Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30802 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30802 nr. 1 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2006
Met genoegen bied ik u de «Staat van de Europese Unie» aan. Hierin is de Europese agenda 2006–2007 beschreven vanuit Nederlands perspectief.
In de bijlage is de Europese Verkenning 4 opgenomen, getiteld «Divers Europa; De Europese Unie in de publieke opinie & Culturele verscheidenheid, economie en beleid». Deze Europese Verkenning bevat de visie van het Centraal Plan Bureau en het Sociaal Cultureel Planbureau.
1 | EUROPA IN BEWEGING | 5 |
1.1 | Inleiding | 5 |
1.2 | Naar een steviger draagvlak voor Europa | 8 |
1.2.1 | Subsidiariteit, proportionaliteit en openbaarheid | 8 |
1.2.2 | Europa als uitdaging voor Nederland | 9 |
1.3 | Een blik op de toekomst | 11 |
1.3.1 | Het hervormingsproces | 11 |
1.3.2 | Uitbreiding | 11 |
1.3.3 | De toekomst van de EU-meerjarenbegroting | 13 |
1.4 | Verder werken aan concreet beleid | 14 |
1.4.1 | Economische hervormingsagenda, voltooiing interne markt en duurzaamheid | 14 |
1.4.2 | Energie | 18 |
1.4.3 | Interne veiligheid | 20 |
1.4.4 | Externe veiligheid | 23 |
2 | DE FINANCIËN VAN DE EU | 26 |
2.1 | De begroting | 26 |
2.1.1 | Eigen Middelenbesluit | 26 |
2.1.2 | Inter-Institutioneel Akkoord en Financiële Perspectieven | 27 |
2.1.3 | Begroting 2007 | 28 |
2.1.4 | De Nederlandse EU-afdrachten op de rijksbegroting | 30 |
2.2 | De Nederlandse nettopositie | 30 |
2.3 | Beheer en controle | 33 |
2.3.1 | Decharge begrotingsuitvoering 2004 | 33 |
2.3.2 | Financiële hervormingen | 34 |
2.3.3 | Herziening Financieel Reglement | 34 |
2.3.4 | Financieel beheer in Nederland | 35 |
3 | RAADSAGENDA’S | 36 |
3.1 | De Europese Raad | 36 |
3.2 | De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen | 38 |
3.2.1 | Euratom/Nucleaire aangelegenheden | 39 |
3.2.2 | Externe betrekkingen | 39 |
3.3 | Raad Economische en Financiële Zaken | 50 |
3.3.1 | Ecofin Raad | 50 |
3.3.2 | De begroting | 54 |
3.4 | Raad Justitie en Binnenlandse Zaken | 55 |
3.4.1 | Asiel, migratie en buitengrenzen alsmede integratie | 55 |
3.4.2 | Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken | 58 |
3.4.3 | Justitiële samenwerking in civiele zaken | 62 |
3.5 | Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken | 63 |
3.5.1 | Werkgelegenheid en Sociaal Beleid | 63 |
3.5.2 | Volksgezondheid | 65 |
3.6 | Raad voor Concurrentievermogen | 68 |
3.7 | Raad vervoer, telecom en energie | 73 |
3.7.1 | Vervoer | 73 |
3.7.2 | Telecommunicatie | 79 |
3.7.3 | Energie | 80 |
3.8 | Landbouw- en visserijraad | 82 |
3.9 | Milieuraad | 88 |
3.10 | Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur | 96 |
3.10.1 | Onderwijs | 96 |
3.10.2 | Jeugd | 97 |
3.10.3 | Cultuur | 98 |
Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen | 100 | |
Stand Implementatie Europese Regelgeving | 117 | |
Lijst van afkortingen | 118 | |
Trefwoordenregister | 121 | |
Bijlage: | Europese Verkenning 4«Divers Europa; De Europese Unie in de publieke opinie & Culturele verscheidenheid, economie en beleid» |
Een jaar na het referendum is Europa in beweging. De sprong voorwaarts die met het grondwettelijk verdrag werd beoogd bleek niet mogelijk nadat de kiezers in Frankrijk en Nederland het ontwerp-verdrag afwezen. In reactie daarop vindt een inhaalslag plaats om het Europese integratieproces beter te laten aansluiten op de wensen en verwachtingen van de Europese bevolking.
Een grote meerderheid van de Nederlanders is ervan overtuigd dat Europa voor de toekomst van Nederland belangrijk is. Diverse onderzoeken tonen aan dat Nederland tot de meest pro-Europese lidstaten behoort. De uitkomst van het referendum heeft echter op ondubbelzinnige wijze aan het licht gebracht dat instemming met het Europese project geen gegeven is. Veel burgers voelen zich onvoldoende betrokken bij de Europese Unie. Zij zijn bezorgd over de richting waarin de EU zich ontwikkelt. De in het verleden gehanteerde legitimatie van de Europese integratie wordt tegenwoordig minder sterk beleefd. Europa moet overtuigen doordat het oplossingen biedt voor de grote vraagstukken van nu en die van de toekomst. De Unie moet zichtbaar actief zijn op terreinen die er voor de burger en het bedrijfsleven toe doen. Die vaststelling vormt de basis voor de Nederlandse inzet in Europa.
Met welke terreinen moet de Europese Unie zich bezighouden en wat zou de reikwijdte moeten zijn van de Europese samenwerking en integratie? Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie besteden nu grotere aandacht dan voorheen aan een zinnige toepassing van het subsidiariteitsbeginsel (wat kan het beste op Europees of nationaal niveau worden geregeld) en het proportionaliteitsbeginsel (in welke mate moet de Unie zich met een bepaald terrein bezig houden). Nederland is hierin met steun van andere lidstaten een drijvende kracht geweest. Ook een grotere betrokkenheid van nationale parlementen wordt bevorderd. Meer besluiten worden in het openbaar genomen nu een belangrijk deel van de wetgevende vergaderingen van de Raad van Ministers van de EU voortaan in het openbaar plaatsvindt. Nederland heeft zich hiervoor ingespannen. Ook is er meer aandacht gekomen voor het verbeteren van de kwaliteit van de regelgeving en beperking van administratieve lasten.
Op nationaal niveau zal de regering doorgaan met het bevorderen van de dialoog over de plaats van Nederland in Europa, de verbetering van de communicatie over Europa, verhoogde aandacht voor Europa in het onderwijs en de verbetering van de politieke sturing en coördinatie inzake Europese aangelegenheden.
Toegevoegde waarde zichtbaar maken: een concreet Europa
De regering zal actief voortgaan te ijveren voor een slagvaardig gemeenschappelijk beleid waarin ook de Nederlandse prioriteiten en belangen hun weerslag krijgen. Een succesvolle vertaling van de Nederlandse beleidsprioriteiten in concreet beleid van de Europese Unie draagt ook bij tot een versterking van het vertrouwen van de burgers in de Unie. Voor die concrete doelstellingen heeft Nederland zich binnen de Unie in het afgelopen jaar krachtig ingespannen. Zij moet betere prioriteiten stellen in de uitvoering van haar communautaire hervormingsagenda en zich richten op die terreinen waar zij toegevoegde waarde heeft, zoals de versterking van de interne markt, het zevende Kaderprogramma Onderzoek, betere regelgeving en handelspolitiek. Daarnaast spelen lidstaten hun eigen rol met de uitvoering van de nationale hervormingsplannen in het kader van de Lissabon-strategie. Zij hebben daarmee bijgedragen tot de huidige hogere economische groei en de toegenomen werkgelegenheid in de Europese Unie. De informele bijeenkomst van regeringsleiders te Hampton Court in oktober 2005 heeft een impuls gegeven aan de verdere noodzakelijke samenwerking ter versterking van de Europese concurrentiekracht, met name op terreinen als innovatie, onderzoek, onderwijs en versterking van het midden- en kleinbedrijf. Voorts zijn afspraken gemaakt over het veiligstellen van de Europese energievoorziening en het oplossen van grensoverschrijdende milieuproblemen, alsmede over uitdagingen die samenhangen met migratie, interne veiligheid en terrorismebestrijding en het voeren van een effectiever extern beleid van de Unie. Dit zijn stuk voor stuk Nederlandse prioriteiten. Het besef dat de Unie haar verantwoordelijkheden en belangen in een globaliserende wereld waarin nieuwe spelers opkomen beter moet kunnen dragen en verdedigen speelt hier een grote rol. Als vervolg op «Hampton Court» zullen de staatshoofden en regeringsleiders in oktober 2006 de thema’s innovatie en energie verder verdiepen.
Een rechtvaardige en toekomstgerichte meerjarenbegroting
De Europese meerjarenbegroting 2007–2013 is op orde, met een voor Nederland tijdens die periode rechtvaardiger betalingspositie doordat de onevenredig grote bijdrage van Nederland ten opzichte van vergelijkbare landen aan de EU-begroting is gecorrigeerd. Daarvoor heeft Nederland mede in het licht van de uitkomst van het referendum hard gestreden. Ook enkele andere landen met een onevenredige bijdrage hebben een rechtvaardiger positie gekregen in de meerjarenbegroting 2007–2013. Door de Europese Raad van december 2005 is afgesproken dat in 2008/2009 de EU-begroting tegen het licht zal worden gehouden. Dit zal een goede gelegenheid bieden om de door Nederland bepleite Europese beleidsprioriteiten onder hernieuwde aandacht te brengen en te pleiten voor een nieuw systeem van financiering van de Unie dat eerlijker, evenwichtiger en transparanter is.
Zorgvuldigheid bij het uitbreidingsproces
In het jaar na het referendum is meer aandacht geschonken aan het tempo en de kwaliteit van het uitbreidingsproces. De toetreding tot de Europese Unie door de landen van Midden-, Oost- en Zuid-Europa heeft in belangrijke mate bijgedragen tot vrede, stabiliteit, democratie en welvaart in Europa, een proces dat zijn weerga in de Europese geschiedenis niet kent. Maar tegelijk is het besef gegroeid dat ook rekening gehouden moet worden met de capaciteit van de Unie om te groeien, en dat meer aandacht geschonken moet worden aan de kwaliteit van de uitbreiding en de stringente en volledige toepassing van de toetredingscriteria. Dat is ook nodig om voldoende draagvlak voor de uitbreiding van de Unie te behouden. Het kabinet verwelkomt het voornemen van het Finse EU-voorzitterschap om het debat over de kwaliteit van de uitbreiding hoog op de agenda te plaatsen.
Toekomst van de EU – hervormingsproces
De door Nederland voorgestelde maatregelen ter versterking van het vertrouwen in de Unie, alsmede de voorrang die is gegeven aan concreet Europees beleid in plaats van een agenda die geheel zou worden gedomineerd door de toekomst van het grondwettelijk verdrag, hebben veel weerklank gevonden bij de andere lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie. In veel lidstaten realiseert men zich dat de gedurende vele jaren gegroeide afstand tussen Europa enerzijds en de bevolkingen anderzijds niet tot Nederland en Frankrijk beperkt is en dat die afstand nu moet worden overbrugd. Er zal hard moeten worden gewerkt aan het vergroten van de democratische legitimiteit van de Europese Unie. Zonder overdrijving kan gesteld worden dat sprake is van een begin van verandering in attitude, ook bij landen die voorstander zijn van de ratificatie van het grondwettelijk verdrag en bij de Europese Commissie. Deze heeft blijk gegeven van een nieuwe oriëntatie door regelmatig kritisch te bezien of bepaalde voorstellen wel passen binnen het eigen mandaat of dat hiervoor beleid op nationaal niveau volstaat. Het verder versterken van politiek en maatschappelijk draagvlak voor de EU is van het grootste belang voordat verdere stappen worden gezet.
In het afgelopen jaar is de bezinningsperiode die de Europese Raad van juni 2005 zich had opgelegd goed gebruikt, maar gebleken is dat nog meer tijd nodig is. Daarom heeft de Europese Raad van juni 2006 besloten dat de tijd voor conclusies over de toekomst van het grondwettelijk verdrag nog niet was aangebroken, dat verdere vooruitgang met concrete Europese onderwerpen moet worden geboekt en dat uiterlijk in juni 2007 door het Duits voorzitterschap een rapport zal worden gepresenteerd over de stand van zaken met betrekking tot het grondwettelijk verdrag waarin ook mogelijke toekomstige ontwikkelingen worden verkend. De regering is van oordeel dat de ingeslagen weg moet worden voortgezet en dat verder moet worden gegaan met het herstel van vertrouwen. De verdere verdieping en bestendiging van de hierboven geschetste concrete Europa-agenda is vooralsnog realiseerbaar met het huidige verdrag van Nice dat volledig benut dient te worden.
Op langere termijn zullen naar het oordeel van de regering verdragsveranderingen onvermijdelijk zijn om de uitgebreide Unie slagvaardig te houden, democratischer en transparanter te maken, in staat te stellen toekomstige beleidsuitdagingen aan te gaan en een betere bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten te bewerkstelligen. De regering stelt zich daarbij op het standpunt dat het grondwettelijk verdrag niet opnieuw ter goedkeuring aan het parlement zal worden voorgelegd, in het besef dat hiervoor onvoldoende politiek of maatschappelijk draagvlak bestaat. Het is echter duidelijk dat de lidstaten die het grondwettelijk verdrag wel hebben geratificeerd er aan vast wensen te houden. Andere lidstaten hebben aangegeven het verdrag vooralsnog niet te zullen ratificeren of wellicht pas ter ratificatie voor te leggen als Nederland en Frankrijk geratificeerd hebben. In het proces van institutionele hervorming, waarvan de afronding voorzien wordt in de tweede helft van 2008, zal Nederland zich vooral richten op verdragsveranderingen die aansluiten bij de concrete Europese beleidsagenda en op een versterking van het democratische gehalte van de Unie.
Uitgangspunt voor het komende jaar zal zijn het implementeren van concrete Europese beleidsafspraken die onder andere voortvloeien uit de informele bijeenkomst van regeringsleiders in Hampton Court, en het verder versterken van het Europese draagvlak in Nederland. Prioriteit is nu om het Europese integratieproces beter te laten aansluiten op de wensen en verwachtingen van de Europese bevolking. De agenda van het Finse voorzitterschap voor de tweede helft van 2006 weerspiegelt deze concrete en realistische benadering goed.
In paragraaf 1.2 wordt nader ingegaan op het versterken van het draagvlak voor Europa in Nederland. Vervolgens biedt paragraaf 1.3 een blik op de toekomst van de Europese verdragen, de uitbreiding en de Europese meerjarenbegroting. Nederland als actieve partner veronderstelt een vooruitziende blik waar het gaat om het identificeren van belangrijke beleidsthema’s op de middellange termijn. Daarom wordt in paragraaf 1.4 aandacht besteed aan een aantal grote onderwerpen die spelen in Europa en waarvan Nederland mede de agenda wil vormen: duurzaamheid, de Europese hervormingsagenda, en de interne markt; energievoorzieningszekerheid; interne veiligheid; en externe veiligheid.
In hoofdstuk 2 wordt zoals gebruikelijk aandacht besteed aan de financiën van de Unie, terwijl in hoofdstuk 3 de Raadsagenda’s worden behandeld. Tenslotte volgt een overzicht van de fiches met de beoordeling van de nieuwe Commissievoorstellen die de Kamer regelmatig toegaan.
1.2 Naar een steviger draagvlak voor Europa
1.2.1 Subsidiariteit, proportionaliteit en openbaarheid
Op het gebied van de Europese besluitvorming werden het afgelopen jaar nuttige maatregelen genomen binnen de context van de bestaande verdragen. Nederland plaatste met de organisatie van de eerste Europese conferentie over subsidiariteit in november 2005 in Den Haag het belang van een gedegen toetsing van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit hoog op de Europese agenda. Dat is niet zonder reden. Het is van belang dat Europese besluiten door de burgers worden begrepen en gedragen. De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit spelen daarin een belangrijke rol. Door ontwerpbesluiten en regelgeving van de EU in regelmatig overleg met de Kamer te toetsen op de goede toepassing van deze beginselen kan eveneens een bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van het inzicht van de burgers in de wijze waarop besluiten in de EU tot stand komen en het aandeel dat Nederland in die Europese besluitvorming heeft. In de brief aan de Kamers van 14 april 2006 heeft het kabinet in detail aangegeven welke maatregelen en voorstellen worden nagestreefd om op nationaal en op Europees niveau uitvoeriger stil te staan bij de beoordeling van de subsidiariteit en de proportionaliteit van Europese voorstellen. Het kabinet stelt daarbij nadrukkelijk voorop dat subsidiariteit niet synoniem is aan «minder Europa». Daar waar een voorgenomen Europees besluit aan de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit beantwoordt, heeft EU-regelgeving toegevoegde waarde boven actie op het niveau van de lidstaten. Is dat niet het geval, dan prevaleert actie op nationaal niveau.
Wel zal de hernieuwde en constructief-kritische aandacht voor de toepassing van deze beginselen ertoe leiden dat nauwkeuriger op de door de Commissie aangevoerde argumenten met betrekking tot subsidiariteit en proportionaliteit zal worden toegezien. De Commissie ziet er zelf ook de noodzaak van in om deze beginselen stringenter toe te passen. In haar mededeling van 10 mei 2006 over de Europese toekomstagenda onderschrijft zij het belang van het respecteren van het beginsel van subsidiariteit en in haar impact assessments van nieuwe voorstellen geeft zij reeds meer aandacht aan de toepassing van beide beginselen. Daarnaast heeft de Commissie in september 2005 in het kader van het beter wetgeven-initiatief besloten 68 ontwerp-besluiten te schrappen, zoals regelgeving met betrekking tot uitverkoop in winkels en de verpakking van koffie.
In de visie van het kabinet hebben ook nationale parlementen een belangrijke rol te spelen in de beoordeling van de subsidiariteit en proportionaliteit van Europese voorstellen. Op voorstel van Nederland heeft de Europese Raad van juni 2006 besloten de nationale parlementen actiever te steunen bij het toetsen van subsidiariteit en proportionaliteit. De Commissie heeft toegezegd alle voorstellen en raadplegingsdocumenten rechtstreeks aan de nationale parlementen beschikbaar te stellen en de opmerkingen van deze parlementen met betrekking tot subsidiariteit en proportionaliteit zorgvuldig te overwegen. Nederland zal zich ervoor inzetten dat de afspraken van de Europese Raad van juni 2006 zullen worden nagekomen.
Het kabinet heeft besloten de subsidiariteits- en proportionaliteitstoets op ontwerp-Europese regelgeving ook in Nederland te versterken, zowel wat betreft de politieke beoordeling van een ontwerp-besluit als de ambtelijke voorbereiding daarvan. De toets moet in samenwerking met de decentrale overheden in een vroegtijdig stadium alert en nauwkeurig worden uitgevoerd, waarna de uitkomst tussen kabinet en parlement wordt besproken. Het overleg met de vaste kamercommissie voor Europese Zaken over het jaarlijks wetgevingsprogramma van de Commissie dat op 5 december 2005 plaatsvond, verdient in de visie van het kabinet vervolg. Elementen van het wetgevingsprogramma komen voorts terug in het overleg met de Kamer van ministers wier portefeuille wordt geraakt door de Commissievoorstellen. Zo bespraken de vaste kamercommissies voor Europese Zaken en Justitie op 21 juni 2006 de vraag of de door de Commissie voorgestelde richtlijn betreffende strafrechtelijke maatregelen ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten, voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het kabinet verwelkomt dergelijk politiek overleg teneinde de subsidiariteitstoets op een gedegen wijze toe te passen en de burger meer inzicht te geven in de afweging die wordt gemaakt of een besluit wel of niet op EU-niveau thuishoort.
Teneinde het draagvlak bij de burgers voor Europa te vergroten, streeft het kabinet naar een zo groot mogelijke transparantie van de instellingen van de EU en besluitvormingsproces en ruimere toegang tot documenten. De Europese Raad van juni 2006 heeft mede dankzij Nederlandse inspanningen wederom een stap vooruit gezet. Alle bijeenkomsten van de Raad over medebeslissingswetgeving zijn vanaf 1 juli 2006 openbaar. Wanneer aan het einde van het Fins voorzitterschap dit besluit zal worden geëvalueerd, zal Nederland erop toezien dat de nu bereikte mate van openbaarheid van de Raad niet wordt teruggedraaid. Het kabinet zal zich ook in de komende periode blijven inzetten voor openbaarheid van alle wetgevende raadsvergaderingen. Daarnaast streeft Nederland naar een herziening van de verordening die de toegang van burgers tot documenten van de EU verder moet verruimen.
Tot slot is het zogeheten comitologiebesluit aangepast, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de wens van het Europees Parlement om in bepaalde gevallen meer zeggenschap te krijgen bij de totstandkoming van Europese uitvoeringsmaatregelen.
1.2.2 Europa als uitdaging voor Nederland
In het afgelopen jaar is veel gedaan om Europa beter te verankeren in Nederland. Een van de prioriteiten van het kabinet in de bezinningsperiode die werd ingesteld door de Europese Raad van juni 2005 was het verkrijgen van een beter inzicht in wat de Nederlandse burger verwacht van de Europese Unie. Daartoe is in opdracht van het kabinet onderzoek gedaan, waarover aan de Kamer uitgebreid verslag is gedaan (notitie «Kabinetsanalyse Europese bezinningsperiode» van 19 mei 2006). Het kabinet beschouwt de uitkomst van het onderzoek vooral als steun voor zijn kritisch-constructieve blik op Europa. Overigens zal in de komende periode de Nationale Conventie haar bevindingen bekendmaken en wordt een advies verwacht van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over de maatschappelijke inbedding van Europa in Nederland. Het kabinet legt ook de nadruk op een betere communicatie, informatievoorziening en stimulering van het maatschappelijk debat in Nederland over Europa. Het wordt daarin vooral ook gesterkt door het briefadvies «De EU en de band met de Nederlandse burger» dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken op 2 december 2005 vaststelde. De AIV doet in die brief enkele praktische en concrete aanbevelingen om de band tussen nationale beleidsmakers en burgers te versterken bij de totstandkoming van Europees beleid. Het kabinet heeft het briefadvies in zijn schriftelijke reactie verwelkomd (brief van 13 juli 2006). De verbetering van de informatievoorziening over Europese aangelegenheden krijgt vooral vorm in het voornemen om het EU-debat in Nederland «politieker» te maken, een thema waarop het kabinet is ingegaan in het Nader Rapport op het advies van de Raad van State over de gevolgen van de EU voor de nationale staatsinstellingen. Betere informatievoorziening krijgt daarnaast gestalte in een sterkere verankering van Europa in het Nederlands onderwijs, waarover de Kamer eveneens schriftelijk wordt geïnformeerd. Verder heeft het kabinet het financieel plafond van het Europafonds zeer substantieel verhoogd. Uit het Europafonds worden projecten ondersteund van organisaties die een bijdrage leveren aan de voorlichting en meningsvorming over het Europese integratieproces en de Nederlandse positie hierin.
Het kabinet heeft voorts maatregelen genomen om te zorgen dat Nederland zijn belangen in de Unie nog effectiever kan behartigen. Het gaat onder andere om maatregelen gericht op een meer strategische standpuntbepaling, meer invloed in het voortraject van Europese besluitvorming en een meer (pro-)actieve coördinatiepraktijk in Nederland. Het is belangrijk om voorgenomen Europese regelgeving tijdig in kaart te brengen en de formulering daarvan reeds in de conceptfase te beïnvloeden. De voortgang in onderhandelingsdossiers moet voortdurend nauwlettend worden gevolgd, niet alleen op ambtelijk maar ook op politiek niveau. Zo wil de regering Nederland nog beter positioneren in het Europese krachtenveld.
Dat is nodig om in de Brusselse onderhandelingen het Nederlands belang goed te vertegenwoordigen en bij lidstaten en instellingen gehoor te vinden voor Nederlandse standpunten. Nederland vormt actief coalities (voor de «grote» onderwerpen zo vroeg mogelijk, bijvoorbeeld: de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven). Nederland streeft daarom verdere verdieping van de bilaterale betrekkingen met EU-lidstaten na en zoekt afhankelijk van het onderwerp naar coalities. Tevens richt Nederland zich op de instellingen (zoals Commissie en Europees Parlement), teneinde besluitvorming in een vroegtijdig stadium te beïnvloeden. Dit alles staat of valt met de inzet van mensen die op hun taak zijn toegerust en die met overtuigingskracht de Nederlandse visie kunnen overbrengen. De regering is doende een volwaardiger nationaal Europees personeelsbeleid te ontwikkelen, om zeker te stellen dat Nederlandse onderhandelaars in de Brusselse arena effectief kunnen zijn en blijven.
De Europese Raad van juni 2006 heeft mede op aandringen van Nederland veel aandacht besteed aan de inhoud van het concreet Europabeleid en zich onthouden van het doen van uitspraken over de inhoud van het grondwettelijk verdrag of de daarin vervatte institutionele wijzigingen. Nederland heeft daar in het voortraject van de Europese Raad op aangedrongen en het is dan ook verheugend te constateren dat veel andere lidstaten eveneens tot dat inzicht zijn gekomen. De Commissie steunde deze benadering eveneens, zoals blijkt uit haar mededeling van 10 mei 2006 over de Europese toekomstagenda («A citizen’s agenda, Delivering results for Europe»). Tegelijkertijd is Nederland als constructieve partner ten volle bereid mee te werken aan het beter doen functioneren van de Europese Unie.
De Europese Raad van juni 2006 besloot dat uiterlijk in juni 2007 door het Duits voorzitterschap een rapport zal worden gepresenteerd over de stand van zaken met betrekking tot het grondwettelijk verdrag waarin ook mogelijke toekomstige ontwikkelingen worden verkend. Het komende jaar biedt de gelegenheid nadrukkelijk stil te staan bij de vraag hoe Europa zich verder moet ontwikkelen.
De tijd is naar de mening van het kabinet nog niet rijp voor inhoudelijke conclusies over mogelijke verdragswijziging. Op de Europese Raad van juni 2006 bleek het voor de meeste lidstaten nog te vroeg een inhoudelijke discussie over verdragswijziging te hervatten. De lidstaten die het grondwettelijk verdrag hebben geratificeerd wensen eraan vast te houden. Andere lidstaten stellen zich op het standpunt het grondwettelijk verdrag niet te kunnen ratificeren of dat niet van plan te zijn zolang Nederland en Frankrijk het niet ratificeren. Kortom, een situatie waar de EU nog geen pasklare oplossing voor heeft en waarover verder moet worden nagedacht. Daarom heeft de Europese Raad van juni 2006 een procedureel besluit genomen over het hervormingsproces. Het Duits voorzitterschap is door de Europese Raad van juni jl. verzocht het verslag over de stand van de besprekingen over het grondwettelijk verdrag en mogelijke verdere ontwikkelingen op te stellen in uitvoerig overleg met de lidstaten. Nederland zal zich terdege voorbereiden op deze consultaties. Dan zal de vraag rijzen aan welke vorm en inhoud een toekomstige verdragswijziging volgens Nederland zou dienen te voldoen. Het kabinet zal zich daarbij laten leiden door de vraag welke institutionele verbeteringen de EU nodig heeft om ook in de toekomst op slagvaardige, democratische en transparante wijze beleidsuitdagingen aan te kunnen gaan.
Na jaren van onderhandelen konden in 2004 tien nieuwe lidstaten uit Midden- en Zuid-Europa toetreden tot de Europese Unie. Hiermee werd de kroon gezet op een ingrijpend proces van politieke, economische en maatschappelijke hervormingen in deze landen, dat uiteindelijk leidde tot een grote stap in het proces van Europese eenwording onder de vlag van de Europese Unie. Deze stap zal eraan bijdragen dat niet alleen de huidige inwoners van de Europese Unie kunnen leven in een stabiele omgeving die vrede, vrijheid, veiligheid en welvaart biedt, maar ook de generaties die na ons komen.
In de nabije toekomst zullen ook Roemenië en Bulgarije toetreden tot de EU. Sedert oktober 2005 worden onderhandelingen over toetreding gevoerd met Turkije en Kroatië. Daarnaast heeft Macedonië in december 2005 de status van kandidaat-lidstaat gekregen. Als dit land volledig voldoet aan de voorwaarden op het gebied van de democratische rechtsstaat (de politieke Kopenhagen-criteria) zullen ook met Macedonië de toetredingsonderhandelingen kunnen worden geopend, waarbij van de in het verleden gegroeide gewoonte is afgeweken om direct met de statusverlening ook een datum voor de start van de onderhandelingen vast te stellen. Met de overige landen van de westelijke Balkan wordt de relatie met de EU vormgegeven binnen het Stabilisatie- en Associatie-Proces, dat tot doel heeft deze landen goed voor te bereiden op toekomstige toetredingsonderhandelingen. Deze landen moeten dan wel strikt voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden.
De kwaliteit van het uitbreidingsproces staat voorop
Gezien vanuit de doelstelling van bevordering van vrede, vrijheid, veiligheid en welvaart in Europa is de uitbreiding van de Unie een groot succes. De Unie heeft nu echter een moment bereikt waarop een pas op de plaats gemaakt moet worden. Concreet betekent dit dat de Unie voorlopig geen nieuwe afspraken moet maken over de mogelijkheid van een toekomstig lidmaatschap van de EU met buurlanden van de EU die daar volgens het Verdrag van de EU in de toekomst aanspraak op zouden kunnen maken. Het verwerken van de toetreding van de nieuwe lidstaten in 2004 en het afmaken van het uitbreidingsproces met de huidige kandidaat-lidstaten en de landen van de westelijke Balkan zullen de komende jaren nog veel aandacht vragen.
Nederland zal ten aanzien van uitbreiding in de komende jaren nauwlettend toezien op het nakomen van gemaakte afspraken, zowel door de EU als door betrokken landen, en op het voldoen aan de gestelde voorwaarden door de landen die lid willen worden van de EU. Strikte toepassing van criteria is immers in het belang van zowel de huidige lidstaten als de toetredende landen en belangrijk voor het behoud van steun van de burgers voor het uitbreidingsproces. De kwaliteit van het uitbreidingsproces staat hiermee voorop, niet tijdschema’s of data. Zo kan worden bereikt dat deze landen werkelijk goed voorbereid zijn als zij lid worden van de EU. Daarnaast zal niet alleen de nieuwe lidstaat klaar moeten zijn voor de EU, maar de EU moet – onder meer vanuit bestuurlijk en financieel perspectief – ook klaar zijn voor toetreding van een nieuwe lidstaat. De Europese Raad van juni 2006 heeft de Commissie verzocht om een speciaal verslag voor te leggen over alle relevante aspecten in verband met de opnamecapaciteit van de Unie.
Nederland heeft aangedrongen op een inhoudelijke discussie onder de lidstaten over verdere uitbreiding. Doel van deze discussie, thans voorzien voor het najaar van 2006, is helder vast te leggen wat de spelregels zijn voor het afmaken van de lopende processen en hoe die spelregels strikt kunnen worden nageleefd. Nederland heeft in deze discussie een aantal maatregelen bepleit die bedoeld zijn om de kwaliteit van het uitbreidingsproces te vergroten. Voorkomen moet namelijk worden dat landen te vroeg een lidmaatschapsaanvraag indienen. Voorts zou gedurende het hele proces van toetredingsonderhandelingen expliciet de mogelijkheid moeten bestaan om een kandidaat-lidstaat aan te spreken op nakoming van de politieke Kopenhagen-criteria. Ten slotte zou de Commissie in komende onderhandelingen moeilijke hoofdstukken, zoals de hoofdstukken gerelateerd aan Justitie en Binnenlandse Zaken, vroeg in het onderhandelingsproces moeten openen, om te voorkomen dat over deze belangrijke zaken onder tijdsdruk besloten moet worden. Andere lessen die Nederland uit eerdere onderhandelingen heeft getrokken zijn dat er geen datum voor toetreding meer moet worden verleend voordat de landen aan de criteria voor toetreding voldoen, alsook dat er een per land gedifferentieerde benadering moet worden gevolgd. Nederland heeft zich er bovendien voor ingespannen dat besluiten over uitbreiding duidelijk worden gemarkeerd en daarna gecommuniceerd aan de inwoners van de EU, zodat zij daarvan goed op de hoogte kunnen zijn. Nederland zal hierop blijven toezien. Voor verdere uitbreiding is publiek draagvlak immers essentieel.
1.3.3 De toekomst van de EU-meerjarenbegroting
Op termijn dient zich ook de vraag aan welke financiële middelen de Unie moet hebben voor zijn beleidsprioriteiten en het behalen van concrete resultaten ten behoeve van de burger. Deze Staat van de Unie kan daarover niet anders dan zeer voorlopige observaties bieden.
De nieuwe meerjarenbegroting die in december 2005 werd overeengekomen is moderner dan voorgaande begrotingen. Zo wordt onder de Financiële Perspectieven 2007–2013 meer geïnvesteerd in concurrentiekracht en veiligheid dan onder het huidige uitgavenkader. Nederland wordt daarnaast in het akkoord tegemoetgekomen in zijn scheve netto-positie door een korting van 1 miljard euro per jaar op zijn afdrachten aan de Unie. Nederland heeft lang moeten strijden voor dit succes. Daarbij werd steeds een consistente boodschap uitgedragen: investeringen in nieuw beleid moeten in de plaats komen van oud beleid; er moeten keuzes worden gemaakt binnen een restrictief uitgavenkader; en de Nederlandse absolute en relatieve netto-positie moet substantieel verbeterd worden.
Over circa drie jaar (in 2008–2009) is de tussentijdse evaluatie van de meerjarenbegroting aan de orde en het is zaak dat Nederland zijn inzet tijdig formuleert. Dat kan nu nog niet; wel zijn er enige contouren te schetsen. In het door de Europese Raad van december 2005 overeengekomen akkoord over de Financiële Perspectieven is een «herzienings-clausule» opgenomen. Deze roept de Commissie op om in 2008/2009 te rapporteren over «een volledige, alomvattende en brede evaluatie (...) waarin alle aspecten van de EU-uitgaven, met inbegrip van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en van de inkomsten, met inbegrip van de korting voor het VK, aan bod komen». De clausule laat de mogelijkheid open dat de herziening reeds gevolgen heeft voor de periode 2007–2013.
In de ruim twee jaar die resteren tot het moment waarop de Commissie haar eerste voorstellen presenteert, zullen lidstaten de eigen gedachten over de begrotingsherziening ventileren, medestanders zoeken en op die manier invloed trachten uit te oefenen op de voorstellen van de Europese Commissie, en daarmee op de parameters van de onderhandelingen. Het zal in deze periode van groot belang zijn te weten op welke wijze lidstaten de begrotingsevaluatie zullen interpreteren: als een nieuwe onderhandelingsronde over de «rebate» (de korting voor het VK) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), of als een open en brede beleidsevaluatie waarbij alle beleidsterreinen c.q. begrotingsposten betrokken worden.
In beginsel staat de regering een brede benadering van de «review» voor, die zou moeten leiden tot een financieel kader dat aansluit bij de nieuwe prioriteiten van de EU. Dat wil zeggen dat aan de uitgavenzijde van de begroting gesproken zou moeten worden over de volle breedte van het beleid, inclusief onder meer de effectiviteit en efficiëntie van het structuur- en cohesiebeleid, het «Lissabon»-beleid en het GLB. In overeenstemming met de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven 2007–2013, zal de regering in elk geval een eerlijke, evenwichtige en transparante verdeling van bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting blijven bepleiten.
1.4 Verder werken aan concreet beleid
Het kabinet heeft de overtuiging dat Nederland zijn Europese inzet strategischer zou moeten markeren. Hieronder wordt een aantal onderwerpen nader behandeld die voor Nederland van bijzonder belang zijn. Daarbij wordt steeds de Nederlandse inzet voor het komende jaar geschetst. Het gaat om de thema’s economische hervormingen, interne markt en duurzaamheid, energie, interne veiligheid en externe veiligheid.
Het afgelopen jaar heeft de nadruk in Europa gelegen op het behalen van concrete resultaten. De informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders in Hampton Court in oktober 2005 wees nadrukkelijk in die richting. Daar werden zes prioriteitsgebieden geïdentificeerd: onderzoek en ontwikkeling, universiteiten, demografische uitdagingen, energiebeleid, migratie en veiligheid. De Europese Raad van maart 2006 vormde hierop een nuttig vervolg door de nadruk te leggen op de uitvoering van de nationale hervormingsprogramma’s in het kader van de Lissabon-strategie als een essentieel kader voor de vergroting van de dynamiek en het groeivermogen van de Europese economie. Ook in de Commissiemededeling van 10 mei 2006 over de Europese toekomstagenda («A citizen’s agenda, Delivering results for Europe») ligt de nadruk op de noodzaak concrete resultaten te boeken die aan de verwachtingen van burgers tegemoetkomen. En het Finse voorzitterschap kiest uitdrukkelijk voor een agenda gericht op het zetten van praktische stappen op terreinen als innovatie en energie.
1.4.1 Economische hervormingsagenda, voltooiing interne markt en duurzaamheid
Om de Unie in staat te stellen effectief het hoofd te bieden aan de externe uitdagingen die de mondialisering aan de Unie stelt, alsook aan interne uitdagingen, zoals de vergrijzing, is het van belang dat Europa zijn economische positie versterkt. Vergroting van de dynamiek en het groeivermogen van de Europese economie is essentieel. De interne markt is nog niet af. Juist Nederland, met zijn open economie, heeft belang bij voltooiing hiervan. Europa moet de ingeslagen weg van versterking van de interne markt en structurele economische hervormingen onder de Lissabon-agenda continueren. Daarbij hoort een ambitieuze visie op duurzaamheid, die is neergelegd in de vernieuwde Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling.
Economisch concurrentievermogen en sociale solidariteit – «Hampton Court» en de «Lissabon-strategie»
Op de informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders op 27 oktober 2005 te Hampton Court werd gesproken over de richting waarin de EU zich moet ontwikkelen in het licht van de globalisering en het vinden van de juiste balans tussen economisch concurrentievermogen en sociale solidariteit. In de discussie werd aandacht geschonken aan een zestal prioritaire gebieden: onderzoek en ontwikkeling, universiteiten, demografische uitdagingen, energie, migratie en veiligheid. Regeringsleiders spraken af deze thema’s verder uit te werken ten behoeve van bespreking in volgende Europese Raden.
«Hampton Court» vormde zo een nuttige impuls bij de uitwerking van de «Mid-Term Review» van de Lissabon-strategie. Deze Mid-Term Review stond centraal op de Europese Raad van maart 2005, toen werd besloten de nadruk te leggen op groei en werkgelegenheid en tot het opstellen van Nationale Hervormingsprogramma’s aan de hand van vastgestelde geïntegreerde richtsnoeren. De uitvoering van deze Nationale Hervormingsprogramma’s door de lidstaten draagt onmiskenbaar bij aan de huidige economische groei en de toegenomen werkgelegenheid in Europa. Nederland blijft zich in dit verband inzetten voor landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie om de lidstaten meer te dwingen tot de noodzakelijke aanpassingen.
Over het Nederlandse hervormingsbeleid toonde de Europese Commissie zich in haar voortgangsrapportage voor de Voorjaarsraad van 2006 positief. De Commissie deelt de door Nederland in het Nationaal Hervormingsprogramma 2005–2008 gekozen prioriteiten zoals het vergroten van het arbeidsaanbod en van de arbeidsproductiviteitsgroei – in het bijzonder door het versterken van R&D, innovatie en onderwijs – en versterking van de concurrentiepositie door loonkostenmatiging. De kracht van het programma ligt volgens de Commissie op het vlak van het reduceren van administratieve lasten voor bedrijven, maatregelen die financiële prikkels geven aan bijstandsgerechtigden om te gaan werken en maatregelen die de effectieve pensioenleeftijd proberen te verhogen. De Commissie erkent dat met dit pakket het groeivermogen van de Nederlandse economie structureel verbeterd kan worden.
Wel plaatste de Commissie nog enkele kanttekeningen. Zij suggereerde dat een beter ontwikkeld R&D-beleid op zijn plaats zou zijn en verzocht Nederland in dat kader ook de relatieve doelstelling voor private R&D-uitgaven uit het Nationaal Hervormingsprogramma (namelijk behoren tot de top-5 in 2010) te veranderen in een kwantitatieve doelstelling. Nederland heeft dit verzoek gehonoreerd en een doelstelling geformuleerd van 3% van het BNP voor uitgaven aan R&D. Daarnaast vond de Europese Commissie dat de Nederlandse beleidsinitiatieven ter vergroting van de participatie van vrouwen (in uren) «beperkt» zijn. De Europese Commissie wees voorts op de lage arbeidsdeelname van minderheden en plaatste kanttekeningen bij de toereikendheid van het beleid. In het voortgangsrapport Nationaal Hervormingsprogramma dat dit jaar wordt opgesteld zal de stand van zaken worden geschetst van de implementatie van het Nationaal Hervormingsprogramma op het terrein van het macro-economische en micro-economische beleid, alsook van het arbeidsmarktbeleid. Hierbij zal mede worden ingegaan op de eerder genoemde aandachtspunten van de Commissie alsook op onderwerpen zoals het Gender Pact en de stimulering van eco-innovatie.
Over dit voortgangsrapport Nationaal Hervormingsprogramma alsook over het Nationaal Strategie Rapport (over sociale insluiting, pensioenen en gezondheidszorg) zullen sociale partners, milieubeweging en regionale en lokale overheden geconsulteerd worden. Het voortgangsrapport Nationaal Hervormingsprogramma dient op 15 oktober aan de Commissie te worden toegezonden, het Nationaal Strategie Rapport op 15 september.
De positieve beoordeling door de Commissie van het Nederlandse hervormingsbeleid wordt gezien als een aansporing om de ingeslagen weg voort te zetten.
Voltooiing interne markt – evaluatie in 2007
Op de interne markt komt de communautaire dimensie van de Lissabonstrategie tot uiting. De interne Europese markt heeft de afgelopen jaren veel voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid betekend. De interne markt moet verder worden versterkt. Nederland heeft hier groot belang bij. Onze relatief open economie heeft goed kunnen inspelen op de mogelijkheden die de vrije markt op het terrein van goederen en financiële diensten biedt. Maar liefst 80% van de Nederlandse export is bestemd voor de andere landen van de EU.
Ten behoeve van de Europese Raad van maart 2007 zal de Commissie een grondige evaluatie van de interne markt presenteren. Hoe kan een vervolg worden gegeven aan de reeds behaalde resultaten op het gebied van bijvoorbeeld de goederen- en dienstenmarkt? Welk nieuw beleid moet worden ontwikkeld voor de versterking van de interne markt voor energie, financiële diensten en werknemers? Bij haar analyse zal de Commissie ook het sociaal beleid betrekken: in hoeverre kan de interne markt leiden tot sociale problemen?
Dit rapport moet het debat openen over de vraag hoe de Unie met een geïntegreerde interne markt de uitdagingen van de mondialisering het hoofd kan bieden. Dit biedt Nederland de gelegenheid om belangrijke prioriteiten te bepleiten als betere regelgeving, het wegnemen van de resterende obstakels voor bedrijven om grensoverschrijdend goederen en diensten aan te bieden en versterking van de positie van consumenten op de interne markt.
De economische ontwikkeling met een sterk aantrekkende arbeidsmarkt en een dalende werkloosheid bevestigt het belang van het openstellen van de grenzen voor werknemers. Door het vrij verkeer van werknemers kan Nederland beschikken over een groter arbeidspotentieel en ontstaat meer dynamiek op de arbeidsmarkt, hetgeen naar verwachting zal bijdragen aan meer economische groei. Nederland hanteert een overgangsregime ten aanzien van de lidstaten uit Midden- en Oost-Europa. Het kabinet streeft naar een zo spoedig mogelijke opheffing van de belemmeringen. Daarbij zullen de volgende elementen een rol spelen: ten eerste de invoering van flankerend beleid met betrekking tot in het bijzonder de handhaving van arbeidsvoorwaarden; ten tweede de ervaringen die zijn opgedaan in de sectoren waarvoor de eisen voor het werven van werknemers uit de lidstaten uit Midden- en Oost-Europa reeds zijn versoepeld. Het kabinet heeft eerder aangegeven vooralsnog geen aanleiding te zien om anders dan per 1 januari 2007 over te gaan tot opheffen van de restricties.
Ten aanzien van de interne markt van diensten valt nog veel te doen. Ook hier heeft Nederland veel te winnen. De dienstensector beslaat ruim 60% van onze economie en is goed voor 70% van de totale werkgelegenheid. De Nederlandse wetgeving bevat relatief weinig belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstverlening. De wetgeving in andere lidstaten, zoals bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk, kent dergelijke belemmeringen echter wel. Als die worden weggenomen, kunnen Nederlandse dienstverleners makkelijker hun producten over de grens afzetten.
Het politiek akkoord over een richtlijn voor een interne markt van diensten, dat de Raad voor Concurrentievermogen van 29 mei jl. na langdurige onderhandelingen bereikte, is een stap in de goede richting. Het akkoord is in belangrijke mate gebaseerd op de uitkomst van de plenaire EP-stemming in februari dit jaar en het aangepaste Commissievoorstel van 4 april 2006. De belangrijkste aanpassing betreft de toevoeging van een screening- en notificatieprocedure voor nationale vereisten voor het grensoverschrijdend dienstenverkeer. Dit is een belangrijk winstpunt. Naar verwachting zal het EP in november het akkoord in tweede lezing onderschrijven.
Goede regelgeving en vermindering van regeldruk
Voor een goede werking van de interne markt is een goed ondernemersklimaat geboden. Daarvoor is goede regelgeving een voorwaarde. Nederlandse ondernemingen die traditioneel hun geld over de grenzen verdienen, profiteren van het gelijke speelveld van de interne markt, waar overal en voor iedereen dezelfde regels gelden. De regels moeten in de gehele EU op uniforme wijze worden geïmplementeerd en toegepast.
De regelgeving moet niet te gedetailleerd zijn. Om overbodige regelgeving tegen te gaan, is tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap administratieve-lastenvermindering hoog op de agenda gezet. Minder is meer: mede dankzij de Nederlandse inspanningen is dit het nieuwe adagium in Brussel. De Commissie heeft een concreet traject uitgezet om de bestaande EU-regelgeving te verminderen. Er is een nieuwe methode ontwikkeld om de administratieve druk voor bedrijven te meten. Verder zijn de impact assessments voor nieuwe regelgeving versterkt. Deze maatregelen moeten de Commissie, de Raad en het EP scherp houden als het gaat om de kwaliteit en de noodzaak van Brusselse wet- en regelgeving.
De inspanningen moeten het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven versterken. Vooral het midden- en kleinbedrijf, dat moeite heeft alle nieuwe wet- en regelgeving bij te benen, zal kunnen profiteren. Daarom zullen ook inkomende voorzitterschappen aan dit onderwerp veel aandacht moeten besteden. Nederland ziet er in ieder geval op toe dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.
Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling
De Europese Raad van 15–16 juni 2006 nam een vernieuwde Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling aan. Duurzame ontwikkeling is een in het EG-Verdrag vastgelegde overkoepelende doelstelling van de Europese Unie. Duurzame ontwikkeling betekent dat aan de behoeften van de huidige generatie wordt voldaan zonder de mogelijkheden van komende generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. In de vernieuwde strategie wordt een ambitieuze visie op duurzame ontwikkeling gekoppeld aan een groot aantal acties op terreinen waar nog altijd niet-duurzame trends vallen waar te nemen, zoals op het gebied van klimaatverandering, energieverbruik, gezondheidsbedreigingen, armoede en transport. De toegevoegde waarde van de strategie ligt met name in het leggen van dwarsverbanden tussen beleidsmaatregelen op het ene terrein en de duurzaamheidsimplicaties van die maatregelen op andere terreinen. De strategie bouwt daarbij voort op de acties die de lidstaten ondernemen in het kader van hun nationale duurzaamheidsstrategieën. Een verbetering ten opzichte van de oorspronkelijke strategie is dat nu ook het externe optreden van de Unie in het duurzame ontwikkelingsbeleid is geïntegreerd. Een belangrijke notie in de strategie is dat doelstellingen (in toekomstige concrete Europese maatregelen) realiseerbaar dienen te zijn en – waar van toepassing – ondersteund moeten worden met Europese instrumenten die het halen van die doelstellingen mogelijk moeten maken. Nederland heeft zich voor die conclusie hard gemaakt.
Nu de geactualiseerde strategie is vastgesteld komt het aan op de daadwerkelijke uitvoering, zowel op Europees niveau als in de lidstaten. Positief is dat de herziene strategie meer actiegericht is, voorzien van concrete doelstellingen, tijdpaden en indicatoren. Om zicht te kunnen houden op de uitvoering is een mechanisme voor implementatie en voor de monitoring daarvan opgezet. De Europese Raad zal elke twee jaar de voortgang bespreken en hernieuwde sturing geven, op basis van een set indicatoren.
Een ononderbroken beschikbaarheid van redelijk geprijsde energie is één van de basiszekerheden waar burgers en bedrijven op rekenen. Europa is in toenemende mate afhankelijk van de import van energie. Daardoor vormen geopolitieke ontwikkelingen een groter risico voor de Europese energievoorziening. De effecten van klimaatverandering door niet-duurzaam energiegebruik zijn daarnaast aanleiding tot grote zorg. Een effectief Europees energiebeleid is geboden: energie is een grensoverschrijdend vraagstuk en Europa staat samen sterker in het overleg met de belangrijke energieproducerende en -consumerende landen.
Een nieuw energiebeleid voor Europa
Energie staat hoog op de Europees-politieke agenda. Tijdens de informele top in Hampton Court (oktober 2005) lanceerde het Britse voorzitterschap energie als een van de prioritaire gebieden. De Voorjaarsraad (in maart 2006) kwam vervolgens onder Oostenrijks voorzitterschap overeen dat Europa behoefte heeft aan een nieuw energiebeleid. Dit beleid richt zich op drie hoofddoelstellingen: het vergroten van energievoorzieningszekerheid, het garanderen van het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven en het bevorderen van duurzaamheid (met name klimaat en luchtkwaliteit). Een geïntegreerd energiebeleid is noodzakelijk, waarbij gestreefd moet worden naar maatregelen die de drie hoofddoelstellingen onderling versterken. Maatregelen op het gebied van energie-efficiency, nieuwe energietechnologieën, en de versterking en verdieping van de interne markt kunnen aldus bijdragen aan de energievoorzieningszekerheid in de EU.
Op Nederlands initiatief stelde de Voorjaarsraad daarnaast vast dat een Europese strategie voor de externe betrekkingen op energiegebied geboden is. Op basis van een gezamenlijk voorstel van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid voerde de Europese Raad van juni een discussie over de externe energierelaties van de Unie. De Europese Raad riep ertoe op om al het beschikbare instrumentarium in te zetten voor het bevorderen van de voorzieningszekerheid van energie. Op Nederlands voorstel wordt hierbij expliciet het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid en het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid betrokken. Het is immers noodzakelijk het energievraagstuk in relatie met het bredere buitenlandse beleid van de Unie te zien.
Het Finse voorzitterschap wil energie tot een van de hoofdthema’s maken tijdens de informele Europese Raad in oktober. De besprekingen zullen mede in het licht staan van de relatie met Rusland, ter voorbereiding op de EU-Rusland top later dit jaar. De Commissie zal eind 2006 voor het eerst een strategische evaluatie van het energiebeleid opstellen. Op basis hiervan zal de Voorjaarsraad tijdens het Duitse voorzitterschap een actieplan met prioritaire maatregelen aannemen om de lange termijn energievoorziening van de Unie in goede banen te leiden. De externe dimensie zal een belangrijk onderdeel vormen van dit actieplan.
Geïntegreerd intern en extern beleid
Nederland zal benadrukken dat de uitdagingen op energiegebied een daadwerkelijk geïntegreerd beleid vergen, zowel intern als extern. De nadere uitwerking van het Europese energiebeleid in het komende jaar vergt concrete afspraken over de instrumenten die voor dit doel kunnen worden ingezet. Een geïntegreerde aanpak betekent ook dat betere coördinatie en samenwerking tussen lidstaten en de Gemeenschap nodig zijn. De nationale soevereiniteit over bodemschatten dient intact te blijven en elke lidstaat moet zelf zijn energiemix kiezen.
Het interne Europese energiebeleid moet een versnelling hoger. Het Groenboek van maart 2006 vormt een goede basis, maar moet in concrete voorstellen worden omgezet. Nederland zal actief blijven pleiten voor effectieve ontvlechting van de eigendom van energienetten en de productie van en handel in energie. Ten aanzien van lange termijn-contracten moet er een gebalanceerd regime komen, dat de concurrentie op de Europese markt versterkt, voldoende prikkels biedt tot investeren en bijdraagt aan de voorzieningszekerheid. Op het gebied van duurzaamheid zijn nieuwe, ambitieuzere normen voor energie-efficiëntie nodig, bijvoorbeeld voor televisies, evenals lange-termijn streefcijfers voor het aandeel duurzame energie. Ook pleit Nederland voor de ontwikkeling van vernieuwende energietechnologieën als schoon fossiel en voor stimulering van de ontwikkeling van innovatieve biobrandstoffen (de zogeheten tweede generatie). Daarnaast moet investeerders snel duidelijkheid worden geboden over de wijze waarop het Europese emissiehandelssysteem na 2012 wordt voortgezet.
In het externe beleid van de Unie zal Nederland zich sterk maken voor een concrete uitwerking van de conclusies van de Europese Raad van juni 2006. Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, het Europees nabuurschapsbeleid, het handelsbeleid, het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en het milieubeleid van de Unie kunnen samen bijdragen aan de zekerheid van de Europese energievoorziening. De inzet van het GBVB en het EVDB zal onder andere zijn beslag moeten krijgen in initiatieven gericht op bevordering van stabiliteit in belangrijke productie- en doorvoerlanden. Daarnaast moet de Hoge Vertegenwoordiger een analyse maken van de kwetsbaarheid van transportroutes en energie-infrastructuur, en een begin maken met de ontwikkeling van beleid daarvoor in samenwerking met derde landen en de NAVO.
Energie zal een belangrijke plaats krijgen in de opvolger van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst met Rusland. De samenwerking met Rusland moet gestalte krijgen op basis van wederzijds begrip, onderlinge afhankelijkheid en een transparant en betrouwbaar handels- en investeringsklimaat. Er zal daarnaast steun worden gegeven aan energie-infrastructuur die bijdraagt aan de mogelijkheden tot diversificatie van leveranciers en aanvoerroutes.
De Unie streeft verder naar uitbreiding van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, dat gericht is op de integratie van de energiemarkten van de landen van de Balkan met die van de EU, met Noorwegen en andere buurlanden van de Unie. Het Europees Nabuurschapsbeleid zal energie meer prioriteit moeten geven, bijvoorbeeld in de relatie met Algerije. Nederland zal er verder op toezien dat de EU een strategische dialoog over energie initieert met belangrijke consumentenlanden zoals de VS, China en India.
Het komende jaar biedt ruim de gelegenheid om het Europese antwoord op het toenemend complexe energievraagstuk verder te ontwikkelen. Nederland wil hierbij een voortrekkersrol blijven vervullen.
De Unie moet een grotere rol spelen op het terrein van veiligheid. Het gaat dan om veiligheid in de breedste zin van het woord: veiligheid is onlosmakelijk verbonden met vrijheid en recht. In besprekingen tussen lidstaten en uit publieke opinieonderzoeken blijkt telkens hoezeer een gezamenlijk asiel- en migratiebeleid en een gezamenlijke aanpak van onderwerpen als terrorisme en georganiseerde criminaliteit worden verwacht. Deze gezamenlijke aanpak moet zich ook uitstrekken tot het extern beleid. In een globaliserende wereld kan ook de Unie het niet alleen af. Samenwerking met andere landen, inclusief landen van oorsprong, is daarom noodzaak. In paragraaf 1.4.4 zal worden ingegaan op externe veiligheid, in deze paragraaf op interne veiligheid.
De samenwerking tussen de lidstaten op het vlak van politie en justitie is intensiever dan ooit. Er is al veel bereikt, zeker als bedacht wordt dat de JBZ-samenwerking een jong beleidsterrein is met relatief veel wetgeving, dat vaak raakt aan een hoeksteen van de nationale soevereiniteit. Het is nog maar zeven jaar geleden dat in 1999 met het Tampere programma een serieus begin werd gemaakt met de ruimte van veiligheid, vrijheid en recht, nadat in 1992 het Verdrag van Maastricht daartoe voor het eerst de mogelijkheid opende. In deze periode zijn onder meer tot stand gekomen: Europol en Eurojust, diverse besluiten om de wederzijdse erkenning van straf- en civielrechtelijke uitspraken te regelen, besluiten op het vlak van materieel strafrecht, minimumnormen voor asiel- en migratiebeleid, een agentschap voor het beheer van buitengrenzen (FRONTEX), afspraken om paspoorten en visa te beveiligen, betere uitwisseling van informatie zoals strafregisters, operationele samenwerking tussen justitie- en politiediensten, een Europees Aanhoudingsbevel en binnenkort een Europees Bewijsverkrijgingsbevel.
Het Haags Programma van december 2004 gaf over de gehele linie een belangrijke nieuwe impuls aan de samenwerking voor de komende jaren. De uitvoering van het Haags Programma kent een volle agenda op basis van het actieplan dat in juni 2005 werd vastgesteld. Het grootste gedeelte van die agenda wordt gevormd door versterking van justitie- en politiesamenwerking in het kader van criminaliteitsbestrijding. De eerste resultaten zijn al zichtbaar. Voor de bestrijding van georganiseerde misdaad heeft de Raad in juni 2006 voor het eerst een aantal prioriteiten op EU-niveau bepaald. Daaraan lag de eerste alomvattende dreigingsanalyse van de georganiseerde misdaad in de EU door Europol ten grondslag.
Op asiel- en migratievlak zal de Commissie vooral in de tweede helft van het Haags Programma voorstellen ter besluitvorming aan de Raad en het Europees Parlement voorleggen. De nadruk ligt nu op de implementatie en de evaluatie van de eerste generatie wetgevende instrumenten en op de versterking van de praktische samenwerking tussen operationele asiel- en migratiediensten, biometrische kenmerken in visa en paspoorten, grensbewaking, samenwerking met derde landen in de bestrijding van illegale immigratie en beheer van vluchtelingenstromen.
Specifiek met betrekking tot de bestrijding van terrorisme is in december 2005 een alomvattende Strategie overeengekomen, met daarbij een gedetailleerd Actieplan en een speciaal Actieplan gericht op het tegengaan van radicalisering en recrutering.
JBZ-samenwerking in een lastige fase
De implementatie van de verschillende Actieplannen is voortvarend ter hand genomen. Toch kan niet worden ontkend dat de samenwerking op JBZ-terrein zich in een lastige fase bevindt.
De onderhandelingen verlopen vaak moeizaam. Was het met 15 lidstaten al lastig consensus te bereiken, met 25 lidstaten is dat – niet verrassend – nog moeilijker. Het gaat immers vaak om wetgevingsvoorstellen die diep ingrijpen in het nationale strafrecht van de lidstaten. Zo heeft het veel langer geduurd dan de Lidstaten zich hadden voorgenomen om een akkoord te bereiken over het Europees Bewijsverkrijgingsbevel, een belangrijk nieuw wapen in de strijd tegen terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit dat het verkrijgen van bewijs in andere lidstaten moet vergemakkelijken. Begin juni 2006 kwam pas een politiek akkoord tot stand, waarbij Duitsland een gedeeltelijke opt-out moest worden toegestaan. De richtlijn voor dataretentie (bewaring van telecommunicatie-verkeersgegevens voor de opsporing van terroristen en zware criminelen), een ander belangrijk resultaat op dit terrein, kwam sneller tot stand. Dataretentie was dan ook een topprioriteit van het Britse voorzitterschap. Dat over de richtlijn per gekwalificeerde meerderheid kon worden besloten (en met medebeslissingsrecht van het Europees parlement) bespoedigde de besluitvorming eveneens.
Het unanimiteitsvereiste verzekert dat over de vaak ingrijpende voorstellen op het terrein van politie en justitie slechts met instemming van alle lidstaten kan worden besloten. Het unanimiteitsvereiste lijkt echter ook te kunnen leiden tot vertraging bij de totstandkoming van regelgeving, en tot regelgeving met een groot aantal uitzonderingen.
In het afgelopen jaar is gebleken dat het in toenemende mate lastig is grenzen te trekken tussen eerste pijler- en derde pijler-besluitvorming. Zo oordeelde het Europese Hof van Justitie dat het voor de handhaving van milieurecht mogelijk moet zijn om een verplichting tot strafbaarstelling in een eerste-pijlerrichtlijn op te nemen. Het kabinet zond over de gevolgen van deze Hofuitspraak op 4 april 2006 een notitie aan het parlement. Het Hof zal zijn jurisprudentie in een uitspraak over een ander kaderbesluit (verontreiniging vanaf schepen) nader kunnen preciseren. De Commissie stelt zich pragmatisch op en heeft vooralsnog slechts één voorstel voor een richtlijn met strafrechtelijke elementen gepresenteerd (namelijk een voorstel voor een richtlijn over strafrechtelijke bescherming van intellectuele eigendomsrechten).
In zekere zin spiegelbeeldig aan de uitspraak van het Hof met betrekking tot milieustrafrecht, is het arrest waarin het Hof de onder de eerste pijler tot standgekomen «Passenger Name Record» overeenkomst met de Verenigde Staten vernietigde. Het Hof oordeelde dat het overdragen van persoonsgegevens ten behoeve van terrorismebestrijding een derde pijleraangelegenheid is. Eenzelfde soort discussie over de keuze tussen eerste en derde pijler deed zich voor in de Raad bij de richtlijn dataretentie, waarvan een aantal lidstaten meende dat dit een kaderbesluit moest zijn. Ook daarover komt waarschijnlijk een zaak voor het Europese Hof van Justitie.
Daarnaast levert de implementatie van regelgeving in toenemende mate kritiek op. Kaderbesluiten moeten in nationale wetgeving worden omgezet, maar de implementatie laat niet zelden ruimte voor verschillen van interpretatie. Zo blijken de Lidstaten onderdelen van het Europees Aanhoudingsbevel – bijvoorbeeld termijnen, weigeringsgronden – verschillend te hebben geïmplementeerd. Het Europees Aanhoudingsbevel blijkt in de praktijk een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de voorheen bestaande rechtshulppraktijk met zich gebracht te hebben. De Constitutionele Hoven in Duitsland, Polen en Cyprus hebben echter (delen van) de implementatiewetgeving onwettig verklaard.
Versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – stand van zaken Haags Programma
Uit het voorgaande blijkt dat het werk goed in de steigers staat, maar dat extra inspanningen nodig zijn. Europa kan het zich niet veroorloven dat de JBZ-samenwerking achterblijft bij de verwachtingen van de burger. In het komende half jaar beziet de EU hoe het er met het Haags Programma ter versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor staat. Het Haags Programma schrijft een «Review» in het najaar van 2006 voor, omdat een aantal beleidsdoelen van het Haags Programma pas uitgewerkt kon worden als het grondwettelijk verdrag in werking zou zijn getreden (voorzien per 1 november 2006). Het is de vraag in hoeverre er binnen de huidige verdragen mogelijkheden zijn om de betreffende onderdelen uit te voeren.
Ter voorbereiding op het opmaken van de stand van zaken van het Haags Programma bracht de Europese Commissie op 28 juni een aantal mededelingen uit. Daarin bevestigt de Commissie in grote lijnen het bovenstaande beeld. De Commissie wil daarom de discussie met de lidstaten en de overige instellingen over nieuwe beleidsinitiatieven die de Commissie nodig acht stimuleren. De Commissie benadrukt dat haar doel niet is om nieuwe prioriteiten vast te stellen in vergelijking tot de prioriteiten van het Haags Programma. De Commissie bepleit een discussie over de mogelijkheden die het huidige verdrag biedt om over te gaan van unanimiteitsbesluitvorming naar besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid.
Nederland heeft de volgende inzet geformuleerd voor de komende periode.
De JBZ-agenda is terecht vol, maar niet alles is van even groot belang. De Unie zal, vooral op het niveau van ministers, zich moeten richten op het doorhakken van knopen op de belangrijkste dossiers. Bij de prioriteitstelling spelen uiteraard subsidiariteit en proportionaliteit een grote rol.
Het is belangrijk om de nadruk te leggen op concrete resultaten van praktische samenwerking. Zo moet de EU op asiel- en migratieterrein nog meer dan reeds het geval is de samenwerking met landen van oorsprong en doorreis handen en voeten geven. Ook op justitie- en politieterrein is operationele samenwerking belangrijk, maar daartoe is vaak regelgeving op strafrechtelijk terrein nodig. Samenwerking lijdt niet zelden onder gebrek aan vertrouwen in elkaars aanpak. Dat werpt ook in de uitvoering praktische obstakels op. In een Unie waarin grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme gezamenlijk moeten worden aangepakt is dat op den duur een onwenselijke situatie.
Verbetering van besluitvorming
Om de gewenste voortgang in de JBZ-samenwerking te verwezenlijken zal ook moeten worden bezien in hoeverre de besluitvorming in een Unie van 25 lidstaten zou kunnen verbeteren. De Europese Raad van 15 en 16 juni 2006 heeft het Finse voorzitterschap opdracht gegeven te bezien welke mogelijkheden er zijn om de besluitvorming en het optreden op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht op basis van de bestaande verdragen te verbeteren. Een van de mogelijkheden is van besluitvorming met unanimiteit naar meerderheidsbesluitvorming over te gaan. De Commissie gaat hierop in in haar mededeling van 10 mei jl. over de bezinningsperiode («A citizen’s agenda, Delivering results for Europe») en haar mededelingen van 28 juni 2006. Nederland vindt dat de effecten, alsmede de eventuele modaliteiten hiervan, zorgvuldig in kaart zullen moeten worden gebracht in de aankomende periode.
Meer en betere evaluatie was op Nederlands initiatief al een prioriteit in het Haags Programma en zal nog meer handen en voeten moeten krijgen. Waar problemen in de implementatie optreden, moet worden bezien hoe deze kunnen worden verholpen. Ook moet goed worden bezien in hoeverre regels in de praktijk werkelijk toegevoegde waarde hebben.
De wereld stopt niet aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Lidstaten kunnen hun burgers geen vrijheid, veiligheid en recht bieden door middel van samenwerking tussen de Lidstaten alleen. Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie (GBVB) blijft zich gestaag ontwikkelen. De Unie heeft ook in 2005 als internationale politieke speler verder aan gewicht gewonnen. In verschillende internationale crises in de wereld blijkt steeds meer de toegevoegde waarde van de EU. De EU speelt daarin soms een eigenstandige rol, soms als onderdeel van een door de VN geleid proces en soms in nauwe samenwerking met andere internationale partners, zoals de NAVO en de Afrikaanse Unie. Het instrumentarium dat de Unie tot haar beschikking heeft, neemt nog steeds in omvang en reikwijdte toe. De ambitieuze doelstellingen uit de Europese veiligheidsstrategie die eind 2003 werd aangenomen, zijn daarbij mede richtinggevend.
Nederland bepaalt mede – over het algemeen met succes – op een pro-actieve wijze en met een goede inhoudelijke inbreng de buitenlandspolitieke agenda van de Unie. Een sterke Europese Unie vergroot de Nederlandse invloed op het wereldtoneel. Het GBVB is een steeds belangrijker instrument om buitenlandspolitieke doelstellingen te realiseren. Het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) is, met actieve Nederlandse steun, in deze jaren in de operationele fase gekomen. De ambities van de Europese Unie op het gebied van veiligheid en defensie zijn in korte tijd vertaald in een fors aantal EVDB-operaties. Op dit moment is sprake van tien civiele missies en twee militaire operaties (onder andere in Bosnië-Herzegovina, Atjeh en Afrika). Nederland is van mening dat de ambities van de EU steeds moeten worden afgezet tegen de plannings- en ondersteuningscapaciteit die de EU ter beschikking heeft voor civiele missies en de kwaliteit van de personele capaciteiten die de Lidstaten ter beschikking kunnen stellen. Het groeiend aantal missies legt een grote druk op deze capaciteiten. Nederland levert aan het merendeel van de missies een bijdrage.
De EU werkt ten aanzien van de capaciteiten verder aan de zogeheten civiele en militaire «Headline Goals». Het ambitieniveau van de militaire «Headline Goal» omvat onder andere een verbetering van het expeditionaire vermogen van Europese militaire capaciteiten, snellere inzetbaarheid en de mogelijkheid om over een grotere afstand te opereren. Met de oprichting van het Europees Defensie Agentschap in juli 2004 zijn nieuwe mogelijkheden ontstaan om nationale defensie-inspanningen op elkaar af te stemmen en samen met andere EU-lidstaten oplossingen te vinden voor de vastgestelde militaire tekorten. De operationele gereedheid van «EU Battlegroups» is een belangrijke mijlpaal. Vanaf 2007 zal de EU in staat zijn gelijktijdig twee operaties van «battlegroup»-omvang uit te voeren. De snelle inzetbaarheid van deze Battlegroups betekent een belangrijke versterking van het EVDB. Nederland zal met Duitsland en Finland in de eerste helft van 2007 een«Battlegroup» beschikbaar stellen en periodiek bijdragen aan «EU Battlegroups». Nederland levert daarnaast een bijdrage aan civiele crisisresponsteams, die eveneens een belangrijke versterking betekenen voor het externe EU-optreden in crises.
Dan de financiën: het relatief bescheiden GBVB-budget bleek de afgelopen jaren in toenemende mate ontoereikend om een groeiend aantal operaties te financieren. In toenemende mate werd aan bepaalde lidstaten – waaronder Nederland – gevraagd een vrijwillige financiële bijdrage te leveren. Nederland heeft zich daarom sterk gemaakt voor een verhoging van het GBVB-budget op dit punt en is dan ook verheugd dat onder het Britse voorzitterschap voor het jaar 2006 de beschikbare middelen zijn toegenomen tot ruim 100 miljoen euro (in 2005 was dit ongeveer 60 miljoen). Onder Oostenrijks voorzitterschap werd een akkoord bereikt met het Europees Parlement, waardoor het GBVB-budget in 2013 geleidelijk zal zijn opgelopen tot 406 miljoen op jaarbasis. Binnen de nieuwe Financiële Perspectieven voor de periode 2007–2013 is daarmee een totaalbedrag voor GBVB-activiteiten voorzien van 1740 miljoen euro. Daarmee is het GBVB-budget overigens nog steeds gering ten opzichte van het totaal van de middelen die voor het externe beleid van de Unie beschikbaar zijn.
Coherentie van het externe optreden van de Europese Unie
Nederland is voorstander van versterking van de coherentie van het externe optreden van de Unie en heeft op dit punt actief stelling genomen in de discussie tijdens de informele top in Hampton Court in oktober 2005 en tijdens de Europese Raad in juni 2006. De EU beschikt over een breed scala aan middelen naast het EVDB om crises te bestrijden, zoals de instrumenten van diplomatie, handel en ontwikkelingssamenwerking. Het EVDB leent zich met zijn sterke civiele component bovendien goed voor gecombineerd civiel-militaire operaties. Door deze middelen op coherente, geïntegreerde wijze in te zetten wint het optreden van de EU aan kracht. Nederland blijft daarnaast pleiten voor een goede coördinatie en samenwerking tussen de Raad, de Europese Commissie en de lidstaten. Met het oog op de nieuwe Financiële Perspectieven is in 2006 het hele gemeenschapsinstrumentarium op extern gebied gestroomlijnd, en teruggebracht tot een beperkt en overzichtelijk aantal instrumenten, onder andere op het gebied van pre-accessie, nabuurschap, ontwikkeling, stabiliteit en mensenrechten. Daarbij is bijzondere aandacht besteed aan de samenhang tussen de pijlers, met name tussen het GBVB en het stabiliteitsinstrument. EU-strategieën, zoals de Afrika-strategie van december 2005 en de door de Europese Raad van maart 2006 gevraagde energiestrategie, zijn voortaan pijlerbreed van opzet. Ook in geval van migratie is coherentie tussen de EU-instrumenten essentieel. De samenhang met het externe JBZ-beleid kan in de toekomst verder worden versterkt. Nederland is er voorts voorstander van dat in alle nieuwe externe verdragen die de Gemeenschappen en de Unie aangaan duidelijke clausules worden opgenomen voor belangrijke thema’s als mensenrechten, terrorisme en non-proliferatie.
In het kader van effectief multilateralisme is Nederland tevens voorstander van zo groot mogelijke coherentie in de samenwerking met andere internationale organisaties als de Verenigde Naties en de NAVO. De samenwerking met de VN is in de afgelopen periode geïntensiveerd, mede doordat de EU zich bereid heeft verklaard om de VN-missie MONUC in de Democratische Republiek Congo tijdelijk te versterken tijdens de verkiezingen. De samenwerking met de NAVO is – door bezwaren van een klein aantal lidstaten – nog niet optimaal. Nederland is van mening dat dergelijke zaken een praktische samenwerking niet in de weg mogen staan en tracht op pragmatische wijze alsnog de samenwerking te versterken. Ook de activiteiten van de OVSE en de Raad van Europa kunnen het GBVB versterken. De laatste tijd is ook de samenwerking met regionale organisaties als de ASEM en de Afrikaanse Unie sterk gegroeid.
Samenhang externe en interne veiligheid – terrorismebestrijding
Externe en interne veiligheid hangen samen. Dat betekent dat extern beleid en JBZ-beleid goed op elkaar aan moeten sluiten. Het gaat daarbij zowel om de vraag hoe extern beleid kan worden ingezet om de interne veiligheid te verzekeren, als om de vraag hoe JBZ-samenwerking nuttig kan worden ingezet in de relaties tussen de Unie en derde landen. De vormgeving van de gezamenlijke terrorismebestrijding in de EU is een voorbeeld van de voortgang die op dit terrein kan worden geboekt.
De gezamenlijke terrorismebestrijding heeft binnen de Unie de laatste jaren, in het bijzonder onder invloed van de aanslagen in Madrid en Londen, versneld vorm gekregen. Belangrijke uitgangspunten bij de terrorismebestrijding vormen het evenwicht tussen preventieve en repressieve maatregelen en de volledige eerbiediging van de mensenrechten. De samenwerking bestrijkt een breed spectrum aan onderwerpen: samenwerking tussen politie, justitie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten, bestrijding van radicalisering en rekrutering, de ontwikkeling van beter beveiligde documenten en de versterking van informatie-uitwisseling bijvoorbeeld in het kader van het grensoverschrijdend personenverkeer.
Belangrijk element in dit alles vormt de samenwerking met derde landen. De Unie werkt samen met een lijst van prioritaire landen, waarbij de Unie als geheel en Nederland ook aanvullend technische assistentie bieden. De in december 2005 overeengekomen Terrorismebestrijdingsstrategie en de bijbehorende Actieplannen, waaronder het Actieplan gericht op het tegengaan van radicalisering en recrutering (zie paragraaf 1.4.3), hebben er nu al toe geleid dat zaken die vroeger nooit besproken konden worden met derde landen, thans wel op de agenda staan. In de samenwerking met derde landen staat de noodzaak centraal om de strijd tegen de radicalisering en rekrutering gezamenlijk met herkomstlanden aan te gaan. De Europese Unie en de lidstaten moeten derde landen bijstaan in preventief opzicht. Bestrijding van radicalisering impliceert tevens een brede dialoog met de islamitische wereld.
Intensieve samenwerking in de strijd tegen het internationale terrorisme binnen en buiten de Unie is essentieel, willen de Lidstaten hun burgers de veiligheid en vrijheid kunnen blijven bieden, die deze burgers van hun regeringen verwachten.
Met het bereiken van een akkoord over de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013), ofwel de nieuwe meerjarenbegroting van de Unie, is een voor Nederland zeer belangrijk onderhandelingshoofdstuk voorlopig afgesloten. De onevenredig grote bijdrage van Nederland ten opzichte van vergelijkbare landen aan de EU-begroting is gecorrigeerd (zie hieronder het kader «correctie van de Nederlandse netto-positie»). Voorlopig, omdat bij het bereiken van het akkoord is afgesproken in 2008/2009 de begroting in haar totaliteit tegen het licht te houden (de herzieningsclausule). De regering zal het komend jaar gebruiken om de Nederlandse standpuntbepaling voor te bereiden. Een tijdig en helder mandaat zal de Nederlandse onderhandelingspositie versterken, zo hebben de onderhandelingen over de nieuwe meerjarenbegroting ons geleerd.
Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen van de financiële aspecten van het beleid van de EU. Eerst wordt ingegaan op de budgettaire kant van de Unie, de Financiële Perspectieven, de eigen middelen, de jaarbegroting voor 2007 en de ontwikkeling van de Nederlandse netto-positie. Tenslotte wordt het beheer van de Europese middelen belicht.
Het Eigen Middelenbesluit regelt de omvang en samenstelling van de bijdragen door de lidstaten aan de Unie: de traditionele eigen middelen (met daarin de landbouwheffingen en douanerechten), een deel van de geharmoniseerde BTW-grondslag in de lidstaten en bijdragen gebaseerd op het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) van de lidstaten. Het besluit stelt het maximum aan middelen vast dat de Unie mag opvragen (het plafond voor betalingen omvat 1,24% van het BNI). In het huidige besluit is ook de speciale compensatie geregeld voor het Verenigd Koninkrijk en de korting hierop van 75% voor Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland.
Naar aanleiding van het akkoord over de nieuwe Financiële Perspectieven moet het nu geldende Eigen Middelenbesluit aangepast worden. In december 2005 werd overeengekomen dat voor de periode 2007–2013 deze landen ook een in omvang verschillende korting op de BTW-afdrachten zullen ontvangen. Daarnaast zullen Nederland en Zweden nog zogenaamde «lump sum» kortingen ontvangen op hun BNI-afdrachten. De totale korting voor Nederland over de gehele nieuwe periode komt hiermee op ongeveer 7 miljard euro, ofwel 1 miljard euro per jaar in vergelijking met het nu nog geldende Eigen Middelenbesluit (zie ook onderstaande box).
Correctie van de Nederlandse nettopositie
In de afgelopen jaren heeft Nederland er geen geheim van gemaakt zeer ontevreden te zijn over de eigen nettopositie. Niet het feit dat Nederland meer aan Brussel afdraagt dan het ontvangt, maar het feit dat Nederland al jaren veel meer betaalt dan landen met een vergelijkbaar welvaartsniveau, en daarmee op afstand gevolgd wordt door andere nettobetalers, was Nederland een doorn in het oog. Omdat deze situatie niet langer houdbaar was heeft Nederland bij de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Perspectieven en het nieuwe Eigen Middelenbesluit ingezet op een substantiële verbetering van de Nederlandse nettopositie. Deze politieke inzet is tegen het einde van de onderhandelingen geconcretiseerd tot een verlaging van de bruto afdrachten van 1 miljard euro per jaar ten opzichte van voortzetting van het huidige systeem van Eigen Middelen.
Na lange, moeizame onderhandelingen heeft Nederland uiteindelijk op de Europese Raad van december 2005 het gewenste resultaat weten te behalen. Daar zijn afspraken gemaakt over het nieuwe systeem van de Eigen Middelen die inhouden dat Nederland een korting op de afdrachten krijgt ten opzichte van het huidige systeem van gemiddeld 1 miljard euro per jaar, over de periode 2007–2013. Deze korting bestaat uit verschillende elementen:
– «lump sum» korting op de BNI-afdrachten van 605 miljoen euro per jaar – deze korting is bruto, dat wil zeggen exclusief de Nederlandse bijdrage in de financiering van de «lump sum» kortingen (naast Nederland heeft ook Zweden een «lump sum» korting bedongen);
– korting op de BTW-afdrachten via een lager afroeppercentage. Nederland hoeft in de periode 2007–2013 slechts 0,1% van de geharmoniseerde BTW-grondslag af te dragen, de meeste andere lidstaten 0,3% (alleen Zweden gaat ook 0,1% afdragen, Duitsland 0,15% en Oostenrijk 0,225%). Het effect is voor Nederland een korting van ongeveer 400 miljoen euro per jaar;
– omdat de compensatie voor het Verenigd Koninkrijk omlaag wordt bijgesteld, zal Nederland minder hoeven bijdragen aan dat systeem, terwijl de korting die Nederland heeft op de financiering ervan blijft gehandhaafd. Dit levert Nederland ongeveer 20 miljoen euro per jaar op.
Met deze kortingen zal Nederland in de periode 2007–2013 niet langer een excessieve nettobetaler zijn. In de «boekhoudkundige definitie» zal Nederland dichtbij vergelijkbare lidstaten terechtkomen, terwijl Nederland in de definitie van de Europese Commissie ruimschoots niet langer de grootste nettobetaler zal zijn. Zie verder paragraaf 2.2 en tabel 5.
Het is de verwachting dat onder Fins voorzitterschap overeenstemming over de aanpassing van het Eigen Middelenbesluit zal worden bereikt. Na afstemming met het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer – die een advies uitbrengen – kan het ratificatieproces beginnen. Voordat het nieuwe Eigen Middelenbesluit in werking zal kunnen treden zal het door alle nationale parlementen moeten worden geratificeerd. Voor Nederland betekent dit dat de besparingen op de bijdragen uiterlijk begin 2009 in werking zullen treden. Zodra het nieuwe Eigen Middelenbesluit van kracht wordt, zal de Nederlandse korting met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 worden verrekend.
2.1.2 Inter-Institutioneel Akkoord en Financiële Perspectieven
In het voorjaar van 2006 hebben de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie een akkoord bereikt over een nieuw Inter-Institutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en goed financieel beheer (IIA). Met dit akkoord zijn de begrotingskaders, de «Financiële Perspectieven» voor de jaren 2007–2013 vastgesteld (zie tabel 1).
Tabel 1. De Financiële Perspectieven 2007–2013, in miljoenen euro, in lopende prijzen | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
vastleggingskredieten1 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | totaal 07–13 |
1. Duurzame groei | ||||||||
1a. Concurrentievermogen | 8 918 | 9 847 | 10 769 | 11 750 | 12 974 | 14 239 | 15 490 | 83 987 |
1b. Cohesie | 45 487 | 46 889 | 48 428 | 49 394 | 50 627 | 52 401 | 54 188 | 347 414 |
2. Natuurbeheer | 58 351 | 58 800 | 59 252 | 59 726 | 60 191 | 60 663 | 61 142 | 418 125 |
waarvan: directe steun en marktmaatregelen | 45 759 | 46 217 | 46 679 | 47 146 | 47 617 | 48 093 | 48 574 | 330 085 |
3. Burgerschap, vrijheid, veiligheid & recht | 1 273 | 1 362 | 1 523 | 1 693 | 1 889 | 2 105 | 2 376 | 12 221 |
3a. Vrijheid, veiligheid en recht | 637 | 747 | 872 | 1 025 | 1 206 | 1 406 | 1 661 | 7 554 |
3b. Burgerschap | 636 | 615 | 651 | 668 | 683 | 699 | 715 | 4 667 |
4. Extern beleid (EU als mondiale partner) | 6 578 | 7 002 | 7 440 | 7 893 | 8 430 | 8 997 | 9 595 | 55 935 |
5. Administratieve uitgaven2 | 7 039 | 7 380 | 7 699 | 8 008 | 8 334 | 8 670 | 9 095 | 56 225 |
6. Compensaties3 | 445 | 207 | 210 | 0 | 0 | 0 | 0 | 862 |
Totaal vastleggingskredieten | 128 091 | 131 487 | 135 321 | 138 464 | 142 445 | 147 075 | 151 886 | 974 769 |
Totaal betalingskredieten | 123 790 | 129 481 | 123 646 | 133 202 | 133 087 | 139 908 | 142 180 | 925 294 |
betalingskredieten als % van het EU-BNI | 1,06% | 1,16% | 0,97% | 1,00% | 0,96% | 0,97% | 0,94% | 1,00% |
1 Vastleggingskredieten geven de bovengrens aan voor de uitgaven waartoe de EU zich in de loop der jaren kan verplichten. Betalingskredieten maken het mogelijk verplichtingen uit het lopend en eerdere begrotingsjaren na te komen.
2 Pensioenuitgaven zijn opgenomen exclusief werknemersbijdragen met een maximum van 500 mln (prijzen 2004) voor de periode 2007–2013.
3 Als gevolg van de afspraken rond de uitbreiding van de Unie hebben Roemenie en Bulgarije een tijdelijke compensatie toegewezen gekregen opdat hun netto-positie niet meteen negatief zou zijn of ter financiering van tijdelijke begrotingssteun.
De uiteindelijke uitgavenplafonds zijn nagenoeg gelijk aan de plafonds die de Europese Raad was overeengekomen in december 2005. De totale uitgaven over de periode 2007–2013 bedragen 1,045% BNI in vastleggingen en 1,00% BNI in betalingen. Dit is fors lager dan het oorspronkelijke Commissievoorstel. Onder de Financiële Perspectieven 2007–2013 wordt echter meer geïnvesteerd in concurrentiekracht en veiligheid dan onder het huidige uitgavenkader. De indeling van de Financiële Perspectieven is op voorstel van de Commissie gewijzigd ten opzichte van de huidige indeling (2000–2006), waarbij gepoogd is de uitgavencategorieën beter te laten aansluiten bij de doelstellingen van de Unie. Verder zijn in het IIA afspraken gemaakt over de begrotingsprocedure en de mate van flexibiliteit bij het opstellen en uitvoeren van de begroting.
In het in december 2005 tijdens de Europese Raad bereikte akkoord over de Financiële Perspectieven werd een herzieningsclausule voor de meerjarenbegroting overeengekomen. In 2008/2009 zal een tussentijdse evaluatie plaatsvinden van de meerjarenbegroting. Zie hierover verder hoofdstuk 1.
Op 3 mei 2006 heeft de Commissie het Voorontwerp van de Begroting 2007 voorgelegd. De begroting voor 2007 is de eerste onder de nieuwe Financiële Perspectieven. De Commissie stelt voor in 2007 de vastleggingskredieten (toewijzing van gelden voor nieuwe uitgaven) met 4,6% en de betalingskredieten (gelden voor betalingen in 2007) met 3,9% te laten stijgen ten opzichte van de begroting voor 2006. Stijgingen worden vooral voorgesteld bij de uitgaven voor het cohesiebeleid (19% in betalingskredieten). Deze middelen zijn met de ingang van de nieuwe Financiële Perspectieven ondergebracht in de groei-categorie (1b) waarin ook de middelen voor «Lissabon» (1a) zijn ondergebracht. De Commissie verwacht meer uitgaven voor de nieuwe lidstaten en daarnaast in 2007 een hoge uitputting op de programma’s uit 2000–2006, vooral in de «oude» EU-15.
Tabel 2. Ontwerpbegroting 2007 – vastleggingen (in miljoenen euro’s) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting2006 | Financiële Perspectieven | Voorontwerp Begroting2007 | Ontwerp begroting 2007 | Verschil in %, (4)/(1) | Marge, (2)–(4) | |
(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | |
Categorie 1 | 47 507,9 | 54 405,0 | 54 282,7 | 54 268,9 | 14,2% | 136,1 |
Concurrentievermogen | 7 890,2 | 8 918,0 | 8 796,1 | 8 782,3 | 11,3% | 135,7 |
Cohesie | 39 617,7 | 45 487,0 | 45 486,6 | 45 486,6 | 14,8% | 0,4 |
Categorie 2 | 56 550,7 | 58 351,0 | 57 217,6 | 56 471,1 | – 0,1% | 1 879,9 |
incl:directe steun en GLB1 | 43 320,0 | 45 759,0 | 43 684,0 | 42 954,0 | 0,8% | 1 799,0 |
Categorie 3 | 1 160,9 | 1 273,0 | 1 174,4 | 1 148,3 | – 1,1% | 124,7 |
Vrijheid, veiligheid en recht | 549,4 | 637,0 | 571,3 | 561,7 | 2,2% | 75,3 |
Burgerschap | 611,5 | 636,0 | 603,1 | 586,6 | – 4,1% | 49,4 |
Categorie 42 | 8 400,8 | 6 578,0 | 6 702,5 | 6 358,3 | – 22,2% | 219,7 |
Extern Beleid | ||||||
Categorie 53 | 6 603,5 | 7 039,0 | 7 002,3 | 6 829,9 | 3,4% | 285,2 |
Adm. Uitgaven | ||||||
Categorie 6 | 1 073,5 | 445,0 | 444,6 | 444,6 | – 58,6% | 0,4 |
Tijdelijke compensatie | ||||||
Vastleggingskredieten | ||||||
Totaal | 121 297,3 | 128 091,0 | 126 824,1 | 125 755,7 | 3,68% | 1 577,4 |
Betalingskredieten | ||||||
Totaal | 112 076,0 | 123 790,0 | 116 418,1 | 114 612,8 | 2,3% | 7 447,9 |
1 Na transfer vanwege modulatie naar plattelandsontwikkeling en suikerhervorming.
2 De marge voor 2007 voor Categorie 4 laat de middelen voor de noodhulp reserve (234,5 mln euro) buiten beschouwing.
3 Er is een bedrag van 76 miljoen euro voor de personeelbijdragen aan de pensioenregeling meegerekend.
De regering constateert dat de uitgavenvoorstellen van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement aan de hoge kant zijn en er ruimte is deze neerwaarts bij te stellen. Er moet rekening worden gehouden met onvoorziene ontwikkelingen gedurende het begrotingsjaar, waardoor voldoende marges onder de verschillende sub-plafonds van de Financiële Perspectieven nodig zijn. Bovendien lijkt de Commissie nogal optimistisch over de bedragen waaraan de Unie zich in het eerste begrotingsjaar, bij het opstarten van de nieuwe programma’s, kan committeren. Dat geldt ook voor de betalingskredieten die de Commissie in 2007 nodig denkt te hebben. De regering zet dan ook in op een meer reële inschatting van de betalingen.
Op 14 juli 2006 heeft de Raad in eerste lezing de ontwerpbegroting vastgesteld. Op totaalniveau zijn de resultaten van het bereikte compromis dat er voor 2007 125,8 miljard euro aan vastleggingskredieten beschikbaar is (3,67% stijging ten opzichte van 2006). De betalingskredieten bedragen in het compromisvoorstel 114,6 miljard euro. Dit is een stijging van 2,26% ten opzichte van 2006 in plaats van de door de Commissie voorgestelde 3,9%. De totale marges onder de Financiële Perspectieven voor 2007 zijn hiermee 2,6 miljard euro aan vastleggingskredieten en 9,1 miljard euro aan betalingskredieten. Het totaal aan betalingskredieten komt overeen met 0,98% van het EU-BNI.
Een gekwalificeerde meerderheid van de Raad kon zich vinden in de voorgestelde ontwerpbegroting 2007. Wat Nederland betreft is het afgesproken niveau van betalingen nog steeds te hoog, vooral bij de structuurfondsen waarop ten opzichte van het Commissievoorstel een beperkte korting is doorgevoerd. Op basis van cijfers van de Commissie zelf blijkt dat er voor het lopende jaar (2006) al een forse achterstand is in de uitputting van betalingskredieten ten opzichte van 2005 en de prognoses van de Commissie. Voorkomen moet worden dat, net als in de beginjaren van de periode 2000–2006, weer forse overschotten op de begroting ontstaan. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat ten aanzien van de ontwikkeling van de EU-begroting, dezelfde economische realiteit moet gelden als op nationaal niveau, zeker ook gezien de budgettaire situatie in een aantal lidstaten.
De ontwerpbegroting is voor eerste lezing aan het Europees Parlement gezonden. Vervolgens zal de Raad in november zich in tweede lezing over de ontwerpbegroting buigen en zullen Raad en Europees Parlement trachten een globaal akkoord over de begroting 2007 te bereiken. In december volgt de tweede lezing van het Europees Parlement en zal aansluitend de vaststelling door de voorzitter van het Europees Parlement plaatsvinden.
2.1.4 De Nederlandse EU-afdrachten op de rijksbegroting
Deze paragraaf geeft een overzicht van de Nederlandse afdrachten aan de EU op rijksniveau. Omdat een belangrijk deel van de ontvangsten niet op rijksniveau plaatsvindt, maar op het niveau van lagere overheden en individuele bedrijven/instellingen, wordt de Nederlandse netto-positie in de volgende paragraaf toegelicht. Tabel 3 geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse bijdragen aan de Unie tot en met 2009. De drastische afname van het totaal van de afdrachten in 2009 is het gevolg van de verwachte inwerkingtreding van het nieuwe Eigen Middelenbesluit begin 2009 – na ratificatie in 27 lidstaten. Het nieuwe Eigen Middelenbesluit is een vertaling van de gemaakte afspraken tijdens de Europese Raad van december 2005. Het akkoord betekent een grote meevaller door de «lump sum» en BTW-korting kortingen van gemiddeld bijna EUR 1,1 miljard per jaar (in de onderhandelingen is gesproken over EUR 1,0 miljard in constante prijzen) voor Nederland ten opzichte van de afdrachtenramingen die vorig jaar in de boeken stonden.
Tabel 3: Nederlandse afdrachten aan de EU (in miljoenen euro’s) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
3.1 BNP-afdracht | 3 528 | 3 660 | 4 172 | 2 100 | 3 665 | 3 568 |
3.2 BTW-afdracht | 884 | 909 | 972 | 374 | 365 | 374 |
3.3 Landbouwheffingen | 202 | 405 | 413 | 422 | 430 | 439 |
3.4 Invoerrechten | 1 871 | 2 040 | 2 081 | 2 123 | 2 165 | 2 208 |
Totaal EU-afdrachten (bruto) | 6 485 | 7 014 | 7 639 | 5 018 | 6 626 | 6 590 |
Ontvangsten | ||||||
3.21 Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen | 51 | 101 | 103 | 105 | 108 | 110 |
3.22 Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten | 468 | 510 | 520 | 531 | 541 | 552 |
Totaal perceptiekostenvergoeding | 518 | 611 | 624 | 636 | 649 | 662 |
Netto EU-afdrachten | 5 967 | 6 403 | 7 016 | 4 382 | 5 977 | 5 928 |
2.2 De Nederlandse nettopositie
Elk jaar rapporteert de Commissie in september over haar beleidsuitgaven in de lidstaten in het voorgaande begrotingsjaar. Gegevens over het jaar 2005 komen beschikbaar in september 2006. Tabel 4 geeft een overzicht van de ontvangsten uit de Europese begroting voor de laatste twee jaren waarover gegevens beschikbaar zijn (2003 en 2004). Dit zijn alle ontvangsten die door de Commissie zijn overgemaakt aan Rijk, decentrale overheden en bedrijven/instellingen. Het totale aandeel van Nederland in de EU-uitgaven is in 2004 licht gedaald van 2,5% (2003) naar 2,4%. Gezien de uitbreiding is dit zeer gering. Absoluut gezien zijn de ontvangsten zelfs toegenomen, vooral omdat Nederland beter gebruik weet te maken van de structuurfondsen (van 218 mln in 2003 naar 355 mln in 2004).
Tabel 4. De totale Nederlandse ontvangsten uit de EU-beleidsuitgaven in 2003 en 2004, lopende prijzen | ||||
---|---|---|---|---|
2004 | 2003 | |||
Miljoenen euro | % EU | Miljoenen euro | % EU | |
1. Landbouwbeleid | 1 332,9 | 3,1% | 1 397,3 | 3,1% |
– Exportsteun | 518,7 | 15,3% | 567,0 | 15,2% |
– Inkomenssteun | 402,9 | 1,4% | 410,3 | 1,4% |
– Plattelandsbeleid | 67,7 | 1,3% | 67,7 | 1,4% |
– Opslag | – 9,4 | – 2,9% | 15,8 | 1,7% |
– Overig | 353,0 | 7,5% | 336,5 | 6,3% |
2. Structuurbeleid | 355,3 | 1,0% | 218,4 | 0,8% |
– Doelstelling 1 | 13,5 | 0,1% | 15,7 | 0,1% |
– Doelstelling 2 | 146,3 | 3,4% | 93,8 | 2,6% |
– Doelstelling 3 | 128,0 | 4,4% | 73,4 | 2,9% |
– Overige structurele maatregelen | 6,3 | 2,8% | 8,2 | 4,6% |
– Communautaire initiatieven | 53,6 | 2,9% | 20,9 | 2,8% |
– Technische bijstand/Innoverende acties | 7,1 | 7,5% | 6,0 | 4,3% |
3. Intern Beleid | 366,1 | 6,1% | 328,7 | 6,7% |
– Onderzoeken Ontwikkeling | 255,9 | 7,3% | 219,6 | 7,7% |
– Trans-Europese Netwerken | 34,7 | 7,3% | 42,3 | 6,9% |
– Interne markt, consument en industrie | 7,4 | 1,4% | 18,6 | 5,7% |
– Energie, Euratom, milieu | 11,2 | 4,4% | 10,9 | 5,6% |
– Opleiding, jeugd, cultuur & sociaal beleid | 33,5 | 3,5% | 32,3 | 4,0% |
– Overig | 23,3 | 6,8% | 4,9 | 3,2% |
TOTAAL | 2 054,3 | 2,4% | 1 943,9 | 2,5% |
Het saldo van de Nederlandse bijdragen en de Nederlandse ontvangsten is de Nederlandse nettopositie. In grafiek 1 staan de gerealiseerde nettoposities in 2004 aan de hand van twee definities, de definitie die de Commissie hanteert in haar jaarlijkse rapportage en de zogeheten «boekhoudkundige definitie». Deze laatste wordt door Nederland het meest reëel geacht omdat hierin rekening wordt gehouden met alle inkomsten en alle uitgaven. Grafiek 2 toont daaronder de ontwikkeling van de Nederlandse nettopositie over de jaren.
Grafiek 1. Nettoposities EU-lidstaten in 2004
Grafiek 2. Nettopositie Nederland, 1970–2004
De lichte verslechtering van de Nederlandse nettopositie in 2004 is vooral te verklaren door de uitbreiding. 2004 was het jaar waarin de tien nieuwe lidstaten zijn toegetreden en deze landen zijn vanzelfsprekend allemaal netto-ontvangers van EU-fondsen. Een dergelijk verloop zullen we ook nog in de nabije toekomst zien. De Nederlandse ontvangsten zullen tot en met 2006 niet veel veranderen. De totale bijdragen zullen licht blijven stijgen vanwege de kosten van de uitbreiding en, na jarenlange onderuitputting, een stijging bij de betalingen uit de structuurfondsen. Hierdoor zal de nettopositie van Nederland, net als van alle andere nettobetalers, in 2005 en 2006 nog wat verder verslechteren.
Die ontwikkeling is echter met de afspraken van december gekeerd. Na 2006 zal de nettopositie verbeteren. Na ratificatie van het Eigen Middelenbesluit in alle lidstaten treedt de afgedwongen korting van 1 miljard euro per jaar met terugwerkende kracht in werking. Vermoedelijk zal door de ratificatie in 2007 (en wellicht 2008) de korting nog niet zichtbaar zijn in de nettopositiecijfers. Dit betekent dat de Nederlandse nettopositie in 2008 of 2009 echter incidenteel een stuk positiever zal zijn. Vervolgens zal de nettopositie tot en met 2013 structureel beter zijn dan in 2006.
In tabel 5 wordt de huidige nettopositie (2004) vergeleken met de raming van de nettopositie in de periode 2007–2013. Daarbij is ter illustratie ook de nettopositie opgenomen die zou ontstaan bij voortzetting van het huidige systeem van Eigen Middelen (waarbij Nederland dus géén korting van 1 miljard op de afdrachten zou ontvangen). Het effect van de nieuwe Eigen Middelen afspraken die worden uitgelegd in de box in paragraaf 2.1.1. is dus een substantiële verbetering van de nettopositie ten opzichte van de huidige situatie.
Tabel 5. Vergelijking van de Nederlandse nettobetalingen (in % BNI en per hoofd van de bevolking) tussen 2004 en de periode 2007–2013 (o.b.v. eerste voorlopige ramingen) | |||
---|---|---|---|
NETTOPOSITIES NEDERLAND | 2004 | 2007–2013 | |
realisatie | raming, gemiddelde over de periode | ||
huidige systeem van Eigen Midde-len | nieuwe systeem van Eigen Midde-len (inclusief korting NL) | ||
boekhoudkundige definitie | |||
nettopositie, %BNI | – 0,68% | – 0,72% | – 0,53% |
nettopositie NL, € per hoofd | 194 | 220 | 160 |
definitie uit rapport Commissie | |||
nettopositie, %BNI | – 0,44% | – 0,51% | – 0,30% |
nettopositie NL, € per hoofd | 125 | 155 | 95 |
In het beheer- en controlebestel van de Unie heeft de Commissie de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid en de juiste aanwending van de middelen. De uitvoering van het beleid vindt echter grotendeels in de lidstaten plaats. Die dragen daarvoor een eigen verantwoordelijkheid. De Commissie en de lidstaten moeten samen invulling geven aan de begrotingsuitvoering. Hieronder worden de belangrijkste ontwikkelingen beschreven op het gebied van beheer en controle.
2.3.1 Decharge begrotingsuitvoering 2004
Elk jaar rapporteert de Europese Rekenkamer in november over de uitvoering van het voorgaande begrotingsjaar. Ondanks de in gang gezette verbeteringen kon de Rekenkamer over 2004 wederom geen redelijke zekerheid verkrijgen over de doeltreffende toepassing van de toezichtsystemen en de controles die de risico’s met betrekking tot dewettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen dienen te beheersen. De Rekenkamer heeft voor de elfde achtereenvolgende keer dan ook geen betrouwbaarheidsverklaring over het geheel gegeven.
Mede op basis van het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 2004 heeft de Raad (Ecofin) op 14 maart 2006 het Europees Parlement geadviseerd kwijting te verlenen. Hoewel Nederland de Commissie steunt in haar streven de controle te verbeteren, hetgeen blijkt uit de Nederlandse steun voor de routekaart en het actieplan dat de Commissie daartoe heeft opgesteld, kon Nederland niet instemmen met dit Raadsadvies. De eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten werd hierin namelijk onvoldoende belicht. Het Europees Parlement heeft uiteindelijk op 27 april 2006 kwijting verleend aan de Commissie voor de algemene begrotingsuitvoering 2004. Het Europees Parlement heeft het verlenen van kwijting voor haar eigen begroting uitgesteld tot nader onderzoek is verricht naar de huur van de parlementsgebouwen in Straatsburg.
De Commissie heeft als strategische doelstelling geformuleerd te streven naar een positieve betrouwbaarheidsverklaring. Zij heeft op 15 juni 2005 een routekaart naar een communautair intern-controlekader voorgesteld gebaseerd op de opinie van de Europese Rekenkamer over «single audit» uit 2004. Met de routekaart wil de Commissie samen met de lidstaten onderzoeken of via het «single audit»-model een grotere efficiëntie van de audit-inspanningen bereikt zou kunnen worden. De commissievoorstellen zijn, tot teleurstelling van Nederland, door de Ecofin in november 2005 grotendeels afgewezen. Met name het onderdeel dat betrekking heeft op de zogenaamde «nationale verklaringen» heeft veel weerstand opgeroepen bij lidstaten en dit deel is dan ook afgewezen. Wel is de mogelijkheid voor lidstaten opengelaten om zelfstandig een verklaring af te geven.
Begin 2006 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht waarin de niet afgewezen onderdelen van de routekaart zijn omgezet in individuele acties: het Actieplan voor een geïntegreerd controlekader. In mei is dit actieplan gepresenteerd door Commissaris Kallas in de Ecofin Raad. Het Fins voorzitterschap zal de behandeling ter hand nemen.
In het nieuwe Inter Institutioneel Akkoord tussen de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie aangaande de Financiële Perspectieven 2007–1013 is een nieuw artikel opgenomen over de verbetering van het financieel beheer. Hierin wordt vereenvoudiging van regelgeving een belangrijke rol toegedicht en wordt gesteld dat goed financieel beheer van EU-fondsen in gedeeld beheer (landbouwfondsen en structuurfondsen) een prioriteit is.
Het is niet te verwachten dat de Europese Rekenkamer op korte termijn een positieve betrouwbaarheidsverklaring af zal kunnen geven. Nederland zal zich echter blijven inzetten om voortgang te boeken in het proces ter verbetering van het beheer- en controlebestel van de Unie.
2.3.3 Herziening Financieel Reglement
In het huidige Financieel Reglement, dat op 1 janauri 2003 van kracht werd, is voorzien dat er na drie jaar een herziening plaatsvindt. De Commissie heeft hiertoe in 2005 een voorstel ingediend. De Commissie wil met de revisie de efficiëntie en transparantie bij de toepassing van de regels vergroten, vereenvoudigingen doorvoeren bij opdrachten en subsidies en de voorschriften met betrekking tot de beheermethodes stroomlijnen en verduidelijken. De nieuwe regels zouden in werking moeten treden vanaf 1 januari 2007, tegelijk met de start van de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013). Bij de inwerkingtreding moeten ook de specifieke uitvoeringsvoorschriften overeenkomstig de veranderingen in het Financieel Reglement worden aangepast.
