Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2022
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 20 december jl. (Handelingen Ii 2022/23,
nr. 37, Regeling van Werkzaamheden) heeft uw Kamer verzocht om een reactie op het
bericht van de NRC van 19 december jl. «Topambtenaar Schoof verzweeg zorgen over undercover-onderzoeken
naar moskeeën».
In de brief van mijn ambtsvoorganger van 26 oktober 2021 («Verzoek om reactie kabinet
op de berichten van de NRC over onderzoeken gefinancierd door NCTV») is ingegaan op
de genoemde onderzoeken door NTA en de ondersteuning aan gemeenten vanuit de NCTV
ten behoeve van de aanpak van radicalisering en extremisme.1 Hierin is vermeld dat de NCTV bekend was met de krachtenveldanalyses die NTA in opdracht
van gemeenten uitvoerde. Tevens heeft mijn voorganger in de Kamerbrief erkend dat
gemeenten nadrukkelijker gewezen hadden kunnen worden op de vragen die binnen de NCTV
leefden over gehanteerde werkwijze door externe partijen, evenals op de beperkingen
volgend uit de privacywetgeving voor lokale opdrachten voor analyses. De weerslag
van de interne vragen en zorgen hierover binnen de NCTV is opgetekend in interne nota’s
uit 2017, die uw Kamer heeft ontvangen samen met de brief van 26 oktober 2021. De
stukken die openbaar zijn gemaakt met het Woo-besluit van 9 december jl., die tevens
met uw Kamer is gedeeld, bevestigen nogmaals dit beeld.
Naar aanleiding van deze brief zijn er Kamervragen ingediend op 29 oktober 2021 door
het lid Azarkan (DENK) en beantwoord op 10 december 2021.2 Tevens is op dat moment een aanvullende brief gestuurd.3 Dit thema is vervolgens aan de orde geweest in diverse debatten met uw Kamer, waaronder
het commissiedebat op 9 februari jl.4, en het debat over de werkwijze van de NCTV van 2 juni jl.5
Bovenstaande is vermeld in de brief van 9 december jl. aangaande het Woo-besluit dat
aan uw Kamer is gezonden.6
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius