30 826 Voorstel van wet van de leden Van Gerven en Dijsselbloem houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij)

Nr. 42 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2015

Hierbij ontvangt u mijn reactie op het verzoek van de vaste commissie van Economische Zaken vastgesteld in de procedurevergadering van 24 november jongstleden.

De commissie vraagt mij om een overzicht van de huidige stand van zaken ten aanzien van de acties die inmiddels zijn ondernomen door beide partijen inzake de Wet verbod peldierhouderij. Tevens ga ik in op de vraag van de commissie over schorsende werking van beroep in cassatie.

Op 11 november 2015 heb ik u per brief (Kamerstuk 30 826, nr 41) geïnformeerd over het arrest van het gerechtshof Den Haag over de Wet verbod pelsdierhouderij in het hoger beroep in de zaak van de Staat tegen de Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders (NFE).

Korte samenvatting van arrest

Op 10 november 2015 heeft het gerechtshof Den Haag geoordeeld dat de Wet verbod pelsdierhouderij rechtmatig is. Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank Den Haag − waarmee deze wet buiten werking werd gesteld – vernietigd.

Het gerechtshof oordeelt dat er met de wet weliswaar een inbreuk wordt gemaakt op de bescherming van eigendom, zoals beschermd in artikel 1 Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, maar dat deze inbreuk proportioneel is en dat er sprake is van een fair balance tussen het algemeen belang van de wet en de belangen van de nertsenhouders.

Het gerechtshof overweegt dat het verbod op het houden en doden van pelsdieren voor de productie van bont al sinds 1999, doch in ieder geval sinds 2006 in die mate voorzienbaar was dat de nertsenhouders reeds geruime tijd vóór de invoering van de wet aanleiding hadden om zich op een mogelijk verbod in te stellen, bijvoorbeeld door hun ondernemingen te diversifiëren en zich daardoor minder kwetsbaar te maken. Vervolgens is hen een ruime overgangsperiode van bijna 11 jaar gegund, die in de eerste plaats bedoeld is om de verplichte investeringen in dierwelzijn terug te verdienen, maar die de nertsenhouders bovendien in staat stelt hun ondernemingen nog enige tijd winstgevend voort te zetten. Daarnaast zijn flankerende maatregelen getroffen, die in voorkomend geval een tegemoetkoming in de schade kunnen betekenen. Het hof meent dat de wetgever, gezien de maatschappelijke weerstand die het dragen en de productie van bont in brede kringen van de maatschappij oproept, redelijkerwijs tot het oordeel kon komen dat het houden en doden van nertsen voor de productie van bont niet in overeenstemming is met in Nederland geldende ethische normen, dat het dus in het algemeen belang is om dit te stoppen en dat daartoe een verbod nodig is. Het hof is van oordeel dat alles bij elkaar genomen niet is gebleken dat een fair balance ontbreekt. Meer in het bijzonder is niet vast komen te staan dat de nertsenhouders als gevolg van de wet een individuele en excessieve last hebben te dragen.

Stand van zaken rechtszaak

Ik heb nog geen cassatiedagvaarding ontvangen. De NFE heeft nog tot en met 10 februari 2016 om cassatie in te stellen. Ik houd u op de hoogte van het verdere verloop van de procedure.

Instellen cassatie schorsende werking?

Het instellen van cassatie heeft op grond van artikel 404 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in beginsel schorsende werking. In de voorliggende situatie is deze schorsende werking echter niet aan de orde. Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het instellen van cassatieberoep betekent niet dat het oordeel van het gerechtshof wordt geschorst. De wet is op dit moment dan ook verbindend, ongeacht of cassatieberoep wordt ingesteld.

Handhaving van eventuele uitbreiding

Op dit moment ben ik nog met het Openbaar Ministerie in overleg over de gevolgen van deze uitspraak voor de handhaving en tevens beraad ik mij op de wijze waarop uitbreidingen in beeld gebracht kunnen worden. Ik houd u op de hoogte van de ontwikkelingen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven