Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2019
Nederland is een open kenniseconomie en zet daarom sinds geruime tijd in op internationale
wetenschappelijke samenwerking. Het stimuleren van vrije toegang tot onderzoek en
onderwijs is een belangrijke kernwaarde en biedt kansen. Door deze open kennissamenleving
scoort Nederland goed op allerlei internationale rankings. Soms staat ons open stelsel
echter op gespannen voet met het belang van nationale en internationale veiligheid.
In sommige gevallen is het onwenselijk dat bepaalde personen in Nederland kennis opdoen
vanwege een hoog risico op ongewenste technologieoverdracht. Ook in EU-verband staat
het onderwerp technologieoverdracht in toenemende mate hoog op de agenda.
Brede internationale ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en veiligheid
hebben de wens op scherper toezicht met betrekking tot de bescherming van kennis onderstreept.
Daarom zet het kabinet proactief en in samenwerking met de sector in op beperking
van ongewenste technologieoverdracht door het verscherpen van toezicht op academisch
onderzoek en onderwijs voor studenten en onderzoekers uit risicolanden. Enerzijds
maakt het kabinet daarbij gebruik van bestaande wet- en regelgeving, anderzijds zullen
er nieuwe maatregelen genomen moeten worden.
Ten aanzien van bestaande wet- en regelgeving kent Nederland mogelijkheden om de toegang
tot specifieke studies en onderzoeksvelden in Nederland te ontzeggen. Momenteel is
de situatie zo dat alle studenten en onderzoekers uit welk land dan ook aan een risicoanalyse
worden onderworpen indien zij toelating wensen tot een opleiding, genoemd in de bijlage
van de Sanctieregeling Noord-Korea 2017. Deze regeling is ingesteld op basis van de
Nederlandse sanctiewet (Sanctiewet 1977) ter uitvoering van een VN-resolutie en het
Raadsbesluit van de EU. De regeling ziet toe op het voorkomen dat Noord-Korea wordt
voorzien van kennis die bijdraagt aan proliferatiegevoelige activiteiten in dat land.
In aanvulling hierop wil het kabinet ook scherper gaan toezien op studenten en onderzoekers
uit andere risicolanden. Vanwege een recente casus en het feit dat het kabinet zich
in toenemende mate zorgen maakt over het ballistische raketprogramma van Iran omdat
zich dat steeds verder blijft ontwikkelen zal prioriteit worden gegeven aan het verscherpen
van het toezicht op studenten en onderzoekers die een link kunnen hebben met het Iraanse
ballistische raketprogramma.1
Het kabinet verkent op dit moment verschillende opties om ongewenste technologie overdracht
te voorkomen. Zo heeft het kabinet met betrekking tot Iran de Europese Commissie gevraagd
om nadere schriftelijke duiding van de EU-sanctieverordening Iran (2012/267). In de
verordening staat een verbod op de overdracht van specifieke omschreven technologie
die kan bijdragen aan de ontwikkeling van het Iraanse ballistische raketprogramma
en het verlenen van technische bijstand met betrekking tot deze technologie en/of
goederen voor gebruik in Iran. Hoewel deze verordening niet is opgesteld met oog op
hoger onderwijs, biedt het aanknopingspunten om scherper toe te zien op studenten
en onderzoekers in specifieke studies en onderzoeksgroepen, die aan het Iraanse ballistische
raketprogramma kunnen worden verbonden.
Parallel hieraan neemt het kabinet een aantal maatregelen voor scherper toezicht op
studenten en onderzoekers uit Iran. Zo zal er een toetsingskader worden opgesteld
en een Taskforce worden ingesteld van OCW, J&V en BZ. Deze Taskforce zal op basis
van het toetsingskader de huidige groep studenten en onderzoekers in gevoelige studies
en die een link kunnen hebben met het Iraanse ballistische raketprogramma toetsen,
op zorgvuldige en non-discriminatoire wijze, om mogelijke veiligheidsrisico’s maximaal
in te dammen. Voor het komende studiejaar zal het toezicht worden aangescherpt op
nieuwe aanmeldingen uit Iran met betrekking tot specifieke studies en onderzoeksgroepen
om het risico op ongewenste technologieoverdracht te verkleinen. Daarnaast zullen
separaat aanvullende maatregelen worden ontwikkeld om het toezicht op studenten en
onderzoekers voor andere risicolanden verder aan te scherpen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
M.G.J. Harbers