30 827
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders)

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD2

Voorstel van wet

In artikel 151b, onderdeel d, zijn vóór basiskwalificatie de volgende woorden geschrapt: in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders bedoelde.

In artikel 151e, is vóór de woorden «de opleiding» toegevoegd het woord: tot.

In artikel 151f, eerste lid, zijn de woorden «georganiseerd door» vervangen door «afgelegd bij» en is na «persoon of instelling» de volgende zinsnede ingevoegd: , die onder zijn verantwoordelijkheid voor onderdelen van dat examen anderen kan inschakelen.

In artikel 151f, tweede lid, is na «de aangewezen exameninstantie» de volgende zinsnede ingevoegd: voor het verrichten van nascholing.

In artikel 151h, onderdeel g, is na «de afgifte» toegevoegd: en de kosten.

In artikel 186 zijn de verwijzingen naar de rijbewijscategorieën in overeenstemming gebracht met de elders in de wetgeving gebruikelijke wijze van vermelden (D1, E bij D1, D of E bij D en C1, E bij C1, C of E bij C).

In artikel II is in artikel 1, onderdeel b, onder 20, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 na «door middel van een motorrijtuig» de volgende zinsnede geschrapt: of een simulator en gericht op het behalen van een getuigschrift van nascholing als bedoeld in dat hoofdstuk.

De artikelen III en IV zijn geschrapt. In verband met de te verwachten snelle inwerkingtreding van de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs (wet van 28 juni 2006, Stb. 322) is geen behoefte meer aan deze samenloopbepalingen. De volgende passage uit het wetsvoorstel is geschrapt:

«Artikel III

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 maart 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs (Kamerstukken II 2005/06, 30 477), tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan artikel II van deze wet, dan wordt artikel II van deze wet als volgt gewijzigd:

a. In artikel 1, onderdeel b, onder 10, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt na «onderricht in het besturen van motorrijtuigen,» ingevoegd: niet zijnde bromfietsen,.

b. In artikel 1, onderdeel b, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt een onderdeel toegevoegd luidende:

3°. onderricht in het besturen van bromfietsen, gericht op het bijbrengen van de rijvaardigheid en geschiktheid om aan het verkeer deel te nemen als bestuurder van een bromfiets;

Artikel IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 maart 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs (Kamerstukken II 2005/06, 30 477), tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan artikel II van deze wet, dan komt artikel III van die wet te luiden:

Artikel III

Artikel 1, onderdeel b, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 komt te luiden:

b. rijonderricht:

1°. onderricht in het besturen van motorrijtuigen, gericht op het bijbrengen van de rijvaardigheid en geschiktheid om aan het verkeer deel te nemen als bestuurder van een motorrijtuig, waarvoor een rijbewijs wordt gevorderd, met uitzondering van bijscholing;

2°. onderricht ter bevordering van de vakbekwaamheid van bestuurders, bedoeld in hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet 1994, uitgevoerd door middel van een motorrijtuig of een simulator en gericht op het behalen van een getuigschrift van nascholing als bedoeld in dat hoofdstuk;»

De aanduiding «Artikel V» boven het laatste artikel is vervangen door: Artikel III

Memorie van toelichting

Algemeen

2. Achtergrond en reikwijdte

In deze paragraaf is de term »verplichte bestuurdersopleiding» vervangen door: verplicht chauffeursdiploma.

10. Toepassingsgebied

Zowel de titel als de inhoud van deze paragraaf zijn gewijzigd.

De titel van paragraaf 10 is gewijzigd van «Toepassingsgebied» in: Toepassingsbereik en gevolgen voor communautaire wetgeving.

In de volzin die begint met de woorden «Het nieuwe hoofdstuk VIIA» is voorafgaand aan de woorden «zijn opgesomd» het woord «limitatief» geschrapt.

De volgende passage is in gewijzigde vorm verplaatst naar de toelichting op artikel 151b, onderdeel b: «Het betreft de vrijstelling van bestuurders van:

a. voertuigen met een toegelaten maximumsnelheid van ten hoogste 45 km per uur;

b. voertuigen in gebruik bij of onder controle van de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en diensten verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde;

c. voertuigen die op de weg worden getest in verband met technische verbeteringen, reparatie of onderhoud, en nieuwe of omgebouwde voertuigen die nog niet in het verkeer zijn gebracht;

d. voertuigen die worden gebruikt bij noodtoestanden of worden ingezet voor reddingsoperaties;

e. voertuigen die worden gebruikt tijdens autorijlessen met het oog op het behalen van een rijbewijs of het in artikel 6 en artikel 8, eerste lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders bedoelde getuigschrift;

f. voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel vervoer van personen of goederen voor privé-doeleinden;

g. voertuigen die materieel of uitrusting vervoeren die de bestuurder voor zijn werk nodig heeft, mits het rijden met het voertuig niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is.» De rest van deze paragraaf luidt thans als volgt:

In artikel 4 van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders is geregeld welke bestuurders zijn vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van het examen basiskwalificatie. In het kader van de uitvoeringswetgeving zal worden geregeld wanneer deze categorie bestuurders moet voldoen aan de nascholingsverplichting.

Voor het personen- en goederenvervoer gelden op grond van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders verschillende uitvoeringstermijnen (respectievelijk 10 september 2008 en 10 september 2009). Artikel 15 van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders regelt de gevolgen van deze uitvoeringstermijnen voor verordening 3820/85/EEG (wijziging) en voor richtlijn 76/914/EEG (intrekking).

12. Relatie met andere EU-landen en met landen buiten de EU

Na de eerste volzin is de volgende passage toegevoegd:

In de officiële tekst van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders (zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU) is onder de titel van de richtlijn niet de vermelding «Voor de EER relevante tekst» opgenomen. Ondanks het ontbreken van deze vermelding zoeken zowel EER landen (onder andere Noorwegen) als ook Zwitserland en landen die naar verwachting in de toekomst tot de Europese Unie toetreden (onder andere Roemenië) in hun wetgeving aansluiting bij het nieuwe Europese vakbekwaamheidsregime voor bestuurders.

16. Transponeringstabel

In de regel die betrekking heeft op artikel 10, derde lid, is een verwijzing naar artikel 151c, derde lid, Wvw 1994 toegevoegd.

In de regel die betrekking heeft op artikel 14 is de aanduiding «V» vervangen door: III

Artikelsgewijze toelichting

In de toelichting op artikel 151b, onderdeel a, is voor de laatste volzin de volgende passage toegevoegd:

Onder verwijzing naar het immanent beweeglijke karakter van de materie geregeld in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders valt niet uit te sluiten dat de richtlijn over enige tijd opgaat in een andere richtlijn. Met de gekozen delegatiebepaling kan op een relatief eenvoudige wijze aan die ontwikkeling het hoofd worden geboden.

In de tekst van de toelichting op artikel 151b, onderdeel b, is na «op welke bestuurders» toegevoegd: en op welke voertuigen. Aansluitend aan de toelichting op dit onderdeel is de volgende passage toegevoegd:

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is in onderstaand overzicht de reikwijdte van de vrijstellingen bedoeld in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders verduidelijkt. In de praktijk betreft het de volgende bestuurders en voertuigen. Het blijft uiteraard wel noodzakelijk dat de desbetreffende bestuurders over een voor deze categorieën voertuigen vereist geldig rijbewijs beschikken.

a. Voertuigen met een toegelaten maximumsnelheid van ten hoogste 45 km per uur.

– Vanwege de geringe snelheid zijn dergelijke voertuigen voor het beroepsvervoer niet relevant en is het derhalve niet zinvol van bestuurders van deze voertuigen te eisen dat zij voldoen aan de vakbekwaamheidseisen.

b. Voertuigen in gebruik bij of onder controle van de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en diensten verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde.

– Reeds vanouds zijn bestuurders van voertuigen van het leger en van instanties betrokken bij de hand- having van de openbare orde niet onderworpen aan vakbekwaamheidseisen. Deze lijn zal worden gecontinueerd.

c. Voertuigen die op de weg worden getest in verband met technische verbeteringen, reparatie of onderhoud, en nieuwe of omgebouwde voertuigen die nog niet in het verkeer zijn gebracht.

– Hierbij moet worden gedacht aan de bestuurder die een voertuig uitsluitend op lokaal niveau bestuurt voor het uitvoeren en controleren van reparaties aan of voor demonstreren van dat voertuig, voor zover met dat voertuig geen andere personen of goederen worden vervoerd dan voor het uitvoeren en controleren van een reparatie of voor een demonstratie nodig zijn.

d. Voertuigen die worden gebruikt bij noodtoestanden of worden ingezet voor reddingsoperaties.

– Reeds vanouds zijn bestuurders van voertuigen van hulp- en reddingsdiensten niet onderworpen aan vakbekwaamheidseisen. Deze lijn zal worden gecontinueerd.

e. Voertuigen die worden gebruikt tijdens autorijlessen met het oog op het behalen van een rijbewijs of het in artikel 6 en artikel 8, eerste lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders bedoelde getuigschrift.

– Dit onderdeel heeft onder andere betrekking op bestuurders die als leerling een voertuig besturen onder toezicht van een bevoegd toezichthouder gedurende de periode dat zij zijn ingeschreven bij een instelling die een opleiding verzorgt gericht op het behalen van zowel het rijbewijs als het examen basiskwalificatie.

f. Voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel vervoer van personen of goederen voor privé-doeleinden.

– In de Nederlandse situatie is dit onderdeel in het bijzonder van belang voor een bestuurder die per week minder dan 12 uur vervoer verricht.

g. Voertuigen die materieel of uitrusting vervoeren die de bestuurder voor zijn werk nodig heeft, mits het rijden met het voertuig niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is.

– Deze uitzondering is mede van betekenis voor voertuigen die door bestuurders van tenminste 21 jaar binnen een straal van 50 km:

i. worden gebruikt voor het vervoer van producten van landbouwbedrijven van de teeltplaats naar de veiling;

ii. worden gebruikt voor het ophalen van melk op boerderijen en het terugbrengen van melkbussen of zuivelproducten voor de veevoeding naar de boerderijen;

iii. in de kleinhandel worden gebezigd voor het ambulant uitoefenen van die kleinhandel;

iv. worden gebezigd als rijdende bibliotheek, rijdend bureau, rijdende instructieruimte, rijdende kantine, rijdende medische dienst, rijdende spaarbank, rijdende tandverzorgingsdienst of rijdende tentoonstellingsruimte;

v. worden gebruikt voor het vervoer van circus- of kermismateriaal;

– Voorts is deze uitzondering van betekenis voor voertuigen:

i. voor goederenvervoer die door landbouw-, tuinbouw, bosbouw, of visserijbedrijven worden gebruikt voor ritten binnen een straal van 50 km. van de gebruikelijke standplaats van het voertuig, met inbegrip van het grondgebied van gemeenten waarvan de kern binnen deze straal is gelegen;

ii. voor het vervoer van levende dieren van de boerderijen naar de plaatselijke markten en omgekeerd, of van de markten naar de plaatselijke slachthuizen;

iii. voor gebruik als winkel op plaatselijke markten, voor de verkoop aan huis, voor ambulante werkzaamheden van banken, wisselkantoren of spaarbanken, voor de eredienst, voor het uitlenen van boeken, beeld- of geluiddragers, voor culturele manifestaties of voor tentoonstellingen en speciaal voor dergelijk gebruik uitgerust.

Ten slotte behoeven bestuurders die zijn geboren voor 1 juli 1955, en die voorheen op basis van artikel 2.7:2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer waren vrijgesteld van de verplichting te beschikken over een getuigschrift van vakbekwaamheid, de nieuwe nascholing slechts af te leggen op basis van vrijwilligheid. Van het behalen van de basiskwalificatie zijn deze bestuurders reeds vrijgesteld.

Aan de toelichting op artikel 151b, onderdeel i, is aan het slot de volgende passage toegevoegd:

Die omschrijving luidt aldus: Voor de toepassing van deze verordening wordt onder «gewone verblijfplaats» verstaan de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen, of, voor personen zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen, waaruit nauwe banden tussen hemzelf en de plaats waar hij woont blijken. De gewone verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats heeft dan zijn persoonlijke bindingen en daardoor afwisselend verblijft op verschillende plaatsen gelegen in twee of meer lidstaten, wordt evenwel geacht zich op dezelfde plaats te bevinden als zijn persoonlijke bindingen, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert. Deze laatste voorwaarde vervalt wanneer de betrokkene in een lidstaat verblijft voor een opdracht van een bepaalde duur.

Aan de toelichting op artikel 151c, vierde lid, is ter verduidelijking de volgende passage toegevoegd:

Bestuurders uit derde landen voldoen echter niet alleen aan de ingevolge artikel 10, derde lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste kwalificaties indien ze beschikken over de in het vierde lid bedoelde documenten, maar ook indien ze beschikken over een document bedoeld in het derde lid. Het derde en vierde lid dienen in samenhang te worden gelezen.

In de toelichting op artikel 151d is voorafgaand aan de laatste volzin de volgende passage toegevoegd:

Voor de Nederlandse situatie gaat om de beroepsbegeleidende leerweg (werkend leren). Bijvoorbeeld via het landelijk orgaan VTL wordt voor een leerling onder andere een leerbedrijf en een rijopleiding geregeld. Een leerling volgt de noodzakelijke theorie dagen op een ROC (regionaal opleidingscentrum).

In de eerste volzin van de toelichting op artikel 151f zijn de woorden «georganiseerd door een bij ministeriële regeling» vervangen door: afgelegd bij een bij ministeriële regeling.

Na de derde volzin is een volzin toegevoegd, luidende:

De landelijke exameninstantie kan onder zijn verantwoordelijkheid voor onderdelen van dat examen anderen inschakelen (bijvoorbeeld rij- of verkeersscholen die op speciale terreinen bepaalde onderdelen van het examen afnemen).

In de opsomming van kerntaken van de aangewezen exameninstantie is onder het eerste streepje het woord «organiseren» vervangen door: afnemen.

Aan de toelichting op artikel 151f, tweede lid, zijn ter verduidelijking de volgende volzinnen toegevoegd:

De erkenning van een opleidingscentrum heeft uitsluitend betrekking op het verrichten van nascholing en niet op eventuele andere activiteiten die door een nascholingscentrum worden verricht. Zo kunnen nascholingsopleidingen ook worden gegeven door organisaties die niet het opleiden als hoofdtaak hebben.

In de toelichting op artikel 151h, onderdeel g, is na «de afgifte» toegevoegd: en de kosten.

In de toelichting op artikel II is de verwijzing naar de simulator geschrapt. Met uitzondering van de laatste alinea is de term «nascholing» in dit deel van de toelichting geschrapt.

Voorts is aan het slot van de voorlaatste alinea de volgende volzin toegevoegd:

De rij-instructeurs moeten voldoen aan de eisen gesteld in de bijlage bij de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.

In de toelichting op artikel II is de verwijzing naar de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs geactualiseerd. Dit houdt onder andere in dat de verwijzing naar Kamerstukken II 2005/06, 30 477 is vervangen door een verwijzing naar de wet van 28 juni 2006 (Stb. 322).

De toelichting op de artikelen III en IV is geschrapt en de aanduiding «V» boven het laatste artikel is vervangen door: III.

In de toelichting op artikel III (nieuw) is «onderlinge afstemming» vervangen door: EU-brede afstemming.


XNoot
1

I.v.m. het alsnog afdrukken van deze oorspronkelijke tekst.

XNoot
2

De integrale oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven