30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 121 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2020

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de vaste commissie Justitie en Veiligheid over strategische afhankelijkheid van buitenlandse partijen als (toe)leveranciers, producenten en dienstverleners.

Deze vragen werden ingezonden op 11 augustus 2020.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

1.

Waar in de vitale infrastructuur is Nederland strategisch afhankelijk van buitenlandse partijen als (toe)leveranciers, producenten en dienstverleners?

2.

Van welk soort buitenlandse partijen is Nederland afhankelijk en hoe sterk is die afhankelijkheid?

Antwoord vraag 1 en 2:

Nederland is verweven met de mondiale economie. Dat betekent dat leveranciers van over de hele wereld, als onderdeel van complexe supply chains, ook producten en diensten leveren ten behoeve van processen die deel uitmaken van de Nederlandse vitale infrastructuur. In die zin kan ook binnen die vitale infrastructuur de verlening van sommige diensten afhankelijk zijn van buitenlandse partijen. In de vaak zeer complexe en veranderlijke leveranciersketens kunnen daarbij ongewenste strategische afhankelijkheden van specifieke producten of diensten van bepaalde partijen ontstaan.

In veel gevallen zijn er voldoende alternatieve aanbieders van producten en diensten beschikbaar om ongewenste strategische afhankelijkheden te voorkomen. In sommige gevallen zijn er echter minder alternatieven voor handen, waardoor de keuzes beperkt zijn en ongewenste strategische afhankelijkheden van buitenlandse partijen kunnen ontstaan. De complexiteit en veranderlijkheid van leveranciersketens en de toepassing van vaak op maat gesneden mitigerende maatregelen maken het moeilijk een eenduidig en actueel beeld te geven van de aard en omvang van strategische afhankelijkheden.

De impact van incidenten in de vitale infrastructuur maakt dat het kabinet blijvende aandacht heeft voor het verhogen en borgen van de weerbaarheid van de vitale infrastructuur. Dit behelst ook dat we aandacht hebben voor de risico’s van ongewenste strategische afhankelijkheden. Het adresseren van deze risico’s is met betrekking tot vitale aanbieders onderdeel van de versterking van de Rijksbrede aanpak vitale infrastructuur en wordt op strategisch niveau geadresseerd op EU niveau.

De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit en weerbaarheid van vitale processen ligt bij de vitale aanbieders zelf. De rijksoverheid ondersteunt en faciliteert vitale aanbieders, in het invulling geven aan die verantwoordelijkheid. In 2018 is voor veilige inkoop en aanbesteding binnen het rijk een instrumentarium ontwikkeld en ingevoerd door het kabinet. Dit instrumentarium is ook beschikbaar gesteld voor vitale aanbieders.

De Kamerbrief «Tegengaan statelijke dreigingen» van 18 april 20191 gaat in op het zich kunnen voordoen van bovenbedoelde afhankelijkheden in de vitale infrastructuur, en welke maatregelen het kabinet hier onder meer voor treft. Omwille van de nationale veiligheid doet het Kabinet publiekelijk geen uitspraken over specifieke kwetsbaarheden binnen processen in de Nederlandse vitale infrastructuur en daartoe te nemen maatregelen met betrekking tot strategische afhankelijkheden. Een dergelijk specifiek overzicht kan kwaadwillende partijen inzichten verschaffen in de effectiviteit van zichtbare en onzichtbare Nederlandse veiligheidsmaatregelen.

Enkele afhankelijkheden zijn echter publiekelijk bekend. Zo is de EU voor enkele grondstoffen afhankelijk van buitenlandse partijen. Hier worden maatregelen voor genomen. Zo houden EU-lidstaten voor belangrijke grondstoffen zoals aardolie een strategische reserve aan. Ook helpen zij elkaar in geval van nood en tekorten. Ook wordt er binnen de EU samengewerkt op het gebied van vitale infrastructuur via het Critical Infrastructure programma. Voor bepaalde afhankelijkheden wordt binnen de EU ook aan allianties en actieplannen gewerkt om deze te mitigeren. Zo zijn er het EU European Raw Material Initiative en het European Innovation Partnership on raw materials die moeten helpen om de afhankelijkheid van bepaalde grondstoffen te mitigeren. Maar ook het EU landbouwbeleid is opgericht om de veiligheid van de voedselvoorziening in de EU te kunnen waarborgen.

3.

Welke alternatieve partijen als (toe)leveranciers, producenten en dienstverleners zijn er in Europa? Wat zijn de risico’s hiervan?

Antwoord vraag 3:

Het hebben van alternatieve partijen als (toe)leverancier heeft tot doel het voorkomen van ongewenste afhankelijkheden. Nederland is verweven met de mondiale economie. Dat betekent dat leveranciers van over de hele wereld, waaronder ook uit Europa, als onderdeel van complexe supply chains, ook producten en diensten leveren ten behoeve van de Nederlandse vitale infrastructuur.

De verwevenheid van de Europese economie en het vrije verkeer van mensen en goederen biedt niet alleen waarborgen voor leveringszekerheid, maar zorgt er tevens voor dat het voorkomen van ongewenste strategische afhankelijkheden ook een gezamenlijk Europees belang is. Dit thema wordt dan ook in Europa in het kader van strategische autonomie besproken. Op het gebied van strategische autonomie is het van belang de nationale veiligheidsdimensie en de economische dimensie in nauwe samenhang te bezien. De weerbaarheid van de vitale infrastructuur en strategische autonomie van Nederland zijn hierin onlosmakelijk verbonden met die van de EU.

De Europese Commissie wil met de herziening van het EU-handelsbeleid invulling geven aan de «open strategische autonomie» van de EU2. Discussie over de strategische autonomie van de EU in het veiligheids-, defensie- en economische domein is niet nieuw. Voor de COVID-19-crisis werd al frequent gesproken over hoe de EU zich moet positioneren tussen China en de VS, hoe het haar verdienvermogen en veiligheid kan zekerstellen en haar publieke belangen kan borgen.

De COVID-19-crisis, die afhankelijkheden en kwetsbaarheden in mondiale supply chains ten toon spreidde, zette het onderwerp nog prominenter op de agenda. Nederland neemt actief deel in deze herziening van het EU-handelsbeleid die de Europese Commissie op 16 juni 2020 heeft aangekondigd uit te voeren. Zie hiervoor de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 4 september 20203.

Tijdens de buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad op 1 en 2 oktober 2020 heeft de Europese raad de Europese Commissie verzocht strategische afhankelijkheden in kaart te brengen, met name in de meest gevoelige industriële ecosystemen zoals inzake gezondheidszorg, en maatregelen voor te stellen om deze afhankelijkheden te verminderen, onder meer door de productie- en toeleveringsketens te diversifiëren, voor strategische voorraden te zorgen en productie en investeringen in Europa te bevorderen.

Voor het kabinet is strategische autonomie geen doel op zich. Het kan een wijze zijn waarop een weerbare maatschappij vormgegeven wordt die in staat is om haar eigen publieke belangen, inclusief de beschikbaarheid van voor de samenleving vitale goederen en diensten, te borgen en die economisch concurrerend blijft binnen een goed functionerend mondiaal handelssysteem, net zoals een concurrerende interne markt, openheid, een vooruitziend industriebeleid, en een sterk handelsbeleid dat ook zijn.


X Noot
1

Kamerstuk 30 821, nr. 72.

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2197.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2197.

Naar boven