30 821 Nationale Veiligheid

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 196 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 31 juli 2023

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken en Klimaat en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 12 mei 2023 over Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden (Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 juni 2023 aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken en Klimaat en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 4 juli 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Rudmer Heerema

De griffier van de commissie, Westerhoff

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

0

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

0

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

0

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

0

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

0

     

II

Volledige agenda

0

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vinden het afbouwen van strategische afhankelijkheden een belangrijke prioriteit. Gezien de geopolitieke ontwikkelingen en de dreiging van Rusland en China is er sprake van een duidelijke urgentie. De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke concrete doelstellingen het kabinet zich stelt. Wanneer wil het kabinet deze doelstellingen hebben gerealiseerd? En welke concrete bijdrage levert de Taskforce Strategische Afhankelijkheden hieraan? Wat zijn de concrete subdoelen van de Taskforce? Kortom, kan het kabinet een overzicht geven van concrete doelstellingen, inclusief termijn?

1. Antwoord van het kabinet:

Het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden is – binnen een breder beleid ter versterking van de eigen economische weerbaarheid – één van de prioriteiten van het kabinet en de EU, en is één van de pijlers van open strategische autonomie, zoals beschreven in de Kamerbrief Open Strategische Autonomie van 8 november 2022.1 Door onder andere de complexiteit van waardeketens, de veranderlijke aard van afhankelijkheden en gebrekkige data is het lastig en onwenselijk om kwantitatieve doelen en termijnen omtrent het verminderen van de risico’s van afhankelijkheden vast te stellen. Dat neemt niet weg dat waar strategische afhankelijkheden al zijn geïdentificeerd er reeds actie wordt ondernomen om de positie van Nederland en de EU in strategische waardeketens te versterken, bijvoorbeeld in het geval van de afhankelijkheid van Russische olie en gas. Ook concrete initiatieven zoals de EU Chips Act en het Europese voorstel voor de Critical Raw Materials Act dragen bij aan het adresseren van strategische afhankelijkheden. De beleidsopties voor mitigatie zijn maatwerk, waarbij de kosten en baten en ook het handelingsniveau (EU of nationaal) zorgvuldig dienen te worden afgewogen, en altijd ook de dialoog met de private sector moet worden aangegaan. Bedrijven dragen immers zelf verantwoordelijkheid voor hun waardeketens en hebben zelf baat bij het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden onder andere door diversificatie van bronnen. Het analyseren, vaststellen én mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden is een doorlopend proces, waarbij de Taskforce Strategische Afhankelijkheden de voortgang monitort, de verschillende departementen bij elkaar brengt, en een aanjagende rol speelt in het verder uitwerken van beleidsopties. Een tijdlijn is opgenomen in de Kamerbrief over de kabinetsaanpak strategische afhankelijkheden.2 Aan het einde van het jaar zal uw Kamer over de voortgang geïnformeerd worden.

De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van het kabinet dat bedrijven primair verantwoordelijk zijn voor de mitigatie van risico’s in hun eigen waardenketens. Hier wordt aan toegevoegd dat het kabinet bereid is stappen te nemen, daar waar ingrijpend handelen om de risico’s van strategische afhankelijkheden te mitigeren noodzakelijk is. De leden van de VVD-fractie vragen welke criteria het kabinet hanteert voor dergelijk ingrijpen. Welke voorwaarden stelt het kabinet aan een situatie, voordat het de verantwoordelijkheid van bedrijven overneemt?

2. Antwoord van het kabinet:

Bedrijven dragen in eerste plaats zelf verantwoordelijkheid voor hun waardeketens en hebben zelf baat bij het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden, onder andere door diversificatie van waardeketens. Wel heeft de regering een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat publieke belangen gewaarborgd blijven. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de kritieke grondstoffen die nodig zijn voor onder andere de energietransitie en de digitale transitie. Waar een publiek belang onder disproportionele druk komt te staan, en de markt en het bedrijfsleven dit risico onvoldoende adresseren of hiertoe niet in staat zijn, ligt een rol voor de overheid voor de hand. Dit is vaak het geval bij risicovolle strategische afhankelijkheden. Dit neemt niet weg dat parallel aan mogelijk overheidsingrijpen, dialoog met de private sector over de handelingsopties t.a.v. strategische afhankelijkheden van belang is. In zijn algemeenheid geldt dat de overheid ernaar streeft om zo min mogelijk marktverstorend op te treden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat «veel in gang gezette onderzoeken» nog niet zijn afgerond. Kan het kabinet toelichten op welke onderzoeken er nog wordt gewacht? Kan het kabinet toelichten wanneer die onderzoeken afgerond zijn? Hoe kunnen deze onderzoeken worden versneld?

3. Antwoord van het kabinet:

Door verschillende departementen zijn onderzoeken in gang gezet om risicovolle strategische afhankelijkheden te identificeren. TNO doet onderzoek naar een methodiek om productgroepen aan elkaar te koppelen en daarmee waardeketens en hun kwetsbaarheden op meer detailniveau inzichtelijk te maken. Dit onderzoek wordt naar verwachting eind oktober 2023 met uw Kamer gedeeld. Ook werkt TNO aan een onderzoek naar de voorraden kritieke grondstoffen op de internationale zeebodem in vergelijking met die aan land in Europa. Middels een vrijwillige Nederlandse bijdrage onderzoekt de OESO de wederzijdse economische impact van handelsbeperkingen tussen landen(groepen). Dit onderzoek is naar verwachting eind 2023 afgerond. HCSS onderzoekt de rol van Nederlandse bedrijven in wereldwijde grondstoffenketens. Dit onderzoek wordt naar verwachting eind september 2023 afgerond. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft naar aanleiding van de resultaten uit de geo-economische monitor een verdiepend onderzoek uitgezet bij Wageningen Economic Research naar de geconstateerde afhankelijkheden die raken aan voedselzekerheid. De resultaten hiervan worden in het najaar van 2023 verwacht. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport doet een scan van de productiecapaciteit in Nederland voor medicijnen, en is met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) betrokken in de begeleidingscommissie van een onderzoek van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen naar de productiecapaciteit. Het CBS onderzoekt zeggenschap in wereldwijde waardeketens. De resultaten worden in het najaar van 2023 verwacht. Het EZK onderzoekstraject Digitale Open Strategische Autonomie door HCSS, TNO en Clingendael wordt naar verwachting in het najaar met de Kamer gedeeld. Daarnaast wordt in opdracht van EZK een verkenning naar kansen en mogelijkheden voor de raffinage van kritieke grondstoffen in Nederland en Europa gedaan, gekeken naar karteerwerk en exploratie van (kritieke) grondstoffen in overzeese gebieden en een verkenning van de belangrijkste kritieke grondstoffen voor Nederland uitgevoerd. Tevens wordt nader onderzocht in hoeverre kritieke grondstoffen in de Nederlandse ondergrond aanwezig zijn. Naar verwachting zullen de resultaten van deze onderzoeken vóór het einde van 2023 met uw Kamer gedeeld worden.3 Op Europees niveau voert de Commissie ook verschillende onderzoeken uit naar strategische afhankelijkheden.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de Taskforce niet moet wachten tot de uitkomsten van alle onderzoeken beschikbaar zijn, maar in de tussentijd ook al concrete acties moet ondernemen. Deelt het kabinet deze mening van de VVD-fractie? Indien dit het geval is, kan het kabinet toelichten welke concrete acties het aankomende halfjaar genomen gaan worden door de Taskforce om strategische afhankelijkheden te verminderen?

4. Antwoord van het kabinet:

De bestaande kennis over de risico’s van strategische afhankelijkheden van derde landen wordt reeds actief meegenomen in beleidsvorming. Er zijn zowel op nationaal als Europees niveau verschillende beleidsinitiatieven die direct of indirect bijdragen aan het verminderen van de risico’s van strategische afhankelijkheden. De Kamerbrief Open Strategische Autonomie van 8 november jl. geeft een overzicht van lopende initiatieven om de risico’s van strategische afhankelijkheden te mitigeren.4 Sindsdien zijn er verschillende nieuwe (voorstellen tot) Europese en nationale beleidstrajecten om de risico’s van strategische afhankelijkheden te mitigeren gepubliceerd, zoals onder andere de nationale grondstoffenstrategie van 9 december jl.5, de Critical Raw Materials Act van 16 maart jl.6, en de Europese Economische Veiligheidsstrategie van 20 juni jl.7 Voor het einde van dit jaar zal de het kabinet rapporteren over de voortgang van de kabinetsaanpak en de rol van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden hierin, zoals aangeven in de Kamerbrief Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden van 12 mei jl.8

Deze leden vragen tegen welke concrete hindernissen het kabinet nu aanloopt bij het identificeren van strategische afhankelijkheden. Kan het kabinet toelichten welke stappen er worden genomen om dit identificatieproces vlotter te laten verlopen?

