30 804
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2007)

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2006

In het wetgevingsoverleg van 23 oktober jl. over het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2007) heb ik toegezegd een aantal vragen schriftelijk te beantwoorden vóór de plenaire behandeling. Hierbij doe ik mijn toezegging graag gestand. Verder heb ik een nota van wijziging toegezegd met betrekking tot de administratieve verplichtingen voor buitenlandse artiesten en beroepssporters. De tweede nota van wijziging is bij deze brief gevoegd (kamerstuk 30 804, nr. 32).

Grensarbeiders

De heer De Nerée tot Babberich vroeg of de Belastingdienst kan afzien van het in rekening brengen van heffingsrente aan grensarbeiders. Ten aanzien van grensarbeiders die in Nederland wonen en in België werken geldt dat de Belastingdienst hen tijdig op de hoogte heeft gesteld over de wijze waarop de door Nederland uit te betalen compensatieregeling moet worden berekend en over de daarvoor benodigde gegevens, zodat er naar mijn oordeel geen aanleiding is om af te zien van het in rekening brengen van heffingsrente. In dat kader is deze grensarbeiders voorts gevraagd contact op te nemen met de Belastingdienst in situaties waarin de feitelijk door België ingehouden loonbelasting lager was dan het bedrag van de Belgische loonbelasting waar bij de berekening van het op grond van de compensatieregeling uit te betalen bedrag van was uitgegaan1. Hierover heeft de staatssecretaris van Financiën uw Kamer uitvoerig geïnformeerd2. Voorts zal hierop nog kort worden ingegaan in de brief die ten behoeve van het algemeen overleg van 6 december a.s. inzake grensarbeid op korte termijn aan de vaste commissie voor Financiën wordt verzonden.

Overigens merk ik ten algemene op dat, indien een aanslag te laag is vastgesteld de Belastingdienst heffingsrente in rekening brengt over het door de belastingplichtige terug te betalen bedrag. Van deze lijn kan worden afgeweken indien algemene beginselen van behoorlijk bestuur daartoe nopen of indien onbillijkheden van overwegende aard daartoe aanleiding geven. Het is de bedoeling dat in dergelijke gevallen de Belastingdienst de betrokkenen geen heffingsrente in rekening brengt. In de systemen van de Belastingdienst is echter vanwege de massaliteit van de aanslagen aangifteprocessen een koppeling aangebracht tussen de berekening van de aanslag enerzijds en de heffingsrente anderzijds waardoor aanslagen altijd met heffingsrente worden opgelegd. In voorkomende gevallen zal de Belastingdienst de bij de aanslag ten onrechte in rekening gebracht heffingsrente bij separate beschikking teruggeven. In het voorlichtingsmateriaal van de Belastingdienst zal aan dit punt expliciet aandacht worden besteed.

Brief LTO Nederland, NAJK en VLB

Ik heb toegezegd schriftelijk te reageren op de brief van LTO Nederland, NAJK en VLB, met bijbehorende notitie. Na eerste lezing van de notitie, die ik inmiddels heb ontvangen, lijkt het mij zinvol met de genoemde organisaties in overleg te treden om de onderwerpen die in de notitie naar voren worden gebracht door te spreken.

Gebruik DigiD door intermediairs

De heer Irrgang heeft een vraag gesteld over het gebruik van DigiD door belastingconsulenten en sociale raadslieden. Per 1 januari 2007 kan voor de aangifte inkomstenbelasting via internet in beginsel alleen nog maar gebruik gemaakt worden van de elektronische handtekening via DigiD in plaats van via de pincode. Voor het belastingjaar 2006 is echter een voorziening getroffen voor fiscale intermediairs die de aangifte verzorgen of hierbij behulpzaam zijn. Onder fiscale intermediairs wordt verstaan belastingconsulenten, sociale raadslieden, vakbonden, ouderenbonden en de Hulp-bij-aangifte van de Belastingdienst (HUBA).

Met de vak- en ouderenbonden en HUBA zijn inmiddels afspraken gemaakt waardoor zij aangifte kunnen doen via de pincode van de cliënt. De werkwijze van deze intermediairs wijkt hierdoor niet af van die van vorige jaren. De belastingplichtigen die gebruik maken van deze intermediairs ontvangen in november een brief, waarin is aangegeven dat de introductie van DigiD voor hen in 2007 geen gevolgen heeft.

Belastingplichtigen die gebruik maken van een belastingconsulent of van sociale raadslieden moeten aangifte doen via de DigiD-inlogcode. Zij kunnen echter op aanvraag ook gebruik maken van programmatuur van de Belastingdienst waarmee aangifte gedaan wordt via de pincodes van de belastingplichtigen.

De Belastingdienst informeert alle fiscale intermediairs in november 2006 over het gebruik van DigiD. Vanaf december 2006 wordt ook op de internetsite van de Belastingdienst aandacht besteed aan het gebruik van DigiD. De belastingplichtigen die geen gebruik maken van een fiscale intermediair, zijn inmiddels schriftelijk over de DigiD geïnformeerd en ontvangen bij de aangiftebrief (februari 2007) een bijsluiter met informatie over DigiD.

Werkgeversbijdrage kinderopvang

De heer De Nerée tot Babberich heeft een vraag gesteld over de situatie waarin een werkgever na afloop van het kalenderjaar 2006 een bonus verstrekt die de werknemer kan inzetten om de verstrekte werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang aan te vullen.

Ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964 kunnen werkgevers nu een derde deel van de kosten belastingvrij vergoeden. Deze belastingvrije vergoeding wordt met ingang van 2007 omgezet in een overheidsbijdrage die wordt gefinancierd via een verplichte premieopslag. Wordt echter in 2007 alsnog een vergoeding verstrekt waarop de werknemer op 31 december 2006 reeds recht had, is er sprake van een nabetaling waarop het regime van 2006 nog van toepassing is. Die nabetaalde vergoeding blijft dus belastingvrij. Het vervallen van de vrijstelling levert dus geen problemen op wanneer het gaat om nabetalingen van vergoedingen waarop de werknemer reeds recht had.

De heer Crone vroeg om een overgangsregeling voor de werkgeversbijdragen in het kader van lopende en nog niet-aangepaste cao’s voor zover deze ruimer zijn dan de vaste bijdrage die de overheid vanaf 1 januari 2007 gaat verstrekken.

De in het Belastingplan 2007 opgenomen overgangsregeling (artikel XXV) heeft uitsluitend betrekking op de werkgeversbijdragen voor zover deze beperkt blijven tot de vaste toeslag die de overheid vanaf 1 januari 2007 voor de eerste 1/3e van de kosten gaat verstrekken. Rechtvaardiging voor deze regeling is dat redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat werkgevers en werknemers overeenkomen een vergoeding te verstrekken in de kosten waarvoor de werknemer uit andere hoofde – in casu de kinderopvangtoeslag van de overheid – al een vergoeding kan ontvangen.

Essentie van deze overgangsbepaling is dat, zolang deze niet zijn aangepast, werkgevers gebonden blijven aan eventuele arbeidsvoorwaardelijke afspraken omtrent verdere tegemoetkomingen. Het zal hierbij in de regel om beperkte aanvullende bijdragen gaan, hetzij wat de hoogte ervan betreft, hetzij wat betreft de groep werknemers die daarvoor in aanmerking komt.

Het kabinet realiseert zich dat de uitvoering van deze resterende regelingen relatief bewerkelijk zal zijn, maar acht het niet passend en ook juridisch niet houdbaar om de getroffen overgangsregeling in die zin uit te breiden dat werkgevers ook niet meer gehouden zijn aan deze verder strekkende bijdragen. Dat zou immers betekenen dat de overheid een regeling buiten werking stelt waarin werkgevers en werknemers hebben vastgelegd om meer te verstrekken dan wat de overheid vanaf 1 januari 2007 overneemt. Uitsluitend de betrokken partijen kunnen beoordelen of voortzetting van deze aanvullende regelingen inderdaad gewenst is. Zij behoeven daartoe niet de looptijd van de huidige cao’s of bedrijfsregelingen af te wachten en kunnen daarover nu reeds afspraken maken.

De wijziging in de fiscale behandeling van de werkgeversbijdragen leidt tot een administratieve vereenvoudiging voor werkgevers. Vanaf 1 januari 2007 zijn immers alle werkgeversbijdragen belast, terwijl onder het huidige systeem de bijdragen tot 1/6e en in sommige situaties tot 1/3e deel zijn vrijgesteld. Over het algemeen zijn de bijdragen die werkgevers na 1 januari 2007 moeten blijven betalen ook onder het huidige systeem belast.

BTW bij liberalisering van de energiemarkt (commissionairsmodel)

De heer Crone vroeg naar het commissionairsmodel. Als gevolg van de liberalisering van de energiemarkt is bij de levering van energie aan een afnemer sprake van twee juridisch afzonderlijke overeenkomsten. Aan de ene kant sluit de afnemer een overeenkomst met de leverancier ter zake van het leveren van elektriciteit. Daarnaast sluit de afnemer een overeenkomst met de netbeheerder ter zake van de aansluiting op het net en het transport van elektriciteit.

Het Ministerie van Economische Zaken (het Platform Versnelling Energieliberalisering), de toezichthouder DTe en de energiebranche (EnergieNed) hebben in deze hun voorkeur uitgesproken voor het zogenaamde leveranciersmodel, waarbij de afnemer een leveringsovereenkomst sluit met de leverancier en die leverancier vervolgens machtigt om namens hem een aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder te sluiten. De leverancier vertegenwoordigt derhalve de afnemer bij het tot stand komen van die overeenkomst. Binnen het leveranciersmodel ontvangt de afnemer één geïntegreerde factuur van de leverancier ter zake van zowel de levering van energie als de aansluit- en transportkosten.

Aan EnergieNed is aangegeven dat op een dergelijke factuur de volledige factuurgegevens van zowel de netbeheerder als de leverancier vermeld dienen te worden, omdat sprake is van het factureren door twee ondernemers ter zake van twee afzonderlijke prestaties.

EnergieNed geeft er echter de voorkeur aan om te factureren als ware sprake van een commissionairrelatie (artikel 4, derde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit zou betekenen dat de netbeheerder handelt alsof hij presteert aan de leverancier en aan deze met BTW factureert. De leverancier voldoet de factuur en brengt de BTW in aftrek. Vervolgens factureert de leverancier het gehele bedrag (dus zowel ter zake van zijn eigen prestaties als ter zake van die van de netbeheerder) met BTW aan de afnemer.

Een zodanige factuur druist in tegen de wettelijke factuurvereisten en kan om die reden niet worden toegestaan. Bij facturering is minimaal vereist dat wordt aangesloten bij de juridische werkelijkheid. Wanneer dat niet het geval is kan een rechtens juiste belastingheffing niet worden gegarandeerd. Een formele belastingplicht waarop zonodig moet kunnen worden terugvallen, bijvoorbeeld in geval van faillissement van de leverancier, kan immers niet worden gebaseerd op een fictie.

Bij de leverancier is geen sprake van een commissionairpositie als bedoeld in de genoemde wetsbepaling. Aan de wens van EnergieNed kan dan ook niet worden tegemoetgekomen. Gelet op de Europese factureringsrichtlijn dient aan de factuurvereisten strikt de hand te worden gehouden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Door middel van de compensatieregeling zorgt Nederland er – kort gezegd – voor dat een Nederlander die in België werkt en die in België meer belasting betaalt dan hij (met hetzelfde inkomen) in Nederland zou moeten betalen voor het «nadeel» wordt gecompenseerd.

XNoot
2

Brief van 21 maart 2006, Kamerstukken II 2005/06, 26 834, nr. 9.

Naar boven