Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 30821 nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 30821 nr. 9 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2009
We hebben het goed voor elkaar in Nederland, maar ook bij ons kan iets gebeuren. De overheid verricht veel inspanningen om ontwrichting van de samenleving als gevolg van rampen en crises te voorkomen, maar een volledige veiligheidsgarantie is niet te geven. We leven immers in een risicosamenleving.
Met de strategie nationale veiligheid1 zet het kabinet in op het zoveel als mogelijk voorkomen van maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een ramp of crisis. Met behulp van de werkwijze uit deze strategie wordt inzicht geboden in de impact en waarschijnlijkheid van dreigingen. Tevens wordt onderzocht welke maatregelen getroffen kunnen worden om impact en waarschijnlijkheid van die dreigingen te beperken.
De overheid is hierbij niet de enige die iets kan doen om de gevolgen van een ramp te beperken. Ook het bedrijfsleven en burgers hebben een verantwoordelijkheid als het gaat om de voorbereiding op rampen en crises. Zo moeten zij bijvoorbeeld in staat zijn zichzelf bij een ramp enige tijd te redden. Dit noemen we zelfredzaamheid. In de eerste voortgangsbrief Nationale Veiligheid2 is aangegeven dat zelfredzaamheid de impact van meerdere dreigingen kan beperken. In deze brief informeer ik u over de concrete acties die ik in gang heb gezet om de zelfredzaamheid en redzaamheid van burgers en bedrijven bij rampen en crises te versterken.
Bij een ramp of een crisis kan het zo zijn dat burgers en bedrijven enige tijd op zichzelf zijn aangewezen. De capaciteit van de professionele hulpverlening is per definitie beperkt en wordt als eerste ingezet voor de mensen die deze het hardst nodig hebben. Daarnaast hebben burgers en bedrijven ook een eigen verantwoordelijkheid om zich voor te bereiden op rampen en crises. Dit geldt voor zowel zelfredzame als verminderd zelfredzame burgers. Het is daarnaast van belang dat burgers en maatschappelijke organisaties zich inzetten om medeburgers te helpen.
Uit onderzoek blijkt dat burgers over het algemeen goed in staat zijn zichzelf enige tijd in veiligheid te brengen. Mensen raken bij een ramp meestal niet in paniek en handelen rationeel1. Ook blijkt de bereidheid om getroffenen hulp te verlenen bij incidenten een «gegeven». Dit bleek bijvoorbeeld tijdens de vuurwerkramp in Enschede, de Nieuwjaarsbrand in Volendam en na de aanslagen in Madrid in 2003. Zeer recent nog, tijdens de vliegtuigcrash bij Schiphol en het Koninginnedagincident in Apeldoorn, kwam de hulpverlening door professionals én burgers snel en goed op gang. Ook de evaluatie van de stroomstoring in de Bommeler- en Tielerwaard, die u als bijlage aantreft, bevestigt dit beeld.2
Uit onderzoek blijkt echter ook dat mensen in deze zelfredzaamheid en redzaamheid gehinderd kunnen worden door een slechte voorbereiding. Zo blijkt dat zij, door een gebrek aan kennis en informatie, soms beslissingen nemen of handelingen verrichten die achteraf bezien minder verstandig waren. Dit kan voorkomen worden door een goede voorbereiding en goede informatievoorziening tijdens de ramp3. Ook vooraf moet er informatie beschikbaar zijn over de risico’s in de (directe) leef- en werkomgeving4, bijvoorbeeld via de risicokaart.
Een goede voorbereiding kan bovendien het geloof in eigen kunnen vergroten. Dit geloof in eigen kunnen blijkt invloed te hebben op de beslissingen die mensen nemen in een noodsituatie. Voorbereiding op rampen en crises is voor de meeste mensen echter niet vanzelfsprekend. Een lage inschatting van de waarschijnlijkheid dat een risico zich voordoet, lijkt hiervoor de belangrijkste oorzaak5. Rampen gebeuren – in de ogen van veel Nederlanders – in andere landen en àls er in Nederland iets gebeurt, zal het hen niet persoonlijk overkomen.
Door burgers en bedrijven te stimuleren om zich voor te bereiden op rampen en crises, wil ik hun zelfredzaamheid vergroten. Daarnaast wil ik vanuit de overheid de randvoorwaarden creëren die deze (zelf)redzaamheid ondersteunen. Om dit te realiseren heb ik een project opgestart dat als doel heeft de zelfredzaamheid en redzaamheid bij rampen en crises te versterken.
2.1 Doelgroep en verantwoordelijkheidsverdeling
In het project zelfredzaamheid bij rampen en crises (hierna «project zelfredzaamheid») zijn niet alleen burgers en bedrijven een doelgroep, maar is ook de overheid aan zet om de randvoorwaarden te creëren die zelfredzaamheid mogelijk maken.
Het is de visie van dit kabinet dat burgers meer zelf verantwoordelijkheid moeten nemen, terwijl de overheid minder regels moet stellen. Daarbij hoort het beeld van een burger die zelfredzaam, mondig en betrokken is. Burgers en bedrijven zijn dan ook in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de eigen veiligheid.
Binnen het project is specifieke aandacht voor verminderd zelfredzamen. Deze groep, die bestaat uit volwassenen met mentale of fysieke beperkingen die een zelfstandig leven leiden, maakt een groot deel uit van onze samenleving6. Het is belangrijk dat verminderd zelfredzamen die zelfstandig leven zélf de verantwoordelijkheid nemen voor hun veiligheid bij noodsituaties. Verminderd zelfredzamen die afhankelijk zijn, dienen in eerste instantie ook zelf hulp van anderen in te schakelen. Te denken valt aan familie en vrienden, maar ook aan bijvoorbeeld thuiszorg. Iemand die hulp van derden weet te organiseren, gedraagt zich zelfredzaam.
Bedrijven zijn als werkgever verantwoordelijk voor de veiligheid van hun medewerkers en zullen daarom hun medewerkers moeten ondersteunen ten tijde van een ramp. Een bijzondere verantwoordelijkheid hebben bedrijven die accommodatie bieden aan (groepen) burgers, zoals zorginstellingen of recreatiebedrijven. Deze bedrijven zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van soms wisselende personen. Het ondersteunen van deze mensen bij rampen en crises brengt specifieke uitdagingen met zich mee. Werkgevers zijn op grond van de Arbowet verplicht interne hulpverlening te organiseren voor werknemers in geval van calamiteiten. Deze verplichting omvat ook het in noodsituaties alarmeren en evacueren van personen die in verband met de arbeid in het bedrijf aanwezig zijn. Deze regeling van bedrijfshulpverlening is niet bedoeld en toereikend om hulpverlening te borgen voor publiek, bezoekers, patiënten, vrijwilligers, leerlingen en gedetineerden. Met de ministeries van SZW en VROM/WWI werkt het ministerie van BZK aan een gezamenlijke Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) waarin de organisatie van interne hulpverlening in noodsituaties (zgn. basishulpverlening) wettelijk is verankerd. Het doel is een eenduidige en handhaafbare regeling voor hulpverlening bij calamiteiten in alle situaties waarin veel personen verblijven.
Maar niet alleen burgers en bedrijven zijn aan zet. De overheid heeft bij rampen niet alleen een hulpverlenende rol aan burgers die door omstandigheden niet zelfredzaam kunnen zijn, maar vervult bij voorkeur ook een ondersteunende rol naar burgers en bedrijven die zelfredzaam zijn. Daarnaast dient de overheid in de voorbereidende fase de randvoorwaarden te creëren die zelfredzaamheid en redzaamheid mogelijk maken, Dit betekent enerzijds dat professionele hulpverleners ruimte en ondersteuning bieden aan (zelf)redzaamheid. Anderzijds betekent het dat problemen waar (zelf)redzamen tegenaan lopen (zoals bijvoorbeeld een informatieachterstand) zoveel mogelijk (vooraf) worden ondervangen. Dit vergt een actieve houding van de overheid.
Met het project zelfredzaamheid heb ik concrete acties in gang gezet om de belangrijke stimulerende en ondersteunende rol van de overheid bij het versterken van zelfredzaamheid van burgers en redzaamheid (burgerparticipatie) nader vorm te geven. Risico- en crisiscommunicatie maken hiervan deel uit. Het project kent drie sporen:
1. Het versterken van het risicobewustzijn
2. Het in pilotgebieden onderzoeken welke instrumenten de zelfredzaamheid effectief versterken
3. onderzoek naar «best practices» op het gebied van zelfredzaamheid
Onderstaand wordt kort ingegaan op de drie sporen van het project.
