30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 200 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2023

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft om een brief verzocht over het huidige kabinetsbeleid ten aanzien van ongewenste buitenlandse beïnvloeding en inmenging ten behoeve van het commissiedebat Buitenlandse Inmenging en Beïnvloeding van 4 oktober 2023.

De Ministers van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben uw Kamer op 16 maart 2018, mede namens mij en de Ministers voor Buitenlandse Zaken en Defensie, geïnformeerd over de rijksbrede aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (hierna: OBI).1 Hierna is uw Kamer op 28 november 2022 per brief door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Klimaat, Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en mij geïnformeerd over de aanpak van statelijke dreigingen en het dreigingsbeeld statelijke actoren 22, waaronder het tegengaan van OBI valt. Op 6 april jl. is uw Kamer door de Ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid, mede namens mij, geïnformeerd over de geïntensiveerde aanpak van OBI.3

Als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet ik in op het behouden en bevorderen van de sociale stabiliteit in onze superdiverse samenleving. Vanuit deze opgave werk ik mee aan het verhogen van de veerkracht en weerbaarheid van bevolkingsgroepen die geconfronteerd worden met maatschappelijke ontwikkelingen die onze samenleving onder druk zetten, waaronder OBI. Dat doe ik onder andere door onderzoeken te laten uitvoeren naar ervaren diasporabeleid en door het organiseren van dialoog in geval van spanningen binnen of tussen gemeenschappen en het adviseren van gemeenten en professionals in hun omgang met maatschappelijke spanningen en polarisatie.

Door in te zetten op een samenleving die inclusief en veerkrachtig is, waarin inwoners zich onderdeel voelen van die samenleving en daarin gelijkwaardige kansen krijgen, zet ik mij in om bij te dragen aan het verkleinen van de ontvankelijkheid voor OBI en daarmee een sociaal stabiele samenleving.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstukken 30 821 en 26 643, nr. 42

X Noot
2

Kamerstuk 30 821, nr. 175

X Noot
3

Kamerstuk 30 821, nr. 180

Naar boven