30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 156 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2021

Tijdens het plenair debat van 29 juni jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 94, item 37) heeft het lid Van Ginneken (D66) c.s. een motie1 ingediend waarin de regering wordt verzocht de termijn waarop mobiele telecomaanbieders hun netwerk opgeschoond moeten hebben openbaar te maken en aan te geven of hier aan mobiele telecomaanbieders compensatie voor geboden is. Ik kwalificeer uw motie als een gericht verzoek om informatie in de zin van artikel 68 van de Grondwet.

Het kabinet heeft deze motie destijds ontraden. Omdat de motie op 6 juli is aangenomen (Handelingen II 2020/21, nr. 97, item 14), geef ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, in deze Kamerbrief aan hoe ik zoveel mogelijk aan de strekking van de motie tegemoet wil komen.

De motie vraagt om de termijn openbaar te maken waarop mobiele telecomaanbieders (hierna: telecomaanbieders) hun netwerk opgeschoond moeten hebben.

Voor het bepalen van de termijn is een zeer zorgvuldig proces gevolgd, waarbij deze termijn is beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de continuïteit van dienstverlening van de telecomaanbieders te waarborgen. Op die manier worden de geconstateerde risico’s zo snel mogelijk geadresseerd. Het waarborgen van de continuïteit van de dienstverlening is een wettelijke plicht en een groot maatschappelijk belang. De continuïteit van dienstverlening mag dan ook niet in gevaar komen. Om de termijn te bepalen zijn door het Agentschap Telecom (AT) plannen van aanpak voor vervanging opgevraagd bij de telecomaanbieders. Deze plannen zijn geleverd als strikt bedrijfsvertrouwelijk. De plannen zijn vervolgens getoetst door onafhankelijke experts van TNO en Dialogic. Op basis hiervan heeft AT een advies voor de termijnen aan mijn ministerie gegeven. Dit advies is vervolgens afgestemd in de Taskforce Economische Veiligheid en overgenomen in de beschikkingen.

Ik kan deze termijnen niet openbaar maken in verband met toezeggingen die door de overheid aan de telecomaanbieders zijn gedaan omtrent de vertrouwelijkheid van de inhoud van de individuele beschikkingen en van de ten behoeve van die beschikkingen door hen aan de overheid verstrekte informatie. Deze toezeggingen zijn, gelet op de gevoeligheid van de in het kader van het beschikkingsproces te verkrijgen informatie, gedaan ten behoeve van een goed verloop van dit proces. Aan het beschikkingsproces was immers inherent dat er hoogst bedrijfsgevoelige informatie zou worden gewisseld, terwijl tegelijkertijd niet op voorhand bekend was om wat voor informatie het zou gaan. De termijnen waarvan u openbaarmaking verzoekt, zijn onderdeel van de beschikkingen en maken onderdeel uit van de toezegging.

Het onderling vertrouwelijk kunnen uitwisselen van gevoelige informatie vormt voor telecomproviders en overheid een belangrijke randvoorwaarde om samen te kunnen werken aan wat nodig is om onze telecomnetwerken veilig te houden. Ook met het oog op de toekomst is de samenleving erbij gebaat dat telecomaanbieders het vertrouwen hebben dat afspraken over vertrouwelijkheid worden nagekomen en dat vertrouwelijk verstrekte bedrijfsinformatie vertrouwelijk blijft. Indien de termijnen, die inzage geven in de bedrijfsvoering van de telecomproviders, ondanks deze afspraken openbaar zouden worden gemaakt, dan zal dat telecomaanbieders ervan kunnen weerhouden om in de toekomst volledige medewerking te verlenen aan beheersmaatregelen. Openbaarmaking van de termijnen zou de voor deze maatregelen benodigde vertrouwensrelatie tussen de telecomaanbieders en de Staat schaden.

De betreffende telecomaanbieders hebben bij mijn ministerie aangegeven dat door openbaarmaking van de termijnen de onderlinge concurrentie wordt beïnvloed. De termijnen zijn per telecomaanbieder vastgesteld en zijn afhankelijk van de onderdelen die een telecomaanbieder moet vervangen. Het openbaar maken van termijnen kan leiden tot een slechtere onderhandelingspositie van een aanbieder richting leveranciers van te vervangen onderdelen, zeker waar het aantal leveranciers van bepaalde apparatuur mondiaal gezien beperkt is. Daarnaast zou openbaarmaking van de termijnen tot gevolg kunnen hebben dat betrokken telecomaanbieders geconfronteerd worden met speculatie over de veiligheid van hun systemen, welke ze niet kunnen weerleggen zonder daarbij gerubriceerde informatie dan wel bedrijfsvertrouwelijke informatie vrij te geven. Het belang van de telecomaanbieders om verschoond te blijven van deze speculatie, weeg ik mee in mijn afweging of de informatie openbaar kan worden gemaakt.

Het belang van de Staat verzet zich om voornoemde redenen tegen openbaarmaking van de termijnen.

Tijdens de mondelinge toelichting van de motie gaf het lid Van Ginneken aan transparantie van de termijn onder meer van belang te vinden om het gesprek aan te kunnen gaan met de samenleving over of het een redelijke termijn betreft. Om hier een gefundeerd oordeel over te kunnen vellen, is alleen het transparant maken van een termijn echter niet maatgevend. Kennis van welke kritieke onderdelen het betreft en van de specifieke omstandigheden bij een telecomaanbieder zijn daarvoor ook noodzakelijk. Die informatie is echter gerubriceerd waar het de kritieke onderdelen betreft en bedrijfsvertrouwelijk waar het gaat om inzicht in de technische bedrijfsvoering. Openbaarmaking van deze benodigde informatie zou een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. De kritieke onderdelen van de telecomnetwerken worden niet openbaar gemaakt omdat daarmee inzicht wordt gegeven in de kwetsbaarheden van het netwerk. Dit is informatie die voor kwaadwillende (statelijke) actoren interessant is en door hen misbruikt kan worden. Daarnaast is voor het bepalen van de kritieke onderdelen een zorgvuldige risicoanalyse uitgevoerd. Zoals in elke risicoanalyse worden de kans van misbruik en de impact hiervan tegen elkaar afgewogen. Om deze afweging te kunnen maken, wordt onder andere gebruik gemaakt van gerubriceerde dreigingsinformatie. Het openbaar maken van deze informatie zou kwaadwillende actoren waardevol inzicht verschaffen over het huidige kennisniveau en de strategische afwegingen die Nederland hanteert bij het borgen van de veiligheid van de telecomnetwerken.

Openbaarmaking van de termijnen zou de samenleving dus hooguit onvolledig informeren. Dit acht ik onwenselijk. Dit laat onverlet dat ik het van belang acht dat u zo veel mogelijk in staat wordt gesteld om uw controlerende taak te vervullen. Om toch in uw informatiebehoefte te voorzien, bied ik u daarom een vertrouwelijke ambtelijke briefing aan om samen met onafhankelijke experts, nader toe te lichten hoe we tot de termijnen zijn gekomen.

In de motie wordt ook het recht van de samenleving genoemd om te weten wanneer de netwerken weer veilig zijn. Ik wil daar de volgende kanttekening bij plaatsen. Het is te binair gesteld dat de netwerken nu niet veilig zouden zijn, of dat er op enig moment een kantelpunt is dat een netwerk veilig is of niet. Er zijn altijd risico’s, aangezien dreigingen en technologie continu veranderen en 100% veiligheid niet bestaat. Telecomaanbieders en overheid zijn erbij gebaat om de geïdentificeerde risico’s zo goed mogelijk beheersbaar te houden. Naast de beschikkingen richten de bestaande zorg- en meldplicht in de Telecommunicatiewet en het toezicht daarop, de ministeriële regeling met aangescherpte technische en organisatorische maatregelen die op 1 oktober 2022 geïmplementeerd moet zijn en de structurele samenwerking tussen telecomaanbieders en de overheid zich op het beheersbaar maken van geïdentificeerde risico’s.

Wat betreft het verzoek in de motie om aan te geven of aan telecomaanbieders compensatie geboden is, geldt dat voor het vergoeden van nadeel ik gehouden ben aan het nadeelcompensatierecht. Uitgangspunt is dat eenieder die nadeel lijdt als gevolg van de rechtmatige uitvoering van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid, dat nadeel in beginsel zelf dient te dragen. Alleen onevenredige schade die het normaal ondernemersrisico overstijgt, wordt vergoed. Er zijn nog geen aanvragen voor nadeelcompensatie ontvangen van de telecomaanbieders en ik heb dus ook nog niet ter zake kunnen besluiten. Als er een aanvraag ingediend wordt, zal deze worden beoordeeld in overeenstemming met het nadeelcompensatierecht.

Ten slotte, in het plenair debat van 29 juni jl. kwam ook het onderzoek aan de orde dat Agentschap Telecom (AT) doet naar mogelijk ongewenste toegang tot de aftapvoorziening van KPN. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft toen aangegeven de Kamer op een later tijdstip over het onderzoek te informeren.

De technische complexiteit en het belang van een zorgvuldig proces maken dat de afronding van dit onderzoek door AT nog enige tijd vraagt. De resultaten worden naar verwachting eind dit jaar bekend.2

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

Naar boven