2.2.1 Versterken van risicobewustzijn
In de landelijke Denk Vooruit-campagne, die sinds 2006 wordt gevoerd, zet ik in op het vergroten van het risicobewustzijn en het stimuleren van de voorbereiding op rampen en crises. In 2006 en 2007 luidde de boodschap van de campagne: «Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel». Op de website www.denkvooruit.nl werden voor elf ramptypen handelingsperspectieven geboden. Hoewel de doelgroep (Nederlanders van 18 jaar en ouder) deze boodschap maatschappelijk gezien wel belangrijk vond, bleek zij deze boodschap niet op zichzelf te betrekken. Dit werd veroorzaakt door een lage risicoperceptie («dat overkomt mij niet»/«die dingen gebeuren in Nederland niet») en doordat onvoldoende concreet was hoe mensen zich moesten voorbereiden.
Daarom is in de campagne van 2008 voor een andere insteek gekozen. Er werd niet meer gesproken over «rampen», maar over «noodsituaties». Rampen zouden voor veel mensen iets zijn dat vooral in andere landen voorkomt. Het begrip «ramp» raakt niet aan hun dagelijkse beleving. Noodsituaties kunnen (gevoelsmatig) ook dichter bij huis plaatsvinden, bijvoorbeeld stroomuitval van een aantal uren. Daarnaast werd een concreet en tastbaar voorbeeld van voorbereiding op noodsituaties geïntroduceerd: het noodpakket. Uit de eindmeting van de campagne blijkt dat deze boodschap aanslaat. Na afloop van de campagne vindt 67% van de ondervraagden dat het je eigen verantwoordelijkheid is om je voor te bereiden op een noodsituatie. Ook staat het algemene publiek redelijk positief tegenover het noodpakket: de meerderheid (56%) vindt het handig om een noodpakket in huis te hebben. Het noodpakket wordt inmiddels door meerdere (commerciële) aanbieders op de markt gebracht. Het aantal aanbieders is nog steeds groeiende. De landelijke Denk Vooruit-campagne zal in het najaar van 2009 worden voortgezet.
Gemeenten en veiligheidsregio’s hebben de landelijke Denk Vooruit-campagne lokaal en regionaal vervolg gegeven en hebben deze met eigen uitingen en instrumenten uitgebreid. Zo is in de provincie Groningen de Risicowijzer ontwikkeld: elke gemeente informeert zijn bewoners via een gemeente-specifieke brochure over de aanwezigheid van risico’s in de eigen leefomgeving. Er worden tips en adviezen gegeven over hoe inwoners zich op verschillende kleine en grote calamiteiten kunnen voorbereiden. Voorts staat vermeld waar inwoners informatie kunnen krijgen als er een noodsituatie heeft plaatsgevonden en hoe ze kwetsbare mensen in hun omgeving kunnen helpen. In de veiligheidsregio Limburg-Noord is een nieuwe, langlopende bewustwordingscampagne gestart. Met deze regionale invulling van de Denk Vooruit-campagne wil deze regio de inwoners van 21 betreffende gemeenten beter bewust maken van de noodzaak van zelfredzaamheid bij noodsituaties. Hoofdthema’s waarop in de campagne wordt gefocust zijn drie noodsituaties waarvoor de kans dat ze in deze regio optreden het grootst is, te weten een ongeluk met gevaarlijke stoffen, extreem weer en overstromingen..
Naast de voornamelijk generieke Denk Vooruit-campagne wordt er ook meer doelgroepgericht gecommuniceerd, zoals verminderd zelfredzamen en scholieren/jongeren.
Voor scholieren is het scholenproject «Ramp» ontwikkeld, gericht op het voortgezet onderwijs. «Ramp» sluit aan bij de landelijke campagne en laat scholieren zelf onderzoeken hoe ze moeten handelen bij verschillende soorten rampen. Doel is om leerlingen meer bewust te maken van het belang om voorbereid te zijn op noodsituaties in hun eigen leefomgeving. In het project wordt niet alleen ingegaan op veiligheid in en rondom school (gekoppeld aan de jaarlijkse ontruimingsoefening), maar wordt tijdens keukentafelgesprekken ook de veiligheid thuis en de persoonlijke voorbereiding op noodsituaties aan de orde gesteld. Vooraf was het doel om het project op minstens 100 scholen uit te voeren. Het lesmateriaal is op internet beschikbaar gesteld en indien gewenst konden scholen begeleid worden bij de voorbereiding en/of uitvoering van het project op school. In het schooljaar 2008–2009 hebben uiteindelijk 180 scholen gewerkt met «Ramp» en hebben ca. 40 000 leerlingen een kort dossier over rampen bekeken.