5. Antwoord van het kabinet:

Verschillende beperkingen van de beschikbare onderzoeksmethodologie en data bemoeilijken de identificatie van strategische afhankelijkheden. Een eerste beperking betreft het aggregatieniveau van handelsdata waarmee afhankelijkheidsrelaties kunnen worden geïdentificeerd. De beschikbare data zijn van een dusdanig hoog aggregatieniveau dat afhankelijkheden van specifieke producten meestal niet ontwaard kunnen worden. Een tweede beperking is dat indirecte afhankelijkheden (handelsstromen die via andere landen naar Nederland lopen) niet kunnen worden geïdentificeerd op basis van bilaterale import- en exportstatistieken. Dergelijke informatie is wel beschikbaar in de vorm van zogeheten input-output tabellen, maar dit vereist verdere concessies aan de mate van aggregatie van de data. Een derde beperking is dat kwantitatieve data onvoldoende zicht bieden op het belang van een product voor het borgen van de Nederlandse publieke belangen. Een vierde beperking is dat kwantitatieve analyse meestal onvoldoende inzicht geeft in welke mate het diversifiëren van invoerstromen of het opzetten van eigen productie in geval van toeleveringsproblemen mogelijk is. Ter illustratie: een afhankelijkheid waarbij een toeleveringsstop eenvoudig en snel kan worden ondervangen door – bijvoorbeeld – het product te importeren uit een ander land, is in de meeste gevallen geen reden tot overheidsgrijpen. Een vijfde beperking is dat handelsdata onvoldoende zicht bieden op strategische afhankelijkheden die mogelijk in de toekomst zullen ontstaan. Vanwege de genoemde beperkingen is het van belang de kwantitatieve analyse te complementeren met kwalitatieve analyse. Dit is een gecompliceerd proces en vergt een behoorlijke tijdsinvestering. Middels de Taskforce Strategische Afhankelijkheden worden methodologische vraagstukken bij het identificeren van risicovolle strategische afhankelijkheden besproken, en worden departementen ondersteund bij het verder ontwikkelen van kwalitatieve en kwantitatieve methodiek om afhankelijkheden in kaart te brengen. Daarnaast zet het kabinet in op kennisuitwisseling binnen de EU en met andere gelijkgezinde landen om een beter beeld te krijgen van risico’s in wereldwijde waardeketens en van elkaar te leren hoe het identificatieproces geoptimaliseerd kan worden. Verder wordt gebruik gemaakt van de kennis van externe stakeholders, bijvoorbeeld van het bedrijfsleven, om meer inzicht te verkrijgen in strategische afhankelijkheden. In de voortgangsrapportage aan het einde van dit jaar zal onder andere worden ingegaan op de voortgang van de identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er uit de Veiligheidsstrategie vier gebieden naar voren komen waar extra aandacht wenselijk is (zijnde: kritieke grondstoffen en (fossiele) energie, digitale en (hoogwaardige) technologische toepassingen, medische producten, en voedselzekerheid). Kan het kabinet toelichten op welke manier aan ieder van deze vier terreinen extra aandacht wordt gegeven? Zijn er nog andere categorieën die het kabinet overweegt aan te merken als aandachtsgebied, bijvoorbeeld op het terrein van veiligheid en defensie?

6. Antwoord van het kabinet:

In de Kamerbrief kabinetsaanpak strategische afhankelijkheden van 12 mei jl. zijn vier prioritaire beleidsterreinen aangemerkt. Dit zijn grondstoffen en (fossiele) energie; digitale en (hoogwaardige) technologische toepassingen; medische producten en voedselzekerheid. Deze categorieën – niet in de laatste plaats de digitale en (hoogwaardige) technologische toepassingen – zien ook op het veiligheids- en defensiedomein. Ook raken grondstoffen aan andere afhankelijkheden, zoals de afhankelijkheid van derde landen voor grondstoffen die noodzakelijk zijn bij de halfgeleiderindustrie. De verschillende betrokken departementen zijn binnen deze terreinen nu aan de slag met het identificeren van de prioritaire productketens waarbinnen risicovolle strategische afhankelijkheden zich zouden kunnen voordoen. Zo heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat op het terrein van energie fotovoltaïsche panelen (zon-pv), windenergie, waterstofketen, batterijtechniek, warmtepompen, en kabels voor netinfrastructuur aangemerkt als ketens die nu als eerste beoordeeld zullen worden op de vraag of, en zo ja waar, er sprake is van een risicovolle strategische afhankelijkheid. In veel van deze waardeketens bestaan afhankelijkheden van derde landen voor kritieke grondstoffen en is er een link met de energietransitie. Over de voortgang op dit terrein zal uw kamer worden geïnformeerd in de volgende Kamerbrief over risicovolle strategische afhankelijkheden die aan het einde van het jaar naar uw Kamer verstuurd zal worden. Nadat op deze terreinen risicovolle strategische afhankelijkheden in kaart zijn gebracht zal gekeken worden naar andere gebieden. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is bezig om dit jaar beter inzichtelijk te maken welke medische producten voor Nederland belangrijk en kwetsbaar zijn, en zet zich in met andere EU-lidstaten om te investeren in het verminderen van strategische afhankelijkheden van medische producten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich middels een actief handelsbeleid in om diversificatie te faciliteren en daarmee het aantal potentiële aanvoerlijnen voor kritieke grondstoffen en producten te vergroten. Ook departementen die verantwoordelijk zijn voor terreinen die niet prioritair zijn genoemd in de Kamerbrief, zijn ondertussen bezig met interne analyse op risicovolle strategische afhankelijkheden.9

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de Taskforce zich niet alleen moet richten op onderzoek, maar ook op het in gang zetten van concrete acties. Zo vragen deze leden of het kabinet bereid is om proactief met landen in gesprek te gaan om handels- en investeringsafspraken te maken rond kritieke grondstoffen, zowel met gelijkgezinde landen als met nieuwe partners in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Welke rol ziet het kabinet hierin voor de Taskforce?

7. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet afspraken op het gebied van handel en investeringen als een belangrijke manier om diversificatie te faciliteren en daarmee risicovolle strategische afhankelijkheden te mitigeren. Daarom onderstreepte het kabinet het belang van handels- en investeringsbeleid in de nationale grondstoffenstrategie en in het non-paper over de externe dimensie van de Critical Raw Materials Act. Handelspolitiek is een EU-competentie en de EU is volop bezig met het sluiten van handels- en investeringsakkoorden met landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Daarin worden ook afspraken gemaakt over grondstoffen. Landen waarmee de EU momenteel onderhandelt over een handelsovereenkomst of waarmee zij onlangs onderhandelingen heeft afgesloten, zoals Chili, Australië en Indonesië, zijn belangrijke bronnen van kritieke grondstoffen zoals lithium en nikkel.

Nederland kan op sommige terreinen ook zelf afspraken maken met derde landen. Nederland heeft al een sterk netwerk van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten. Deze overeenkomsten dragen bij aan de bescherming van Nederlandse investeringen in partnerlanden en kunnen daarmee indirect grondstofgerelateerde investeringen bevorderen. Nederland zet zich in om deze bilaterale overeenkomsten te moderniseren. Hier worden momenteel gesprekken over gevoerd met Ghana en Nigeria. Als onderdeel van de programmatische aanpak van de nationale grondstoffenstrategie en de taakopdracht van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden zal het kabinet bepalen welke acties Nederland kan ondernemen binnen en aanvullend op de Europese grondstoffenpartnerschappen. Dit gebeurt op basis van een nadere analyse van specifieke Nederlandse kwetsbaarheden, de belangen en expertise van het Nederlandse bedrijfsleven, de ambities en prioriteiten van partnerlanden en daarmee de inbedding in de bredere Nederlandse relatie met grondstofrijke landen. Zo heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking recent verschillende bilaterale gesprekken gevoerd met Canada, Brazilië, de Afrikaanse Unie en Australië over de mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van kritieke grondstoffen, waaronder het uitwisselen van best-practices.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet met internationale partners buiten de Europese Unie (EU) blijft inzetten op kennisuitwisseling en samenwerking. Kan het kabinet toelichten om welke partners dit concreet gaat? Kan het kabinet toelichten of deze kennisuitwisseling bilateraal of via internationale organisaties (naast de Europese Unie) verloopt?

8. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet spreekt regelmatig met internationale partners over samenwerking ten aanzien van de identificatie van strategische afhankelijkheden. Deze gesprekken hebben vaak een vertrouwelijk karakter, waardoor het kabinet hier publiekelijk geen informatie over kan delen. Wel kan het kabinet u wijzen op verscheidene bilaterale trajecten, zoals het Strategisch Partnerschap tussen Zuid-Korea en Nederland, waar samenwerking op economische veiligheid een onderdeel van uitmaakt. Ook heeft Nederland vorig jaar deelgenomen aan het Ministerial Forum on Supply Chain Resilience, waar met een groot aantal landen, zoals de Verenigde Staten, Australië en Japan, is gesproken over het versterken van de weerbaarheid van waardeketens. Op EU-niveau vindt er verder via het Industrial Forum kennisuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie plaats ten aanzien van onderzoek naar strategische afhankelijkheden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet een kabinetsbrede en interdepartementale aanpak hanteert. Kan het kabinet toelichten welke rol de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en/of Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) speelt in het identificeren en mitigeren van strategische afhankelijkheden? En op welke wijze vindt de samenwerking tussen de Taskforce en ambassades/handelsposten plaats? Hoe wordt direct contact georganiseerd? Hoe kunnen ambassades gebruik maken van de gestelde prioriteiten en verzamelde kennis door de Taskforce?

