nr. 22
MOTIE VAN HET LID VAN DER VLIES C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat in het wetsvoorstel voor een verbod op de pelsdierhouderij
een overgangstermijn van tien jaar is opgenomen zonder schadevergoeding, in
de veronderstelling dat pelsdierhouders hiermee voldoende tegemoet gekomen
wordt;
overwegende, dat de parlementair advocaat in zijn advies aangeeft dat
het waarschijnlijk is dat de rechter geen schadevergoeding zal toekennen,
mits de overgangstermijn van tien jaar de pelsdierhouderij daadwerkelijk een
reële mogelijkheid biedt om de schade als gevolg van het voorgestelde
verbod te beperken;
overwegende, dat de kans groot is dat de betreffende bedrijven eerder
dan over tien jaar al zwaar in de problemen komen, omdat de sectorspecifieke
infrastructuur rond deze bedrijven, waaronder de voederindustrie, eerder inzakt;
overwegende, dat pelsdierhouders binnen de voorgestelde overgangstermijn
van tien jaar verplicht zijn om uitvoering te geven aan de Verordening welzijnsnormen
nertsen (2003) die loopt tot 2014, en niet de gelegenheid krijgen om betreffende
investeringen à 36,5 mln. geheel terug te verdienen;
overwegende, dat de rapporten van het Landbouw Economisch Instituut en
CE Delft onvoldoende ingaan op voornoemde aspecten en het rapport van Deloitte
maar een tipje van de sluier oplicht;
van mening, dat het onduidelijk is in hoeverre pelsdierhouders daadwerkelijk
de gelegenheid krijgen om gedane investeringen terug te verdienen en de financiële
schade te beperken;
verzoekt de indieners van het initiatiefwetsvoorstel en/of de regering,
onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de vraag of de overgangstermijn
van tien jaar pelsdierhouders daadwerkelijk een reële mogelijkheid biedt
om de financiële schade als gevolg van het voorgestelde verbod te beperken,
rekening houdend met de verplichte welzijnsinvesteringen en de specifieke
infrastructuur rond de sector, en de resultaten voor de definitieve afronding
van de behandeling van het wetsvoorstel aan de Kamer te overleggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Vlies
Koopmans
Snijder-Hazelhoff