nr. 20
AMENDEMENT VAN HET LID BUSSEMAKER C.S.
Ontvangen 25 oktober 2006
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
A. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba. Na artikel 3.54a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.54b. Sparen in kader levensloopregeling
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ingevolge
welke bij het bepalen van de door een ondernemer in een kalenderjaar genoten
winst:
a. in aftrek op die winst worden gebracht bedragen die in het kader
van een levensloopregeling zijn overgemaakt op een levenslooprekening dan
wel als premie zijn betaald voor een levensloopverzekering of zijn overgemaakt
naar de beheerder van een beleggingsinstelling ter verkrijging van een of
meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling;
b. ten bate van die winst worden gebracht bedragen die zijn opgenomen
van een levenslooprekening dan wel zijn genoten ingevolge een levensloopverzekering,
daaronder begrepen bedragen genoten bij vervreemding of afkoop van de verzekering,
of ingevolge een of meer geblokkeerde rechten van deelneming, daaronder begrepen
bedragen genoten bij vervreemding van de rechten, en
c. ten bate van die winst worden gebracht het tegoed van een levenslooprekening,
de waarde in het economische verkeer van een levensloopverzekering en de waarde
in het economische verkeer van de rechten van deelneming ten tijde van het
bereiken van de leeftijd van 65 jaar door de ondernemer dan wel ten tijde
van het op een eerder tijdstip staken van de onderneming, daaronder begrepen
situaties van doorschuiving als bedoeld in de artikelen 3.59, 3.62, 3.63 en
3.65.
2. De in het eerste lid bedoelde regels betreffen mede regels inzake
samenloop met bepalingen inzake de oudedagsreserve als bedoeld in paragraaf 3.2.3
en situaties waarin de ondernemer uit meer dan één onderneming
winst geniet.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een levensloopregeling
verstaan een regeling die:
a. ten doel heeft het treffen van een voorziening in geld uitsluitend
voor een periode van verlof;
b. inhoudt dat een voorziening in geld kan worden opgebouwd, met
dien verstande dat in een kalenderjaar niet meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt
met 12 percent van de jaarwinst, maar niet meer dan 12 percent van twaalf
maal het wettelijk minimumloon per maand, zoals bepaald bij of krachtens artikel
8 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en voorts inhoudt dat de
totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar
opgebouwde aanspraken niet meer bedragen dan 2,1 maal de gemiddelde jaarwinst
van de laatste vijf jaar.
4. Over de ingevolge een levensloopregeling opgebouwde voorziening
mag worden beschikt ten behoeve van een uitkering tijdens een verlofperiode,
voor zover deze uitkering tezamen met de daarnaast genoten jaarwinst, niet
uitgaat boven de gemiddelde jaarwinst van de laatste vijf jaar.
5. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde bedragen worden overgemaakt
naar een geblokkeerde rekening bij een kredietinstelling (levenslooprekening)
dan wel als premie gestort bij een verzekeraar voor een verzekering in het
kader van een levensloopregeling (levensloopverzekering) of overgemaakt naar
de beheerder van een beleggingsinstelling ter verkrijging van een of meer
geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling (levenslooprecht van
deelneming).
6. Als kredietinstelling, onderscheidenlijk verzekeraar of beheerder
van een beleggingsinstelling als bedoeld in het vijfde lid kunnen optreden:
a. ondernemingen of instellingen aan wie het ingevolge de Wet toezicht
kredietwezen 1992 is toegestaan hun bedrijf te maken van het ter beschikking
krijgen van, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden en van het voor eigen
rekening verrichten van kredietuitzettingen of beleggingen, mits deze kredietinstelling
de verplichting ingevolge de levensloopregeling voor de heffing van de vennootschapsbelasting
rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;
b. verzekeraars aan wie het ingevolge de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
is toegestaan het directe verzekeringsbedrijf uit te oefenen, mits deze verzekeraar
de verplichting ingevolge de levensloopregeling rekent tot het binnenlandse
ondernemingsvermogen;
c. beheerders van beleggingsinstellingen aan wie een vergunning is
verleend ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen en die zijn gevestigd
in Nederland;
d. een ander lichaam dan bedoeld in de onderdelen a, b en c dat voldoet
aan door onze Minister te stellen voorwaarden.
B. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Db. Aan artikel 3.95 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 3.54b
is eveneens zo ver mogelijk van overeenkomstige toepassing.
II
Artikel IVa wordt als volgt gewijzigd:
A. De bestaande tekst wordt aangeduid als onderdeel B.
B. Voor onderdeel B (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
A. In artikel 8, eerste lid, wordt «3.21 tot en met 3.57»
vervangen door: 3.21 tot en met 3.54, 3.55 tot en met 3.57.
Toelichting
Dit amendement bewerkstelligt dat de levensloopregeling ook kan worden
toegepast door belastingplichtigen die als ondernemer winst uit onderneming
genieten en – op grond van artikel 3.95 van de Wet inkomstenbelasting
2001 – door belastingplichtigen die resultaat uit overige werkzaamheden
genieten. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld ook de zogenoemde ZZP’ers (zelfstandigen
zonder personeel) gebruik maken van de levensloopregeling. Op een aantal punten
wijkt deze regeling af van de voorgestelde levensloopregeling voor werknemers.
In de eerste plaats zijn de maxima en de opnamemogelijkheden gekoppeld aan
de (jaar)winst. Voor een nadere detaillering is uitwerking bij algemene maatregel
van bestuur opgenomen. In de tweede plaats is het jaarlijkse stortingsmaximum
in de levensloopregeling voor zelfstandigen naast de 12% van de jaarwinst
gemaximeerd op 12% van het wettelijk minimumloon. Het absolute maximum
is niet gekoppeld aan het minimumloon. In de derde plaats is er geen heffingskorting
per gespaard jaar bij opname van het spaartegoed bij deze regeling voor zelfstandigen.
De kosten van deze regeling belopen structureel een bedrag van € 140
miljoen.
Bussemaker
Vendrik
De Wit