Nederland staat positief tegenover de doelstellingen van de Commissie met betrekking tot de voorgestelde herziening van het Financieel Reglement. Verduidelijking van de regels is noodzakelijk voor de doelmatige werking daarvan. Een vereenvoudiging, die onnodige regelgeving schrapt, is vanuit het oogpunt van de verlaging van de administratieve lasten wenselijk. Onbedoelde neveneffecten van het huidige Financieel Reglement moeten ongedaan worden gemaakt. Nederland is van mening dat de door de Commissie voorgestelde wijzingen bij kunnen dragen aan goed financieel beheer. Tegelijkertijd wil Nederland de strikte begrotingsdiscipline gehandhaafd zien en moet het risico op fraude en onregelmatigheden geminimaliseerd worden.
2.3.4 Financieel beheer in Nederland
Mede in het licht van de Commissievoorstellen voor een routekaart naar een geïntegreerd controlekader en de noodzaak te komen tot verbeteringen in het financiële beheer van de Europese geldstromen, heeft Nederland het initiatief genomen voor een haalbaarheidsstudie naar een nationale verklaring over de fondsen in gedeeld beheer. Invoering van de nationale verklaring was ook een aanbeveling van de Algemene Rekenkamer in haar EU-Trendrapport 2006.
Het doel van de verklaring is dat Nederland kan aantonen dat het financiële beheer van het Europees geld in Nederland op orde is. Daarnaast laat Nederland, door als eerste lidstaat een nationale verklaring in te voeren, aan andere EU-lidstaten zien dat deze verklaring mogelijk en nuttig is. Voor de haalbaarheidsstudie naar de implementatie van een nationale verklaring heeft Nederland zich gebaseerd op de principes van het zogenaamde single audit model.
De voorlopige uitkomsten van de haalbaarheidsstudie zijn positief en hebben geleid tot een contourenschets voor een systeem met een nationale verklaring voor EU-fondsen. De nationale verklaring wordt een verklaring op politiek niveau over de rechtmatigheid van transacties en het functioneren van de systemen voor financieel beheer van de EU-fondsen in gedeeld beheer. Nu het kabinet heeft ingestemd met de contourenschets zal verder worden gewerkt aan de technische uitwerking gericht op de implementatie van de nationale verklaring. Over deze uitwerking zal de Tweede Kamer in een aparte brief worden geïnformeerd.
Daarnaast is in het kader van het Nationaal Strategisch Referentiekader voor Structuurfondsen besloten om voor de structuurfondsen de certificerings- en betalingsautoriteit onder te brengen in een centrale instantie (dienst regelingen) en de auditfunctie te centraliseren bij de verantwoordelijke vakdepartementen. Dit zal het financieel beheer in Nederland verbeteren en de implementatie van de nationale verklaring vereenvoudigen.
20 oktober 2006 | informele bijeenkomst te Lahti (Finland) |
14–15 december 2006 | Europese Raad in Brussel |
8–9 maart 2007 | Europese Raad in Brussel |
18–19 juni 2007 | Europese Raad in Brussel |
Onder Brits en Oostenrijks voorzitterschap is de Europese Raad in totaal drie keer bijeengekomen; eenmaal kwamen de Staatshoofden en regeringsleiders informeel bijeen.
De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Britse voorzitterschap
– informele bijeenkomst van de EU-Staatshoofden en Regeringsleiders te Hampton Court op 27 oktober 2005
Deze bijeenkomst stond in het teken van de grote beleidsuitdagingen waarvoor de Unie zich gesteld ziet in de komende jaren, vanuit het perspectief van de toegevoegde waarde voor de burger. De bijeenkomst was in Nederlandse ogen een nuttige eerste stap in de bespreking, tijdens de bezinningsperiode over de toekomst van Europa, van de inhoud en reikwijdte van het Europese beleid. De Staatshoofden en regeringsleiders stemden in met het voorstel van de voorzitter, de Britse premier Blair, om als vervolg op de bijeenkomst speciale aandacht te geven aan de volgende gebieden: onderzoek, ontwikkeling en innovatie; universiteiten en hogescholen; energiebeleid; extern beleid; migratie; en demografische vraagstukken, waaronder de balans tussen werk- en gezinsleven.
– Europese Raad 15–16 december 2005
Deze Europese Raad stond vooral in het teken van het bereikte akkoord over de Financiële Perspectieven voor de periode 2007–2013. Met dit akkoord werd een moeilijk probleem opgelost en wordt de Europese Unie in staat gesteld zich volledig te richten op prioriteiten zoals het versterken van de economische groei, werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling, samenwerking op het gebied van justitie en immigratie en de rol van Europa in de wereld. Bovendien werd met dit akkoord de gewenste correctie van gemiddeld 1 miljard euro per jaar van de Nederlandse afdrachten verwezenlijkt, waarmee de onevenwichtige situatie ten aanzien van de Nederlandse netto-positie wordt rechtgezet voor de periode 2007–2013.
Verder besloot de Europese Raad de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen aan de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, en eventuele verdere stappen met betrekking tot dit land te bezien in het licht van nadere voorwaarden.
De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap
– Europese Raad 23–24 maart 2006
De voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad, die op 23 en 24 maart 2006 te Brussel plaatsvond, stond grotendeels in het teken van de Lissabon-strategie. Tijdens de vorige voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad was bij de «midterm-review» van de Lissabon-strategie afgesproken dat de aandacht nog nadrukkelijker dan voorheen op groei en werkgelegenheid zou moeten liggen. De regeringsleiders bevestigden deze focus, ook nu de economische groei in de Europese Unie weer aantrekt. Hervormingen blijven noodzakelijk. Binnen de drie pijlers van de Lissabonstrategie moeten maatregelen genomen worden die positief bijdragen aan groei en banen. De regeringsleiders maakten voorts duidelijk dat bovenal de nadruk moet worden gelegd op de implementatie van de gemaakte afspraken. Bijzondere aandacht werd geschonken aan kennis en innovatie, het ondernemersklimaat – met name van het midden- en kleinbedrijf – en de verhoging van de arbeidsparticipatie. Verder verwelkomde de Europese Raad op hoofdlijnen het Commissievoorstel voor een integraal EU energiebeleid met drie hoofddoelstellingen, namelijk energievoorzieningszekerheid, concurrentiekracht en milieu.
– Europese Raad 15–16 juni 2006
Deze bijeenkomst boog zich over drie belangrijke politieke thema’s: ten eerste versterking van de band tussen de burgers en de Europese Unie gedurende de bezinningsperiode, die een jaar eerder door de Europese Raad was ingesteld; ten tweede de beleidsprioriteiten voor de Europese Unie, vanuit het perspectief van de burger in Europa. Het betrof hier met name justitie en binnenlandse zaken, duurzame ontwikkeling, de Lissabon-moderniseringsstrategie, energie, het externe beleid van de Unie, vergroting van de openbaarheid van het werk van de Unie en betere toepassing van subsidiariteit, alsmede betere en eenvoudigere regelgeving. De Raad heeft in dit kader de herziening van de Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling aangenomen. Nederland heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming en is tevreden over het resultaat. Ten derde besprak deze Europese Raad de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van het grondwettelijk verdrag. De Raad besloot dat uiterlijk in juni 2007 het dan fungerende Duitse voorzitterschap een rapport zal presenteren over de dan bestaande situatie en mogelijke verdere opties; de Europese Raad nam zich voor onder het Finse voorzitterschap een debat te houden over alle aspecten van verdere uitbreidingen; voorts hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan de toelating van Slovenië tot de eurozone; tevens besprak de Raad de belangrijke actuele internationale onderwerpen.
Door Nederland en ook andere lidstaten is ervoor gepleit prioriteit te geven aan het concrete Europa met een zichtbaar toegevoegde waarde voor de burger. In functie daarvan kan bezien worden of de EU beschikt over het besluitvormingsinstrumentarium dat adequaat is voor het realiseren van die doelstellingen teneinde haar beleid doeltreffend, doelmatig en democratisch uit te voeren. Daarbij dient het huidige verdrag maximaal te worden toegepast en worden verdragswijzigingen in de toekomst niet uitgesloten. Voor Nederland zal hierbij echter niet de weg van het grondwettelijk verdrag worden gevolgd. Een aantal lidstaten beklemtoonde dat voor hen de ratificatie van het grondwettelijk verdrag het uitgangspunt blijft. Weer anderen bekenden over dit onderwerp geen kleur. Men was het er wel over eens de uitkomst van het proces open te houden.
De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Finse en het Duitse voorzitterschap
Finland zal in oktober in eigen land een informele bijeenkomst van de Europese Raad organiseren met innovatie en externe energie-betrekkingen als hoofdthema’s. Wat betreft de Europese Raad in december 2006 is voor Nederland onder meer van belang dat deze Europese Raad conform de conclusies van de Europese Raad van juni 2006 een debat zal houden over alle aspecten van verdere uitbreidingen, waaronder de capaciteit van de Unie om nieuwe leden op te nemen en nieuwe manieren om de kwaliteit van het uitbreidingsproces te verbeteren op basis van de tot dusver opgedane positieve ervaringen. Er zijn slechts voorlopige indicaties van hetgeen Duitsland wil agenderen voor de Europese Raden onder zijn voorzitterschap. De Europese Voorjaarsraad (maart 2007) staat traditioneel in het teken van de Lissabonstrategie; de nadruk zal daar mogelijk eveneens liggen op energie, en op horizontale thema’s uit de Nationale Hervormingsprogramma’s. Op de Europese Raad van juni 2007 zal de aandacht mogelijk vooral uitgaan naar: extern beleid, waaronder het Nabuurschapbeleid; Justitie en Binnenlandse Zaken; en de discussie over de toekomst van Europa. De Europese Raad van juni 2006 heeft het voorzitterschap gevraagd in de eerste helft van 2007 een verslag aan de Europese Raad voor te leggen dat is gebaseerd op uitvoerig overleg met de lidstaten. In dit verslag moet een beoordeling van de stand van de besprekingen over het grondwettelijk verdrag worden gemaakt en moeten mogelijke verdere ontwikkelingen worden verkend. Het verslag zal vervolgens door de Europese Raad worden besproken met het oog op verdere stappen in het hervormingsproces die uiterlijk in de tweede helft van 2008 hun beslag moeten krijgen.
3.2 De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
17–18 juli 2006 | RAZEB in Brussel |
1 augustus 2006 | RAZEB in Brussel |
1–2 september 2006 | Informele Raad in Lappeenranta (Gymnich) |
14–15 september 2006 | RAZEB in Brussel |
16–17 oktober 2006 | RAZEB in Luxemburg |
13–14 november 2006 | RAZEB in Brussel |
11–12 december 2006 | RAZEB in Brussel |
22–23 januari 2007 | RAZEB in Brussel |
12–13 februari 2007 | RAZEB in Brussel |
5–6 maart 2007 | RAZEB in Brussel |
30–31 maart 2007 | Informele Raad (Gymnich) |
23–24 april 2007 | RAZEB in Luxemburg |
14–15 mei 2007 | RAZEB in Brussel |
18–19 juni 2007 | RAZEB in Luxemburg |
De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen behandelt dossiers die betrekking hebben op meer dan één beleidsonderdeel van de Unie, zoals onderhandelingen over de uitbreiding van de EU, de voorbereiding van de meerjarige begrotingsvooruitzichten van de Unie of institutionele of bestuurlijke aangelegenheden. De Raad coördineert de voorbereiding en de follow-up van bijeenkomsten van de Europese Raad. Hij speelt ook een rol bij de coördinatie van de werkzaamheden op verscheidene beleidsterreinen van de overige formaties van de Raad en hij behandelt dossiers die hem door de Europese Raad zijn toevertrouwd. Tijdens zijn zittingen over Externe Betrekkingen behandelt de Raad het gehele externe optreden van de Unie, met inbegrip van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB), buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking.
In hoofdstuk 1 is reeds aandacht besteed aan de voornaamste institutionele onderwerpen waarover de Raad zich het afgelopen jaar heeft gebogen: de toekomst van het grondwettelijk verdrag, subsidiariteit en proportionaliteit, alsmede openbaarheid en comitologie. In hoofdstuk 1 zijn eveneens de uitbreiding en de ontwikkelingen in het GBVB en EVDB behandeld. In het navolgende ligt de nadruk derhalve op de externe betrekkingen.
3.2.1 Euratom/Nucleaire aangelegenheden
Tijdens de verslagperiode werd de behandeling in Raadskader van diverse dossiers voortgezet. Daarbij werd slechts in beperkte mate vooruitgang geboekt. De onderhandelingen over Richtlijn 92/3 (Euratom) over het transport van radioactieve stoffen zijn nog niet afgerond. Ook zijn de besprekingen nog niet voltooid over het zogeheten instrument voor nucleaire samenwerking, over assistentie aan voornamelijk Oost-Europese landen.
Met betrekking tot de herziening van het Euratom waarborgenstelsel (inspecties met het oog op het vreedzaam gebruik van kerninstallaties) aanvaardde de Raad in december 2006 het document «A new framework for Euratom Safeguards». Hierin hebben de lidstaten hun opvatting vastgelegd voor de discussie met de Commissie over de wijze waarop het waarborgenstelsel in de toekomst moet worden georganiseerd.
De drie werkgroepen die in 2004 zijn ingesteld ter uitvoering van de Raadsresolutie inzake het nucleair pakket vorderen gestaag met hun werkzaamheden. Het is de bedoeling dat eind 2006 aanbevelingen voor vervolgstappen aan de Raad kunnen worden voorgelegd.
Onder Brits en Oostenrijks voorzitterschap is een aantal stappen gezet ter uitvoering van de agenda van Thessaloniki (genoemd naar de Europese Raad van juni 2003 in die stad), gericht op de verdere versterking van de relatie tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan in het kader van het Stabilisatie en Associatie Proces (SAP). Ook voor het Fins en Duits voorzitterschap zal deze agenda de leidraad vormen. Nederland zal zich in dit kader kritisch maar constructief opstellen. Nederland morrelt niet aan het geboden toetredingsperspectief voor de landen uit de Westelijke Balkan. Maar de betrokken landen bepalen zelf het tempo van hun toenadering tot de EU door te voldoen aan gestelde criteria en door gemaakte afspraken na te komen. Wat Nederland betreft staat immers de kwaliteit van het uitbreidingsproces centraal en niet tijdschema’s of data. Concrete maatregelen op het terrein van visumfacilitatie, economie en regionale samenwerking zullen in de relatie tussen de EU en de Westelijke Balkan eveneens een belangrijk aandachtspunt blijven vormen.
Het Europees Nabuurschapsbeleid
Het Europees Nabuurschapsbeleid werd in 2004 ontwikkeld in de context van de uitbreiding van de Unie met als doel nieuwe scheidslijnen in Europa te voorkomen. Het nieuwe beleid beoogt een «ring of friends» te creëren rond de Unie waar stabiliteit, veiligheid en welvaart gewaarborgd worden, zonder dat er binnen dit kader een lidmaatschapsperspectief wordt geboden aan de (nieuwe) buren.
Vanaf 2004 heeft de Commissie landenrapporten ontwikkeld, die de basis hebben gevormd voor de opstelling van individuele actieplannen in nauwe samenwerking met de nabuurschap-partnerlanden. Deze actieplannen bevatten prioriteiten voor economische en politieke hervormingen voor de korte en middellange termijn en gaan uit van gedeelde waarden op het gebied van mensenrechten, democratisering, goed bestuur, markteconomie en duurzame ontwikkeling.
In aanvulling op bestaande overeenkomsten bieden de actieplannen een kader voor intensievere dialoog en financiële en technische assistentie, door middel van onder andere «twinning» programma’s en deelname aan bepaalde Gemeenschapsprogramma’s die uitwisseling op het gebied van cultuur, onderwijs, milieu, techniek en wetenschap bevorderen.
In 2005 werden de actieplannen voor Moldavië en Oekraïne goedgekeurd en werd met de implementatie begonnen. Op basis van een tussentijdse evaluatie kon worden vastgesteld dat Moldavië en Oekraïne goede voortgang hebben geboekt ten aanzien van de implementatie van de actieplannen, maar ook werd duidelijk dat er nog belangrijke hervormingen doorgevoerd moeten worden.
Onder het Britse voorzitterschap startten de onderhandelingen met Georgië, Armenië en Azerbeidzjan over hun respectievelijke actieplannen. Aangezien de Unie geen samenwerkingsovereenkomst heeft met Belarus vanwege de politieke situatie in dit land, kan met Belarus geen actieplan worden afgesloten.
De relaties met Rusland zijn de afgelopen jaren geïntensiveerd door de totstandkoming van de vier zogenoemde gemeenschappelijke ruimten. Op economisch gebied zijn verschillende dialogen aangegaan om van gedachten te wisselen over energie, transport, luchtvaart en industrie. De EU hoopt op spoedige toetreding van Rusland tot de WTO. In het kader van de ruimte voor veiligheid, vrijheid en recht wordt overlegd over de bestrijding van terrorisme, over het sluiten van overeenkomsten inzake visumfacilitatie en terug- en overname. Bovendien is er een aparte mensenrechtendialoog opgezet. Rusland en de EU werken op vele gebieden samen, maar dit verhult niet dat de samenwerking soms moeizaam verloopt en niet altijd concrete voortgang wordt geboekt. Zo staan de subcomités onder de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) al sinds 2003 op non-actief, omdat Rusland niet deelneemt. Tijdens de aanstaande besprekingen over een nieuw PSO zal dan ook bekeken moeten worden hoe met Rusland effectiever kan worden samengewerkt, zodat niet alleen op politiek niveau wordt gesproken, maar ook op technisch niveau vooruitgang kan worden geboekt. De nieuwe PSO biedt zo de gelegenheid een aantal vragen te bespreken over de belangrijke relatie van de EU met Rusland. In het kader van het vervolg van de PSO worden ook afspraken met Rusland voorzien over energie. Ook de ratificatie van het energiehandvest blijft prioriteit. Daarbij is wat Nederland betreft ook de vraag aan de orde in welke vorm de EU-Rusland Energiedialoog voortgezet moet worden.
De relaties met de Mediterrane en de bredere Midden-Oosten regio zijn intensiever geworden en de nadruk is meer komen te liggen op hervormingen. Voor de Unie blijft het Barcelona-proces het eerst aangewezen forum om de dialoog hierover met de zuidelijke buren verder te intensiveren. Ter ondersteuning van het Barcelona-proces en de bilaterale associatieakkoorden heeft Nederland de ontwikkeling van de zuidelijke dimensie van het zogenaamde Europees Nabuurschapsbeleid actief gesteund. In dit kader zijn met een aantal landen actieplannen uitonderhandeld, waarin afspraken staan over democratisering, respect voor de mensenrechten en veiligheid. Deze vormen de basis voor verwezenlijking van de politieke en economische prioriteiten van de Unie voor de korte en de middellange termijn. Met Israël, Jordanië, Tunesië, Marokko en de Palestijnse Autoriteit zijn inmiddels Actieplannen overeengekomen. Marokko en Jordanië lopen wat betreft implementatie voorop. De onderhandelingen over het actieplan met Egypte en Libanon bevinden zich in de slotfase. Zodra de Associatieovereenkomst met Algerije in werking is getreden zou in beginsel ook met dit land een actieplan kunnen worden overeengekomen. Aangezien de Unie geen samenwerkingsovereenkomst heeft met Syrië en Libië, zullen met deze landen vooralsnog geen actieplannen worden afgesloten.
In 2005 vond de tienjarige verjaardag van het Barcelona-proces plaats. Hoewel het potentieel van het proces groot blijft, blijven de feitelijke resultaten vooralsnog achter bij de verwachtingen. De Middellandse Zee-partners betonen zich teleurgesteld over de bijdrage die het Barcelona-proces aan de economische ontwikkeling in de regio heeft geleverd. Toch is het een voornaam forum voor overleg tussen de EU en de zuidelijke buren en blijft het cruciaal met het oog op de hervormingsagenda. Na moeizame onderhandelingen is een uitgebreid vijfjarig werkplan aangenomen waarin in voldoende mate aandacht wordt besteed aan hervormingen (politiek pluralisme, vrije verkiezingen, positie van de vrouw, ratificatie VN-verdragen, vrijheid van meningsuiting, rol van het maatschappelijk middenveld en goed bestuur).
Het politieke wederopbouwproces in Irak werd in 2005 afgesloten met een referendum over de nieuwe grondwet in oktober en parlementsverkiezingen in december. In mei 2006 werd een brede Iraakse regering geïnstalleerd.
In oktober 2005 startten de EU en Irak een formele politieke dialoog. De Europese Commissie heeft begin 2006 een kantoor in Bagdad geopend en richt zich onder andere op capaciteitsopbouw van het overheidsapparaat, mensenrechten en «rule of law».
Irak blijft voor grote wederopbouwuitdagingen staan. Het is van groot belang dat een brede Iraakse regering in staat zal zijn de nationale eenheid te bevorderen en de geweldspiraal te keren. De belangrijkste uitdagingen betreffen verbetering van de veiligheids- en mensenrechtensituatie, economische hervormingen en een mogelijk herzieningsproces van de grondwet. De internationale gemeenschap kan aan deze wederopbouw een cruciale bijdrage blijven leveren door politiek engagement en technische assistentie. Nederland blijft hieraan bijdragen in NAVO- en EU-kader, wat dit laatste betreft onder andere via de «Rule of Law» missie EUJUSTLEX.
De Europese Unie beoogt voorts de relatie met Irak te bestendigen door het sluiten van een handels- en samenwerkingsakkoord met de nieuwe Iraakse regering.
In augustus 2005 verwierp Iran een pakket maatregelen die de E3 (Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Duitsland) in samenwerking met HV Solana namens alle lidstaten hadden samengesteld om Iran aan te moedigen aan zijn non-proliferatieverplichtingen te voldoen. Sinds februari 2006 is het Iraanse nucleaire programma onderwerp van beraadslagingen in de VN-Veiligheidsraad. De E3 blijven een belangrijke rol spelen bij inspanningen een diplomatieke oplossing te vinden. De EU heeft Iran te verstaan gegeven dat Iran ook met betrekking tot de overige zorgpunten – dit zijn de Iraanse opstelling met betrekking tot het Midden-Oosten Vredesproces, zijn steun aan terrorisme en de Iraanse mensenrechtensituatie – een verslechtering van de EU-Iran relaties riskeert.
Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)
De Israëlische terugtrekking uit de Gazastrook en delen van de noordelijke Westoever, zomer 2005, gaf uiteindelijk niet de gehoopte nieuwe impuls aan het Midden-Oosten Vredesproces. Wel kwam in november 2005 op initiatief van de Kwartet-gezant voor de wederopbouw van de Palestijnse economie, James Wolfensohn, een akkoord tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit tot stand over toegang tot de Palestijnse Gebieden. In het kader van dit akkoord stuurde de EU op verzoek van beide partijen een grenswaarnemingsmissie. Deze missie houdt toezicht op de controle van de grensovergang tussen de Gazastrook en Egypte door de Palestijnse Autoriteit. Nederland neemt aan deze missie deel.
De afgelopen maanden zijn de spanningen tussen Israël en de Palestijnen sterk toegenomen en is sprake van een ernstige verslechtering van de economische situatie in de Palestijnse Gebieden. Deze houden in algemene zin verband met het aantreden van een nieuwe, door Hamas geleide Palestijnse regering in maart 2006 en tegen Palestijnen gerichte Israëlische maatregelen, maar de situatie verslechterde meer concreet door aanhoudende raketbeschietingen vanuit de Gaza-strook en de ontvoering van een Israëlische militair alsmede de Israëlische reactie daarop. Terugkeer naar een politiek proces op basis van de routekaart voor vrede raakt daarmee steeds verder uit zicht. De inspanningen van de EU zullen de komende periode, mede in Kwartet-verband, gericht zijn op het bevorderen van een vreedzame oplossing van het conflict, op het verlenen van humanitaire steun aan de Palestijnse bevolking, op aanvaarding door Hamas van de door het Kwartet gestelde eisen en op hervatting van de politieke dialoog tussen Israël en president Abbas op basis van de routekaart.
In reactie op de ontvoering door Hezbollah van een tweetal Israëlische militairen ontplooide Israël op 13 juli een grootschalige militaire operatie in Libanon. Van de zijde van Hezbollah werd hierop gereageerd met beschietingen van het noorden van Israël. Op 14 augustus werd op basis van VN-Veiligheidsraadsresolutie 1701 een staakt-het-vuren bereikt. De Europese Unie tracht in samenwerking met de internationale gemeenschap een bijdrage te leveren aan een definitieve oplossing van de crisis. In dit kader spannen EU-lidstaten zich in om een bijdrage aan de nieuwe UNIFIL-macht tot stand te brengen. Daarnaast worden substantiële bijdragen geleverd ter ondersteuning van de humanitaire hulpverlening aan de slachtoffers van het conflict. Uiteraard wordt er door de Europese Unie eveneens getracht op politiek niveau een bijdrage te leveren aan het bereiken van een geconsolideerde diplomatieke oplossing van het conflict.
Relaties met andere derde landen
De succesvolle EU-VS Top in juni 2006 heeft bevestigd dat de transatlantische betrekkingen uitstekend zijn. Tijdens de Top werden heldere boodschappen afgegeven over onder andere energievoorzieningszekerheid, het bevorderen van vrijheid, mensenrechten en democratie, vrede en veiligheid, en het versterken van de economische relatie. Een belangrijk resultaat van de Top is de bekrachtiging van het Actieplan ter bescherming van Intellectuele Eigendom in derde landen (China). Op economisch terrein heeft de VS in het voorjaar van 2006 onder grote druk van de EU (retaliaties) de «Foreign Sales Cooperation»-regelgeving ingetrokken die strijdig bevonden was met de WTO-regels.
Onder het Finse voorzitterschap zullen de afspraken van deze EU-VS Top geïmplementeerd worden. De samenwerking om democratie te bevorderen in derde landen zal voortgezet worden, evenals de samenwerking in conflict- en post-conflictgebieden zoals Irak en Afghanistan. Energievoorzieningszekerheid is eveneens een belangrijk nieuw terrein voor transatlantische samenwerking. Aandachtspunten blijven de naleving van internationaal humanitair recht door de VS en kwesties zoals Guantanamo Bay en mogelijke CIA-vluchten met op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten. Voorts zal naar aanleiding van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 30 mei 2006 waarin de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de VS inzake de overdracht van passagiersgegevens nietig werd verklaard, met de VS een oplossing moeten worden gevonden voor de overdracht van passagiersgegevens. Verder zal het Finse voorzitterschap de afronding van het EU-VS luchtvaartakkoord nastreven en klimaatverandering weer op de agenda van de transatlantische betrekkingen zetten.
Door de regeringswisseling in Canada zijn in de EU–Canada relatie geen nieuwe initiatieven ontplooid. De onderhandelingen door de Commissie over de afsluiting van een Trade Investment Enhancement Agreement (TIEA) tussen de EU en Canada is in afwachting van de uitkomsten van de WTO-Doharonde opgeschort.
Als gevolg van het toenemende economische en politieke belang van de regio staat Azië onverminderd hoog op de Europese agenda. Op alle fronten werd en wordt gewerkt aan de versterking van de relaties met Azië. De EU zal de komende jaren de strategische partnerschappen met China, India en Japan verder vorm moeten geven.
De EU-China Top in september 2005 stond in het teken van samenwerking op zowel politiek (waaronder mensenrechten) als economisch gebied. Naar verwachting zal tijdens de EU-China Top in september 2006 het startsein gegeven worden voor onderhandelingen over de nieuwe samenwerkingsovereenkomst. Tevens zal worden toegewerkt naar een re-admissie overeenkomst. Het geschil tussen China en de EU over textiel vergde in 2005 de nodige inspanningen om tot een aanvaardbare oplossing voor beide partijen te komen.
Wat India betreft werd tijdens de EU-India Top in 2005 een actieplan vastgesteld dat inhoud geeft aan het tijdens de vorige top overeengekomen strategisch partnerschap. Met de implementatie is reeds begonnen, onder andere door de oprichting van een EU-India Energie Panel. Tijdens de EU-Japan Top in april 2006 is het belang van een strategische dialoog eveneens bevestigd.
Voorts bevinden de onderhandelingen over de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten (PSO’s) van de EU met Indonesië, Thailand, Singapore en de Filippijnen zich in een vergevorderd stadium. Deze zullen in de tweede helft van 2006 afgerond worden. In deze PSO’s zijn, zoals gebruikelijk, de standaardclausules aangaande mensenrechten, non-proliferatie en terrorismebestrijding opgenomen.
De EU levert een belangrijke bijdrage aan de wederopbouw/stabiliteit in de Indonesische provincie Atjeh met de Aceh Monitoring Mission (AMM) bestaande uit 130 waarnemers uit EU-lidstaten, waaronder Nederland, en 96 waarnemers uit ASEAN-landen. De AMM ziet toe op de implementatie van het vredesakkoord, dat in augustus 2005 in Helsinki ondertekend werd door de Indonesische regering en de onafhankelijkheidsbeweging GAM. Het ijkpunt voor het vredesproces zijn de lokale verkiezingen in Atjeh in augustus 2006. Op verzoek van de Indonesische autoriteiten en de GAM zal de AMM, in afgeslankte vorm, tot en met deze verkiezingen in Atjeh aanwezig zijn.
De Unie was in 2005 nauw betrokken bij de stabilisatie en wederopbouw van Afghanistan. Met de ondertekening van de Gemeenschappelijke Verklaring over Partnerschap in november 2005, is de inzet van de EU in Afghanistan geformaliseerd. Voorts is EU Speciaal Gezant Vendrell nauw betrokken bij de politieke ontwikkelingen in Afghanistan. De parlementaire verkiezingen in Afghanistan zijn mede door adequate ondersteuning van de EU goed verlopen. De Unie is na de VS de tweede grootste donor voor Afghanistan. Het creëren van veiligheid en stabiliteit, de ontwikkeling van bestuursstructuren en de uitbreiding van het overheidsgezag en het ondersteunen van wederopbouw en humanitaire activiteiten zijn daarbij prioritair.
Op multilateraal niveau zal de Unie haar samenwerking in ASEM (Asia-Europe Meeting) en ARF (Asean Regional Forum) verband, alsmede met regionale groepen als ASEAN (Association of South-East Asian Nations), EAS (East Asia Summit) en SAARC (South Asian Association for Regional Cooperation) voortzetten. De EU zal ook in deze fora veel aandacht blijven besteden aan onderwerpen als stabiliteit, de strijd tegen terrorisme, non-proliferatie en mensenrechten.
In het algemeen zal de Unie haar economische relaties met Azië het komende jaar in het licht van mogelijke uitkomsten van de WTO-Doharonde heroverwegen. Veel Aziatische landen zijn erg actief in het sluiten van bilaterale vrijhandelsakkoorden met onder meer de VS waardoor de EU dreigt hier de boot te missen. In dit kader zal de EU een oordeel moeten vormen over de aanbevelingen van de ASEAN «vision group» aangaande de versterking van de economische betrekkingen tussen de EU en ASEAN.
Het beleid van de Europese Unie ten aanzien van Afrika heeft zich in de laatste jaren sterk ontwikkeld. Zo wordt nu ook het Europees Veiligheid- en Defensiebeleid (EVDB) in Afrika ingezet. Tegelijkertijd werkt de EU aan het verdiepen van de politieke relaties met de Afrikaanse Unie via regelmatige bijeenkomsten op hoog niveau.
In december 2005 stelde de Europese Raad een EU-strategie Afrika vast. In de strategie staan armoedebestrijding, het bevorderen van duurzame economische groei, handel en integratie en het bijdragen aan vrede en veiligheid centraal. De strategie legt een aantal principes vast op basis waarvan de EU de relaties met Afrika nader zal invullen, zoals de eigen verantwoordelijkheid van de Afrikaanse organisaties voor het tot stand brengen van vrede, veiligheid en goed bestuur. Verder staan gelijkheid, partnerschap en «ownership» centraal in de EU-Afrika relaties. Nederland onderschrijft deze strategie volledig. De principes en uitgangspunten zijn vrijwel gelijk aan het Nederlandse Afrikabeleid zoals in 2003 uiteengezet in de nota «Sterke mensen, zwakke staten – Het Nederlandse beleid ten aanzien van Afrika ten zuiden van de Sahara in meerjarig perspectief».
In 2006 en 2007 zal de uitvoering van Europees beleid zoals gepresenteerd in de Afrika-strategie ter hand worden genomen, daar waar mogelijk in nauwe samenwerking met de Afrikaanse Unie en de sub-regionale organisaties. Hierbij zal in de komende jaren bijzondere aandacht worden besteed aan het thema migratie.
De EU heeft in 2006 zowel politiek als op humanitair en financieel terrein een belangrijke rol gespeeld in Soedan. De EU Speciale Vertegenwoordiger Haavisto heeft in hoge mate bijgedragen aan de Abuja-vredesonderhandelingen tussen de regering en de verschillende rebellengroepen. Daarnaast heeft de EU via de «African Peace Facility» met 212 miljoen euro een groot deel van de African Union Mission in Sudan (AMIS) gefinancierd. De Commissie kondigde begin 2006 aan dat zij 100 miljoen euro beschikbaar zou stellen voor de wederopbouw van Soedan en in het bijzonder Darfur. De door Nederland geïnitieerde donorconferentie in september 2006 is gericht op het genereren van verdere additionele middelen. Daarnaast heeft Nederland aangeboden de coördinatie van de wederopbouw voor Darfur op zich te nemen. De situatie in de grensstreek met Tsjaad heeft eveneens de volledige aandacht van de EU.
Met het oog op een goed verloop van een lange serie verkiezingen in de Democratische Republiek Congo heeft de EU op verzoek van de VN een strategische reserve geleverd (EUFOR RD Congo) om de vredesmacht MONUC bij te staan. De EU stuurt tevens verkiezingswaarnemers en zal verder uitwerking geven aan het uitgebreide ontwikkelingsprogramma van de EG, dat meer dan 475 miljoen euro voor de periode tot en met 2007 bedraagt en zich met name richt op armoedebestrijding en wederopbouw.
De EU is in Zuid-Amerika de belangrijkste buitenlandse investeerder, de leidende donor en na de VS de belangrijkste handelspartner van de LAC-landen. De samenwerking van de EU met de Latijns-Amerikaanse en Caribische regio stond de afgelopen jaren in het teken van de implementatie van afspraken gemaakt tijdens de tweejaarlijkse EU-LAC topontmoetingen waarvan de laatste in mei 2006 in Wenen werd gehouden.
Na de ondertekening in december 2003 van een gemengd akkoord voor politieke dialoog en samenwerking met de landen van Midden-Amerika en de Andes-Gemeenschap en hervatting van de onderhandelingen over een Associatieakkoord met Mercosur, werd tijdens de top in 2004 bezien of onderhandelingen konden worden geopend met de landen van de Andes-Gemeenschap en Midden-Amerika over een Associatieakkoord, inclusief een Vrijhandelsakkoord. Daartoe werd verdere integratie van de betrokken regio’s noodzakelijk geacht. Bij de top in Wenen werd op deze basis besloten tot onderhandelingen met de landen van Midden-Amerika.
De Europese Commissie presenteerde in januari 2006 haar Mededeling «A stronger partnership between the European Union and Latin America», op basis waarvan in februari 2006 Raadsconclusies werden aangenomen.
Voor Nederland is een goede relatie met de regio altijd belangrijk geweest, mede vanwege de ligging van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het streven is er op gericht de vrede en veiligheid van het Koninkrijk te bevorderen door het versterken van democratie en rechtsstaat in Latijns-Amerika en de Cariben, door multilaterale samenwerking met de LAC-landen ter handhaving van de internationale rechtsorde en respect voor mensenrechten, maar zeker ook door de bestrijding van illegale drugs- en wapenhandel.
Brazilië en Mexico zijn de meest interessante markten waar Nederland streeft naar uitbreiding van mogelijkheden voor investeringen.
Thematische aspecten van het externe beleid
Aan de ontwikkelingen in het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid en het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid is in Hoofdstuk 1 aandacht besteed.
Op handelsgebied stond het afgelopen jaar in hoge mate in het teken van het WTO-onderhandelingsproces in het kader van de Doha Development Agenda (DDA)
De Conferentie in Hongkong van december 2005 moest aanvankelijk een grote sprong voorwaarts zijn richting afsluiting van de Doha-ronde in 2006. In de aanloop naar Hongkong bleek echter dat de posities op de belangrijkste onderdelen van de agenda nog ver uiteen lagen. De onderhandelingspositie van EU-onderhandelaar Commissaris Mandelson werd bemoeilijkt door interne verdeeldheid binnen de Unie. Nederland bleef de Commissie steunen en inzetten op een ambitieus en gebalanceerd eindresultaat van de Doha-ronde en pleitte voor het bewaren van de eenheid binnen de Unie. De Conferentie werd mede door de EU-inzet, waarbij Nederland een niet onbelangrijke rol heeft gespeeld, een bescheiden succes. De overeengekomen ministeriële verklaring was vooral van belang voor de positionering van de verschillende partijen voor het «eindspel» dat in 2006 zou plaatsvinden. De voornaamste resultaten van Hongkong waren een einddatum (2013) voor de afschaffing van exportsteun voor de landbouw en een ontwikkelingspakket. Dit pakket behelste onder andere, in navolging van het EU «Everything But Arms»-beleid, nagenoeg vrije toegang voor bijna alle produkten uit de Minst Ontwikkelde Landen tot de markten van alle rijke landen en rijkere ontwikkelingslanden. Voorts werd op de voor de EU en Nederland belangrijke terreinen van industriegoederen en diensten de ruimte voor een hoog ambitieniveau in de verdere onderhandelingen behouden. In Hong Kong werd door de WTO-leden een concreet tijdpad afgesproken om aan het eind van 2006 tot een substantieel resultaat van de Doha Ontwikkelingsronde te komen.
Ondanks al deze goede voornemens en een concreet tijdpad bleek midden juli dat het vooralsnog onmogelijk was om de belangrijkste partijen dichter bij elkaar te krijgen. Zelfs het politieke signaal dat nog door de G-8 leiders in juli werd afgegeven over het belang van een overeenkomst over de hoofdpunten van de onderhandelingen mocht niet baten. Op 24 juli 2006 heeft DG WTO Lamy de onderhandelingen in het kader van de Doha Ontwikkelingsronde in de volle breedte en voor onbepaalde tijd opgeschort.
Voorkomen moet worden dat wat in de ronde al is bereikt, weer ongedaan wordt gemaakt. De EU heeft erop aangedrongen dat een aantal ontwikkelingsrelevante punten, zoals speciale en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelingslanden in de huidige afspraken, vrije markttoegang voor de minst ontwikkelde landen en het pakket handelsfacilitatie, wordt losgemaakt van de ronde om een zelfstandig ontwikkelingspakket te vormen, tezamen met initiatieven die formeel geen onderdeel uitmaken van de ronde, zoals «Aid for Trade», het «Integrated Framework», ontwikkelingsvriendelijker origineregels en verbetering van de mogelijkheden voor ontwikkelingslanden om gebruik te maken van het geschillenbeslechtingsysteem. Deze inzet wordt door Nederland actief gesteund, maar mag niets afdoen aan het beginsel van de «single undertaking»: een snelle herstart van de onderhandelingen in de ronde blijft de inzet.
Algemeen Preferentieel Stelsel (APS)
Het Algemeen Preferentieel Systeem is een eenzijdig EU-handelsinstrument dat ruim 180 begunstigde (ontwikkelings)landen tariefkortingen/vrijstellingen op produkten geeft, zolang de landen voldoen aan een aantal criteria. Op 1 januari 2006 is de nieuwe APS-verordening in werking getreden. Relevant daarbij is vooral de instelling van het APS+ dat reeds in juli 2005 van kracht werd en de zogeheten drugsclausule vervangt. Het APS+ voorziet in tariefkortingen op de preferentiële tarieven van het «gewone» APS. De drugsclausule kwam ten goede aan met name een aantal Latijns-Amerikaanse landen1, die extra preferenties ontvingen vanwege hun inspanningen in de bestrijding van onder andere drugshandel. Deze clausule werd evenwel in strijd bevonden met de WTO-regels omdat het een beperkte lijst van begunstigde landen was en de onderbouwing voor de landenkeuze ontbrak.
Het APS+ staat in principe open voor alle begunstigde landen, maar om in aanmerking te komen moeten landen voldoen aan de definitie van «kwetsbaar land» en moeten landen 16 in de verordening opgesomde VN- en ILO-conventies op het gebied van mensenrechten geratificeerd en geïmplementeerd hebben. Landen moeten daarnaast minstens 7 van 11 opgesomde verdragen hebben geratificeerd en geïmplementeerd op gebied van milieu en goed bestuur, waaronder drugsbestrijding, en zich committeren aan het ratificeren en implementeren van de overige verdragen voor 31 december 2008. Tot de begunstigde landen behoren onder andere Bolivia en Peru.
Afrikaanse, Caraïbische en Stille Oceaan-landen (ACS)
Een belangrijk deel van de Europese samenwerking met ontwikkelingslanden vindt plaats in het kader van de ACS-EG Partnerschapsovereenkomst (de Overeenkomst van Cotonou). De onderhandelingen met de ACS landen over de herziening van de Overeenkomst zijn op de ACS-EG Raad van 25 juni 2005 afgerond.
De Overeenkomst van Cotonou is een goed voorbeeld van geïntegreerd extern EU beleid. In Cotonou is namelijk naast ontwikkelingssamenwerking aandacht voor mensenrechten, goed bestuur, democratisering en het verbeteren van de handelsmogelijkheden van ACS landen via Economic Partnerships. Met de herziening van de Overeenkomst is de reikwijdte van de samenwerking met de Afrikaanse, Caraïbisch en Stille Oceaan-landen voor de EU in belangrijke mate en op belangrijke terreinen toegenomen. Bij de herziening is een aantal elementen opgenomen die de Overeenkomst weer «up-to-date» maken. Tegelijkertijd zijn nieuwe mogelijkheden voor samenwerking met de ACS-landen geïntroduceerd. Zo is er een non-proliferatieclausule ten aanzien van massavernietigingswapens opgenomen en is de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding vastgelegd. Ook is het belang van het Internationaal Strafhof bevestigd.
Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) financiert de samenwerking onder de ACS-EG Partnerschapsovereenkomst en de Landen en Gebieden Overzee (inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba). Negentig procent van het Europees Ontwikkelingsfonds, onderdeel van de Overeenkomst van Cotonou, komt ten goede aan de minst ontwikkelde en lage inkomenslanden. Ook de belangrijkste principes van de «Economic Partnership Agreements» met de ACS-regio’s zijn in de Overeenkomst van Cotonou vastgelegd.
Een laatste voorbeeld dat het belang van de Overeenkomst aangeeft, zijn de verschillende instrumenten onder het EOF die in belangrijke mate aan de ontwikkeling van Afrika bijdragen. Voorbeelden hiervan zijn de Water Faciliteit en de Afrikaanse Vredesfaciliteit. In 2006 heeft de Raad besloten voor deze laatste faciliteit, die grotendeels in Soedan en Congo is ingezet, ongeveer 100 miljoen euro per jaar te reserveren voor de periode 2008–2013. Hierbij zijn de laatste 300 miljoen euro afhankelijk van een evaluatie van de Vredesfaciliteit.
Op de Europese Raad van december 2005 is besloten niet over te gaan tot de integratie van het EOF in de EU begroting, maar wederom een volgend, dat wil zeggen een tiende intergouvernementeel fonds in te stellen. Het plafond voor het tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor 2008–2013 is door de Europese Raad vastgesteld op 22,682 miljard euro. Op de ACS-EG Raad van 1–2 juni 2006 is het tiende EOF gezamenlijk door de ACS landen en de EU lidstaten vastgesteld. Hiermee zijn de onderhandelingen over de herziening van de Overeenkomst van Cotonou afgesloten en kan over worden gegaan tot ratificatie. Het gezamenlijk vastgestelde Financieel Kader wordt van kracht zodra de herziene Overeenkomst in werking treedt.
Economic Partnership Agreements
In het kader van de Overeenkomst van Cotonou onderhandelt de Commissie namens de Europese Gemeenschap met zes groepen van Afrikaanse, Caraïbisch en Stille Oceaan-landen (ACS) over regionale handelsverdragen, de «Economic Partnership Agreements» (EPA’s). De huidige eenzijdige preferenties die de EU aan de ACS-landen verleent, worden door middel van de EPA’s omgezet in uiteindelijke (WTO-conforme) vrijmaking van handel aan beide kanten. De onderhandelingen zijn in 2003 en 2004 gestart en moeten uiterlijk 1 januari 2008 zijn afgerond.
In het afgelopen jaar zijn de daadwerkelijke onderhandelingen over EPA’s met alle regio’s geopend, waarbij SADC (Zuidelijk Afrika) en ECOWAS (West Afrika) het verst gevorderd zijn. Het zal een grote uitdaging voor zowel de EU als de ACS regio’s zijn om voor 1 januari 2008 de onderhandelingen op een goede manier af te ronden. De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen heeft op 10–11 april 2006 conclusies aangenomen over EPA’s. Hierin verzoekt de Raad de Commissie een evaluatie van het verloop van de onderhandelingen uit te voeren. De Commissie heeft aangegeven in de programmering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voorrang te verlenen aan de steunmaatregelen die noodzakelijk zijn voor een succesvolle totstandkoming van de EPA’s.
Het VK had armoedebestrijding en het beleid ten aanzien van Afrika hoog op de agenda staan van zowel zijn EU- als zijn G8-voorzitterschap. Het akkoord over de ODA-doelstellingen («Official Development Assistance»), dat de Raad reeds in mei 2005 had gesloten, creëerde een gunstige uitgangspositie voor het Britse voorzitterschap om op het gebied van ontwikkelingssamenwerking ook daadwerkelijk vooruitgang te boeken. Aangezien de agenda’s van het Nederlandse, Luxemburgse en Britse voorzitterschap goed op elkaar afgestemd waren, kon het VK op veel terreinen voortzetten of afronden wat Nederland en Luxemburg in gang hadden gezet: de VN-Top in september 2005 (de «stocktaking» van de «Millennium Development Goals» of MDG’s), de herziening van de Beleidsverklaring over de EG Ontwikkelingssamenwerking uit 2000, de evaluatie van de hervormingen van het beheer van de EG-hulp en verdere verbetering van de effectiviteit van de EG/EU-hulp.
De aanvaarding van de Gezamenlijke EU/EG Beleidsverklaring Ontwikkelingssamenwerking door de Raad, de Commissie en het Europees Parlement in december 2005 kan als belangrijkste wapenfeit van het Britse voorzitterschap op ontwikkelingsgebied worden beschouwd. Nederland heeft zich actief ingezet voor de totstandkoming van deze Beleidsverklaring door reeds tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap de herziening en actualisatie van de EG Beleidsverklaring uit 2000 op de agenda te zetten. De «Millennium Development Goals» waren niet in de verklaring uit 2000 opgenomen, noch de WTO-Doha ontwikkelingsronde en de vooruitgang die de afgelopen jaren geboekt is op het gebied van harmonisatie en coördinatie. Ook actuele beleidsdiscussies over bijvoorbeeld coherentie en vrede en veiligheid waren niet in de verklaring gereflecteerd. In de nieuwe Beleidsverklaring komen deze onderwerpen wel aan bod. Armoedebestrijding als centraal uitgangspunt is gehandhaafd, hetgeen voor Nederland en gelijkgezinde lidstaten een belangrijk punt was.
Nieuw in deze Beleidsverklaring is verder het deel dat van toepassing is op de Europese Unie als geheel. Hierin worden gemeenschappelijke doelstellingen en uitgangspunten voor de lidstaten en de Europese Gemeenschap vastgelegd. In die zin is de Beleidsverklaring historisch te noemen en kan ze een belangrijke bijdrage leveren aan de harmonisatie en coördinatie van het ontwikkelingsbeleid van de lidstaten en de Gemeenschap.
Het tijdens het Britse voorzitterschap bereikte akkoord over de Financiële Perspectieven vormde de basis voor onderhandelingen over de verdere vormgeving van categorie 4 van de begroting (extern beleid). Deze werden door het Oostenrijks voorzitterschap ter hand genomen, zij het met wisselend succes. Met name ten aanzien van het zogenoemde Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking en Economische Samenwerking bleek het lastig een voor alle partijen acceptabel akkoord te bereiken. Terwijl de Commissie en de Raad een stroomlijning van categorie 4 voor ogen hadden, stuurde het Europees Parlement juist aan op een vrij gedetailleerde onderverdeling, om het recht op co-decisie optimaal te effectueren. Het Europees Parlement bleek uiteindelijk bereid water bij de wijn te doen.
Een ander punt van discussie was de zogenoemde «armoedefocus» binnen categorie 4. Het percentage van door de Commissie beheerde ODA-middelen gericht op de minst ontwikkelde landen en lage-inkomenslanden is momenteel lager dan 45% (inclusief het Europees Ontwikkelingsfonds). Pogingen van Nederland en het VK om hierin verandering te brengen stuitten echter op weerstand van andere lidstaten en het Europees Parlement, vanwege een sterke lobby ten gunste van de nabuurschapslanden. Dit heeft erin geresulteerd dat ook voor de periode 2007–2013 een substantieel deel van de EG ODA-middelen in midden-inkomenslanden wordt besteed.
De recente EU-voorzitterschappen (met name Ierland, Nederland, Luxemburg en het VK) hebben samen met de Commissie op ontwikkelingsgebied een ambitieuze beleidsagenda ten uitvoer gebracht (met betrekking tot de MDG’s, het hulpvolume, effectiviteit, harmonisatie en coördinatie, de Beleidsverklaring Ontwikkelingssamenwerking en de EU-Afrika Strategie).
Wanneer over de uitwerking van de Financiële Perspectieven een akkoord bereikt is, zal het accent in de periode 2006/2007 vooral liggen op implementatie van afspraken die de afgelopen jaren in EU-verband werden gemaakt. Met name op het gebied van harmonisatie en coördinatie (en in het verlengde daarvan: complementariteit) staat de lidstaten en de Gemeenschap veel werk te doen, zowel op het niveau van hoofdsteden als – en vooral – op lokaal niveau.
Dit betekent dat de komende voorzitterschappen waarschijnlijk relatief weinig aan «agenda-setting» zullen doen. Naast implementatie van afspraken, heeft het Finse voorzitterschap wel beleidscoherentie voor ontwikkeling als prioriteit aangemerkt. Dit zal betekenen dat een werkprogramma op dit terrein, dat mede op initiatief van Nederland in het voorjaar van 2006 door de Raad werd aangenomen, verder geoperationaliseerd zal worden.
3.3 Raad Economische en Financiële Zaken
10–11 juli 2006 | Eurogroep/Ecofin in Brussel |
14 juli 2006 | Ecofin in Brussel (begroting) |
8–9 september 2006 | Informele Ecofin in Helsinki |
9–10 oktober 2006 | Eurogroep/Ecofin in Luxemburg |
6–7 november 2006 | Eurogroep/Ecofin in Brussel |
21 november 2006 | Ecofin in Brussel (begroting) |
27–28 november 2006 | Eurogroep/Ecofin in Brussel |
29–30 januari 2007 | Eurogroep/Ecofin in Brussel |
26–27 februari 2007 | Eurogroep/Ecofin in Brussel |
29–30 maart 2007 | Eurogroep/Ecofin in Brussel |
20–21 april 2007 | Informele Ecofin |
7–8 mei 2007 | Eurogroep/Ecofin in Brussel |
4–5 juni 2007 | Eurogroep/Ecofin in Luxemburg |
Tijdens de voorzitterschappen van het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk heeft de Ecofin Raad zich geconcentreerd op de volgende thema’s:
• Coördinatie van het economisch beleid/Implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
• Lissabon-agenda
• Vermindering van administratieve lasten
• Integratie van financiële markten
• Bestrijding van terrorismefinanciering
• Belastingen
Coördinatie van het economisch beleid/Implementatie van het SGP
De eerste ervaringen met het hernieuwde Stabiliteits- en Groeipact stemmen niet tot ontevredenheid. De Raad heeft de nieuwe begrotingsregels consistent toegepast. Het hernieuwde pact biedt de mogelijkheid om bij een kleine en tijdelijke overschrijding van de 3%-grens een land buiten de buitensporigtekortprocedure te houden. Ondanks een aanvankelijk beroep op dit criterium door het Verenigd Koninkrijk en Italië, was in die gevallen naar inzichten van de Raad geen sprake van een tijdelijke overschrijding. Daarom is voor deze landen, nadat het EMU-saldo een overschrijding van de 3%-grens liet zien in 2005, een buitensporigtekortprocedure gestart. Zij hebben respectievelijk tot 2006 en 2007 de tijd gekregen om het tekort beneden 3% te brengen.
