30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 129 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 april 2021

Inleiding

Op 21 februari 2020 zond ik u namens het kabinet een voortgangsbrief over de Agenda Risico- en Crisisbeheersing 2018–20211. Een brief aan de vooravond van wat de grootste naoorlogse crisis voor Nederland en mogelijk de hele wereld genoemd kan worden. Het jaar 2020 stond en 2021 staat tot nog toe in belangrijke mate in het teken van de gezamenlijke beheersing van de Covid-19- pandemie, met een zeer breed scala aan maatschappelijke gevolgen zowel op het directe volksgezondheidsvlak als op al die andere terreinen die een samenleving maken. De doelstelling van de Agenda Risico- en Crisisbeheersing 2018–20212 luidt dat «Nederland op alle niveaus – in een continue veranderende maatschappij en met oog voor de praktijk – toegerust is en blijft om risico’s en crises met elkaar te beheersen en (zo mogelijk) te voorkomen». Deze doelstelling is zeer actueel gebleken en nog steeds urgent. In het rapport van de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s dat begin december vorig jaar aan uw Kamer is aangeboden3, wordt dit onderstreept. De commissie benoemt de belangrijke uitdagingen waar we voor staan. Het kabinet heeft dit recent beaamd in haar reactie op de wetsevaluatie4 en ziet het als een belangrijke maatschappelijke opgave voor het volgende kabinet om hierop door te pakken.

Met deze brief wil ik, namens het kabinet, op hoofdlijnen stil staan bij de belangrijkste stappen die de afgelopen periode in het kader van de uitvoering van de Agenda zijn gezet. Stappen die hebben bijgedragen aan de aanpak van Covid-19, maar natuurlijk ook aan de aanpak van andere gebeurtenissen zoals rond CITRIX, landelijke protesten, natuurbranden en de aanslag in Utrecht. Stappen die anders en soms vertraagd zijn gezet door de aanpak van daadwerkelijke crises en met name Covid-19, maar tegelijkertijd ook beïnvloed zijn door de lessen die we uit de aanpak in de praktijk hebben geleerd. De afgelopen jaren hebben we veel in de praktijk kunnen leren en ontwikkelen.

Nederland weerbaarder maken en weerbaar houden

Op 8 maart is de tussentijdse evaluatie van de Nationale Veiligheid Strategie (NVS) aangeboden aan de Tweede Kamer5. Deze midterm review bestrijkt anderhalf jaar en geeft zicht op de overheidsinzet om de weerbaarheid tegen dreigingen (ten aanzien van nationale veiligheid) te vergroten.

Sinds maart 2020 heeft de Covid-19-pandemie een groot effect op de hele Nederlandse samenleving: op jongeren, op ouderen, in de zorg, in het onderwijs, in bedrijven, instellingen enzovoorts. De uitbraak van het coronavirus leidt tot een versterking van en meer zichtbare maatschappelijke onrust. Complottheorieën verspreiden zich snel en er zijn veel verschillende polariserende groepen (online) actief die elkaar (beter) vinden in het afwijzen van de overheid en het overheidsbeleid. In lijn met de DTN 53 kan dan ook gesteld worden dat er sprake is van meer (zichtbare) polarisatie en onrust sinds de Covid-19-pandemie. Deze ontwikkelingen vragen (nog) meer van de betrokken partijen bij de aanpak van deze crisis (Covid-19) en zullen in de toekomst qua maatschappelijk effect in toenemende mate een rol spelen bij crisisbeheersing in algemene zin.

Nederland staat dus voor een forse uitdaging. De dreigingen waar Nederland mee geconfronteerd wordt zijn groter, complexer en veelomvattender dan voorheen. We zijn een klein land met een open samenleving en een sterke handelsgeest. Maar door onze sterk gedigitaliseerde samenleving en grote afhankelijkheid van digitale middelen kunnen vitale processen ook verlamd worden. Om onze vrijheden, welvaart, openheid en internationale positie te beschermen, is veiligheid een essentiële voorwaarde.

In lijn met de eindconclusie van de NVS midterm review verlangt het waarborgen van de veiligheid een nieuwe manier van kijken en een integrale aanpak van onveiligheid. De inzet van het kabinet blijft daarom om ons land weerbaarder te maken en weerbaar te houden. De gezamenlijke integrale voorbereiding op en aanpak van mogelijke crises is een cruciaal onderdeel van deze weerbare samenleving.

