ingevoegd «of de Spoedwet wegverbreding» en wordt «hoger worden gesteld» vervangen door: hoger worden vastgesteld.

4. In het negende lid wordt «met dien verstande dat in het derde en vierde lid in plaats van «de waarde 68 dB» telkens wordt gelezen: met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1° en 2°, de waarde 68 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 3°, de waarde 58 dB» vervangen door: met dien verstande dat:

a. in het derde en vierde lid in plaats van «de waarde 68 dB» telkens wordt gelezen «met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1° en 2°, de waarde 68 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 3°, de waarde 58 dB», en

b. het vierde lid, onder 1° en 2°, niet van toepassing is.

F

Artikel 90, tweede lid, komt te luiden:

2. Behoudens het derde lid stelt Onze Minister na ontvangst van zodanig programma voor de woningen waarop het betrekking heeft, als de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevels een waarde van 48 dB vast. Onze Minister doet van zijn besluit mededeling aan burgemeester en wethouders en de wegbeheerder.

G

Artikel 100a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt het gestelde onder 3°.

2. Het derde lid vervalt.

H

In artikel 106, eerste lid, wordt in onderdeel k «geluidsbelasting vanwege een spoorweg» vervangen door: geluidsbelasting in dB(A) vanwege een spoorweg.

I

Artikel 106g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de aanhef voor «, indien» ingevoegd «48 dB» en vervalt in onderdeel b «, de voor de wijziging ter plaatse heersende geluidsbelasting, met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft».

2. In het tweede lid wordt in de aanhef «48 dB,» vervangen door «48 dB en de heersende waarde hoger is dan 48 dB,» en vervalt «, met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft».

3. In het derde lid vervalt de laatste volzin.

4. In het vierde lid vervalt «en met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied de waarde 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied de waarde 63 dB», wordt in onderdeel 2° «artikel 90 of artikel 111, tweede of derde lid,» vervangen door «artikel 111a, vijfde, zevende of negende lid,» en vervalt «, in welke gevallen de waarde 68 dB niet te boven mag gaan».

5. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De krachtens het vierde lid vast te stellen waarde wordt niet hoger vastgesteld dan 58 dB bij een aanpassing van een weg in buitenstedelijk gebied en 63 dB bij een aanpassing van een weg in stedelijk gebied, indien voor de betrokken woning eerder toepassing is gegeven aan artikel 83 of 84, tweede lid, zoals dat luidde voor 1 september 1991 of de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat. Voor andere dan de in de eerste volzin bedoelde woningen wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde niet hoger vastgesteld dan 68 dB. In afwijking van de eerste en tweede volzin wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde voor woningen met betrekking waartoe eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde is vastgesteld dan de krachtens die volzinnen ten hoogste toelaatbare waarde, niet hoger vastgesteld dan die eerder vastgestelde waarde.

6. In het zesde lid wordt «vierde lid» vervangen door: vierde en vijfde lid.

7. Het achtste en negende lid komen te luiden:

8. Het eerste tot en met zevende lid zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen, met dien verstande dat:

a. het vierde lid wordt gelezen als «Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het eerste, tweede of derde lid, bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat een verhoging 5 dB niet te boven mag gaan», en

b. het vijfde lid wordt gelezen als: Indien voor het betrokken andere geluidsgevoelige gebouw eerder bij of krachtens deze wet een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is vastgesteld of indien de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat, wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde niet hoger vastgesteld dan:

1°. 58 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1° en 2° in buitenstedelijk gebied,

2°. 63 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1° en 2° in stedelijk gebied, en

3°. 53 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 3°.

Voor andere dan de in de eerste volzin bedoelde andere geluidsgevoelige gebouwen wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde niet hoger vastgesteld dan 68 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1° en 2°, en 58 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 3°. In afwijking van de eerste en tweede volzin wordt de krachtens het vierde lid vast te stellen waarde voor andere geluidsgevoelige gebouwen met betrekking waartoe eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde is vastgesteld dan de krachtens die volzinnen ten hoogste toelaatbare waarde, niet hoger vastgesteld dan die eerder vastgestelde waarde.

9. De in het eerste tot en met zevende lid gestelde regels zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, met dien verstande dat:

a. in het eerste, tweede en derde lid in plaats van «48 dB» telkens wordt gelezen «indien het woonwagenstandplaatsen betreft 48 dB en in de overige gevallen 53 dB»;

b. het in het vierde lid, onder 1° en 2°, gestelde niet van toepassing is, en

c. in het vijfde lid in plaats van «58 dB bij een wijziging van een weg in buitenstedelijk gebied en 63 dB bij een wijziging van een weg in stedelijk gebied, indien voor de betrokken woning eerder toepassing is gegeven aan artikel 83 of 84, tweede lid, zoals dat luidde voor 1 september 1991 of de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat» wordt gelezen «53 dB indien het woonwagenstandplaatsen betreft en 58 dB in de overige gevallen» en de tweede volzin van dat lid niet van toepassing is.

J

Artikel 106h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen, de laagste van de volgende twee waarden, met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft:

a. de heersende waarde;

b. de eerder vastgestelde waarde» vervangen door: vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen:

a. 48 dB als de heersende waarde lager is dan of gelijk is aan 48 dB en

b. de laagste van de volgende twee waarden als de heersende waarde hoger is dan 48 dB:

1°. de heersende waarde;

2°. de eerder vastgestelde waarde.

2. In het vierde lid wordt «5 dB en de waarde 68 dB» vervangen door «5 dB», wordt in onderdeel 2° «artikel 90 of artikel 111, tweede of derde lid,» vervangen door «artikel 111a, zesde of achtste lid,» en wordt aan het slot toegevoegd: De krachtens dit lid vast te stellen waarde mag 68 dB niet te boven gaan.

3. In het zesde lid wordt «gesteld» vervangen door: vastgesteld.

4. Het negende lid komt te luiden:

9. De in het eerste tot en met vierde en zevende en achtste lid gestelde regels zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen, met dien verstande dat:

a. in het derde en vierde lid in plaats van «de waarde 68 dB» telkens wordt gelezen: met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 1° en 2°, de waarde 68 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 3°, de waarde 58 dB, en

b. het in het vierde lid, onder 1° en 2°, gestelde niet van toepassing is.

K

In artikel 107 wordt «geregeld zijn in hoofdstuk VI» vervangen door: geregeld zijn in de hoofdstukken VI of VIIIA.

L

In artikel 110a, zevende lid, wordt «zone langs een industrieterrein» vervangen door: zone rond een industrieterrein.

M

In artikel 111, derde lid, wordt «55 dB(A), met toepassing» vervangen door: 55 dB(A) en met toepassing.

N

Artikel 111a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «in aanbouw zijnde of aanwezige woningen» ingevoegd: voor de eerste maal.

2. In het derde lid wordt na «geluidsgevoelige gebouwen» ingevoegd «voor de eerste maal» en komt de bepaling na «dat de geluidsbelasting bij gesloten ramen binnen:» te luiden:

a. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen,

b. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen, bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 2°,

c. onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van gebouwen, bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 3°, ten hoogste 28 dB bedraagt, onderscheidenlijk binnen:

a. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen,

b. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 2°,

ten hoogste 33 dB bedraagt.

3. In het vijfde lid wordt na «aanwezige woningen» ingevoegd: voor de eerste maal.

4. In het zevende lid wordt na «geluidsgevoelige gebouwen» ingevoegd «voor de eerste maal» en komt de bepaling na «dat de geluidsbelasting bij gesloten ramen binnen:» te luiden:

a. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen,

b. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen, bedoeld in artikel 106b, eerste lid, onder e, 2°,

c. onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van gebouwen, bedoeld in artikel 106b, eerste lid, onder e, 3°,

ten hoogste 28 dB bedraagt, onderscheidenlijk binnen:

a. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen,

b. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen als bedoeld in artikel 106b, eerste lid, onder e, 2°, ten hoogste 33 dB bedraagt.

5. Na het achtste lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

9. Indien met betrekking tot de gevels van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg op 1 maart 1986 hoger was dan 55 dB(A) en waarvoor met toepassing van artikel 87f, vierde, vijfde, zevende of achtste lid, of artikel 106g, vierde, vijfde, zevende of achtste lid, voor de eerste maal een hogere geluidsbelasting dan 48 dB, vanwege de weg als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels in afwijking van het eerste, derde, vijfde en zevende lid, maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting:

a. binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 43 dB bedraagt,

b. binnen de leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen, de onderzoeks- en behandelruimten van ziekenhuizen en verpleegtehuizen, bedoeld in 87b, eerste lid, onder e, 2°, en de onderzoeks, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van gebouwen, bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder 3°, bij gesloten ramen ten hoogste 38 dB bedraagt, onderscheidenlijk

c. binnen de theorievaklokalen van onderwijsgebouwen en de ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten voor ziekenhuizen en verpleeghuizen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 2°, bij gesloten ramen ten hoogste 43 dB bedraagt.