Volgens de nieuwe regels kan verder een aanbeveling (onder artikel 104.7 EG-verdrag) worden herhaald in geval van tegenvallende groei. Voor Duitsland heeft de Raad besloten geen gebruik te maken van deze mogelijkheid. Begin 2006 heeft de Raad Duitsland een aanmaning (onder artikel 104.9 van het EG-Verdrag) opgelegd, aangezien het land er niet in was geslaagd het tekort in 2005 beneden de 3% te brengen. Volgens de aanmaning moet Duitsland het buitensporige tekort uiterlijk in 2007 gecorrigeerd hebben. Frankrijk ten slotte is erin geslaagd het tekort in 2005 beneden de 3% te brengen. De Raad heeft echter nog geen beslissing genomen over beëindiging van de Franse procedure, daar op dit moment nog onduidelijk is in hoeverre de correctie een duurzaam karakter kent.
De Raad heeft wel de mogelijkheid benut om langere correctietermijnen toe te staan aan lidstaten. Daarbij zijn in alle gevallen duidelijke verplichtingen opgelegd wat betreft de reductie van het structurele EMU-saldo gedurende deze periode. In 2005 zijn de buitensporigtekortlanden de opgelegde verplichting tot structurele tekortreductie over het algemeen nagekomen en de Europese Commissie voorziet dat dit ook in 2006 het geval zal zijn. Meer algemeen geldt dat na een beperkte daling in 2004 het gemiddelde structurele EMU-saldo van de eurozone in 2005 aanzienlijk is verbeterd (0,7% BBP). In het licht van het recente economische herstel in Europa is de belangrijkste uitdaging voor de lidstaten om het budgettaire consolidatieproces verder door te zetten in 2006 en 2007. In 2006 en 2007 zullen dan ook diverse beslissingen moeten worden genomen over de voortgang in de genoemde buitensporigtekortprocedures en over de procedures die reeds zijn gestart voor de inwerkingtreding van het hernieuwde Stabiliteits- en Groeipact. In totaal bevinden zich vijf eurolanden in een procedure (naast de genoemde landen ook Griekenland en Portugal) en zes niet-eurolanden (naast het Verenigd Koninkrijk ook Malta, Slowakije, Polen, Hongarije en Tsjechië).
Vermindering van administratieve lasten
Reeds in 2004 is een start gemaakt voor een gemeenschappelijke aanpak bij het terugdringen van administratieve lasten voor ondernemingen. Er is een gemeenschappelijke meetmethode voor administratieve lasten ontwikkeld en per 1 januari 2006 ingevoerd. De zogenoemde «impact assessments» zullen zowel toegepast worden op nieuwe Europese regelgeving als op bestaande regels. Een dergelijke methodologie kan ook worden gebruikt voor een betere toetsing van subsidiariteit en proportionaliteit.
Integratie van financiële markten
Het uit 2000 daterende Actieplan Financiële Diensten, dat tot doel heeft een interne markt te realiseren op het gebied van financiële dienstverlening (banken, verzekeringen en effecten), is in 2005 afgerond. In vervolg hierop heeft de Commissie eind 2005 een Witboek gepubliceerd met daarin de beleidsvoornemens op het gebied van financiële diensten voor de periode 2005–2010 (zie hierna).
Bestrijding terrorismefinanciering
Het blijvende belang van de aanpak van de financiering van terrorisme is nogmaals benadrukt in een door Nederland georganiseerde internationale Terrorisme Financiering Conferentie op 15 en 16 maart 2006 in Den Haag. De bestrijding van de financiering is door de veranderende organisatiestructuur van sommige netwerken – minder centraal aangestuurd – echter complexer geworden. Bij de feitelijke financiering van de aanslagen, zoals onder meer uit onderzoek na de aanslagen in Londen is gebleken, gaat het bovendien voornamelijk om kleine bedragen. Mede om deze redenen wordt de «follow the money» benadering, naast preventieve maatregelen zoals het bevriezen van tegoeden, steeds belangrijker. De uitkomsten van de conferentie zijn op 7 juni 2006 gepresenteerd tijdens de Ecofin-Raad.
Onder Brits en Oostenrijks voorzitterschap is voorts blijvend veel aandacht geweest om de financiering van terrorisme tegen te gaan. De voorbereidingen voor de implementatie van de zogenaamde Derde richtlijn Witwassen (juni 2005 aangenomen) zijn in volle gang. Ten behoeve van deze implementatie zijn in mei jl. de zogenaamde «implementing measures» aangenomen.
Daarnaast is de verordening «Cash couriers» eind 2005 aangenomen. Deze moet het mogelijk maken beter inzicht te krijgen in bewegingen van contante geldstromen aan de externe grenzen van de Unie en zal vanaf 15 juli 2007 van toepassing zijn.
Het Britse en het Oostenrijkse voorzitterschap hebben zich met name ingezet om op tal van BTW-onderwerpen vooruitgang te boeken. Onder het Oostenrijkse voorzitterschap is een akkoord bereikt over de mogelijkheid om de verlaagde BTW-tarieven op arbeidsintensieve diensten als genoemd in bijlage K bij de Zesde BTW-richtlijn te verlengen tot en met 31 december 2010. Nederland is tevreden over het akkoord.
Verder is op BTW-gebied onder het Oostenrijkse voorzitterschap een akkoord bereikt over de verlenging van de «e-commerce richtlijn» tot eind 2006. Op andere BTW-onderwerpen, zoals de richtlijnvoorstellen inzake de plaats van dienst, «one stop shop» en de voorstellen tot wijziging van de achtste BTW-richtlijn kon de discussie nog niet worden afgesloten.
De Commissie heeft in juni 2006 een eerste verslag aan de Ecofin Raad uitgebracht over de voortgang van het werk op het terrein van het tot stand brengen van een gemeenschappelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting. De Commissie is voornemens om in 2008 met voorstellen hiervoor te komen.
Over het hiervoor genoemde Witboek Financiële dienstenstrategie 2005–2010 zijn begin mei 2006 Raadsconclusies aangenomen. De focus zal in genoemde periode liggen op de tijdige en consistente implementatie van de richtlijnen uit het Actieplan Financiële Diensten. Belangrijke nieuwe initiatieven zullen liggen op terreinen als nieuwe solvabiliteitsvereisten voor verzekeraars («Solvency 2»), een nieuw wettelijk kader voor betaaldiensten en nieuwe regels voor effectenafwikkelsystemen («clearing and settlement»).
De wenselijkheid van regelgeving op Europees niveau is evident. Het vormgeven van een EU-geïntegreerde markt voor financiële dienstverlening is in het belang van de consument en van sterke financiële instellingen. In verband met het creëren van een «level playing field» dient de benodigde wet- en regelgeving op EU-niveau te worden vastgesteld. Dit «level playing field» moet voorts worden bewaakt door uniforme toepassing van deze EU-regels door de Europese financiële toezichthouders («supervisory convergence»). Nieuwe regelgeving wordt voorts onderworpen aan een proportionaliteitstoets via de «impact assessments».
Uitbreiding van de Europese Unie en deelname aan ERM-II
Sinds de toetreding van 10 lidstaten in 2004 nemen acht lidstaten deel aan het wisselkoersmechanisme ERM-II: Denemarken, Estland, Letland, Slovenië, Cyprus, Malta, Litouwen en Slowakije. Deze lidstaten worden goed gemonitord. Ook in de andere nieuwe lidstaten zullen voorbereidingen worden gestart om op termijn de euro in te voeren. Alvorens zij op termijn zouden kunnen toetreden tot de eurozone, moeten zij immers voldoen aan alle Maastricht-criteria waaronder deelname aan ERM-II.
Tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap hebben de Commissie en de Europese Centrale Bank op verzoek convergentierapporten voor Slovenië en Litouwen opgesteld. De Commissie heeft geconcludeerd dat Slovenië voldoet aan alle Maastricht-criteria en heeft dan ook een voorstel tot intrekken van de derogatie voor Slovenië ingediend. Na advies van het Europees Parlement en bespreking door de regeringsleiders hebben de lidstaten met dit voorstel ingestemd. Slovenië zal in januari 2007 overgaan tot het invoeren van de euro. Voor Litouwen heeft de Commissie geen voorstel tot opheffing van de derogatie gedaan, omdat Litouwen niet voldoet aan het inflatiecriterium van de Maastricht-criteria.
In het najaar komt de Commissie met convergentierapporten voor de andere deelnemende lidstaten in ERM-II. De Raad zal deze rapporten bespreken en mogelijke voorstellen tot opheffing van derogaties in overweging nemen. Hiernaast zal de Raad mogelijke aanvragen tot deelname aan ERM-II beoordelen.
De Raad zal nauw toezien op de toepassing en naleving van de regels van het Stabiliteits- en Groeipact. In een Unie met één gemeenschappelijke munt en een gemeenschappelijk monetair beleid kan een gebrek aan budgettaire discipline in één lidstaat negatieve externe gevolgen hebben in andere lidstaten. Europese begrotingsregels kunnen de negatieve effecten tegengaan en tevens bijdragen aan het vertrouwen in de EMU en de euro.
Er zal verder gewerkt worden aan de BTW-voorstellen waarover nog geen overeenstemming was bereikt en ook de werkzaamheden op het terrein van de gemeenschappelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting zullen worden voortgezet.
De behandeling van de EU-begroting verloopt als volgt:
– eerste lezing van het Voorontwerp van de Begroting (VOB) tijdens de Ecofin Raad (begroting) van 14 juli 2006. Vaststelling ontwerpbegroting door de Raad;
– eerste lezing ontwerpbegroting door het Europees Parlement in plenaire zitting in oktober 2006;
– tweede lezing van de ontwerpbegroting zoals geamendeerde door het Europees Parlement op 21 november 2006;
– tweede lezing van de ontwerpbegroting door het Europees Parlement in december 2006.
In 2007 verloopt de voorbereiding voor de begroting 2008 in principe langs dezelfde lijnen.
Op 14 juli kwam de Raad (begroting) bijeen ter bespreking van de ontwerpbegroting voor 2007. Voorafgaand aan de eerste lezing van de begroting door de Raad is traditiegetrouw een delegatie van de Begrotingscommissie van het Europees Parlement ontvangen. Deze conciliatiebijeenkomst is bedoeld om mogelijke geschilpunten tussen Raad en Europees Parlement op te lossen.
Conciliatie met het Europees Parlement
De inhoudelijke discussie over de begroting 2007 beperkte zich, conform verwachting, vooral tot het uitwisselen van wederzijdse standpunten, bijvoorbeeld over het externe beleid – waaronder de middelen voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) – de administratieve uitgaven en de betalingskredieten.
Onderzocht werd ook of Raad en Europees Parlement, de twee takken van de begrotingsautoriteit, het eens zouden kunnen worden over een aantal verklaringen, onder andere over de administratieve uitgaven. De Raad en het Europees Parlement hebben goede nota genomen van elkaars standpunten en verklaringen, maar gaven aan dat vooral in de tweede helft van het jaar hierover verder onderhandeld moet worden. Concrete resultaten werden nog niet geboekt.
Eerste lezing door de Raad van het VOB 2007 en vaststelling van de ontwerpbegroting 2007
De Raad heeft in eerste lezing met gekwalificeerde meerderheid de ontwerpbegroting voor 2007 vastgesteld. De ontwerpbegroting 2007 wordt nu aangeboden aan het Europees Parlement voor eerste lezing. De tweede lezing van de begroting 2007 door de Raad zal op 21 november 2006 plaatsvinden.
Op totaalniveau zijn de resultaten van het bereikte compromis dat er voor 2007 125,8 miljard euro aan vastleggingskredieten beschikbaar is (3,67% stijging ten opzichte van 2006; de Commissie stelde een stijging voor van 4,6%). De betalingskredieten bedragen in het compromisvoorstel 114,6 miljard. Dit is een stijging van 2,26% ten opzichte van 2006 in plaats van de door de Commissie voorgestelde 3,9%. De totale marges onder de Financiële Perspectieven voor 2007 zijn hiermee 2,6 miljard aan vastleggingskredieten en 9,1 miljard aan betalingskredieten. Het totaal aan betalingskredieten komt overeen met 0,98% van het EU-BNI.
Een gekwalificeerde meerderheid van de Raad kon zich vinden in de voorgestelde ontwerpbegroting 2007. Nederland gaf aan het voorzitterschap te zullen steunen tijdens de conciliatie, maar stelde zich niet te kunnen vinden in het afgesproken niveau van betalingen, vooral bij de structuurfondsen. Op basis van cijfers van de Commissie zelf, blijkt dat er voor het lopende jaar (2006) al een forse achterstand is in de uitputting van betalingskredieten ten opzichte van 2005 en de prognoses van de Commissie. Bovendien geldt dat in de opstartfase veel programma’s nog niet direct tot betalingen zullen leiden. Voorkomen moet worden dat, net als in de beginjaren van de periode 2000–2006, weer forse overschotten op de begroting ontstaan. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat ten aanzien van de ontwikkeling van de EU-begroting, dezelfde economische realiteit moet gelden als op nationaal niveau, zeker ook gezien de budgettaire situatie in een aantal lidstaten.
Op voorstel van het Finse voorzitterschap is een verklaring overeengekomen voor een efficiency-operatie voor de komende periode (Financiële Perspectieven 2007–2013). In deze verklaring wordt onder andere gesteld dat slechts 50% van de posten (exclusief die voor vertalingen) die vrijvallen door pensioneringen, opnieuw gevuld mogen worden.
Hoewel de voltallige Raad (op Spanje na) het principe van de efficiency operatie steunt, bleek er bij een aantal – vooral nieuwe en zuidelijke – lidstaten behoefte aan een nadere uitwerking hiervan, waardoor meer inzicht wordt verkregen in de gevolgen voor de Commissie. Op voorstel van de Commissie is besloten dat in het najaar 2006 hier in meer detail naar gekeken zal worden.
3.4 Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
24 juli 2006 | JBZ-Raad in Brussel |
21–22 september 2006 | Informele JBZ-Raad in Tampere |
5–6 oktober 2006 | JBZ-Raad in Luxemburg |
4–5 december 2006 | JBZ-Raad in Brussel |
15–16 januari 2007 | Informele JBZ-Raad |
15–16 februari 2007 | JBZ-Raad in Brussel |
19–20 april 2007 | JBZ-Raad in Luxemburg |
12–13 juni 2007 | JBZ-Raad in Luxemburg |
3.4.1 Asiel, migratie en buitengrenzen alsmede integratie
Het afgelopen jaar stond vooral in het teken van de uitwerking van de afspraken op het terrein van asiel en migratie die zijn gemaakt in het Haags Programma. Een van de elementen van het Haags Programma betreft een betere samenwerking op het terrein van asiel, met als uiteindelijk doel een gemeenschappelijke asielprocedure in 2010. De Europese Commissie heeft in dit kader een mededeling gepresenteerd over betere samenwerking tussen de nationale asieldiensten. Ook heeft de Raad conclusies aangenomen over praktische samenwerking op het terrein van asiel, waaronder het gemeenschappelijk verzamelen, verwerken en gebruiken van informatie over landen van herkomst en de invoering van een enkelvoudige procedure. Dit laatste houdt in dat alle beschermingvormen, te weten de vluchtelingenstatus en vormen van subsidiaire bescherming, door één instantie worden onderzocht en beoordeeld. Nederland en een aantal andere lidstaten, waaronder de nieuwe lidstaten, kennen al een dergelijke procedure. Ook is er door de Raad gesproken over het opstellen van een gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst. De Raad heeft overeenstemming bereikt over een wederzijds informatiesysteem op het terrein van asiel en migratie.
Verder heeft de Commissie op het gebied van migratie een Groenboek gepresenteerd over de toekomst van het Europees Migratie Netwerk (EMN). Dit netwerk is op initiatief van de Europese Commissie in 2002 opgericht en heeft als doel het verzamelen van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens ten behoeve van de Gemeenschap, de lidstaten en op de langere termijn het publiek.
Illegale immigratie, grenzen, terugkeer en externe betrekkingen
De tragedies op de Middellandse Zee en de bestorming van de hekken op de Spaanse enclaves Ceuta en Melilla hebben ertoe geleid dat het onderwerp illegale immigratie prominent op de agenda van de Europese Raad in Hampton Court is komen te staan. Voor een betere bestrijding van illegale immigratie is niet alleen sterkere samenwerking tussen de EU-lidstaten nodig, op welk gebied het sinds mei 2005 operationele Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de EU-lidstaten een belangrijke rol vervult, maar is ook meer en betere samenwerking met derde landen essentieel. De gebeurtenissen rondom de Canarische eilanden in het voorjaar van 2006 hebben het belang hiervan alleen maar onderstreept.
Verder is het Schengenhandboek herzien. De nieuwe communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) zal op 13 oktober 2006 in werking treden.
Voorts heeft de Raad conclusies aangenomen over vrijwillige terugkeer. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat vrijwillige terugkeer een volwaardig onderdeel is van een evenwichtig, effectief en duurzaam terugkeerbeleid.
De Commissie heeft een mededeling over regionale beschermingsprogramma’s gepresenteerd. De Raad heeft haar steun hiervoor uitgesproken en de Commissie verzocht voorstellen uit te werken voor proef-beschermingsprogramma’s in Oekraïne, Moldavië, Wit-Rusland en Tanzania. De Commissie heeft aangegeven dat de programma’s in de tweede helft van 2006 van start zouden moeten kunnen gaan.
Tevens bereikte de Raad onder Oostenrijks voorzitterschap overeenstemming over de verhoging van de leges voor visa. Deze verhoging was nodig vanwege de invoering van biometrische gegevens in visa. Ook gekoppeld aan de invoering van biometrie in visa, heeft de Raad gesproken over de oprichting van gemeenschappelijke aanvraagcentra voor visa. Verder heeft de Raad overeenstemming bereikt over een communautaire code met betrekking tot regels voor overschrijding van de grenzen door personen, alsmede in dit verband het praktisch handboek grenzen.
De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007–2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie kaderprogramma’s, die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma’s. Vier van die deelprogramma’s vormen de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007–2013 van een kaderprogramma met betrekking tot solidariteit en het beheer van migratiestromen. Deze vier deelprogramma’s betreffen het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008–2013 (EVF III), het Buitengrensfonds voor de periode 2007–2013, het Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007–2013 (Integratiefonds) en het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008–2013. Deze Fondsen vervangen de bestaande Europese fondsen op het terrein van asiel en migratie. Het is niet gelukt om onder Oostenrijks voorzitterschap hierover overeenstemming te bereiken.
De Raad zal verder spreken over een gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst, waarover momenteel nog geen overeenstemming is bereikt.
Verder zal in de Raad het Beleidsplan over Legale Migratie worden besproken, dat de Commissie eind 2005 heeft gepresenteerd. Hierin worden een aantal niet-wetgevende en wetgevende maatregelen genoemd op het terrein van legale migratie waarmee beter kan worden ingespeeld op de behoeften van de nationale en Europese arbeidsmarkt. De Commissie is van plan om de eerste twee wetgevende maatregelen die hierin worden genoemd, een kaderrichtlijn waarin de basisrechten van migranten worden opgenomen en een richtlijn voor kennismigratie, in 2007 te presenteren.
Een tweede versie van het Europese handboek over integratie zal worden opgesteld. Voorts hoopt de Commissie eind 2006 een website te ontwikkelen, waarop ervaringen met en informatie over integratie kunnen worden uitgewisseld.
Illegale immigratie, grenzen, terugkeer en externe betrekkingen
Eind 2006 zal de Raad naar verwachting een akkoord bereiken over de oprichting van een visumdatabank (EU-VIS), waarin ook biometrische gegevens zullen worden opgeslagen. Ook zal de Commissie wijzigingen voorstellen die het toegangs- en visumbeleid van de EU verder verfijnen. Zij zal uiterlijk in 2007 een voorstel voor de oprichting van gemeenschappelijke EU-aanvraagcentra voor visa indienen.
Onder Fins voorzitterschap zal verder worden gesproken over een richtlijn over terugkeerprocedures. Zowel het Brits als het Oostenrijks voorzitterschap kon hierover geen overeenstemming bereiken. Voorts zal de Commissie onder Fins voorzitterschap een mededeling over de relatie tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking presenteren. Lidstaten zullen intensiever gaan samenwerken met derde landen, met name in de Mediterrane regio, om humanitaire tragedies op zee te voorkomen. Ook wordt bescherming van vluchtelingen in de regio’s van herkomst verder opgepakt. In dit kader zullen onder Fins voorzitterschap proef-beschermingsprogramma’s van start gaan.
Onder Fins voorzitterschap zal overeenstemming worden bereikt over de vier fondsen met betrekking tot solidariteit en het beheer van migratiestromen: het EVF III, het Buitengrensfonds, het Integratiefonds en het Europees Terugkeerfonds.
3.4.2 Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken
Wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en onderlinge aanpassing van regelgeving
De Europese politiële en justitiële samenwerking in strafzaken stond het afgelopen jaar in het teken van de uitvoering van het Haags Programma en het bijbehorende Actieplan. Op onderdelen kon goede voortgang worden geboekt. Zo werd onder Brits voorzitterschap overeenstemming bereikt over een richtlijn met betrekking tot dataretentie. Deze richtlijn roept een bewaarplicht voor telecommunicatieverkeersgegevens in het leven. Onder het Oostenrijke voorzitterschap kon overeenstemming worden bereikt over een kaderbesluit om wetgeving met betrekking tot georganiseerde misdaad in de Lidstaten nader tot elkaar te brengen. Tevens werd een akkoord bereikt over het Europees Bewijsverkrijgingsbevel. Een akkoord hierover was in december 2005 nog onmogelijk gebleken, waardoor de Raad de deadline miste die hij zichzelf daags na de terroristische aanslagen in Londen had gesteld. Het Bewijsverkrijgingsbevel moet snelle en efficiënte strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten bij het vergaren en overdragen van (bestaand) bewijs mogelijk maken. In het kaderbesluit met betrekking tot het Bewijsverkrijgingsbevel is expliciet vastgelegd – dit was voor Nederland zeer belangrijk – dat lidstaten de uitvoering van een bewijsverkrijgingsbevel mogen weigeren indien het strafbare feit geheel of ten dele op hun eigen grondgebied is gepleegd. Met de dataretentie-bewaarplicht en het bewijsverkrijgingsbevel tot hun beschikking moeten autoriteiten in de Lidstaten effectiever kunnen optreden tegen georganiseerde misdaad en terrorisme.
De onderhandelingen over een Europees tenuitvoerleggingsbevel zijn gestart. Dit kaderbesluit introduceert een verplichting tot overname van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die aan een eigen onderdaan is opgelegd in een andere EU-Lidstaat. Het voorstel beoogt de resocialisatie van veroordeelden te bevorderen.
De onderhandelingen over het ontwerp-kaderbesluit over procedurele rechten in strafprocedures zijn nog niet afgerond. Dit voorstel legt een aantal basisrechten vast zoals het recht op rechtsbijstand en kosteloze vertolking en vertaling. Een aantal lidstaten is echter van oordeel dat de Raad hierover geen juridisch bindend kaderbesluit zou moeten aannemen. Deze lidstaten staan een niet juridisch bindende resolutie voor.
De Raad sprak verschillende malen over de gevolgen van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie inzake milieustrafrecht (zaak C-176/03). Op 13 september 2005 bepaalde het Hof in essentie dat de Gemeenschapswetgever de lidstaten in een richtlijn kan verplichten om ernstige inbreuken op het gemeenschapsrecht op het terrein van milieubeleid strafbaar te stellen in hun wetgeving, omdat men het gebruik van strafrechtelijke sancties door de lidstaten onontbeerlijk acht om een wezenlijke doelstelling van het EG-verdrag te bereiken. De JBZ-Raad van 21 februari 2006 bereikte overeenstemming over een document met praktische procedurele afspraken die beogen te waarborgen dat de JBZ-ministers adequaat betrokken zijn bij de besluitvorming over EG-instrumenten die strafrechtelijke bepalingen bevatten. Deze afspraken moeten helpen bij het veilig stellen van de eenheid van het Gemeenschapsrecht, en het bewaken van de consistentie van het Europese en het nationale strafrecht.
Operationele samenwerking van lidstaten en instellingen
Het versterken van de operationele samenwerking tussen de lidstaten en met de instellingen blijft een prioriteit bij de uitvoering van het Haags Programma, maar de voortgang hiermee is in de afgelopen periode wisselend geweest.
De Commissie heeft in oktober 2005 een voorstel uitgebracht voor een kaderbesluit met betrekking tot het uitwisselen van informatie volgens het beschikbaarheidsbeginsel. In het Haags Programma is vastgelegd dat met ingang van 1 januari 2008 de uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie gebaseerd dient te zijn op het beginsel van beschikbaarheid. Dit betekent, kort gezegd, dat het voor rechtshandhavingsdiensten in de gehele Unie mogelijk is de informatie te verkrijgen die in een andere lidstaat beschikbaar is. De onderhandelingen over dit kaderbesluit verkeren thans nog in de beginfase en het is de vraag of de in het Haags Programma neergelegde deadline zal worden gehaald. Wel werd onder het Britse voorzitterschap overeenstemming bereikt over een kaderbesluit over de vereenvoudiging van de informatieuitwisseling tussen de politiediensten van de lidstaten. Over het ontwerp-kaderbesluit voor de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – dit is in het bijzonder van belang zodra informatie zal worden uitgewisseld op basis van het beschikbaarheidsbeginsel – zijn de onderhandelingen verder op streek.
De onderhandelingen over een besluit tot versterking van de samenwerking tussen politiediensten, in het bijzonder aan de binnengrenzen, liepen vast. De inhoud van het besluit was in de loop van de besprekingen zodanig verwaterd dat het volgens het Oostenrijkse voorzitterschap geen zin had verder te onderhandelen. Een aantal lidstaten benadrukte in de besprekingen reeds vergaande bilaterale of multilaterale (zoals in het Verdrag van Prüm) afspraken met de buurlanden te hebben gemaakt. Ook Nederland heeft dergelijke afspraken met de buurlanden gemaakt. Verdere versterking van de operationele samenwerking binnen de EU, in het bijzonder aan de binnengrenzen, blijft echter, in lijn met het Haags programma, prioritair in de komende periode. In dit verband wordt thans gesproken op basis van een Nederlands voorstel om de samenwerking bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid tijdens grootschalige, internationale evenementen (zoals sportevenementen) verder te verbeteren en te stroomlijnen.