Versterking voorbereiding en aanpak crises met bovenregionaal/landelijk karakter

Op 14 september 2020 heb ik met het Veiligheidsberaad een nadere invulling gegeven aan de versterking van de samenwerking tussen Rijk en veiligheidsregio’s bij bovenregionale en landelijke crises. Zo is in navolging van de crisisaanpak bij Covid-19 gesproken over de wijze waarop de afstemming met de voorzitters van de veiligheidsregio’s en de nationale crisisstructuur in de praktijk vorm kan worden geven. Hierbij zijn afspraken gemaakt over zowel bestuurlijke als ambtelijke gemandateerde vertegenwoordiging van de veiligheidsregio’s in de nationale crisisgremia.

Op 22 maart jl. heb ik met het Veiligheidsberaad gesproken over de noodzaak een landelijk knooppunt te realiseren dat 24/7 ondersteuning kan bieden aan Rijk, veiligheidsregio’s en andere crisispartners op het gebied van informatiemanagement en coördinatie. Bij de vormgeving hiervan zal geput worden uit de kennis, kunde en mogelijkheden van het gehele netwerk van betrokken crisispartners, zoals politie, Defensie, veiligheidsregio’s, het Nationaal Crisiscentrum, het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum en Rijkswaterstaat.

Landelijke planvorming

In het kader van de Nationale Veiligheid Strategie heeft het kabinet besloten dat extra inzet nodig is voor een versterkte aanpak van de actuele dominante landelijke risico’s en dreigingen. Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt evaluatie Wet veiligheidsregio’s vraagt effectieve crisisbeheersing in een netwerk van partners om gedegen gezamenlijke voorbereiding. In dit kader werken Rijk, veiligheidsregio’s en crisispartners, waaronder aanbieders van vitale processen, voortaan gezamenlijk aan de voorbereiding op (nieuwe) landelijke risico’s via landelijke crisisplannen. Dit creëert gedeeld eigenaarschap van de gemaakte afspraken en medeverantwoordelijkheid voor de implementatie. Het voorkomt ook dat er gaten ontstaan tussen plannen voor dezelfde risico’s op verschillende niveaus.

De realisatie van het Landelijk Crisisplan Stralingsincidenten (LCP-S) en het Landelijk Crisisplan Hoogwater en Overstromingen (LCP-HO) sluit goed aan op vorengenoemde afspraken. Beide plannen weerspiegelen als landelijk plan de gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid van Rijk en veiligheidsregio’s om als één crisisorganisatie op te treden bij crises rond stralingsongevallen, hoogwater en (dreigende) overstromingen. Deze aanpak is «verrijkt» door bij de vaststelling van deze plannen alle relevante overheidslagen en crisispartners te betrekken. De respectieve plannen (zie bijlagen 1 en 2) zijn opgesteld onder coördinatie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Ook de implementatie wordt door het Ministerie van IenW gecoördineerd.

Het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (NCS) (2016), het Responsplan NCS (2017) en het Crisiscommunicatieplan Stralingsincidenten NCS (2017) zijn geactualiseerd, uitgebreid en geïntegreerd tot één Landelijk Crisisplan Straling. Het plan is opgesteld onder coördinatie van het Ministerie van IenW als verantwoordelijk departement voor stralingsongevallen, in samenspraak met de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming en alle betrokken departementen, veiligheidsregio’s, kennisinstituten en de sector. Met de actualisering is de opvolging van de leerpunten van de Nationale Nucleaire Oefening (NNO) Shining Spring 20186 en van aanbevelingen uit het rapport Samenwerken aan Nucleaire Veiligheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit 2018 gerealiseerd. Ook zijn aanbevelingen over crisisbeheersing uit 2018 verwerkt van de Integrated Regulatory Review Service (IRRS) Follow Up missie van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA). Tenslotte is het plan in lijn gebracht met het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs 2018).

Het Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen is geactualiseerd en uitgebreid. Het plan is opgesteld onder coördinatie van het Ministerie van IenW in samenspraak met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en alle betrokken ministeries, veiligheidsregio’s, Unie van Waterschappen, kennisinstituten en de sector. Hiermee is dit plan een crisisplan geworden dat de basis vormt voor de voorbereiding op hoogwater en (dreigende) overstroming binnen en tussen alle overheidslagen en crisispartners in Nederland en wordt de bovenregionale en nationale afstemming verbeterd. Het plan zal de komende periode verder worden verfijnd en op basis van de impactanalyses op regionaal en bovenregionaal niveau zal het plan worden aangevuld met verdere coördinatieafspraken en worden handelingsperspectieven vastgesteld voor de diverse overstromingstypen die er in Nederland zijn. Bijgevoegd is de publieksversie van het plan; een bijlage is niet volledig openbaar in verband met de nationale veiligheid.

De gezamenlijke voorbereiding ziet ook op een versterkte aanpak van de te beschermen vitale infrastructuur. Dit betreft onder meer de actualisering van de crisisplannen Gas en Elektriciteit, die is opgepakt onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met JenV en overige betrokken ministeries, de veiligheidsregio’s, de politie en de aanbieders van vitale processen. Daarbij wordt meer dan voorheen ingezoomd op het beheersen van de maatschappelijke gevolgen en van de intersectorale (cascade-)effecten, alsmede het bieden van handelingsperspectief voor de samenleving.

Er hebben zich inmiddels diverse maatschappelijke ontwikkelingen voorgedaan die een grondige herziening van de huidige crisisplannen rechtvaardigen en vereisen. Gas en Elektriciteit zijn vitale processen, waarvoor geldt dat eigenstandige uitval of verstoring vrijwel onmiddellijk effecten heeft op de andere vitale processen en binnen korte tijd maatschappelijke ontwrichting tot gevolg kan hebben.

Daarnaast zorgt de energietransitie voor een toename van de maatschappelijke afhankelijkheid specifiek voor elektriciteit. De energietransitie (toename windturbines en zonnepanelen) maakt de elektriciteitsproductie op termijn ook afhankelijker van weersomstandigheden. Ook in schaarse gevallen van langdurige perioden van windstilte, moet de leveringszekerheid van elektriciteit geborgd zijn. De leveringszekerheid van elektriciteit en de ontwikkeling daarvan wordt door de landelijk netbeheerder gemonitord en ook is in het crisisplan voor elektriciteit een scenario opgenomen met een periode van weinig productie uit zon en wind.

De definitieve versies van de crisisplannen Gas en Elektriciteit worden dit jaar door het kabinet vastgesteld.

Het Nationaal Crisisplan Luchtvaartongevallen wordt geactualiseerd en omgevormd naar een Landelijk Crisisplan (LCP-L). Verwachte oplevering is eind 2e kwartaal van 2021. Twee bijlagen worden aan het plan toegevoegd, te weten een procedure met betrekking tot ongevallen met het regeringstoestel (ERM-procedure) en een procedure met betrekking tot het valideren en verifiëren van persoonsgegevens en de inrichting van een Persoonsinformatie Actie Centrum Luchtvaartongevallen (PAC-L). Gelijktijdig met het LCP-L wordt eveneens de oplevering verwacht van de Handreiking Crisisbeheersing op luchthavens, die met name is gericht op de crisisbeheersingsprocessen die plaatsvinden op de luchthavens in Nederland. Alle genoemde documenten zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking met verschillende ministeries, de veiligheidsregio’s die een luchthaven hebben, de KMar, het IFV en Amsterdam Airport Schiphol.

Het kabinet heeft, conform eerdere toezeggingen aan uw Kamer7, de actualisering van het Nationaal Crisisplan Digitaal ter hand genomen. Het plan zal nog dit jaar worden beoefend tijdens de nationale en cross-sectorale cyberoefening Isidoor. Eventuele relevante bevindingen en lessen uit deze oefening worden meegenomen bij de actualisering. Ook dit plan wordt omgevormd naar een landelijk crisisplan en het streven is om dit na de zomer op te leveren. Verder is een start gemaakt met het opstellen van een Landelijk Crisisplan Terrorismegevolgbestrijding. Onder coördinatie van het Ministerie van VWS zullen de leerpunten van de crisisaanpak Covid-19 samen met de bevindingen en aanbevelingen van evaluaties o.a. door de Onderzoeksraad voor Veiligheid door het nieuwe kabinet worden meegenomen bij de herziening van het crisisplan voor infectieziekten.

Civiel-militaire samenwerking

Het afgelopen jaar heeft wederom het belang aangetoond van adequate inzet van zowel civiele als militaire capaciteiten bij de aanpak van incidenten en crises. De inzet van mensen en middelen van Defensie bij de aanpak van Covid-19 in ziekenhuizen en verzorgingshuizen en bij de opzet van logistieke operaties in Nederland en het Caribische deel van het Koninkrijk onderstreept dit. Maar daar niet alleen, ook de inzet van de blushelikopters van Defensie bij de grote bosbranden in april 2020 laat het belang zien.

In de Defensievisie 20358 is beschreven op welke wijze de beschikbaarheid van de krijgsmacht voor inzet in het nationale veiligheidsdomein ter ondersteuning van het civiele gezag wordt vergroot. De Minister van Defensie en ik hebben in een gezamenlijke brief van 26 juni 20209aan uw Kamer het belang onderstreept dat Defensie als structurele ketenpartner tijdig betrokken wordt in alle fasen van de veiligheidsketen. In dit licht is in de recente kabinetsreactie10 op het rapport van de evaluatie commissie Wet veiligheidsregio’s vermeld dat de rol van Defensie als structurele ketenpartner bij de totstandkoming van het wettelijk kader nader zal worden uitgewerkt. Defensie zal bij het uitwerken van landelijke crisisplannen als structureel crisispartner in het netwerk betrokken zijn. Gebruikmakend van risicoanalyse, scenario-ontwikkeling en planvorming zullen de civiele en militaire capaciteiten die in crisissituaties een bijdrage kunnen leveren gezamenlijk in kaart gebracht worden. Een goed voorbeeld van de wederkerigheid die cruciaal is bij de samenwerking is de recente realisatie van het Nationaal plan militaire mobiliteit11, dat mede steunt op de inbreng van civiele partijen.

Grensoverschrijdende en internationale samenwerking

De Covid-19-pandemie heeft tot verdere grensoverschrijdende samenwerking met onze buurlanden geleid op meerdere niveaus. Zo is bijvoorbeeld het directe contact tussen de bewindslieden in de buurlanden sterk toegenomen.

Binnen het Benelux-verband, waarbij Noordrijn-Westfalen als geassocieerd lid is aangesloten, stemmen de crisiscentra uit de vier landen tweewekelijks de (te nemen) maatregelen af. In de Cross Border Taskforce Corona overlegt Nederland met Noordrijn-Westfalen, België, Nedersaksen en Rijnland-Palts over onder andere maatregelen, vaccinaties en besmettingsgraad. De verslagen van de Taskforce worden gedeeld met de veiligheidsregio’s aan de grens. Dit laatste vindt zijn grondslag in de afspraak die ik met de grensregio’s heb gemaakt over informatiedeling over maatregelen met mogelijk grensoverschrijdende effecten.

De in september 2019 gemaakte afspraken met Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen zijn vanwege de prioriteit die in alle landen wordt gelegd op de bestrijding van het coronavirus nog niet volledig tot uitvoering gekomen. De afspraken over de inzet van liaisons zijn met Nedersaksen uitgevoerd. De versterking van de samenwerking met de crisiscentra van de twee aangrenzende Duitse deelstaten is de facto tot stand gekomen. Dit zal worden vastgelegd in nadere afspraken. Het overleg tussen veiligheidsregio’s en Kreise langs de grens met Noordrijn-Westfalen zal dit jaar kunnen starten. Als de omstandigheden dat toelaten, zal dit overleg fysiek worden gevoerd.

In alle genoemde landen zijn de partners in de samenwerking (in Nederland de veiligheidsregio’s) vooral bezig om naast de gewone werkzaamheden de pandemie te bestrijden. Daarbij wordt de grensoverschrijdende samenwerking echter niet uit het oog verloren. Een sprekend voorbeeld is de natuurbrand eind april 2020 in de Meinweg. Naast ondersteuning uit meerdere regio’s en de blushelikopters van Defensie in Nederland ontving de veiligheidsregio Limburg-Noord ook grootschalige ondersteuning vanuit Duitsland en België. Door de gezamenlijke inzet is de grootste natuurbrand die ooit in Nederland heeft plaatsgevonden, bedwongen.

In juni 2020 nam uw Kamer een motie12 aan met als strekking om een verkenning te starten om nut en noodzaak van grensoverschrijdende elementen op meerdere GRIP-niveaus vast te stellen. Deze motie is aanleiding geweest om in samenwerking met de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio’s tot een onderzoek te komen over grensoverschrijdende samenwerking. Doel van dit onderzoek is allereerst beantwoording van de vraag hoe in de veiligheidsregio’s de grensoverschrijdende samenwerking met België en Duitsland structureel kan worden ingebed. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de vraag via welke instrumenten de grensoverschrijdende samenwerking kan worden bestendigd. In dit onderzoek wordt de verkenning naar GRIP ingebed. Ik zal U over de uitkomsten van dit onderzoek te zijner tijd informeren.