10. Ingeval voor de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen eerder een hogere waarde voor de geluidsbelasting is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels in afwijking van het eerste, derde, vijfde, zevende en negende lid, maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, binnen de woning bij gesloten ramen na de aanpassing ten hoogste de waarde die voor de aanpassing van de weg ingevolge het bij of krachtens deze wet voor de onderscheiden situaties bepaalde, dan wel ingevolge het krachtens artikel 3 van de Woningwet bepaalde ten hoogste toelaatbaar was, bedraagt.

O

In artikel 145, tweede lid, wordt «raadsbesluit» vervangen door: besluit overeenkomstig artikel 81.

ARTIKEL II

De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt het veertiende lid vernummerd tot dertiende lid.

B

In artikel 7.10, tweede lid, derde volzin, vervalt «bij de voorbereiding waarvan een milieu-effectrapport moet worden gemaakt,».

C

In artikel 7.35, vijfde lid, vervalt «krachtens artikel 7.2, 7.4 of 7.6».

D

In artikel 8.26a wordt »en ingevolge deze afdeling gegeven beschikking waarop artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is» vervangen door: Een ingevolge deze afdeling ambtshalve gegeven beschikking op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

E

Het in titel 12.1 opgenomen artikel 12.11 wordt vernummerd tot artikel 12.10.

F

In artikel 19.1b wordt «waarop afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is» vervangen door «op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is» en «afdeling 3.5 of artikel 3:44 of 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht» door: afdeling 3.4 of artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL III

De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 53, derde lid, vervalt.

B

In artikel 63a, eerste lid, vervalt «21,».

C

Artikel 75a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «76 tot en met 86» vervangen door: 76 tot en met 83.

2. In het tweede lid wordt «artikel 76, eerste lid,» vervangen door: artikel 76.

D

In artikel 89 wordt «54, 75, 79 en 81» vervangen door: 54 en 75.

E

In artikel 91, tweede lid, vervalt de zin na de puntkomma, onder vervanging van de puntkomma door een punt.

F

Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «72, 77, eerste lid, of 81a, tweede lid, onder a» vervangen door: of 72.

2. In het tweede lid wordt «72, 77, eerste lid, en 81a, tweede lid, onder a» vervangen door: of 72.

ARTIKEL IV

In artikel 6, derde lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek wordt «de mogelijkheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c» vervangen door: de mogelijkheden, bedoeld in het tweede lid.

ARTIKEL V

In artikel 13a, vierde lid, van de Huisvestingswet wordt «een richtlijn als bedoeld in artikel 61» vervangen door: een beleidsregel als bedoeld in artikel 61.

ARTIKEL VI

In artikel 16a van de Woningwet wordt na «in gebruik geven van het gebouw» ingevoegd: , het open erf of het terrein,.

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 5 januari 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet en enkele andere wetten (verbetering naleving, handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving; Kamerstukken 29 392) na tot wet te zijn verheven eerder dan deze wet in werking treedt, vervalt artikel VI, en wordt in artikel 14 van de Woningwet na «in gebruik geven van het gebouw» ingevoegd: , het open erf of het terrein,.

ARTIKEL VIII

Artikel IV van de wet van 5 juli 2006 tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PbEG L 197) (milieu-effectrapportage plannen; Stb. 336) vervalt.

ARTIKEL IX

In artikel V, onderdelen 1, 5 en 6, van de wet van 5 juli 2006, houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase; Stb. 350) wordt «1 augustus 2006» telkens vervangen door: 1 januari 2007.

ARTIKEL X

Indien de onderdelen A, B en C van artikel III van het bij koninklijke boodschap van 21 oktober 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valetta (Wet op de archeologische monumentenzorg) (29 259) na tot wet te zijn verheven op of na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel in werking treden, komen de onderdelen A, B en C van artikel III van die wet te luiden:

A

In de artikelen 2.17, tweede lid, onder a, 2.18, 2.19, tweede en vierde lid, en artikel 2.23 wordt «Onze Minister en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Minister, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

B

1. In artikel 4.1 wordt «Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Economische Zaken» vervangen door: Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken, en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. In artikel 4.2, derde en vierde lid, wordt «Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

C

Artikel 4.9, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt aan het slot het woord «en».

2. Aan het slot van onderdeel b wordt na de komma toegevoegd: en.

3. Na onderdeel b wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

c. de archeologische attentiegebieden, die zijn aangewezen op grond van artikel 44 van de Monumentenwet 1998.

ARTIKEL XI

1. Artikel I van deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2006 treedt artikel I in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad deze wet wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

2. De artikelen II tot en met IX van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven