30 821 Nationale Veiligheid

26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 183 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2023

Bij dezen ontvangt u de schriftelijke beantwoording van de niet beantwoorde Kamervragen tijdens het Commissiedebat Desinformatie en Online Platformen van 14 juni jl.

Voordat ik overga tot beantwoording van de resterende vragen hecht ik eraan om nogmaals te benadrukken dat het belangrijk is om des- en misinformatie effectief aan te pakken in een Rijksbrede strategie. De verspreiding van des- en misinformatie, door zowel binnen- als buitenlandse actoren, kan het publieke debat verstoren en persoonlijke schade veroorzaken. Iedereen in Nederland moet zowel alledaagse als politieke keuzes kunnen maken op basis van beschikbare informatie uit dit debat, zonder te worden gemanipuleerd of misleid door desinformatie. Wanneer dit wel gebeurt, kan dit leiden tot onrust en onzekerheid en zelfs een ontwrichtend effect hebben op de samenleving en de levens van individuele mensen daarin.

Het kabinet heeft daarom in december 2022 de nieuwe Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie gepresenteerd1. Deze nieuwe strategie bestaat uit twee sporen. In het eerste spoor richt het kabinet zich op het versterken van het publieke debat. Daarbij zetten we onder andere in op het versterken van de weerbaarheid van burgers, zodat zij desinformatie zélf kunnen herkennen. Het tweede spoor richt zich op het verminderen van de invloed van desinformatie. Daarin erkennen we dat online platformen grote verantwoordelijkheden hebben in de aanpak van desinformatie. Binnen de hele strategie staan grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van pers, centraal.

Omdat de meeste desinformatie online wordt verspreid via sociale media hebben we zeer grote online platformen op Europees niveau verplicht om hier wat tegen te doen. 33 ondertekenaars hebben zich gecommitteerd aan de versterkte praktijkcode betreffende desinformatie. In deze praktijkcode committeren de deelnemende online platformen zich er onder meer toe om botnetwerken op te sporen en te verwijderen, transparant te zijn over de herkomst van politieke advertenties, samen te werken met factcheckers en een meldpunt in te richten voor gebruikers waar melding gemaakt kan worden van ongewenste of illegale content.2

Op korte termijn komt daar een heel belangrijk, bindend, instrument bij: de Digital Services Act (DSA). De DSA wordt met ingang van 17 februari 2024 van toepassing op alle tussenhandeldiensten, maar geldt vanaf 25 augustus a.s. al voor 19 recent aangewezen zeer grote online platformen en zeer grote online zoekmachines.3 De DSA biedt een stevig wettelijk kader en brengt (grote) techbedrijven onder permanent toezicht. Voor de zeer grote online platformen en zeer grote online zoekmachines wordt dit toezicht primair uitgeoefend door de Europese Commissie.

De DSA voorziet in een reeks zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van tussenhandeldiensten, die zijn aangepast aan het type, de omvang en de aard van de betrokken tussenhandeldienst. De zwaarste verplichtingen gelden voor de zeer grote online platformen en online zoekmachines. Zij zijn onder de DSA onder meer verplicht de zogenaamde systeemrisico’s die voortvloeien uit het ontwerp of de werking van hun diensten te beoordelen en te beperken. Deze systeemrisico’s omvatten onder meer de verspreiding van illegale inhoud en werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op grondrechten, de burgerdialoog, verkiezingsprocessen, de volksgezondheid en minderjarigen. Ook desinformatie en opzettelijke manipulatie van de dienst, bijvoorbeeld door bots, kunnen dergelijke risico’s vormen. De DSA bevat verder onder meer regels over aanbevelingssystemen, waarop bij de beantwoording van de vragen hieronder verder wordt ingegaan.

De Europese Commissie is toezichthouder voor zeer grote online platforms en zoekmachines. Voldoen online platformen niet aan de DSA, dan kunnen zij een boete krijgen die kan oplopen tot 6% van hun wereldwijde jaaromzet. Uiteindelijk kan aan platformen zelfs de toegang tot de Europese markt worden ontzegd.