Crisisbeheersing in EU-verband

Nederland draagt via het Europees civiele beschermingsmechanisme (UCPM) bij aan de aanpak van ernstige crises en rampen. Onderdeel van dit mechanisme is het response-instrument rescEU. RescEU zijn vooraf gegarandeerde (afgesproken en beschikbare) capaciteiten voor de aanpak van de volgende drie typen rampen of crises in EU-verband: ernstige bosbranden, ernstige medische en CBRN gerelateerde rampen. RescEU wordt ingezet als zogeheten «last resort»-instrument, als nationale en andere capaciteiten om de ramp effectief aan te pakken niet (meer) volstaan. In maart vorig jaar hebben de ernstige gevolgen van de Covid-19-pandemie de Commissie doen besluiten om de oprichting van rescEU medische response capaciteiten uit te breiden met onder andere medische beschermingsmiddelen en intensive care apparatuur. De lidstaten zijn vanwege de enorme impact van Covid-19 met dit voorstel akkoord gegaan. Daarnaast heeft de Commissie de lidstaten, onder wie Nederland, met een beroep op het solidariteitsbeginsel en omdat de nood hoog was, actief benaderd om sommige van deze medische voorraden snel te helpen opbouwen en ten behoeve van inzet in EU-verband te beheren. De Covid-19-crisis laat namelijk zien dat nationale capaciteiten mogelijk niet altijd voldoende zijn en dat een buffer zoals thans binnen het Europese civiele beschermingsmechanisme wordt opgebouwd nuttig kan zijn gedurende een ernstige crisis. Om die reden heeft het kabinet op 25 september 2020 het verzoek van de Commissie beantwoord.13

Crisisbeheersing in NAVO-verband

In NAVO-verband wordt ook intensief gewerkt om de lidstaten via civiele instrumenten steeds weerbaarder te maken tegen dreigingen en crises die de nationale veiligheid kunnen bedreigen. In 2016 is afgesproken de weerbaarheid binnen het bondgenootschap aan te pakken. Dit is voor civiele paraatheid uitgewerkt in niet-bindende richtlijnen gericht op het weerbaar maken van vitale civiele processen. De komende jaren zal de NAVO, mede op basis van de lessen van Covid-19, verdere voorstellen doen om de weerbaarheid van bepaalde vitale processen verder te versterken. De NAVO voert structureel evaluaties uit. De laatste evaluatie van de civiele weerbaarheidsrichtlijnen vond in 2019 en begin 2020 plaats. Nederland heeft op alle onderdelen van deze richtlijnen positief gescoord.

Nederland blijft zich ook in EU- en NAVO-verband en op basis van internationale afspraken verder inzetten om de weerbaarheid tegen ernstige rampen en dreigingen ook in gemeenschappelijkheid verder te versterken.

Verbeteren rampenbestrijding en crisisbeheersing Caribisch Nederland

Sinds de voortgangsbrief van 21 februari 2020 heeft de crisisbeheersing in het teken gestaan van de bestrijding van de Covid-19-pandemie. De ervaringen onderschrijven het belang van de verdere doorontwikkeling naar een robuuste en professionele crisisorganisatie op de openbare lichamen, die het hoofd kan bieden aan diverse soorten crises en calamiteiten of rampen. Een crisisorganisatie die bovendien onderdeel moet uitmaken van het systeem van crisisbeheersing in zowel het Caribisch deel van het Koninkrijk als in Europees Nederland.

De huidige gezondheidscrisis heeft laten zien dat verbetering van de structuur van de Publieke Gezondheid (PG) en versterking van de lokale diensten PG in Caribisch Nederland noodzakelijk zijn. Alle diensten PG zijn in het laatste jaar tijdelijk ondersteund door extra artsen, verpleegkundigen en crisiscoördinatoren Uitgewerkt zal gaan worden hoe versterking van de diensten PG in het post-Covid-tijdperk vorm moet gaan krijgen. Ook zal worden onderzocht of en hoe de oprichting van een Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) regio Cariben een rol kan spelen in toekomstige gezondheidscrises. Geconstateerd kan worden dat verregaande samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk op het gebied van curatieve gezondheidszorg noodzakelijk is om de zorg voor de burgers van Caribisch Nederland en de landen te borgen. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal het initiatief van de Dutch Caribbean Hospital Alliance, waarvoor de Ministers van Gezondheid op 9 februari jl. een document hebben ondertekend om deze samenwerking te bestendigen en uit te breiden, blijven ondersteunen.