9. Antwoord van het kabinet:

In de laatste editie van het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren waarschuwen de Inlichtingen-en Veiligheidsdiensten voor risicovolle strategische afhankelijkheden op het gebied van energie, kritieke grondstoffen en op cruciale posities in de productieketens van hoogwaardige technologieën. Over het verdere kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken.

Er vindt intensief contact plaats tussen ambtenaren op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, medewerkers op Nederlandse ambassades en consulaten wereldwijd, en ambtenaren op de vakdepartementen over de aanpak van risicovolle strategische afhankelijkheden. Via de bestaande communicatiemethoden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijven ambassademedewerkers op de hoogte van de werkzaamheden van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden en dragen zij ook bij aan gewenste samenwerking en informatie-uitwisseling.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er veel verschillende beleidsmaatregelen van kracht zijn die indirect of direct bijdragen aan het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden, bijvoorbeeld de Wet veiligheidstoets, investeringen, fusies en overnames (ViFo). De leden van de VVD-fractie zijn blij met deze initiatieven, maar vinden dat het tegelijkertijd tijd is voor concrete actie. Kan het kabinet toelichten tot welke concrete besluiten deze beleidsinstrumenten hebben geleid? Kan het kabinet toelichten welke aanvullende beleidsmaatregelen nog nodig zijn om Nederland in de toekomst weerbaarder te maken ten aanzien van strategische afhankelijkheden?

10. Antwoord van het kabinet:

De Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Vifo) is op 1 juni jl. in werking getreden. Deze wet introduceert een veiligheidstoets voor investeringen, fusies en overnames die een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid. Een van de doelen van deze wet is voorkomen dat er ongewenste strategische afhankelijkheden kunnen ontstaan. Besluiten over individuele casussen die onder de wet Vifo worden behandeld worden niet openbaar gemaakt vanwege commerciële en nationale veiligheidsbelangen. De Wet Vifo wordt twee jaar na inwerkingtreding op hoofdlijnen geëvalueerd. In deze evaluatie wordt ook ingegaan op de duur van de toetsingsprocedure en de monitoring daarvan. Deze evaluatie zal gedeeld worden met uw Kamer.

De Wet Vifo is slechts één van de instrumenten om risico’s van strategische afhankelijkheden te mitigeren. Er zijn op nationaal niveau reeds verschillende beleidsmaatregelen van kracht of in ontwikkeling die indirect of direct bijdragen aan het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden en zo onderdeel zijn van de kabinetsaanpak. Denk aan de nationale grondstoffenstrategie en de ontwikkeling van het kennisveiligheidsbeleid conform de Kamerbrief Voortgang aanpak kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap (d.d. 23 december 2022).10 Via exportcontrole wordt tevens bijgedragen aan het voorkomen van ongewenste kennisdeling. Om technologisch leiderschap op specifieke technologieën te stimuleren wordt gewerkt aan de Nationale Technologie Strategie, die na de zomer wordt verwacht. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan de verdere invulling van Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA).

De vraag welke aanvullende beleidsmaatregelen er nodig zijn voor de economische veiligheid wordt ook op EU niveau gesteld in het kader van de recent uitgekomen mededeling over de Europese economische veiligheidsstrategie. De appreciatie van deze strategie en wat dit betekent voor het verdere Nederlandse en Europese beleid vindt plaats middels het reguliere BNC traject.

De leden van de VVD-fractie lezen in de tijdslijnen vooral over onderzoek en voorbereidende activiteiten. Zo wordt er gesproken over «bespreken van methodologische vraagstukken», «organiseren van interne kennissessies» en «het verder beoordelen en verdiepen van de bevindingen». De leden van de VVD-fractie stellen vast dat er beperkte concrete acties en besluiten staan gepland in 2023. In aanvulling op het doen van onderzoek, welke concrete besluiten en acties voorziet het kabinet in 2023 om strategische afhankelijkheden te verminderen? Kan het kabinet daarnaast de tijdslijnen aanvullen met doelstellingen in 2030 en tussentijdse stappen in mijlpalen? Welke concrete acties en besluiten voorziet het kabinet concreet per kwartaal in 2024 en 2025?

11. Antwoord van het kabinet:

Het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden is een doorlopend proces, waarbij voor elke afhankelijkheid maatwerk nodig zal zijn. Reeds in de afgelopen jaren en ook in de komende periode nemen zowel het kabinet als de EU verschillende stappen die de risico’s van dit soort strategische afhankelijkheden moeten verkleinen. Zo is de afhankelijkheid van Russisch gas en olie de afgelopen anderhalf jaar afgebouwd. Voor 2023 zal het kabinet in het najaar de digitale open strategische autonomie (DOSA) strategie publiceren, evenals een nationale technologie strategie (NTS) na de zomer. Recentelijk is de wet Vifo in werking getreden en momenteel wordt de Nationale Grondstoffenstrategie uitgewerkt tot concrete beleidsopties Op het terrein van energie heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zon-pv, windenergie, waterstofketen, batterijtechniek, warmtepompen, en kabels voor netinfrastructuur aangemerkt als ketens die nu als eerste beoordeeld worden op de vraag of en zo ja waar er sprake is van een risicovolle strategische afhankelijkheid. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is bezig om dit jaar beter inzichtelijk te maken welke medische producten voor Nederland belangrijk en kwetsbaar zijn, en zet zich in met andere EU-lidstaten om te investeren in het verminderen van strategische afhankelijkheden van medische producten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich middels een actief handelsbeleid en economische diplomatie in om diversificatie te faciliteren en daarmee het aantal potentiële aanvoerlijnen voor kritieke grondstoffen en producten te vergroten.

Op Europees niveau speelt de Europese Economische Veiligheidsstrategie een belangrijke rol bij het bijeenbrengen van een groot aantal bestaande instrumenten als ook het identificeren waar aanvullende instrumenten mogelijk wenselijk zijn. In de gezamenlijke Mededeling omtrent een Europese Economische Veiligheidsstrategie is aangegeven dat de Commissie nog voor het einde van het jaar risicoanalyses wil uitvoeren op vier terreinen, waaronder risico’s voor waardeketens, inclusief energiezekerheid, en risico’s voor vitale infrastructuur en kritieke technologie.

Nederland heeft een aanjagende rol in de totstandkoming van Europese initiatieven om de risico’s van strategische afhankelijkheden te mitigeren. Voor een belangrijk deel is het handelingsperspectief bij het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden ook Europees, bijvoorbeeld bij het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen en mineralen. In de voortgangsbrief die aan het einde van het jaar met uw Kamer wordt gedeeld zal vooruit gekeken worden naar de te nemen maatregelen in de periode daarna.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de kabinetsaanpak strategische onafhankelijkheden en hebben daarover nog enkele vragen.

Deze leden lezen in de beslisnota dat de drie betrokken Ministers op 21 april jongstleden enkele opmerkingen hebben gemaakt over het concept van de brief kabinetsaanpak strategische onafhankelijkheden. Die gingen over het benoemen van de EU als actor, over veiligheidsoverwegingen bij openbare communicatie en over het benadrukken in de aanhef dat de brief «in goede samenwerking» met de betrokken departementen tot stand is gekomen.11 Is er ook gesproken over het gebrek aan concrete doelen en tijdpaden voor de afbouw van strategische afhankelijkheden in de conceptbrief? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom hebben die de brief dan alsnog niet gehaald?

12. Antwoord van het kabinet:

Het zo concreet mogelijk maken van beleidsopties ten dienste van het afbouwen van risicovolle strategische afhankelijkheden is een gedeeld doel van alle betrokken ministeries. In dit licht geeft de brief de meest concrete stand van zaken weer.12 Hierbij moet worden opgemerkt dat het kabinet kwantitatieve doelen en tijdpaden haalbaar noch wenselijk acht, doordat afhankelijkheden voortdurend aan verandering onderhevig zijn, en gezien het feit dat de beschikbare kwantitatieve data een onvolledig beeld op internationale waardeketens geven.

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet zich zorgen maakt over de communicatie over strategische afhankelijkheden. Deze leden merken op dat het in het afgelopen jaar wel mogelijk is geweest om te communiceren over de afbouw van de gasafhankelijkheid van Rusland. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Waarom was dat toen wel mogelijk en lijkt dat voor andere afhankelijkheden niet mogelijk?

13. Antwoord van het kabinet:

In de communicatie rond risicovolle strategische afhankelijkheden is waakzaamheid geboden over wat wel en wat niet openbaar gedeeld wordt. Immers, derde landen die er niet voor terugdeinzen om economische dwang toe te passen zullen dergelijke informatie kunnen gebruiken om in te schatten welke afhankelijkheden als meest strategisch en risicovol worden gezien en zodoende ons land grotere schade kunnen toebrengen. De Europese gasafhankelijkheid van Rusland was een breed bekende en gedocumenteerde afhankelijkheid, dat geldt niet per definitie voor andere mogelijke strategische afhankelijkheden.