Uw Kamer is op verschillende momenten geïnformeerd over verschillende aspecten van de DSA. Zie voor een van de meest recente voorbeelden de kamerbrief over de DSA en Kinderrechten.4

Na het schetsen van bovenstaande context, ben ik toegekomen aan de beantwoording van de resterende vragen, hetgeen ik doe in drie blokken:

  • 1. Identificatieplicht grote sociale mediaplatformen

  • 2. Grondrechten en vrijheid van meningsuiting

  • 3. Algemene vragen

1. Identificatieplicht grote sociale mediaplatformen

Vraag van het lid Dekker-Abdulazziz (D66): Is de Staatssecretaris bereid om zich in Brussel in te spannen voor een milde vorm van identificatieplicht zodat personen die aantoonbaar uitlatingen doen gericht op opruiing zijn te herleiden, en hoe poogt u dit te doen?

Vraag van het lid Gundogan (Gundogan): Het tegengaan van desinfo is een no-brainer. Echter, het grote probleem ligt meer bij de anonimiteit die gepaard gaat met desinformatie, is dat niet de omgekeerde volgorde?

Hoewel het doel begrijpelijk is en dit door mij wordt onderschreven lijkt dit niet direct een goed idee. Er zijn op dit moment al diverse mogelijkheden om personen die strafbare feiten plegen, zoals online opruiing, te herleiden. Zo kan bij strafbare feiten de identiteit van daders, ook online, via de strafrechtketen worden achterhaald. Het civiele recht bevat ook mogelijkheden om identificerende gegevens van gebruikers op te vragen bij tussenpersonen als aannemelijk is dat sprake is van onrechtmatig handelen, de verzoeker een reëel belang heeft bij verkrijging, er geen minder ingrijpende mogelijkheid voorhanden is om de gegevens te achterhalen en een belangenafweging zich hier niet tegen verzet. Daarbij komt ook nog dat het probleem van online haat zaaien en bedreigen, ook niet vanzelfsprekend opgelost wordt met een verplichting voor burgers om zich te legitimeren.

Daarnaast is het ook belangrijk dat de vaak wereldwijd opererende online platformen niet meer gegevens verzamelen en verwerken dan strikt noodzakelijk is. Anonimiteit op het internet is een groot goed: dit behoort tot het recht op zelfbeschikking en privacy. Voorbeelden die dit onderstrepen zijn autoritaire regimes die uitingen van dissidenten monitoren en hen vervolgens opsporen en vastzetten.

Onder de Digital Services Act worden zeer grote online sociale media platformen wel verplicht om manipulatie van hun dienst, onder meer door bots, te identificeren en daar maatregelen tegen te nemen en in de AI Act moeten bijvoorbeeld chatbots zich als AI identificeren. Sociale media platformen moeten verder illegale content verwijderen wanneer daar melding van wordt gedaan. Het staat platformen vrij om gebruikers wel of niet te identificeren zo lang daarbij de geldende wetgevingen zoals de AVG worden nageleefd.

Vraag van het lid Slootweg (CDA): Is de Staatssecretaris bereid om een analyse te doen van voorstellen in AUS/OOS/DUI of het mogelijk is om crimineel gedrag via anonieme accounts aan te pakken?

Anonieme accounts kunnen inderdaad mede misbruikt worden voor crimineel gedrag. In Nederland is het wel zo dat strafbare uitingen online via opsporing en vervolging aangepakt kunnen worden, waarbij opsporingsdiensten informatie kunnen vorderen bij digitale dienstverleners zoals platformen. Het is dus reeds mogelijk om crimineel gedrag via anonieme accounts online aan te pakken.

2. Grondrechten en vrijheid van meningsuiting

Vraag van het lid Van Haga (Groep Van Haga): Is de Staatssecretaris het ermee eens dat de vrijheid van meningsuiting slechts beperkt mag worden door het strafrecht?

De vrijheid van meningsuiting is een van de belangrijkste grondrechten die wij hebben opgenomen in de Grondwet. Dit recht is echter niet onbegrensd. Zo bepaalt het strafrecht wat voor type uitingen in strijd zijn met de wet. Voorbeelden hiervan zijn bedreiging, opruiing en discriminatie. Het is uiteindelijk aan de rechter om te toetsen of bepaalde uitingen onder de vrijheid van meningsuiting vallen en welke uitingen strafbaar zijn.

Vraag van het lid Van Haga (Groep Van Haga): Hoe verhoudt de huidige censuur zich met ons grondwettelijk recht op de vrijheid van meningsuiting?