Het crisisdraaiboek Orkaanseizoen met betrekking tot het preventief evacueren van patiënten is na juni 2019 uitgebreid met hoofdstukken over post-event-evacuatie en de logistiek rondom geneesmiddelen en medische hulpmiddelen tijdens het orkaanseizoen. In de zomer van 2020 is het draaiboek geactualiseerd aan de hand van de Covid-19-ontwikkelingen. Zo zijn onder meer in het draaiboek afspraken verwerkt over de evacuatie van patiënten en spreiding van Covid-patiënten. Het nieuwe plan is tijdens het bestuurlijk overleg van de Ministers en Staatssecretaris van Volksgezondheid in augustus 2020 vastgesteld. Het plan zal jaarlijks geactualiseerd worden aan de hand van de laatste ontwikkelingen.

Met het oog op de storm Isaias in juli 2020 heeft het DCC-IenW het Weerimpact Team Caribisch Nederland (WIT-CN) geactiveerd om samen met het KNMI en de Openbare Lichamen Saba en Sint Eustatius een inschatting van de impact te maken en een goede informatievoorziening te realiseren.

Vóór het orkaanseizoen is in 2020 onder regie van de Ministeries van JenV en BZK het «Handboek crisisbeheersing voor de Caribische delen van het Koninkrijk» tot stand gekomen14. Dit handboek beschrijft op hoofdlijnen de generieke rollen, taken en verantwoordelijkheden van de Europese en Caribische crisispartners die betrokken (kunnen) zijn bij een (dreiging van) een ramp of crisis op één van de openbare lichamen en/of in één of meer autonome landen van het Koninkrijk. Een belangrijk onderdeel is de zogeheten «procesbeschrijving bijstand» voor het aanvragen van en besluiten over bijstand. Deze procesbeschrijving is tijdens de Covid-19-crisis gebruikt. Met het oog op het inzichtelijk maken van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de crisispartners zijn drie zogeheten netwerkkaarten en vier bevoegdhedenschema’s voor crisisbeheersing in Caribisch Nederland (BES) opgesteld.15

In 2020 zijn aan Saba en Sint Eustatius portofoons ter beschikking gesteld voor een betere communicatie tussen hulpverleningsdiensten.

Inmiddels zijn de voorbereidingen gestart voor de evaluatie van de Veiligheidswet BES door het WODC. De uitkomsten van de evaluatie van de Veiligheidswet BES zullen worden meegenomen in het voortdurende proces om een effectieve en robuuste crisisorganisatie op de openbare lichamen te waarborgen die voldoende is voorbereid op verschillende crises die zich nu en in de toekomst kunnen voordoen.

Toekomstbestendige risico- en crisiscommunicatie

Communicatie is één van de cruciale elementen om risico’s beheersbaar te houden en om tijdens een crisis de maatschappelijke impact zoveel mogelijk te beperken. De inzet is erop gericht om vanuit overheden en veiligheidspartners maximaal aan te sluiten op de verwachtingen en mogelijkheden van de maatschappij.

Voor de uitvoering van de communicatieambities uit de Agenda risico- en crisisbeheersing is door de betrokken partners (veiligheidsregio’s en Rijk) in 2019 een aanpak opgesteld voor toekomstbestendige risico- en crisiscommunicatie. Op de meeste thema’s is de afgelopen periode voortgang geboekt, waarbij met name de Covid-19-crisis een grote impuls heeft gegeven aan de onderlinge samenwerking, versterking van de crisiscommunicatiefunctie en verschillende specifieke ambities. Enkele onderdelen hebben als gevolg van de massale inzet op coronacommunicatie minder aandacht gekregen.

De Covid-19-pandemie toont opnieuw aan dat eenduidige crisis -en risicocommunicatie vraagt om snelle en de juiste coördinatie en afstemming. Het netwerk van betrokken communicatiepartners wist elkaar snel te vinden. Er is een intensieve afstem- en samenwerkingsstructuur ontstaan, met het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie als centrale spil. Door de aard van de Covid-19-crisis zijn er veel nieuwe kennis en inzichten opgedaan op het gebied van zowel risico- als crisiscommunicatie. Door middel van een nieuwsbrief, drie handreikingen en verdiepende webinars en themasessies is deze kennis gedeeld. Over de inzet van het NKC in de eerste periode tot en met juni 2020 is een reflectie verschenen.

Op het gebied van toegankelijkheid van risico- en crisiscommunicatie is er het afgelopen jaar veel zichtbaar resultaat geboekt, zoals de inzet van gebarentolken bij persconferenties, het bieden van informatie in eenvoudige taal en met visualisaties en overige inzet voor specifieke doelgroepen. Naast de Covid-19-crisis is er ook op andere inhoudelijke thema’s inzet gepleegd ten behoeve van crisiscommunicatie, zoals een koepelnotitie voor communicatie bij digitale incidenten.

Het WODC was opdrachtgever van een onderzoek naar zelfredzaamheid en burgerhulp tijdens crises en een inventariserend onderzoek op het gebied van risicocommunicatie.

In het crisiscommunicatie-overleg tussen Rijk en regio is afgesproken om in 2021 een actualisatie van het plan van aanpak voor toekomstbestendige risico- en crisiscommunicatie te maken. De ervaringen tijdens Covid-19, de evaluatie van de Wvr en bovengenoemde onderzoeken worden daarin meegenomen.

Ten aanzien van het alerteren van burgers bij een noodsituatie wordt het alarmmiddel NL-Alert doorontwikkeld om de verschillende doelgroepen nog beter te kunnen bereiken. Daarnaast komt het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS, ook wel «de sirenes») vanaf 2025 in een «end of life»-fase. Ik heb besloten de besluitvorming over de toekomst van het WAS over te laten aan het volgende kabinet. Dit betekent dat het WAS niet per 1 januari 2022 zal worden uitgefaseerd.

Tot slot

De afgelopen jaren hebben in toenemende mate laten zien dat de zorg voor veiligheid in Nederland vraagt om een gezamenlijke en integrale benadering. Een benadering die drijft op de betrokkenheid en bijdrage van vele partijen in onze maatschappij op verschillende niveaus. De Agenda risico- en crisisbeheersing van dit kabinet heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan deze ontwikkeling. Klaar zijn we als samenleving echter zeker niet. De beheersing van risico’s en crises waar onze maatschappij mee te maken kan krijgen, vraagt continue aandacht.

De verdere uitwerking van de hoofdlijnen van het kabinetsstandpunt evaluatie Wet veiligheidsregio’s, waaronder de vormgeving van het stelsel voor crisisbeheersing en brandweerzorg, is onderdeel van een nieuwe, brede strategische, gezamenlijke Agenda voor de komende kabinetsperiode als opvolger van de Agenda risico- en crisisbeheersing 2018–2021, vast te stellen door het kabinet, na afstemming met het Veiligheidsberaad en VNO-NCW/MKB-Nederland namens de private crisispartners. Een forse uitdaging die, gezien de continue ervaringen die we nog dagelijks opdoen bij de aanpak van Covid-19, een fundamentele investering vraagt in de wijze waarop het netwerk van betrokken partijen samen de noodzakelijke voorbereiding oppakt en uiteindelijk in de praktijk samenwerkt.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 30 821, nr. 102.

X Noot
2

Kamerstuk 30 821, nr. 50.

X Noot
3

Kamerstuk 29 517, nr. 195.

X Noot
4

Kamerstuk 29 517, nr. 198.

X Noot
5

Kamerstuk 30 821, nr. 128.

X Noot
6

Evaluatie van de nationale nucleaire oefening «Shining Spring» 2018 (Kamerstuk 25 422, nr. 249).

X Noot
7

Kamerstuk 26 643, nr. 738.

X Noot
8

Kamerstuk 34 919, nr. 71.

X Noot
9

Kamerstuk 34 919, nr. 68.

X Noot
10

Kamerstuk 29 517, nr. 198.

X Noot
11

Kamerstuk 35 570 X, nr. 75.

X Noot
12

Kamerstuk 32 851, nr. 63, Motie Van de Molen en Sneller van 3 juni 2020.

X Noot
13

Kamerstuk 25 295, nr. 386.

Naar boven