En hoe kijkt de Minister naar de openheid waarmee president Xi een paar jaar geleden zei: «China must tighten international production chains» dependence on China to form a powerful countermeasure and deterrent capability»? Op welke punten constateert het kabinet dat China aan «assymetric decoupling» doet?

14. Antwoord van het kabinet:

China streeft al langere tijd naar meer zelfvoorziening en onafhankelijkheid van import uit het buitenland, zoals ook het openbaar jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst over het jaar 2022 beschrijft.13 Hierbij probeert het tegelijkertijd de buitenlandse afhankelijkheid van China te bevorderen. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van sectoren als de halfgeleiderindustrie, hogesnelheidstreinen en hernieuwbare energie, voor kritieke grondstoffen, en voor opkomende technologieën die in de toekomst aan belang zullen winnen, zoals kwantumcomputing, robotica en kunstmatige intelligentie. Daarbij is duidelijk dat de Chinese autoriteiten bereid zijn afhankelijkheden in te zetten voor geopolitieke doeleinden.

De aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 28, item 14) motie van het lid Kuzu van 24 november 2022 (Kamerstuk 36 200 V, nr. 50) verzoekt het kabinet om naast de strategische afhankelijkheid ook de risicovolle economische afhankelijkheid van China af te bouwen. Het is logisch dat daarvoor eerst in kaart moet worden gebracht wat die afhankelijkheden zijn. Maar nergens in de voorliggende brief staat een kwantificeerbare aanpak om afhankelijkheden af te bouwen. Toch stelt het kabinet dat met deze brief de genoemde motie van het lid Kuzu is «afgedaan». Kan de Minister die stelling nader onderbouwen?

15. Antwoord van het kabinet:

De kabinetsaanpak is gericht op het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden. Daartoe wordt momenteel in kaart gebracht wat die afhankelijkheden zijn en hoe de risico’s gemitigeerd kunnen worden. De verschillende departementen zijn daarbij zelf verantwoordelijk voor de aanpak van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen de sectoren waar zij verantwoordelijkheid voor dragen. Zoals aangegeven in de Kamerbrief Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden en ook naar voren komt in de antwoorden op deze vragen, heeft het kabinet reeds verschillende acties genomen om de risico’s van strategische afhankelijkheden te adresseren. De Taskforce Strategische Afhankelijkheden heeft hierbij een coördinerende, aanjagende en ondersteunende rol.

Een voorbeeld van een kwantificeerbare aanpak is het voorstel van de Europese Commissie voor de Critical Raw Materials Act, waarbij de Commissie percentuele doelen heeft geformuleerd op Europese mijnbouw, Europese raffinage, recycling en afhankelijkheid van derde landen per 2030. Dit laat tegelijkertijd de sterkte en zwakte van zo’n benadering zien. Het gaat om aansprekende doelen, die een basis vormen voor het beleid. Tegelijkertijd zijn het indicatieve doelen die niet afdwingbaar zijn, omdat bedrijven zelf gaan over hun waardeketens en investeringen. De overheid kan sturen maar het bedrijfsleven moet het doen. Daarnaast laten de beperkingen van kwantitatieve analyse genoemd onder vraag 4 zien dat het kwantificeren van afhankelijkheden niet altijd realiseerbaar is. Onvolledig zicht op wereldwijde waardeketens bemoeilijkt dit.

Ook lezen de leden van de D66-fractie dat er kwalitatief onderzoek nodig is naar strategische afhankelijkheden om het beschikbare kwantitatieve onderzoek te toetsen. Zo blijkt de werkelijke afhankelijkheid van het hoofdbestanddeel in kunstmest na nader onderzoek door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij mee te vallen. De werkelijke afhankelijkheid van Chinese siliciumproductie voor zonnepanelen is juist veel ernstiger dan ingeschat op basis van kwantitatief onderzoek. Wanneer denkt het kabinet de kwalitatieve fase van de inventarisatie af te ronden? Hoe en wanneer zal het kabinet de Kamer hierover informeren? Is het kabinet bereid om dit eventueel in vertrouwelijke vorm te doen, indien deze informatie te gevoelig is voor een openbare brief?

16. Antwoord van het kabinet:

Het identificeren van afhankelijkheden is een doorlopend proces. Daarbij worden voortdurend nieuwe inzichten opgedaan over de verschillende strategische afhankelijkheden van Nederland en Europa van derde landen, en over de methodiek om afhankelijkheden te identificeren. Bovendien veranderen afhankelijkheidsrelaties met de tijd. Producten die eerst niet als strategisch worden geclassificeerd kunnen in de toekomst wel strategisch worden, en andersom. Om deze reden is er geen einddatum te noemen waarop de analyse van Nederlandse afhankelijkheden is afgerond. Wel informeert het kabinet uw Kamer met regelmaat over de voortgang van het identificeren van risicovolle strategische afhankelijkheden en de aanpak daarvan. Aan het einde van dit jaar zal onder andere worden ingegaan op de voortgang van de identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen de prioritaire gebieden uit de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden zoals gecommuniceerd door de Kamerbrief van 12 mei jl.14 Indien de te delen informatie dusdanig gevoelig is dat dit niet openbaar gedeeld kan worden, zal het kabinet de Kamer aanbieden hierover een vertrouwelijke technische briefing te verzorgen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de EU «het belangrijkste handelingsniveau» is om iets te doen aan onze afhankelijkheden. Als dat zo is, wil het kabinet er dan ook voor pleiten om de Europese Commissie zo goed mogelijk te voorzien van financiering om de wetgeving inzake kritieke grondstoffen in heel Europa te doen slagen?

17. Antwoord van het kabinet:

Vanwege de interne markt en haar omvang is de afbouw van strategische afhankelijkheden op Europees niveau het meest effectief. Daarom heeft het kabinet zijn inzet op het terrein van kritieke grondstoffen actief ingebracht bij de totstandkoming van de Critical Raw Materials Act (CRMA). Het kabinet heeft in het BNC-fiche over de CRMA aangegeven dat het voorstander is van snellere en makkelijkere financiële steun voor strategische projecten en gezamenlijke inkoopprogramma’s via InvestEU en van een op te richten Critical Raw Materials Board met bestaande middelen. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het voorstel om binnen de EU strategische technologie te bevorderen (Strategic Technologies for Europe Platform) maakt deel uit van de op 20 juni jl. gepresenteerde Commissievoorstellen. Uw Kamer zal hierover per BNC fiche nader worden geïnformeerd.

Deze leden lezen verder dat voor het kabinet de kritieke grondstoffenwet van de Europese Commissie een van de belangrijkste Europese initiatieven is om strategische sectoren te verstevigen. Hier ligt wat de leden van de D66-fractie betreft een kans om op korte termijn daadwerkelijk iets te doen met de analyses en ambities in de brief. In haar voorstel poogt de Europese Commissie voorspelbaarheid te creëren voor ontwikkelaars die willen investeren in strategische projecten in Europa, zoals een lithiumraffinaderij in Nederland of een mijn in Zweden. De Commissie stelt voor om het vergunningsverleningsproces voor mijnen op maximaal twee jaar te stellen en voor raffinaderijen voor maximaal een jaar. Het hele proces valt daar dan onder: van de eerste relevante aanvraag tot het uiteindelijke overkoepelende besluit. Dat is het soort snelheid en ambitie dat we nodig hebben om snel iets te doen aan onze afhankelijkheden, menen deze leden. Nu is de Raad aan zet. De angst is dat de Raad het voorstel van de Commissie zou kunnen verwateren en verzwakken door cruciale aspecten van de vergunningverlening buiten de tijdlijn te zetten. Dan zou het langer duren om strategisch onafhankelijk te worden. Wil het kabinet op de kortst mogelijke termijn een actieve rol spelen in Brussel om aan draagvlak te werken voor de meest ambitieuze voorstellen van de Commissie? Kan het kabinet hier zo snel mogelijk over rapporteren?

18. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in het ter zake doende BNC-fiche zet het kabinet zich in voor een ambitieuze Critical Raw Materials Act (CRMA). Het kabinet vindt het daarbij positief dat de CRMA kijkt naar het versnellen van vergunningverlening. De voorstellen in de CRMA vormen in algemene zin echter geen versnelling ten opzichte van de in Nederland al geldende procedures, zoals vervat in Nederlandse wetgeving.

De voorstellen in de verordening richten zich vooral op de behandelingsfase van vergunningen. In Nederland is echter juist versnelling te vinden in de voorbereidingsfase en beroepsfase. Het kabinet ziet vooral kansen in het versnellen van het voortraject, bijvoorbeeld door duidelijke afspraken te maken tussen de vergunningverlener en de aanvrager over de samenwerking en de te volgen procedure. Nederland zet zich tijdens de Raadsonderhandelingen in op daadwerkelijke versnelling van vergunningverlening onder andere door het belang van de overriding public interest status van Strategische Projecten binnen de CRMA te benadrukken en middels het instellen van één loket voor vergunningverlening (one-stop-shop).

Op het terrein van prioriteren constateert het kabinet dat de lex silencio positivo vervalt onder de Omgevingswet, maar gelet op de gewenste versnelling van strategische projecten zal het kabinet verder onderzoeken hoe deze versnelling mogelijk te maken. In dat kader zal aan de Commissie verduidelijking gevraagd worden over de verhouding met onder meer de Habitatrichtlijn. Gezien de grote belangen voor Nederland hecht het kabinet aan zo voorspelbaar mogelijke procedures met betrekking tot de vergunningverlening voor strategische projecten.

Het kabinet zal in de stukken gerelateerd aan de informele Raad voor Concurrentievermogen van 24 en 25 juli rapporteren over de voortgang van de onderhandelingen in de Raad (Kamerstuk 21 501-30, nr. 580).

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet zich goed heeft verdiept in de kosten van reshoring en citeert een onderzoek van de Boston Consulting Group waarin wordt gewaarschuwd voor de hoge kosten van het verplaatsen van productie naar eigen land aan de hand van het voorbeeld van de chipsindustrie. Heeft het kabinet ook een beeld van de kosten van het scenario waarin China Taiwan blokkeert of binnenvalt en de wereldhandelsstromen door de Straat van Taiwan stil komen te liggen? Welke gevolgen zou dat hebben voor ASML, voor de haven van Rotterdam en voor de hele Nederlandse economie? Welke andere sectoren worden daarvan het slachtoffer? Indien het kabinet dat beeld niet heeft, is het kabinet dan bereid hier onderzoek naar te laten doen?

19. Antwoord van het kabinet:

Een scenario waarbij wereldhandelsstromen door en rondom de Straat van Taiwan stil komen te liggen door een Chinese blokkade of invasie van Taiwan is omgeven met zodanig veel onzekerheden dat de exacte gevolgen lastig te voorspellen zijn. Tegelijkertijd realiseert het kabinet zich terdege dat de (economische) gevolgen van genoemd scenario enorm zouden zijn. Daarom werkt het kabinet aan het versterken van de Nederlandse en Europese economische weerbaarheid in den brede, zoals reeds is aangegeven in de Kamerbrief Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden van 12 mei jl.15 In de beoordeling van strategische afhankelijkheden zijn de mate van risico en de impact van verstoring factoren die worden meegewogen.

Japan is eerder al slachtoffer geworden van Chinese geopolitieke chantage met zeldzame aardmaterialen. Is het kabinet al in Japan op bezoek geweest om de regering daar te vragen hoe het erin is geslaagd in minder dan een decennium de afhankelijkheid van China af te bouwen van rond 91,3% naar rond 58%? Zo ja, welke lessen heeft het kabinet uit dit bezoek getrokken? Zo nee, hoe is het kabinet van plan de kennisuitwisseling met Japan op orde te brengen?16

20. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet voert intensief gesprekken met de Japanse overheid, onder andere over thema’s op het gebied van economische weerbaarheid en veiligheid, waaronder strategische afhankelijkheden. Zo zijn de beleidsontwikkelingen op het gebied van economische weerbaarheid en veiligheid bij de handelsmissie van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van maart 2023 in Japan aan bod gekomen. Ook op hoogambtelijk niveau vinden er gesprekken plaats, waarbij specifiek gesproken is over kritieke grondstoffen en de Japanse aanpak daaromtrent. De Japanse aanpak laat zien dat het belangrijk is om actief in te zetten op diversificatie en samen te werken met internationale partners. Overigens is de doelstelling van het Japanse beleid niet om China in zijn geheel te verwijderen uit de waardeketen. Hetzelfde geldt voor de Verenigde Staten.

Het Financieel Dagblad schrijft dat de grootste lithiumproducent ter wereld overweegt een fabriek in Nederland te bouwen. Daar zou een investering van een miljard euro mee gemoeid zijn. Hoe groot schat het kabinet de kans dat het bedrijf Albemarle zich hier zal vestigen? Wat zal dit betekenen voor de Nederlandse economie? Welke effecten heeft dit op de Nederlandse strategische afhankelijkheid?17

21. Antwoord van het kabinet:

Het is niet mogelijk een inschatting te maken of een bedrijf zich al dan niet in Nederland zal vestigen. Bij dergelijke beslissingen spelen immers veel factoren een rol. De investering kan een impuls betekenen voor de Nederlandse economie wegens een toename aan economische bedrijvigheid en directe en indirecte banen. De Albemarle fabriek kan ook voor een deel het verwachte tekort aan lithium op de Europese markt oplossen en zo bijdragen aan het verminderen van afhankelijkheden.

Lithium blijft vooralsnog een onvervangbare kritieke batterijgrondstof. De verwerking hiervan wordt daarmee als toekomstbestendig en als groeimarkt gezien. Albemarle stelde in het FD op 16 mei jl. dat de nieuwe fabriek ook geschikt wordt gemaakt voor grootschalige recycling van batterijen in de toekomst. Zo zou veel van het lithium hergebruikt kunnen worden. Dergelijk hergebruik van materialen is ook een speerpunt van de Europese Unie en de Nederlandse overheid, zoals gesteld in Circular Economy Action Plan van de Europese Commissie en de nationale grondstoffenstrategie die op 9 december 2022 naar de Kamer is verzonden.18

In de Routekaart Energieopslag is het belang van lithium-batterijen benadrukt. De huidige generatie batterijen is en blijft cruciaal. Vanuit open strategische autonomie bezien zijn batterijen, de productie hiervan en de benodigde grondstoffen zeer relevant. Het is daarom van belang dat Europa voldoende toegang krijgt tot de grondstoffen voor batterijen. Nederland kent een significant aantal innovatieve partijen (vooral start-ups) in de batterij-waardeketen, met name geconcentreerd rond het maken van batterij-componenten en (in mindere mate) recycling. Vooral voor recycling zal een lokale lithiumverwerker direct relevant zijn omdat partijen technologie aan kunnen leveren en daarmee verder kunnen opschalen.

Voor de makers van batterij-componenten en recycling partijen bestaat de kans op kruisbestuiving door het nauwere contact en diepere kennis van het lithiumverwerkingsproces. Ook zouden (toekomstige) partijen die wel direct met lithium werken grotere leveringszekerheid genieten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief over strategische afhankelijkheden en de activiteiten van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden (TFSA). Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen over deze brief.

Het is goed dat het kabinet oog heeft voor de strategische afhankelijkheden en risico’s waar Nederland tegenaan loopt, zo menen de leden van de PVV-fractie. Wel maken deze leden zich zorgen over de mate waarin de diverse beleidsmaatregelen nu worden benaderd vanuit een Europees (EU) perspectief. In diverse passages stelt het kabinet het Nederlandse en EU-belang min of meer op gelijke hoogte. Ook stelt het kabinet dat het in het Nederlands belang is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij Europese beleidstrajecten. Maar een Europese strategische afhankelijkheid is toch niet per definitie een Nederlandse strategische afhankelijkheid? De Nederlandse en Europese belangen lopen toch niet altijd parallel aan elkaar? Kan het kabinet daarop reflecteren?

22. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet erkent dat Nederlandse strategische afhankelijkheden niet per sé Europese strategische afhankelijkheden zijn en viceversa. Daarom doet het kabinet, aanvullend op de onderzoeken van de EU, ook op nationaal niveau onderzoek naar strategische afhankelijkheden. Dat neemt niet weg dat het handelingsperspectief bij het vergroten van leveringszekerheid van een groot deel Europees is: als kritieke grondstoffen of mineralen op de Europese markt geleverd kunnen worden, zijn ze ook onder bereik voor Nederland. Gegeven de verwevenheid van de interne markt zijn in de meeste gevallen de strategische afhankelijkheden van de EU ook voor Nederland van belang. Voor deze strategische afhankelijkheden is een EU-aanpak het meest doelmatig. Daarbij kunnen er nog wel verschillen bestaan tussen de belangen van lidstaten. Zo pleit het kabinet er in het kader van de Critical Raw Materials Act (CRMA) voor dat de Commissie bij het vaststellen van kritieke en strategische grondstoffen, naast de Europese, ook de nationale vraag naar grondstoffen laat meewegen en pleit het kabinet voor de opname van nationale lijsten in de CRMA. Indien nodig, blijft het kabinet vanzelfsprekend bereid om ook nationaal actie te ondernemen, zoals bijvoorbeeld ook is gedaan om de gasafhankelijkheid van Rusland zo snel mogelijk af te bouwen.

De leden van de PVV-fractie vrezen dat de Nederlandse belangen uiteindelijk ondersneeuwen in één grote EU-aanpak, met name bij het identificeren van strategische afhankelijkheden. Ook lijkt het kabinet nu uit te sluiten dat er strategische afhankelijkheden (kunnen) bestaan in relatie tot andere EU-lidstaten. Waar is dat op gebaseerd? En wordt er wel voldoende rekening gehouden met scenario’s waarbij relaties tussen EU landen verslechteren, de Eurozone klapt en de open grenzen verdwijnen? Je moet toch niet willen dat we als Nederland voor energie of grondstoffen in dergelijke scenario’s teveel afhankelijk zijn van één EU-lidstaat, zo stellen de leden van de PVV-fractie.

23. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft de Nederlandse inzet op open strategische autonomie vormgegeven langs drie bouwstenen die met elkaar samenhangen en elkaar versterken: 1) het structureel versterken van het politiek-economische fundament van de EU; 2) het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden; en 3) het vergroten van het geopolitiek handelingsvermogen van de EU. Het kabinet kiest hierbij bewust voor nadruk op een Europees handelingsperspectief. Vanwege het grensoverschrijdende karakter van de uitdagingen, de verwevenheid van de interne markt en de slagkracht van de EU als geheel zijn we gezamenlijk beter in staat de Nederlandse en Europese belangen te waarborgen. Zoals ook onder vraag 22 gesteld, is de interne markt de veiligste aanvoerroute. Het kabinet zet zich in voor het versterken en verdiepen van de interne markt en het wegnemen van obstakels die ook Nederlandse ondernemers, niet in de laatste plaats het midden- en kleinbedrijf, nog steeds in de weg staan.

Deze leden zien dat er betreffende de strategisch afhankelijkheden extra aandacht komt voor een viertal onderwerpen. Voor dit schriftelijk overleg willen deze leden inzoomen op twee van de vier door het kabinet genoemde onderwerpen: de kritieke grondstoffen en de voedselzekerheid. Voedselzekerheid is voor elke samenleving van cruciaal belang, zo ook voor onze, de Nederlandse samenleving. De leden van de PVV-fractie vinden het daarom terecht dat er extra aandacht voor komt. Hoe ziet het kabinet deze strategische afhankelijkheid zich ontwikkelen nu onze landbouw en visserijsector het steeds lastiger krijgt door strenger wordende EU-regelgeving? Maken we Nederland niet onnodig kwetsbaar doordat onze voedselproductie geleidelijk naar het buitenland verdwijnt, zo vragen deze leden?

24. Antwoord van het kabinet:

Nee, dankzij het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is de Nederlandse voedselzekerheid aan te merken als robuust. Vanwege de Europese interne markt zijn er voldoende importmogelijkheden van voedsel naast de nationale voedselvoorziening. Ondanks de ingrijpende consequenties van de coronapandemie, de Russische invasie van Oekraïne en klimaatverandering is het Europese voedselsysteem bestand gebleven tegen de genoemde uitdagingen en heeft het een robuuste voedselvoorziening kunnen garanderen. Uiteraard zijn er uitdagingen en blijft Nederland zich op Europees niveau inzetten voor een weerbaar en duurzaam Europees voedselsysteem. Onderdeel hiervan is ook het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden indien dat nodig is.

Dan de kritische grondstoffen: uit talloze studies en analyses blijkt dat er de komende decennia een enorme vraag naar (kritische) grondstoffen ontstaat. De lithiummarkt is in handen van slechts een aantal spelers/landen, er dreigt een kopercrisis te ontstaan en het grondstoffennationalisme is in opkomst. Hoe duidt het kabinet deze ontwikkelingen en in hoeverre leveren deze ontwikkelingen een risico op voor de Nederlandse belangen? Op welke manier gaat de Taskforce Strategische Afhankelijkheden daar aandacht aan besteden?

25. Antwoord van het kabinet:

Genoemde ontwikkelingen zijn ook door het kabinet gesignaleerd, en vormden mede de aanleiding voor de in december 2022 gepubliceerde nationale grondstoffenstrategie en voor de Nederlandse inzet op de Critical Raw Materials Act, waarover uw Kamer geïnformeerd is via het BNC-fiche.19

De Taskforce Strategische Afhankelijkheden zal, als onderdeel van de programmatische aanpak van de Nationale Grondstoffenstrategie, kritieke grondstoffen nader analyseren op strategische afhankelijkheden en advies uitbrengen wat betreft mitigatieopties op nationaal en EU-niveau. Ook wordt actief met het bedrijfsleven overlegd hoe de private sector en overheid gezamenlijk kunnen optrekken hieromtrent.

Ook willen de leden van de PVV-fractie aandacht vragen voor de hinderlijke Brusselse wet- en regelgeving op klimaat- en milieugebied. Deze wet- en regelgeving maakt de winning van grondstoffen in Europa steeds moeilijker. Het kan tot wel vijftien jaar duren voordat een mijnbouwproject van de grond komt en de grondstoffen gedolven worden. Wat gaat het kabinet doen om dit te versnellen? Is het kabinet bereid om te pleiten voor soepelere klimaat- en milieuregels ten aanzien van mijnbouw, zodat we de komende decennia minder strategische risico’s hoeven te lopen?

26. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht aan gedegen natuur- en milieubeleid. Dit is noodzakelijk voor een gezonde leefomgeving. Dit neemt niet weg dat onnodig lange procedures belangrijke transities soms kunnen vertragen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de energietransitie, waarbij de winning, raffinage en recycling van grondstoffen van essentieel belang is om deze transitie te waarborgen. Tegelijkertijd stellen geopolitieke ontwikkelingen ons voor een uitdaging m.b.t. de toegang tot grondstoffen. Het is daarom noodzakelijk om de balans tussen verschillende belangen scherp voor ogen te houden. De Commissie publiceerde op 16 maart jl. de Critical Raw Materials Act (CRMA). De CRMA is gericht op het verzekeren van duurzame en betrouwbare leveringsketens van grondstoffen. Dit voorstel kent aan Strategische Projecten (d.w.z. mijnbouw-, raffinage- en recyclingprojecten) een overriding public interest status toe. Zoals aangegeven in het BNC-fiche ziet het kabinet de meerwaarde van deze mogelijkheid. Daarnaast zet het kabinet zich in voor soepele procedures voor vergunningverlening, o.a. middels het instellen van één loket voor vergunningverlening.

Kort gaat het in de brief ook nog over defensiecapaciteiten. Volgens het kabinet is de Europese Commissie bezig met het opschroeven van de productiecapaciteit en gaat de Commissie met oplossingen komen om deze «bottleneck» op te lossen. Deze leden vragen zich af waarom ook dit thema vrijwel uitsluitend bij de EU wordt neergelegd. Waarom zorgt Nederland niet zelf voor wat meer onafhankelijkheid en komt het kabinet niet zelf met plannen om de productie van onze nationale defensie-industrie op te schroeven?

27. Antwoord van het kabinet:

De Russische invasie van Oekraïne sinds 24 februari 2022 toont aan dat dreigingen kunnen omslaan in daadwerkelijk geweld met verstrekkende gevolgen. Deze aanval onderstreept de noodzaak van meer Europese zelfredzaamheid. De Russische aanval legde de Europese tekortkomingen ten aanzien van het militair-industrieel voortzettingsvermogen in bredere zin bloot. Deze tijd vraagt daarom om een actieve (internationale) industriepolitiek, waaronder meer maatwerk, gericht op een robuuste (Europese) defensiesector, waarbij Europa snel kan handelen naar aanleiding van bijvoorbeeld geopolitieke veranderingen, veranderingen in de nationale veiligheidssituatie, technologische ontwikkelingen en/of verschuivingen in de (defensie)markt. Het kabinet wil hieraan, in samenspraak met de Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis (NLDTIB), uitvoering geven. Het kabinet zet daarbij in op de versterking, bescherming en (internationale) positionering van de NLDTIB. De NLDTIB draagt bij aan de transformatie van de krijgsmacht naar een slimmere, technologisch hoogwaardiger organisatie met een sneller reactievermogen, groter aanpassingsvermogen en betere gevechtskracht, handelend op basis van de beste informatie. Tevens is de NLDTIB van belangrijke toegevoegde waarde bij het versterken van onze (Europese) open strategische autonomie.

Tot slot constateren de leden van de PVV-fractie dat de Task Force Strategische Afhankelijkheden gaat rapporteren aan de Hoogambtelijke Commissie EU (HCEU). Wie zitten er in deze commissie, welke bewindspersoon is voor deze commissie verantwoordelijk en wat gaat de HCEU doen met de rapporten/rapportages van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden? Met wie worden deze stukken gedeeld? Kunnen de rapporten/rapportages ook naar de Tweede Kamer worden gezonden? De leden van de PVV-fractie ontvangen op die vragen graag een antwoord.

28. Antwoord van het kabinet:

Bijzondere onderwerpen, die een meer uitgebreide en diepgaande bespreking behoeven, worden besproken in de interdepartementale Hoogambtelijke Commissie EU (HCEU). Deze wordt voorgezeten door de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Algemene Zaken. Alle departementen zijn lid van de HCEU. De HCEU is het ambtelijk voorportaal van de Raad Europese Aangelegenheden (REA). De REA is belast met de strategische Europese agenda en de voorbereiding van de Europese Raad. De Minister-President is voorzitter van deze onderraad, waaraan verder de meest betrokken Ministers deelnemen. Relevante beleidsvoorstellen worden uiteraard doorgeleid naar de Kamer.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie danken het kabinet voor de brief over de kabinetsaanpak strategische afhankelijkheden. Zij hebben hierover enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie delen de opvatting van het kabinet dat het noodzakelijk is om risicovolle strategische afhankelijkheden af te bouwen. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Kamer via verschillende verantwoordelijke ministeries wordt geïnformeerd over de wijze waarop met strategische afhankelijkheden wordt omgegaan. Het kabinet geeft terecht aan dat gelet op de interdepartementale aspecten van deze thematiek een kabinetsbrede aanpak noodzakelijk is. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of er, ondanks het gegeven dat dit onderwerp diverse ministeries raakt, in één brief een totaaloverzicht van de kabinetsaanpak en activiteiten aan de Kamer wordt gezonden.

29. Antwoord van het kabinet:

Over de stand van zaken ten aanzien van de kabinetsbrede aanpak strategische afhankelijkheden en de activiteiten van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden zal de Kamer conform de eerdere toezegging in de Kamerbrief Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden van 12 mei 2023 voor het einde van 2023 een voortgangsrapportage ontvangen.

Eerder is het kabinet al geïnformeerd over een groot aantal trajecten dat gaande is op het terrein van het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden in de Kamerbrief Open Strategische Autonomie van 8 november 2022.20

Tevens zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of ook in kaart wordt gebracht welke strategische afhankelijkheden derde landen hebben ten opzichte van Nederland en de Europese Unie.

30. Antwoord van het kabinet:

Als onderdeel van de geo-economische monitor21 is op basis van handelsdata onderzocht voor welke productgroepen derde landen afhankelijk zijn van Nederland. Ook op EU-niveau heeft een dergelijke analyse plaatsgevonden.22 Daarnaast financiert Nederland een onderzoek bij de OESO naar wederzijdse impact van handelsbeperkingen tussen landen(groepen). Dit onderzoek is naar verwachting eind 2023 afgerond.

Tot slot zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd hoe het kabinet aankijkt tegen het gigantische structurele handelstekort dat de Europese Unie heeft ten opzichte van China. Dit onderwerp overstijgt de inhoud van onderhavige brief, maar de leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of dit handelstekort onderwerp is van Europese gesprekken, welke strategische risico’s dit handelstekort met zich brengt voor de netto-vermogenspositie van de Europese Unie en of er wordt nagedacht over het reduceren van dit handelstekort.

31. Antwoord van het kabinet:

Het tekort op de handelsbalans is op zichzelf geen reden tot zorg, internationale handel is immers geen nulsomspel. China is al decennia een door export gedreven economie met een zeer grote maakindustrie. Mede hierdoor heeft China een overschot op de handelsbalans met veel landen. Ook de EU en Nederland hebben met veel landen een overschot op de handelsbalans. Internationale handel zorgt voor toegang tot grondstoffen en halffabricaten en belangrijke bronnen van kennis die van cruciaal belang zijn voor de concurrentiekracht en innovatie van het Europese bedrijfsleven. De handel met China leidt daarbij tot een toename van de welvaart van Europese consumenten. In beginsel ziet het kabinet een handelstekort daarom niet als problematisch. Waar het kabinet wel naar kijkt is of deze handelsstromen risicovolle strategische afhankelijkheden met zich meebrengen. Het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden is een prioriteit voor het kabinet.

Tegelijkertijd is het zo dat hoge, vooral non-tarifaire handelsbelemmeringen en staatsteun voor Chinese bedrijven kunnen bijdragen aan het tekort op de handelsbalans en oneerlijke concurrentie voor Europese bedrijven. Op de lange termijn kan een dergelijk ongelijk speelveld ook leiden tot risicovolle strategische afhankelijkheden. Het kabinet en de EU maken zich zorgen over het ongelijke speelveld in de handelsrelatie met China. Het aanscherpen van de multilaterale regels voor een mondiaal gelijk speelveld is dan ook een prioriteit voor het kabinet en de EU. Daarnaast kunnen land-neutrale instrumenten van de EU, zoals het Internationaal Aanbestedingsinstrument, waarmee de EU inzet op wederkerigheid in de toegang tot markten voor overheidsaanbestedingen, en de Verordening Buitenlandse Subsidies ook bijdragen aan een gelijker speelveld in de handelsrelaties tussen de EU en andere landen, waaronder China.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

De leden van de CU-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief met daarin de beschrijving van de kabinetsaanpak ten aanzien van strategische afhankelijkheden. Zij hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CU-fractie vragen of het kabinet nader toe kan lichten hoe het komt dat er een grote directe en indirecte afhankelijkheid van Azië is voor de productie van active pharmaceutical ingredients (API’s). Is het kabinet van menig dat deze afhankelijkheid beperkt zou moeten worden en, zo ja, hoe? Wat verhindert de productie van deze API’s in de Europese Unie? Staat er EU-wetgeving in de weg om productie hiervan binnen de EU te stimuleren? Wat zou er aan gedaan kunnen worden?

32. Antwoord van het kabinet:

Economische verwevenheid draagt bij aan onze concurrentiekracht en is belangrijk voor onze welvaart. Wederzijdse afhankelijkheden ten aanzien van de ontwikkeling, productie en levering van medische producten zijn dus niet per se onwenselijk. Volledig zelfvoorzienend voor geneesmiddelen en dus API’s, kunnen we binnen Nederland en zelfs binnen de EU niet zijn. Wel kijken we goed waar we als Nederland kwetsbaar zijn, en in welke gevallen er sprake is van risicovolle strategische afhankelijkheden. Hier trekken we Europees in op. Om deze discussie in Europa gericht te voeren, brengt het Ministerie van VWS nu in kaart welke geneesmiddelen voor Nederland belangrijk en kwetsbaar zijn en voor ons prioriteit hebben en wat andere landen hierop doen. Voor de volledige beleidsagenda op dit gebied verwijst het kabinet u naar de Kamerbrief Beschikbaarheid Medische Producten.23

Ten aanzien van de afhankelijkheid van China voor de productie van zonnepanelen vragen deze leden of het kabinet kan aangeven wat de resultaten zijn geweest van de stappen die op nationaal en Europees vlak zijn gezet om de Europese en nationale zonnepanelenindustrie een impuls te geven? Vanwaar komt de twijfel of hier een dusdanig strategisch belang mee is gemoeid dat overheidsingrijpen op dit moment opportuun zou zijn? Zonnepanelen spelen toch een grote rol in de energietransitie?

33. Antwoord van het kabinet:

Zonnepanelen spelen een grote rol in de energietransitie. Het kabinet zet in op een klimaatneutraal elektriciteitssysteem in 2035 (Kamerstuk 32 813, nr. 1230); een belangrijk deel van deze klimaat neutrale elektriciteit zal door zonnepanelen geleverd moeten worden. Tegelijk produceren Europa en Nederland op dit moment slechts circa 1% van de zonnecellen en zonnepanelen wereldwijd; China heeft hierin een marktaandeel van 75–80% en op onderdelen van de keten (de ingots en wafers) zelfs 97%. Nederland is dus zéér afhankelijk van China voor de levering van zonnepanelen om alle groene ambities waar te maken.

Wanneer een afhankelijkheid wordt vastgesteld, dient echter ook bepaald te worden of deze afhankelijkheid risicovol én strategisch is. Dit hangt onder meer af van substitutie en diversificatiemogelijkheden. Risicovolle strategische afhankelijkheden hebben betrekking op strategische afhankelijkheden waarvoor er een hoog risico op leveringsonderbrekingen bestaat, wat onder meer afhangt van de aard van de betrekkingen met het land waarvan we afhankelijk zijn. Er zijn ondertussen al verschillende stappen gezet ter ondersteuning van NL/Europese zon-PV productie. In Europa is onder meer de EU Solar PV Industrie Alliantie opgericht ter ondersteuning van de Europese zon-PV maakindustrie. Daarnaast is de Net-Zero Industry Act (NZIA) gelanceerd met als doel de opschaling van Europese netto-nul technologieën naar ten minste 40% van de jaarlijkse Europese behoefte in 2030. Voor zonne-energie betekent dit dat 40% moet worden opgewekt met in Europa gebouwde zonnepanelen. Dit kan ook de vraag naar Nederlandse zonnepanelen stimuleren. Tegelijk leidt extra vraag niet automatisch tot Europees/Nederlands aanbod. Met oog op het opzetten van een Nederlands zon-PV ecosysteem en maakindustrie heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met consortiumpartners een voorstel ingediend voor het Nationaal Groeifonds. Als dit voorstel wordt gehonoreerd dan zal ruim 300 miljoen EUR worden geïnvesteerd in de productie van innovatieve zon-PV cellen en panelen in Nederland. Eind juni wordt het eindoordeel van de adviescommissie van het Nationaal Groeifonds verwacht.

De vraag waar het Ministerie van Economische Zaken zich in het kader van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden dan ook over buigt, is de vraag of gelet op bovenstaande, éxtra maatregelen noodzakelijk zijn. Over de voortgang wordt uw Kamer voor het einde van dit jaar geïnformeerd.

Verder zouden deze leden willen weten welk belang marktpartijen volgens het kabinet hebben om strategische afhankelijkheden te adresseren. En hoe kan diversificatie gefaciliteerd worden als dit aan bedrijven is?

34. Antwoord van het kabinet:

Het adresseren van risicovolle strategische afhankelijkheden is in belangrijke mate een verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven. Dit geldt ook voor de inrichting van waardeketens. In het bedrijfsleven zijn de kennis, expertise en middelen aanwezig om goed zicht op waardeketens en mitigatieopties te krijgen. De overheid kan op verschillende manieren diversificatie faciliteren. Bijvoorbeeld middels handels- en investeringsakkoorden, die tot diversificatie kunnen leiden doordat zij het aantal potentiële aanvoerlijnen voor kritieke grondstoffen en producten kunnen vergroten. Handelsakkoorden verbeteren de toegang van Europese bedrijven tot de markten van derde landen. Dit geldt ook voor de toegang tot kritieke grondstoffen, wat kan bijdragen aan de Europese leveringszekerheid van deze grondstoffen. Investeringsakkoorden versterken op hun beurt het investeringsklimaat voor EU investeerders in derde landen en andersom en faciliteren daarmee bilaterale investeringen die bij kunnen dragen aan het verminderen van de risico’s van strategische afhankelijkheden.

Begrijpen de leden van de CU-fractie dat de taskforce in de toekomst eventueel zal adviseren tot overheidsingrijpen of is dit een taak die nu al uitgeoefend wordt? Heeft de taskforce al een dergelijk advies gegeven en, zo ja, kan het kabinet aangeven waarop dit zag?

35. Antwoord van het kabinet:

De individuele departementen zijn ieder zelf verantwoordelijk voor de mitigatie van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen hun eigen dossiers en zullen zelf een afweging moeten maken of extra overheidsingrijpen noodzakelijk is of niet. Binnen dit krachtenveld speelt de Taskforce Strategische Afhankelijkheden een aanjagende rol, waarbij het overkoepelende beleidsopties kan identificeren en de departementen bij elkaar kan brengen om de verschillende beleidsopties uit te wisselen en op elkaar af te stemmen. Momenteel zijn de departementen in de fase van identificatie van strategische afhankelijkheden en zijn dergelijke adviezen nog niet gegeven. In de toekomst zal dit wel gebeuren.

Op welke manier is uit consultaties met het bedrijfsleven gebleken dat dit bedrijfsleven in toenemende mate geconfronteerd wordt met geopolitieke risico’s en kwetsbaarheden in haar waardenketens?

36. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat het bedrijfsleven primair zelf verantwoordelijk is voor het mitigeren van risico’s in hun eigen waardeketens. Hierover wordt op verschillende niveaus met bedrijven en koepelorganisaties gesproken. Uit die gesprekken blijkt dat de impact van zowel de Covid-19-pandemie als de Russische invasie van Oekraïne kwetsbaarheden binnen mondiale waardeketens aan de oppervlakte hebben gebracht en geopolitieke risico’s een aanzienlijke impact op bedrijven en de leveringszekerheid kunnen hebben.

Vragen en opmerkingen van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de kabinetsaanpak strategische afhankelijkheden en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de Volt-fractie lezen dat de afgelopen jaren meerdere partijen getracht hebben om op kwantitatieve wijze strategische afhankelijkheden in kaart te brengen. Een nationaal voorbeeld is de Geo-Economische Monitor. Deze leden lezen ook dat de mate van risico van een strategische afhankelijkheid onder meer afhangt van de mate van wederzijdse afhankelijkheid. Waarom is de hoofdvraag binnen het onderdeel «Afhankelijkheden van andere landen van goederen uit Nederland» in de geo-economische monitor niet toegespitst op landen waar Nederland de meest risicovolle strategische afhankelijkheden mee heeft, namelijk China en de Verenigde Staten (VS)? Het onderzoek is immers uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

37. Antwoord van het kabinet:

Bij het opzetten van de geo-economische monitor is gekozen voor een kwantitatieve insteek. Het gedeelte dat betrekking heeft op afhankelijkheden van derde landen van Nederland is landen-specifiek, en kijkt dus ook naar de afhankelijkheden die China en de VS van Nederland hebben.

Waarom is er alleen gekeken naar afhankelijkheden van andere landen van goederen uit Nederland en niet naar de afhankelijkheden van risicovolle landen van goederen uit Europa? Als dat wel gedaan zou zijn, was duidelijk geworden dat China afhankelijk is van de EU voor de import van bijvoorbeeld varkensvlees, menselijk bloed en tractoren.

38. Antwoord van het kabinet:

Zowel op nationaal als EU-niveau wordt onderzoek gedaan naar strategische afhankelijkheden. Het kabinet ziet de geo-economische monitor als aanvullend op de onderzoeken die door de Commissie zijn uitgevoerd, waarbij reeds gekeken is naar de afhankelijkheden van derde landen van de EU.24

Wordt er naast de genoemde Geo-Economische Monitor nog meer onderzoek gedaan in Nederland of EU-verband naar wederzijdse afhankelijkheden met landen waar wij risicovolle afhankelijkheden mee hebben? Om welke onderzoeken gaat het?

39. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 30.

De leden van de Volt-fractie lezen ook dat TNO bezig is met een verdiepend onderzoek naar de methodiek van de identificatie van strategische afhankelijkheden. Wordt hierbij ook gekeken naar het onderzoek van het pan-Europese onderzoeksconsortium Digital Power China?

40. Antwoord van het kabinet:

Het rapport van Digital Power China dient niet expliciet als basis voor het lopende onderzoek van TNO. Wel maken de onderzoekers gebruik van de meest relevante kennis beschikbaar op gebied van het identificeren van risicovolle strategische afhankelijkheden. Daarbij kijkt TNO specifiek naar Nederland, terwijl Digital Power China naar de EU kijkt.

De leden van de Volt-fractie lezen dat bij het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden in de meeste gevallen een wisselwerking tussen snelheid en betaalbaarheid optreedt. En dat het van geval tot geval afhangt welke mitigatiestrategie de voorkeur geniet. En dat het een politiek besluit is of en wat voor overheidsinterventie nodig geacht wordt en welke middelen daarvoor beschikbaar worden gesteld. Is het kabinet bereid en van plan om de overwegingen die gemaakt worden om tot bepaalde keuzes te komen om strategische afhankelijkheden te voorkomen, publiekelijk te delen, zodat burgers zich meegenomen voelen in de onvermijdelijke moeilijke keuzes die de komende tijd gemaakt zullen worden? Zo lezen deze leden dat de Taskforce voor het aanjagen van de aanpak van specifieke risicovolle strategische afhankelijkheden en de daarbij betrokken economische, diplomatieke, maatschappelijke en veiligheidsbelangen wel de taak hebben om daar het bedrijfsleven bij te betrekken, maar deze leden lezen niets over hoe burgers meegenomen zullen worden bij deze overwegingen. De leden van de Volt-fractie zien hier graag een reflectie van het kabinet op.

41. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de visie van de leden van Volt dat kabinetsbeleid breed gedragen moet worden, ook op het gebied van de afbouw van risicovolle strategische afhankelijkheden. Daarom vinden consultaties en informatie-uitwisseling met verschillende belanghebbenden en betrokkenen plaats, waarbij ook het parlement als vertegenwoordiger van de Nederlandse bevolking regelmatig wordt geïnformeerd. Aangezien een groot deel van het te voeren beleid uitgevoerd zal moeten worden door of in samenspraak met het Nederlandse bedrijfsleven, vindt tevens actieve consultatie plaats met deze groep belanghebbenden.

II Volledige agenda

De brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over hun brief van 12 mei 2023 over Strategische Afhankelijkheden (Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181).


X Noot
1

Kamerstuk 35 982, nr. 9.

X Noot
2

Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181.

X Noot
3

Verslag van een schriftelijk overleg over de Nationale Grondstoffenstrategie, Kamerstuk 32 852, nr. 224, 22 mei 2023.

X Noot
4

Kamerstuk 35 982, nr. 9.

X Noot
5

Kamerstuk 32 852, nr. 224.

X Noot
6

Critical Raw Materials Act, d.d. 16 maart 2023.

X Noot
7

An EU approach to enhance economic security, d.d. 20 juni 2023.

X Noot
8

Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181.

X Noot
9

Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181.

X Noot
10

Kamerstuk 31 288, nr. 1003.

X Noot
11

Bijlage bij Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181.

X Noot
12

Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181.

X Noot
13

Kamerstuk 29 924, nr. 239.

X Noot
14

Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181.

X Noot
15

Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181.

X Noot
18

Kamerstuk 32 852, nr. 224.

X Noot
19

Kamerstuk 22 112, nr. 3686.

X Noot
20

Kamerstuk 35 982, nr. 9.

X Noot
21

Kamerstuk 36 180, nr. 31.

X Noot
23

Kamerstukken 29 477 en 32 805, nr. 806.

Naar boven