nr. 7
VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN
DE RAAD VAN STATE
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het houden,
doden of doen doden van pelsdieren te verbieden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. huisvestingsplaats: leefruimte dienende tot het houden van nertsen,
bestaande uit één of meer compartimenten en voorzien van één
of meer verrijkingsobjecten, met daaraan gekoppelde nestboxen, en die ten
minste voldoet aan de eisen gesteld in de Verordening welzijnsnormen nertsen
(PPE) 2003, zoals deze luidde op 17 januari 2008;
b. nerts: dier behorend tot de diersoort Mustela vison;
c. nertsenhouderij: bedrijf of een gedeelte daarvan, als bedoeld
in artikel 1, onderdeel i, van de Meststoffenwet, dienende tot het houden
van nertsen, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;
d. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
e. pelsdier: dier dat gehouden wordt uitsluitend of in hoofdzaak
ter verkrijging van de pels.
Artikel 2
Het houden, doden of doen doden van een pelsdier is verboden.
Artikel 3
1. Degene die vanaf 17 januari 2008 ononderbroken nertsen
als pelsdier houdt, doet daarvan melding aan Onze Minister binnen vier weken
na inwerkingtreding van deze wet, onder opgave van:
a. het aantal nertsen dat hij volgens zijn vergunning, als bedoeld
in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, mag houden;
b. het aantal huisvestingsplaatsen, onderscheiden naar het aantal
huisvestingsplaatsen voor reuen, voedsters en jonge dieren, dat op 17 januari
2008 in de nertsenhouderij beschikbaar was;
c. het aantal nertsen dat op het tijdstip van melding door hem wordt
gehouden, onderscheiden naar de aantallen reuen, voedsters en de daarbij behorende
jonge dieren;
d. de plaats of plaatsen waar de nertsen op 17 januari 2008
werden gehouden; en
e. de plaats of plaatsen waar de nertsen op het tijdstip van melding
worden gehouden.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die
op 17 januari 2008 geen nertsen als pelsdieren hield, maar die ten behoeve
van het houden van nertsen als pelsdieren op 17 januari 2008 beschikte
over een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer alsmede
over huisvestingsplaatsen.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die
nertsen als pelsdieren houdt, maar die op 17 januari 2008 geen nertsen
als pelsdieren hield en voor de inwerkingtreding van deze wet de nertsenhouderij
heeft verkregen in verband met bijzondere omstandigheden van de overdrager.
4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die
nertsen als pelsdieren houdt, maar die op 17 januari 2008 geen nertsen
als pelsdieren hield en na de inwerkingtreding van deze wet de nertsenhouderij
heeft verkregen in verband met bijzondere omstandigheden van de overdrager,
met dien verstande dat de melding binnen vier weken na de overdracht van de
nertsenhouderij plaatsvindt.
5. Onder bijzondere omstandigheden als bedoeld in het derde en vierde
lid wordt verstaan de omstandigheid dat de nertsenhouder groot financieel
nadeel lijdt doordat:
a. hij door plotselinge arbeidsongeschiktheid niet langer in staat
is het houden van nertsen voort te zetten;
b. de nertsenhouderij deel uitmaakt van een te verdelen gemeenschap
en de nertsenhouderij als vermogensbestanddeel te gelde moet worden gemaakt
om de gemeenschap te kunnen verdelen; of
c. hij wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de nertsenhouderij
niet wil of kan voortzetten.
Artikel 4
Artikel 2 is niet van toepassing op degene, bedoeld in artikel 3, eerste
tot en met vierde lid, tot het tijdstip waarop 10 jaar zijn verstreken na
17 januari 2008, en indien hij:
a. aan de meldingsplicht van artikel 3 heeft voldaan;
b. de nertsen houdt in een huisvestingsplaats;
c. op enig moment niet meer nertsen houdt dan het aantal nertsen
waarvoor hij een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer
heeft;
d. op enig moment niet meer nertsen houdt dan het aantal huisvestingsplaatsen
dat ten behoeve van het houden van die soort nertsen op 17 januari 2008
in de nertsenhouderij beschikbaar was, en
e. de nertsen houdt op dezelfde plaats als waarop nertsen werden
gehouden op het tijdstip van melding, dan wel op een andere plaats, mits op
de oude plaats niet langer sprake is van een nertsenhouderij en van deze verplaatsing
melding is gedaan aan Onze Minister.
Artikel 5
1. Met het toezicht op de naleving van de artikelen 2, 3, eerste
tot en met vierde lid, en 4 zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen
ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling
gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 6
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de melding en
de bijzondere omstandigheden als bedoeld in de artikelen 3 en 4.
Artikel 7
Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende
beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 8
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt
in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet verbod pelsdierhouderij,
de artikelen 2, 3, eerste tot en met vierde lid, en 4.
Artikel 9
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 10
Deze wet wordt aangehaald als: Wet verbod pelsdierhouderij.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,