Ik neem nadrukkelijk afstand van de term «censuur». De overheid zet grondrechten, zoals de vrijheid van mening en persvrijheid, centraal in de aanpak van desinformatie. Daarom is ook het uitgangspunt dat de overheid niet bepaalt wat desinformatie is. Onafhankelijke media, factcheckers en wetenschappers hebben hierin een belangrijke taak.

Vraag van het lid Gundogan (Gundogan): Het tegengaan van desinfo is een no-brainer, maar nu staat vrijheid van meningsuiting op de tweede plaats; moet dit niet worden omgedraaid?

De Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van Desinformatie5 zet grondrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, juist centraal.

Vraag van het lid Bouchallikt (Groenlinks): Wat vindt de Staatssecretaris van de freedom of speech t.o.v. de freedom of reach?

Uitgangspunt bij het bestrijden van desinformatie is altijd het fundamentele recht op de vrijheid van meningsuiting, ofwel freedom of speech. Dat betekent echter niet dat iedereen het fundamentele recht heeft op een veelvuldige verspreiding van deze content, zoals dat bijvoorbeeld via een algoritme kan gebeuren. Daarnaast staat het platformen in het kader van contractvrijheid ook vrij om gebruikers grenzen op te leggen door middel van gebruikersvoorwaarden.6 Er ligt een belangrijke taak bij grote sociale mediaplatformen om transparant te zijn over de werking van hun algoritmen en hun gebruikersvoorwaarden. Tevens lopen er via mij en de Minister van Justitie en Veiligheid gesprekken met de internetsector waarin we onze zorgen adresseren over de versterkende werking van algoritmen in het verspreiden van extreme online content.

Vraag van het lid Bouchallikt (Groenlinks): Is de Staatssecretaris bereid om de Europese Commissie te vragen verslavende algoritmes op te nemen in de herziening van het Europese consumentenrecht?

Momenteel kijk ik samen met mijn collega, de Minister van EZK, naar strengere regulering op het gebied van consumentenrecht via de fitness check op de Europese consumentenrichtlijnen die de Europese Commissie momenteel uitvoert.

Binnen deze fitness check kijken we of we verleidingstechnieken die schermverslaving in de hand kunnen werken, zoals dark patterns, beter kunnen reguleren. Momenteel werk ik samen met de Minister van EZK aan een non-paper die we binnenkort naar de Europese Commissie sturen. De Minister van EZK is hierin de leidende bewindspersoon.

3. Algemene vragen

Vraag van het lid Van Haga (Groep Van Haga): Wat zijn de criteria om desinformatie te classificeren en wie bepaalt wat desinformatie is?

Het uitgangspunt is dat de overheid niet bepaalt welke informatie geclassificeerd kan worden als desinformatie. Onafhankelijke media, factcheckers en wetenschappers hebben hierin een belangrijke taak. De overheid definieert desinformatie als het doelbewust, veelal heimelijk, verspreiden van misleidende informatie, met het doel om schade toe te brengen aan het publieke debat, democratische processen, de open en kenniseconomie of volksgezondheid. Daarmee kan het de nationale veiligheid raken. Het is een vorm van schadelijk, maar vaak legaal, gedrag. Wanneer de nationale veiligheid, de volksgezondheid of het verkiezingsproces in het geding is, kan de overheid reageren op des- of misinformatie. Het ministerie dat verantwoordelijk is voor het onderwerp waar deze misleidende informatie over wordt verspreid, is ook verantwoordelijk voor een passende reactie.

Vraag van het lid Van Haga (Groep Van Haga): Welke afspraken zijn er gemaakt met social media bedrijven over de opvolging van meldingen van BZK onder de trusted flagger status, en zijn er meer aan de overheid gelieerde partijen die een trusted flagger status hebben?

De trusted flagger status van het Ministerie van BZK beperkt zich tot het verkiezingsproces en houdt in dat online platformen een melding over mogelijke des- of misinformatie over het verkiezingsproces met prioriteit oppakken en beoordelen. De bedrijven waarbij een melding wordt gedaan maken hierbij hun eigen onafhankelijke afweging of er sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden en dus of verwijdering, labelen of een andere actie nodig is. Het Ministerie van BZK heeft via deze kanalen geen bevoegdheid deze bedrijven te dwingen bepaalde content te laten verwijderen of andere acties te ondernemen.

Naast BZK hebben ook de Nationale Voedsel en Waren Autoriteit, Kansspel autoriteit, Autoriteit Financiële Markten en de politie een status als trusted flagger. Deze organisaties hebben deze status bij verschillende platformen, en kunnen deze gebruiken uit een verschillende taakopvatting. Zie voor een uitgebreide toelichting eerder beantwoorde Kamervragen over dit onderwerp.7

Vraag van het lid Van Haga (Groep Van Haga): Waarom mag de overheid nepnieuws verspreiden?

Ik neem nadrukkelijk afstand van de uitspraken dat de overheid bewust nepnieuws of desinformatie zou verspreiden. Dit soort uitspraken dient niet genormaliseerd of genegeerd te worden. De overheid zet zich er al verschillende jaren voor in om de verspreiding van desinformatie juist tegen te gaan. Daarin benadrukt het kabinet dat het niet primair aan de overheid is om te bepalen wat desinformatie is en wat niet. Onafhankelijke media, factcheckers en de wetenschap hebben hier een belangrijke taak in, en zij pakken deze taak ook op.

Vraag van het lid Van Haga (Groep Van Haga): Wat vindt de Minister ervan dat het Ministerie van VWS geen openheid geeft over WOO verzoeken?

Het is niet aan mij om te oordelen over het besluit van het Ministerie van VWS. Vragen over dit onderwerp kunt u aan de betrokken bewindspersoon stellen.

Vraag van het lid Rajkowksi (VVD): Er zijn veel internationale onderzoeken naar desinformatie en naar welke informatie mensen behoefte hebben. Gaat het kabinet zich inspannen om deze inzichten te ontvangen? Hoe staat het met deze toezegging?

Ik ben niet bekend met deze toezegging. Wel zet het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich hier consequent voor in. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken spreekt regelmatig in Europees verband over statelijke desinformatie en ontvangt dan ook presentaties en rapporten die regelmatig worden gepubliceerd.

Vraag van het lid Bouchallikt (Groenlinks): Wat kan de Staatssecretaris doen om mediawijsheid in het onderwijs te vergroten, om zo een meer weerbare samenleving te creëren?

Waar het gaat om het versterken van mediawijsheid is samenwerking met betrokken partners van groot belang. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt daarom bij aan de website isdatechtzo.nl. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap financiert het Netwerk Mediawijsheid op jaarlijkse basis. Naast de bestaande activiteiten, die al vele jaren in het onderwijs gebruikt worden, is er sinds dit jaar een bewustwordingstraject gestart op het gebied van persvrijheid en persveiligheid. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft in zijn Masterplan Basisvaardigheden ruimschoots aandacht voor digitale geletterdheid en burgerschap. Op dit moment worden de conceptkerndoelen uitgewerkt. De oplevering daarvan wordt eind dit jaar verwacht.

Vraag van het lid Kathmann (PvdA): Ziet de Staatssecretaris iets in de introductie van een bedrogbus in Nederland?

Ik vind het belangrijk dat er wordt ingezet op het weerbaar maken van burgers ten opzichte van desinformatie, waaronder ouderen. Een desinformatiebus is een origineel idee om leugens en oplichterij onder de aandacht te brengen, en burgers weerbaarder te maken. Het kabinet ondersteunt het Netwerk Mediawijsheid via de website isdatechtzo.nl om burgers weerbaar te maken. Hierbij wordt ook gelet op de positie van ouderen. Voor 2024 zijn wij met Netwerk Mediawijsheid in gesprek over de activiteiten die zij ondernemen, en zullen we dit voorstel in overweging nemen. Daarnaast zie ik verschillende initiatieven in de samenleving variërend van banken tot bibliotheken om onze samenleving weerbaarder te maken tegen online risico’s. Ik juich dat van harte toe.

Vraag van het lid Kathmann (PvdA): Ziet de Staatssecretaris iets in een keurmerk voor ontwikkeling van techniek zoals AI?

Op dit moment ben ik mij aan het oriënteren op het ontwikkelen van een keurmerk op basis van grondrechten en andere publieke waarden voor software die wordt ontwikkeld voor gebruik binnen de overheid. Software die nu wordt ontwikkeld zal nooit in strijd mogen zijn met de wet, grondrechten en mensenrechten. Het kabinet onderwerpt de software die zij inkoopt regelmatig aan een DPIA of HRIA om dit te toetsen.

Tweede termijn

Vraag van het lid Rajkowksi (VVD): Kunnen we erop aan dat de DSA in de huidige vorm al ruimte geeft om ongewenste algoritmes te verwijderen?

De DSA bevat verschillende bepalingen die gaan over aanbevelingsalgoritmes. Op grond van artikel 38 DSA moeten de (thans 19) zeer grote online platformen en zoekmachines hun gebruikers ten minste één optie aanbieden waarmee ze de dienst kunnen gebruiken zonder dat die dienst gebruik maakt van profilering voor het doen van aanbevelingen. Gebruikers van deze platformen en zoekmachines krijgen dus de mogelijkheid om dit soort gepersonaliseerde aanbevelingssystemen uit te zetten en in plaats daarvan gebruik te maken van een aanbevelingssysteem dat niet gebaseerd is op profilering. Dat is een belangrijke waarborg voor gebruikers. Op grond van artikel 27 moeten verder alle online platformen – dus ook de niet «zeer grote» – bovendien transparant zijn over de belangrijkste parameters die in hun aanbevelingssystemen worden gebruikt. Ook dienen zij transparant te zijn over eventuele opties voor afnemers van de dienst om deze parameters te wijzigen of te beïnvloeden.

Vraag van het lid Slootweg (CDA): De DSA regelt niet dat schade kan worden verhaald bij het platform, maar daarnaast ook niet terecht kan bij de persoon die de content post. In andere sectoren bestaat er wel aansprakelijkheid. Moet dat niet ook het geval zijn in deze sector?

Op grond van regels in de Europese Richtlijn Elektronische Handel die zijn overgenomen in hoofdstuk II van de DSA, zijn hosting providers onder voorwaarden gevrijwaard van aansprakelijkheid voor informatie of handelingen van hun gebruikers. Die voorwaarden houden in dat dat de dienstverlener (i) niet daadwerkelijke kennis heeft van de illegale informatie en (ii) wanneer hij die kennis wel heeft, hij die informatie verwijdert. Indien een hosting provider niet aan deze voorwaarden voldoet, kan hij wel aansprakelijk worden gesteld voor bijvoorbeeld illegale of onrechtmatige content.

Vraag van het lid Kathmann (PvdA): De DSA heeft ook provisies over een crisis response mechanism, maar hoe zit het met de eigen bevoegdheden van de lidstaat, hoe geven we daar invulling aan? Zijn hier richtlijnen of kaders voor?

De DSA voorziet in maximumharmonisatie. Het crisisresponsmechanisme behoort tot de verplichtingen waarvoor de Europese Commissie exclusief bevoegd is. Op grond van dit mechanisme kan de Commissie in noodsituaties en op aanbeveling van de digitaledienstenraad, eisen dat grote online platformen en zoekmachines snel actie ondernemen. De Commissie zal echter jaarlijks en in elk geval drie maanden na het einde van de crisis, aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de specifieke maatregelen die genomen werden.

Vraag van het lid Jansen (FvD): Op dit moment is het zo dat algoritmen het bereik van desinformatie kunnen beperken, waardoor deze content voor (de meeste) gebruikers niet meer zichtbaar is zonder dat de content daadwerkelijk wordt verwijderd. De DSA verplicht de grote platformen om hun gebruikers ten minste één optie aan te bieden waarmee ze de dienst kunnen gebruiken zonder dat die dienst gebruik maakt van profilering voor het doen van aanbevelingen. Als deze algoritmen worden «uitgezet», betekent dat dan niet dat ongewenste content mogelijk weer naar de voorgrond komt?

Op grond van de DSA moeten platformen altijd transparant zijn over de werking van algoritmen en de zeer grote online platformen moeten een optie aanbieden voor een niet op profilering gebaseerd aanbevelingsalgoritme. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat desinformatie daarmee meer op de voorgrond komt. Dat is uiteraard niet de bedoeling en de overige verplichtingen van de DSA bieden daar waarborgen tegen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

Naar boven