Voor jongeren is daarnaast op 25 mei 2009 een proef gestart in het virtuele Habbo-hotel (www.habbo.nl). Het Nederlandse Habbo is met gemiddeld 950 000 unieke bezoekers per maand de grootste virtuele community in Nederland voor tieners en jonge volwassenen. Tot en met 21 juni 2009 krijgen jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar in de virtuele Habbo-wereld te maken met een aantal rampenoefeningen. Door de rampenoefeningen ontdekken jongeren hoe ze zich het beste kunnen voorbereiden op noodsituaties. De samenwerking tussen Habbo en mijn ministerie is een rijksbrede proef om te kijken hoe op een innovatieve manier campagne gevoerd kan worden via een nieuw medium. Ik heb deze kans aangegrepen om jongeren te betrekken bij educatie over rampenoefeningen. Deze unieke proef zal na afloop worden geëvalueerd om te bezien of het bereik en de communicatie-effecten voldoende zijn om in de toekomst deze wijze van communiceren met jongeren door te zetten.
Voor de doelgroep van verminderd zelfredzamen zijn in nauwe samenwerking met de Taakgroep Handicap en Lokale Samenleving een website en geschreven en gesproken brochures ontwikkeld, met informatie over het voorbereiden op noodsituaties. Op de website krijgen verminderd zelfredzamen, na het invullen van een vragenlijst, een advies hoe zij zich het beste kunnen voorbereiden op een noodsituatie. De reeds genoemde Taakgroep heeft de opdracht gekregen om in de periode 2008–2011 veiligheid in relatie tot verminderde zelfredzaamheid op de kaart te zetten. Het ministerie van BZK is samen met het Veiligheidsberaad opdrachtgever van de Taakgroep voor het onderdeel Veiligheid.
Door het Oranje Kruis, de stichting die zich in Nederland bezighoudt met de opzet en certificering van EHBO-opleidingen, wordt medio juni 2009 een publiekscampagne gestart. Met deze campagne worden mensen gestimuleerd om een EHBO-cursus te volgen, zodat zij anderen te hulp kunnen schieten in noodsituaties. In nauwe samenwerking met mijn ministerie wordt een folder verspreid met 8 handige eerste hulp-tips. Naast het noodpakket wordt zo een andere concrete manier van voorbereiden op noodsituaties gestimuleerd.
Hoewel de boodschap uit de Denk Vooruit-campagne aanslaat, blijkt uit de evaluatie van de Denk Vooruit-campagne van 2008 ook dat het vooral bij intenties blijft. Mensen hebben wel het voornemen om zich voor te bereiden, maar gaan niet altijd over tot daadwerkelijk handelen. Het is een uitdaging om te onderzoeken hoe burgers het beste zelfredzaam gemaakt kunnen worden. Om hier antwoord op te krijgen is binnen het project zelfredzaamheid een viertal pilots opgezet, waarin van april 2009 tot mei 2010 op lokaal niveau wordt onderzocht welke (nieuwe) instrumenten de zelfredzaamheid effectief kunnen versterken.
Onderstaand treft u een korte beschrijving aan van de vier pilots:
• In Amsterdam wordt gewerkt aan het vergroten van kennis en vaardigheden van burgers en het versterken van de veiligheidscultuur van bedrijven. Daarnaast worden professionals opgeleid om effectief te leren omgaan met (zelf)redzaamheid van burgers en bedrijven. Ook wordt op het gebied van risico- en crisiscommunicatie gekeken welke boodschap de meest positieve invloed heeft op zelfredzaamheid en op welke wijze het best gecommuniceerd kan worden met burgers en bedrijven. Een deel van de ontwikkelde maatregelen wordt getest in een operationele oefening. De leerpunten worden vastgelegd in planvorming.
• Op de Veluwe wordt onderzocht welke handelingsperspectieven recreanten en inwoners hebben bij een onbeheersbare natuurbrand en hoe zij hierover geïnformeerd kunnen worden. Samen met campinghouders, landgoedeigenaren en gemeenten wordt in kaart gebracht hoe publieke en private partijen moeten handelen bij een reële dreiging van natuurbrand. Bijvoorbeeld als zij overgaan tot het ontruimen en/ of evacueren van terreinen. Onderzocht wordt hoe recreanten en burgers geïnformeerd en betrokken kunnen worden bij de voorbereiding én tijdens de noodsituatie.
• In Zeeland wordt een alerteringssysteem ontwikkeld voor drie dreigingen. Dreigingsniveaus en bijbehorende handelingsperspectieven worden met behulp van kleurencodes onder de aandacht van de bevolking gebracht. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande nationale (en internationale) alerteringssystemen.
• In de pilot Moerdijk wordt, met als aanleiding een herziening van het bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de externe veiligheid, het begrip «zelfredzaamheid» uit het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (BEVI) inzichtelijk gemaakt en nader onderzocht. Op basis van bestaande studies naar bevordering van zelfredzaamheid en maatregelen die op andere bedrijventerreinen zijn genomen, worden de meest geschikte maatregelen en technieken om zelfredzaamheid te vergroten, in kaart gebracht. Dit moet resulteren in een maatregelenpakket waarmee de zelfredzaamheid op en om het bedrijventerrein wordt vergroot en veranderingen in het groepsrisico kunnen worden verantwoord.
In de pilotgebieden slaan burgers, mede-overheden, veiligheidsregio’s, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven de handen ineen. Zo zijn onder meer BHV-organisaties in Amsterdam en Moerdijk betrokken, wordt op de Veluwe nauw samengewerkt met o.a. recreatieondernemers en landgoedeigenaren en zijn er contacten met de Taakgroep Handicap en Lokale Samenleving, het Oranje Kruis en het Rode Kruis. Om adequaat gebruik te maken van reeds ontwikkelde kennis op het gebied van zelfredzaamheid is een expertgroep ingesteld. Deze expertgroep adviseert het ministerie van BZK en de pilots over de opzet van de pilots, de inzet van de instrumenten en de borging van de bereikte resultaten. De experts zijn gekozen op basis van hun praktische en wetenschappelijke kennis van rampen en crises, gedragsbeïnvloeding, risicocommunicatie en risicopsychologie, publiek-private samenwerking, verminderde zelfredzaamheid en professionele hulpverlening. Voorzitter is de heer J. Mans, oud-burgemeester van Enschede.
Dat het nodig is om nieuwe manieren en instrumenten te ontwikkelen ter vergroting van de zelfredzaamheid, blijkt ook uit de evaluatie «Stroomuitval in de Bommeler- en Tielerwaard in december 2007». In deze evaluatie is veel aandacht besteed aan de manier waarop is omgegaan met de getroffen burgers. Immers, het oordeel van de bevolking over de regionale rampenbestrijding wordt vooral bepaald door de mate waarin de bevolking (feitelijke en gepercipieerde) zorg heeft ontvangen en in mindere mate door het acute optreden van de hulpdiensten. Met name de publieksvoorlichting bleek een knelpunt. De onderzoekers constateren dat het van belang is dat publieksvoorlichting interactief is, zodat burgers ook de mogelijkheid hebben om gewenste informatie op te vragen. Het is van belang dat burgers voldoende geïnformeerd zijn om zelf beslissingen te nemen. In de eerder genoemde pilots wordt daarom onder meer onderzocht op welke manier met burgers (interactief) gecommuniceerd moet worden over noodsituaties. Zowel in de voorbereidende fase als in een acute noodsituatie.
De effectiviteit van de in de pilots ingezette instrumenten wordt onderzocht door middel van een nul- en eindmeting. Succesvolle instrumenten zullen na afloop van de pilots breder (bijvoorbeeld landelijk) worden ingezet. Tevens kunnen zij in de planvorming van veiligheidsregio’s worden opgenomen. De borging van de opgedane ervaringen is een belangrijk punt van aandacht in het project zelfredzaamheid. Daarmee wordt aangesloten bij één van de aanbevelingen uit de evaluatie Bommeler- en Tielerwaard en bij de in het Wetsvoorstel veiligheidsregio’s voorziene verplichting tot het hebben van een kwaliteitszorgsysteem.
In het project zelfredzaamheid wordt ten slotte ook onderzoeknaar «best practices» op het gebied van zelfredzaamheid gestimuleerd. Zo doet het NIFV, in opdracht van het ministerie van BZK, onderzoek naar de ervaring van burgers en hulpverleners met zelfredzaamheid bij rampen en crises. Ook zullen de uitkomsten van gedragsstudies worden benut om meer kennis te krijgen over de manier waarop mensen omgaan met crisissituaties en de wijze waarop de gewenste gedragsverandering (een betere voorbereiding op rampen en crises) kan worden bereikt. Bestaande en toekomstige studies naar zelfredzaamheid worden gevolgd en onderzoeksuitkomsten worden, waar mogelijk, benut in de Denk Vooruit-campagne en de pilots en vice versa.
Met het project zelfredzaamheid zet ik in op een versterking van de (zelf)redzaamheid van burgers en bedrijven. Dit resultaat wordt niet van de ene op de andere dag bereikt en zal weer verdwijnen als er geen aandacht meer aan wordt besteed. Het versterken van zelfredzaamheid is een traject van lange adem. Het ontwikkelen van nieuwe instrumenten en het vergroten van het inzicht in de mechanismen achter (zelf)redzaamheid is op zichzelf niet voldoende. Ook op langere termijn zullen acties nodig zijn om zelfredzaamheid te stimuleren en mogelijk te maken.
In de komende jaren kunnen bestaande instrumenten en nieuwe technieken worden aangepast en toegepast om de zelfredzaamheid te versterken. Zo nemen provincies bijvoorbeeld het initiatief om de risicokaarten, waarop burgers de risico’s in hun omgeving kunnen inzien, uit te breiden met handelings-perspectieven voor noodsituaties. En zal in het project Cellbroadcast niet alleen de alarmering bij noodsituaties worden onderzocht, maar zal ook bezien worden op welke manier de techniek ingezet kan worden om de zelfredzaamheid te ondersteunen, bijvoorbeeld door handelingsopties te geven.
Maar om de zelfredzaamheid structureel te versterken is ook een cultuuromslag nodig. Niet alleen bij burgers en bedrijven, maar ook bij professionele hulpverleners. Burgers moeten zich, meer dan nu, voorbereiden op mogelijke dreigingen. En professionals zullen rekening moeten houden met de zelfredzaamheid en redzaamheid van burgers. Om dit potentieel aan hulpverleningscapaciteit te benutten, zullen professionele hulpverleners redzame burgers moeten toelaten en met hen samenwerken. De werkwijzen van professionals moeten hierop worden aangepast en er moet worden geoefend met inzet van (zelf)redzame burgers.
Met het project zelfredzaamheid bij rampen en crises heb ik een start gemaakt met de uitwerking van dit onderwerp in Nederland. Daarnaast ben ik voornemens het onderwerp zelfredzaamheid bij crises en rampen ook in EU-verband aan de orde te stellen. Internationaal groeit het besef dat de professionele hulpverleningsdiensten bij een ramp of crisis niet altijd voldoende capaciteit hebben om iedereen direct te helpen. Daarnaast hebben veel van de ons omringende landen reeds ervaring opgedaan met zelfredzame burgers. Binnen de EU is sprake van een groeiend enthousiasme voor samenwerking op het gebied van «resilience» (zelfredzaamheid). Niet alleen vanwege het feit dat onderling geleerd kan worden van opgedane ervaringen, maar ook omdat rampen en crises zich niet altijd beperken tot het eigen territorium.
Door middel van de periodieke rapportages Nationale Veiligheid zal ik de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de hoogte blijven houden van de vorderingen op dit belangrijke terrein.
Ruitenberg, A.G.W. en Helsloot, I, Zelfredzaamheid van burgers bij rampen en zware ongevallen, Den Haag, 2004, hfst. 2.
Voorafgaand aan de stroomstoring in de Bommeler- en Tielerwaard waren burgers, bedrijven én hulpverleners niet bekend met het verhoogde risico op stroomuitval in het gebied (vanwege het feit dat zij zich aan een uitloper van de electriciteitsvoorziening bevonden). Dit heeft er mede toe geleid dat er weinig noodstroomvoorzieningen (zoals generatoren) beschikbaar waren.
Evaluatie Denk Vooruit-campagne 2008, Risico- en Crisisbarometer, basismetingen 2007 en 2008 en NIFV, Zelfredzaamheid en fysieke veiligheid van burgers – Verkenningen (2005).
Kenmerkend voor deze doelgroep is dat zij dikwijls onvoldoende mobiel zijn om zich snel uit de voeten te maken en te vluchten, zij signalen niet waarnemen door een zintuigelijke handicap of zij sneller in paniek (kunnen) raken als zij door een verstandelijke beperking niet weten hoe te handelen. Zij leven vaak zelfstandig of in kleine woongemeenschappen, waardoor ze moeilijk te traceren zijn in geval van een ramp of crisis.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30821-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.