30 804
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2007)

nr. 20
AMENDEMENT VAN HET LID BUSSEMAKER C.S.

Ontvangen 25 oktober 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba. Na artikel 3.54a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.54b. Sparen in kader levensloopregeling

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ingevolge welke bij het bepalen van de door een ondernemer in een kalenderjaar genoten winst:

a. in aftrek op die winst worden gebracht bedragen die in het kader van een levensloopregeling zijn overgemaakt op een levenslooprekening dan wel als premie zijn betaald voor een levensloopverzekering of zijn overgemaakt naar de beheerder van een beleggingsinstelling ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling;

b. ten bate van die winst worden gebracht bedragen die zijn opgenomen van een levenslooprekening dan wel zijn genoten ingevolge een levensloopverzekering, daaronder begrepen bedragen genoten bij vervreemding of afkoop van de verzekering, of ingevolge een of meer geblokkeerde rechten van deelneming, daaronder begrepen bedragen genoten bij vervreemding van de rechten, en

c. ten bate van die winst worden gebracht het tegoed van een levenslooprekening, de waarde in het economische verkeer van een levensloopverzekering en de waarde in het economische verkeer van de rechten van deelneming ten tijde van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar door de ondernemer dan wel ten tijde van het op een eerder tijdstip staken van de onderneming, daaronder begrepen situaties van doorschuiving als bedoeld in de artikelen 3.59, 3.62, 3.63 en 3.65.

2. De in het eerste lid bedoelde regels betreffen mede regels inzake samenloop met bepalingen inzake de oudedagsreserve als bedoeld in paragraaf 3.2.3 en situaties waarin de ondernemer uit meer dan één onderneming winst geniet.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een levensloopregeling verstaan een regeling die:

a. ten doel heeft het treffen van een voorziening in geld uitsluitend voor een periode van verlof;

b. inhoudt dat een voorziening in geld kan worden opgebouwd, met dien verstande dat in een kalenderjaar niet meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt met 12 percent van de jaarwinst, maar niet meer dan 12 percent van twaalf maal het wettelijk minimumloon per maand, zoals bepaald bij of krachtens artikel 8 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en voorts inhoudt dat de totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar opgebouwde aanspraken niet meer bedragen dan 2,1 maal de gemiddelde jaarwinst van de laatste vijf jaar.

4. Over de ingevolge een levensloopregeling opgebouwde voorziening mag worden beschikt ten behoeve van een uitkering tijdens een verlofperiode, voor zover deze uitkering tezamen met de daarnaast genoten jaarwinst, niet uitgaat boven de gemiddelde jaarwinst van de laatste vijf jaar.

5. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde bedragen worden overgemaakt naar een geblokkeerde rekening bij een kredietinstelling (levenslooprekening) dan wel als premie gestort bij een verzekeraar voor een verzekering in het kader van een levensloopregeling (levensloopverzekering) of overgemaakt naar de beheerder van een beleggingsinstelling ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling (levenslooprecht van deelneming).

6. Als kredietinstelling, onderscheidenlijk verzekeraar of beheerder van een beleggingsinstelling als bedoeld in het vijfde lid kunnen optreden:

a. ondernemingen of instellingen aan wie het ingevolge de Wet toezicht kredietwezen 1992 is toegestaan hun bedrijf te maken van het ter beschikking krijgen van, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen of beleggingen, mits deze kredietinstelling de verplichting ingevolge de levensloopregeling voor de heffing van de vennootschapsbelasting rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;

b. verzekeraars aan wie het ingevolge de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 is toegestaan het directe verzekeringsbedrijf uit te oefenen, mits deze verzekeraar de verplichting ingevolge de levensloopregeling rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;

c. beheerders van beleggingsinstellingen aan wie een vergunning is verleend ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen en die zijn gevestigd in Nederland;

d. een ander lichaam dan bedoeld in de onderdelen a, b en c dat voldoet aan door onze Minister te stellen voorwaarden.

B. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Db. Aan artikel 3.95 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 3.54b is eveneens zo ver mogelijk van overeenkomstige toepassing.

II

Artikel IVa wordt als volgt gewijzigd:

A. De bestaande tekst wordt aangeduid als onderdeel B.

B. Voor onderdeel B (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

A. In artikel 8, eerste lid, wordt «3.21 tot en met 3.57» vervangen door: 3.21 tot en met 3.54, 3.55 tot en met 3.57.

Toelichting

Dit amendement bewerkstelligt dat de levensloopregeling ook kan worden toegepast door belastingplichtigen die als ondernemer winst uit onderneming genieten en – op grond van artikel 3.95 van de Wet inkomstenbelasting 2001 – door belastingplichtigen die resultaat uit overige werkzaamheden genieten. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld ook de zogenoemde ZZP’ers (zelfstandigen zonder personeel) gebruik maken van de levensloopregeling. Op een aantal punten wijkt deze regeling af van de voorgestelde levensloopregeling voor werknemers. In de eerste plaats zijn de maxima en de opnamemogelijkheden gekoppeld aan de (jaar)winst. Voor een nadere detaillering is uitwerking bij algemene maatregel van bestuur opgenomen. In de tweede plaats is het jaarlijkse stortingsmaximum in de levensloopregeling voor zelfstandigen naast de 12% van de jaarwinst gemaximeerd op 12% van het wettelijk minimumloon. Het absolute maximum is niet gekoppeld aan het minimumloon. In de derde plaats is er geen heffingskorting per gespaard jaar bij opname van het spaartegoed bij deze regeling voor zelfstandigen.

De kosten van deze regeling belopen structureel een bedrag van € 140 miljoen.

Bussemaker

Vendrik

De Wit

Naar boven