Een voorstel van de Commissie om de informatie-uitwisseling tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten onderling en met Europol te reguleren bleek bij een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, op bezwaren te stuiten. Die bezwaren golden niet het beginsel dat met Europol relevante informatie wordt uitgewisseld, maar de wijze waarop daaraan in het voorstel uitvoering werd gegeven. De Commissie heeft haar voorstel ingetrokken en beraadt zich op een nieuw voorstel.
De onderhandelingen over een voorstel voor (beperkte) toegang tot het Visum Informatie Systeem voor rechtshandhavingsdiensten voor het doel van preventie en opsporing van terrorisme en overige ernstige criminaliteit, zijn een eind op streek.
Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft het Schengen Informatie Systeem II (SIS II) als een topprioriteit behandeld. Dit is ook logisch, inwerkingtreding van dit nieuwe systeem is een noodzakelijke voorwaarde voor de toetreding tot Schengen van de nieuwe lidstaten per 1 juli 2007.
In EU-verband zijn nieuwe stappen gezet in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. In het Haags Programma is vastgelegd dat vanaf 1 januari 2006 door Europol een jaarlijkse «dreigingsanalyse» over ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit wordt opgesteld, op basis waarvan de Raad vervolgens de jaarlijkse strategische prioriteiten vaststelt. Conform het Haags Programma heeft Europol een eerste «dreigingsanalyse» opgesteld. Dit document is meer toekomstgericht dan de eerdere jaarlijkse Rapporten Georganiseerde Criminaliteit. De dreigingsanalyse moet uitdrukkelijk als een eerste proeve worden gezien – de kwaliteit en de kwantiteit van de informatie die de lidstaten hebben aangeleverd bleek nogal uiteen te lopen. Op basis van de dreigingsanalyse zijn door de JBZ-Raad in juni 2006 strategische prioriteiten vastgesteld. Deze prioriteiten zijn per Europese regio toegespitst op de specifieke dreiging die uitgaat van criminele samenwerkingsverbanden. De JBZ-Raad heeft tevens een implementatieschema ter uitwerking van deze prioriteiten aangenomen. Nederland wordt specifiek genoemd in de Atlantische regio op het punt van de bestrijding van productiecentra voor synthetische drugs. De Europese Unie geeft hiermee nadere invulling aan de zogenaamde «informatie-gestuurde opsporing». Nederland staat positief tegenover dit traject en de overeengekomen EU-prioriteiten. Deze sluiten aan bij de nationale speerpunten georganiseerde criminaliteit die zijn vastgesteld op basis van het Nationaal Dreigingsbeeld.
De Raad nam in juni 2006 eveneens conclusies aan over de verdere versterking van Europol. Nu de in het grondwettelijk verdrag voorziene Europolwet er voorlopig niet komt, heeft de Raad besloten dat enerzijds de huidige Europol-conventie die Europol te weinig slagkracht biedt, op termijn moet worden vervangen door een «gewoon» Raadsbesluit en dat anderzijds een aantal praktische maatregelen moet worden genomen om Europol zijn kerntaken beter te laten uitvoeren.
In december 2005 heeft de JBZ-Raad het Actieplan mensenhandel aangenomen. Het Actieplan gaat in op de verschillende aspecten in de aanpak van mensenhandel zoals de coördinatie van EU-optreden, het voorkomen van mensenhandel, het terugdringen van de vraag, onderzoek en vervolging, terugkeer en reïntegratie en externe betrekkingen. Regelmatig zal de voortgang van de implementatie van het EU Actieplan in de betreffende EU Raadswerkgroep plaatsvinden. Tijdens het Oostenrijks voorzitterschap heeft de JBZ-Raad Raadsconclusies aangenomen specifiek gericht op bestrijding van mensenhandel in relatie tot grote internationale evenementen zoals het WK voetbal. Daarnaast is een seminar georganiseerd over de bestrijding van kinderhandel en over de implementatie van het EU Actieplan.
Daags na de terroristische aanslagen in Londen in juli 2005 besloot de Raad de implementatie van het Actieplan voor de bestrijding van terrorisme te versnellen. Daarnaast werd onder het voorzitterschap van het VK hard gewerkt aan een nieuwe Terrorismebestrijdingsstrategie voor de Europese Unie, met een bijbehorende gedetailleerd Actieplan en een specifiek Actieplan om radicalisering en recrutering tegen te gaan. De nieuwe strategie werd in december 2005 door de Europese Raad aangenomen. De strategie geeft richting aan de ontwikkeling en verdere uitvoering van de talrijke initiatieven en maatregelen. De strategie is tevens een nuttig instrument om de werkzaamheden en inzet van de EU op dit terrein beter inzichtelijk te maken. In juni 2006 presenteerde de terrorismebestrijdingscoördinator van de EU een eerste halfjaarlijks rapport met betrekking tot de stand van zaken van de implementatie van het algemene Actieplan en het Actieplan Radicalisering en Recrutering.
De wederzijdse evaluaties zijn afgerond en er wordt in de lidstaten gewerkt aan de implementatie van de aanbevelingen. Er is een begin gemaakt met de samenwerking op het terrein van terrorismebestrijding met een aantal landen buiten de Unie.
De Raad nam op het terrein van crisisbeheersing onder andere conclusies aan met betrekking tot de beginselen voor een Europees programma inzake de bescherming van kritieke infrastructuur, crisismanagement-arrangementen, en crisisresponscapaciteiten.
Na de aanneming door de Europese Raad van juni 2005 van het EU-Drugsactieplan kon een begin gemaakt worden met de implementatie hiervan. Onder Brits voorzitterschap heeft de Raad stilgestaan bij de drugsproblematiek in Afghanistan en de benodigde EU-inzet om aan de aanpak daarvan bij te dragen.
In december 2005 namen JBZ-Raad en RAZEB een Strategie JBZ externe betrekkingen aan. De strategie beoogt het JBZ-beleid een meer prominente plaats te geven in het EU-extern beleid en een meer gecoördineerde en coherente aanpak te verzekeren. Het belang hiervan neemt al maar toe, gezien het overduidelijk grensoverschrijdend karakter van terrorisme, georganiseerde misdaad, drugshandel, asiel- en migratiestromen. De strategie benoemt enkele centrale uitgangspunten zoals het werken in partnerschap, het gebruik van positieve maatregelen, en een gedifferentieerde, flexibele en pijleroverstijgende aanpak. Elementen van JBZ-beleid zullen nadrukkelijker deel gaan uitmaken van de relaties met derde landen en regionale en internationale organisaties.
De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007–2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Recht en Rechtvaardigheid. De Raad werd het in juni 2006 eens over de algehele benadering van het deelprogramma terrorisme, het deelprogramma voorkoming en bestrijding van misdaad, alsook over het deelprogramma strafrecht.
Wederzijdse erkenning en onderlinge aanpassing van regelgeving
Ook de komende periode zal in het teken staan van de uitvoering van het Haags Programma. Het Haags Programma voorziet in een Mid-Term Review in de tweede helft van 2006. De timing van de Mid-Term Review was gekozen in het licht van de verwachte inwerkingtreding van het grondwettelijk verdrag in het najaar van 2006. Nu dit niet het geval zal zijn, zal de exercitie naar verwachting meer het karakter krijgen van het opmaken van een eerste stand van zaken van de uitvoering van het Haags Programma en, voorzover nodig, het in het licht daarvan enigszins bijstellen van enkele prioriteiten. De Commissie heeft ter voorbereiding hierop een aantal mededelingen gepresenteerd.
De onderhandelingen over het Europees tenuitvoerleggingsbevel zullen naar verwachting worden voortgezet, net als de besprekingen over het onderwerp procedurele rechten in strafzaken.
Operationele samenwerking van lidstaten en instellingen
De Raad heeft een volle agenda voor de komende periode, waarbinnen de onderhandelingen over het ontwerp-kaderbesluit met betrekking tot het uitwisselen van informatie volgens het beschikbaarheidsbeginsel, en, in samenhang daarmee, het ontwerp-kaderbesluit gegevensbescherming in de derde pijler, van bijzonder groot belang zijn.
Daarnaast zal de Raad prioriteit geven aan de verdere ontwikkeling van SIS II.
De huidige aandacht voor het EU-Actieplan inzake beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel zal worden voortgezet. De inzet zal daarbij liggen op verdere implementatie en niet op het initiëren van nieuwe regelgeving. Verder heeft de Raad de Commissie gevraagd een analyse te maken van de bestaande regelgeving op het terrein van de bescherming van slachtoffers van mensenhandel.
De komende periode zal in het teken staan van de uitvoering van het Actieplan behorend bij de Terrorismebestrijdingsstrategie van de EU, alsook van het Actieplan om radicalisering en recrutering tegen te gaan.
3.4.3 Justitiële samenwerking in civiele zaken
De uitwerking van het onderdeel civielrechtelijke samenwerking van het Haags Programma had onder het Britse en het Oostenrijkse voorzitterschap prioriteit. De Raad bereikte onder andere overeenstemming over de Rome II-verordening inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele vorderingen, alsook over een verordening inzake een Europese procedure inzake geringe vorderingen. De onderhandelingen over de Rome I-verordening inzake het recht dat van toepassing is op contractuele vorderingen werden voortgezet.
De Commissie bracht groenboeken uit over erfopvolging en testamenten en over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken.
Een verdrag kwam tot stand dat voorziet in de toetreding van de nieuwe EU-lidstaten tot het Europees Verbintenissenverdrag. Ook kwamen verdragen tot stand die zien op toepasselijkheid van de verordening Brussel I (erkenning van toepasselijk recht in geschillen over burgerlijke en handelszaken) en de Betekenisverordening in de betrekkingen tussen EU-lidstaten en Denemarken.
Tijdens de informele Raad in januari 2006 in Wenen sprak de Raad over de informatievoorziening aan de JBZ-Raad over civielrechtelijke aspecten van wetgeving die in verschillende raadsformaties aan de orde komt.
Naar verwachting zal in de komende periode verder worden gesproken over de Rome I-verordening alsook over een richtlijn inzake bemiddeling. De onderhandelingen over een verordening over internationaal alimentatierecht zullen voortgang vinden, parallel aan de onderhandelingen over een mondiaal alimentatieverdrag, waarin de EU actief participeert. Een groenboek over internationaal huwelijksvermogensrecht wordt in 2006 verwacht. Een ontwerpverordening over de internationale bevoegdheid en het toepasselijk recht in echtscheidingszaken zal in september 2006 worden ingediend. In september 2006 zal naar verwachting voorts een herzien verdrag van Lugano worden vastgesteld. Dit verdrag regelt de erkenning van toepasselijk recht in geschillen over burgerlijke en handelszaken in de betrekkingen tussen de EU-lidstaten en enige andere staten.
3.5 Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
3.5.1 Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
6–8 juli 2006 | informele Raad WSBVC in Helsinki |
6–7 oktober 2006 | informele Raad gelijke kansen |
7 november | Raad WSBVC in Brussel |
30 november–1 december 2006 | Raad WSBVC in Brussel |
18–19 januari 2007 | informele Raad werkgelegenheid en sociaal beleid |
22–23 februari 2007 | Raad WSBVC in Brussel |
16 mei 2007 | informele Raad familiezaken en gelijke kansen |
30–31 mei 2007 | Raad WSBVC in Brussel |
Gemeenschapsprogramma voor Werkgelegenheid en Maatschappelijke Solidariteit (PROGRESS)
De Raad heeft in juni 2006 een akkoord bereikt over de invulling van het communautaire programma PROGRESS 2007–2013. Het dient ter financiële ondersteuning van de EU-doelstellingen op het terrein van werkgelegenheid en sociaal beleid. Met PROGRESS wordt een geïntegreerd programma op dit terrein tot stand gebracht. PROGRESS is daartoe verdeeld in 5 beleidslijnen:
1. werkgelegenheid
2. sociale bescherming en insluiting
3. arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden
4. anti-discriminatie en diversiteit
5. gendergelijkheid.
Het totaalbedrag van 743,25 miljoen euro zal over de vijf secties worden verdeeld in een verhouding van 23%, 30%, 10%, 23% en 12% (de resterende 2% dient ter dekking van de uitvoeringskosten). Het programma zal per 1 januari 2007 van start gaan.
Het jaar van de mobiliteit van werknemers (2006)
In de Sociale Beleidsagenda 2005–2010 is aangekondigd dat 2006 «het jaar van de mobiliteit van werknemers» zal zijn. In het najaar belegt Nederland in dit kader een Europese bijeenkomst over kenniswerkers.
De Raad heeft ook onder Oostenrijks voorzitterschap geen akkoord bereikt over de arbeidstijdenrichtlijn. Ook nu sprong overeenstemming af op de bepalingen die gaan over de «opt out». Dit betekent dat ook de Europese «reparatie» van de uitspraken van het Hof in de zaken Simap en Jaeger uitblijft. Het Finse voorzitterschap heeft aangegeven de behandeling van dit dossier voort te zullen zetten en daartoe een extra Raad te zullen organiseren op 7 november 2006.
De Raad heeft in juni besloten tot de oprichting van een Europees Genderinsituut. Het instituut zal een onafhankelijke kennisinstelling worden met onder andere als taken het verzamelen en analyseren van onderzoeksgegevens, en de ontwikkeling van methoden om objectiviteit en betrouwbaarheid van data te vergroten. Op deze wijze kan het instituut ondersteuning bieden aan zowel de Europese instellingen als de lidstaten bij de promotie van gelijke kansen van mannen en vrouwen en het bestrijden van seksediscriminatie. Onder Fins voorzitterschap zal overeenstemming moeten worden bereikt met het Europees parlement over dit dossier. Het is, met de onderhandelingen hierover in het verschiet, niet aannemelijk dat het instituut daadwerkelijk – zoals de Raad graag zou zien – op 1 januari 2007 operationeel is.
Het jaar van de gelijke kansen voor iedereen (2007)
Het jaar 2007 is uitgeroepen tot het Europese jaar van de gelijke kansen voor iedereen.
Ook Nederland zal hieraan aandacht besteden met activiteiten in alle grote steden en provincies en media-aandacht op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Het doel is een betere bekendheid met de gelijke behandelingswetgeving en de infrastructuur voor gelijke behandeling.
Richtlijn overdraagbaarheid aanvullende pensioenen
De voorgestelde richtlijn beoogt het vrije verkeer van werknemers en de mobiliteit op de Europese arbeidsmarkt te bevorderen via verbetering van de overdraagbaarheid van de aanvullende pensioenen. De Commissie wil met deze richtlijn deelnemers aan bedrijfspensioenregelingen het recht geven hun opgebouwde rechten in regelingen mee te nemen naar een nieuwe werkgever.
Het doel de arbeidsmobiliteit te bevorderen wordt door Nederland ondersteund. Het huidige voorstel is echter niet van toepassing op alle aanvullende pensioenregelingen en kent dermate veel uitzonderingsgronden op het recht op waardeoverdracht dat zeer betwijfeld moet worden of op deze wijze een bijdrage wordt geleverd aan het wegnemen van belemmeringen. Door de grote diversiteit aan pensioenstelsels in de EU zijn de gevolgen van dit richtlijnvoorstel voor de verschillende lidstaten ook zeer divers. Nederland heeft aangegeven dat het niet kan instemmen met een richtlijn die slechts voor een beperkt aantal lidstaten materiële werking heeft. Ook andere lidstaten zijn zeer terughoudend ten aanzien van het voorstel. Het Finse voorzitterschap zal behandeling van dit dossier voortzetten.
Mededeling Sociale Diensten van Algemeen Belang
Op 26 april 2006 heeft de Commissie de in het Witboek over Diensten van Algemeen Belang van mei 2004 reeds aangekondigde Mededeling gepubliceerd. De Mededeling heeft tot doel de specifieke kenmerken van sociale diensten te identificeren en de relatie tot het Gemeenschapsrecht te verduidelijken. De Commissie kondigt een consultatie over dit onderwerp en een tweejaarlijks Commissierapport aan. De Commissie wil deze consultatie afwachten, alvorens te bezien of wetgeving wenselijk en/of noodzakelijk is.
Coördinatie sociale zekerheidsregelingen
In vervolg op de modernisering van de coördinatieverordening sociale zekerheid (Verordening 883/04) is onder Oostenrijks voorzitterschap een begin gemaakt met de daardoor noodzakelijk geworden aanpassing van de uitvoeringsverordening. De totale behandeling van deze technische verordening zal nog geruime tijd nemen. Mogelijk kan onder Duits voorzitterschap politieke besluitvorming plaatsvinden.
Het «Globalisation Adjustment Fund» maakt onderdeel uit van het pakket Financiële Perspectieven. Raad en Europees Parlement zullen naar verwachting eind van dit jaar een positie in eerste lezing innemen. De ingangsdatum van 1 januari 2007 komt daarmee onder druk te staan.
Mededeling detachering werknemers
Het doel van deze mededeling is om lidstaten, ondernemingen en werknemers door middel van richtsnoeren duidelijkheid te bieden over hun rechten en plichten wanneer werknemers naar een andere lidstaat worden gedetacheerd. Nederland is een voorstander van een volledige operationele interne markt voor diensten. Nederland verwelkomt dan ook de richtsnoeren van de Commissie op het gebied van de controle door het gastland. Nederland is geen voorstander van het instellen van een meldingsplicht voor personeel uit EU-lidstaten waarvoor wel vrij verkeer van werknemers geldt: de oude EU-15, Malta en Cyprus.
Daarnaast is Nederland voorstander van intensivering van de samenwerking tussen de landen van oorsprong en ontvangende lidstaten op het gebied van informatie-uitwisseling ter bestrijding van illegale activiteiten en oneerlijke arbeidsvoorwaarden.
Kaderstrategie Veiligheid en gezondheid
In de loop van dit jaar zal de Europese Commissie een voorstel publiceren voor de nieuwe kaderstrategie veiligheid en gezondheid.
De Europese Commissie heeft al geruime tijd een groenboek arbeidsrecht in voorbereiding. Naar verwachting zal dit in de tweede helft van 2006 worden gepubliceerd.
De Raad sprak onder andere op 9 december 2005 en op 2 juni 2006 over «pandemic preparedness», de voorbereiding in lidstaten op een uitbraak van een grieppandemie. Daarbij is vooral gesproken over de noodzaak van het versterken van de EU-coördinatie bij de voorbereiding op een uitbraak van een pandemie, de behoefte aan duidelijke en beheerste voorlichting aan het publiek en de mogelijkheid voor verdere actie op EU-niveau. Nederland heeft bij die gelegenheden naar voren gebracht zich voor te bereiden op een uitbraak van een grieppandemie. Nederland heeft het belang benadrukt van verdere afstemming en gezamenlijke actie binnen de EU, vooral binnen het Europees centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. De EU-activiteiten dienen te passen binnen de mondiale kaders van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Wereldvoedselorganisatie (FAO) en de Office International des Epizooties (OIE, ook wel WOAH, World Organisation for Animal Health).
Groenboek geestelijke gezondheid
De Raad debatteerde op 9 december 2005 over het Groenboek geestelijke gezondheid, overigens zonder hieraan conclusies te verbinden. Dit Groenboek over samenwerking tussen EU-lidstaten en uitwisseling van «best practices» over maatregelen op het gebied van openbare geestelijke gezondheid werd op 14 oktober 2005 gepresenteerd. Nederland onderschreef in dit debat het belang van geestelijke gezondheid in lidstaten en het belang van het Groenboek. Nederland bestudeert momenteel het groenboek en zal op een later tijdstip met een reactie komen. Een belangrijke vraag voor Nederland is daarbij hoe een strategie op EU-niveau zich verhoudt tot de bevoegdheden van lidstaten op het gebied van openbare gezondheidszorg.
De Raad bereikte op 2 juni 2006 een akkoord over de richtlijn over levensmiddelenadditieven. De regels voor additieven zijn in de Gemeenschap volledig geharmoniseerd. Zij betreffen toevoegingen aan voedsel van bijvoorbeeld conserveermiddelen, anti-oxidanten en verdikkingsmiddelen. Hoewel Nederland de harmonisatie van normen voor additieven toejuicht, heeft het zich in de Raad uitgesproken tegen een productspecifieke aanpak met betrekking tot nitraat en nitriet in traditioneel bereide vleeswaren. Nederland geeft de voorkeur aan een generieke benadering en meent dat de gekozen aanpak, een tabel, leidt tot een verhoging van de administratieve lasten voor lidstaten, terwijl de handhaafbaarheid van wetgeving niet verbeterd wordt.
Voedings- en gezondheidsclaims
Na lang onderhandelen is na de tweede lezing in het Europees Parlement op 10 mei 2006 een akkoord bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement over de verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims op levensmiddelen.
Bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging, preventie van overgewicht
De Europese Commissie heeft op 8 december 2005 het Groenboek «Bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten» gepresenteerd. Volgens Nederland is het beleid ten aanzien van gezonde voeding en lichaamsbeweging primair een nationale en lokale aangelegenheid, waaronder van de zorgverzekeraars. Nederland ziet wel een ondersteunende en faciliterende rol van de Europese Commissie in het bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging (onderdeel van een gezonde leefstijl), bijvoorbeeld bij het uitwisselen van «best practices».
Kindergeneesmiddelen (pediatrische geneesmiddelen)
Op 9 december 2005 bereikte de Raad een politiek akkoord over de herziening van de verordening over pediatrische geneesmiddelen. Essentie van de verordening is dat de farmaceutische industrie verplicht wordt bij een aanvraag voor registratie van een nieuw geneesmiddel een plan in te dienen voor onderzoek over het gebruik van het betreffende middel bij kinderen.
Actieprogramma volksgezondheid en consumentenzaken
Na het Britse en het Oostenrijkse voorzitterschap zal ook het Finse voorzitterschap de behandeling van het Actieprogramma volksgezondheid en consumentenzaken voortzetten. De Europese Commissie heeft eind mei een nieuw voorstel gepresenteerd, met een apart Actieprogramma Volksgezondheid, waarbinnen de Commissie duidelijker prioriteiten stelt. Het Programma heeft 3 doelstellingen:
• het verbeteren van de veiligheid voor burgers op het gebied van de volksgezondheid;
• het bevorderen van de gezondheid voor welvaart en solidariteit;
• het ontwikkelen en verspreiden van kennis.
De splitsing van het Programma voor Volksgezondheid en het Programma voor Consumentenbescherming komt tegemoet aan de wensen van het Europees Parlement.
De bedoeling is om de bespreking over het Actieprogramma Volksgezondheid onder het Finse voorzitterschap af te ronden.
De Raad en het Europees Parlement hebben tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap hun werkzaamheden over geneesmiddelen voor geavanceerde therapieën voortgezet. Op 16 november 2005 presenteerde de Commissie voorstellen voor drie soorten zogenoemde «geavanceerde therapieën», te weten gentherapie, somatische celtherapie en weefselmanipulatieproducten («tissue engineered products»). Doel van de voorstellen is één geïntegreerd kader voor EU-wetgeving voor deze therapieën op te stellen. De behandeling zal een vervolg krijgen tijdens het Finse en misschien het Duitse voorzitterschap. Nederland kan de doelstellingen van het voorstel onderschrijven en kan zich in grote lijnen vinden in het voorstel zelf.
De Raad en het Europees Parlement zullen tijdens het Finse voorzitterschap de bespreking van de herziening van de richtlijn inzake medische hulpmiddelen vervolgen. De herziene richtlijn is op 22 december 2005 gepresenteerd. Doel van de herziening is door verduidelijking en reparatie van bestaande wetgeving de kwaliteit en veiligheid van medische hulpmiddelen te verbeteren.
Letselpreventie en bevordering van veiligheid
Op 23 juni 2006 heeft de Commissie een Mededeling goedgekeurd over acties voor een veiliger Europa. Hierin wijst de Commissie op de grote maatschappelijke gevolgen van letsel door ongevallen en geweld en de belangrijke rol van de gezondheidszorg bij letselpreventie. Tijdens het Finse voorzitterschap zal een voorstel voor een Aanbeveling op dit vlak worden behandeld. Het Actieplan dat hier deel van uitmaakt omvat onder andere een gemeenschappelijk informatiesysteem voor letsel door ongevallen en geweld, het verzamelen van goede voorbeelden van preventie en het informeren van het publiek over de ernst en de omvang van letsel door ongevallen en geweld. Prioriteit wordt gegeven aan de veiligheid van kinderen, adolescenten, ouderen, kwetsbare weggebruikers en aan blessurepreventie, productveiligheid, en preventie van zelfmutilatie en geweld. Nederland is vanaf een vroeg stadium betrokken geweest bij de ontwikkeling van deze Aanbeveling en ondersteunt het initiatief van de Commissie. De Aanbeveling zou in Nederland de intersectorale aanpak van letsel door ongevallen en geweld en de centrale rol van de zorgsector versterken. Verwacht wordt dat deze aanpak het aantal letsels door ongevallen en geweld in Nederland verder zal kunnen doen dalen.
Rol maatschappelijk middenveld in drugsbeleid in de Europese Unie
Teruggrijpend op de prioriteiten van de EU-Drugsstrategie 2005–2012 en op één van de actiepunten uit het EU-Drugsactieplan 2005–2008, heeft de Commissie op 26 juni 2006 het Groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld («civil society») in drugsbeleid in de Europese Unie gepubliceerd. Het Groenboek inventariseert de manieren waarop samenwerking met het maatschappelijk middenveld op EU-niveau verloopt, de juridische kaders van de Europese bemoeienis met het drugsonderwerp en een beperkt aantal opties hoe de samenwerking met het Europese maatschappelijk middenveld in de toekomst verder vorm kan krijgen. De regering heeft zich nog geen oordeel gevormd over het Groenboek.
3.6 Raad voor Concurrentievermogen
10–11 juli 2006 | Informele Raad voor Concurrentievermogen in Jyväskylä |
24 juli 2006 | Raad voor Concurrentievermogen in Brussel |
25 september 2006 | Raad voor Concurrentievermogen in Brussel |
4–5 december 2006 | Raad voor Concurrentievermogen in Brussel |
19 februari 2007 | Raad voor Concurrentievermogen in Brussel |
27–28 april 2007 | Informele Raad voor Concurrentievermogen |
21–22 mei 2007 | Raad voor Concurrentievermogen in Brussel |
Na tweeënhalf jaar onderhandelen werd onder Oostenrijks voorzitterschap een politiek akkoord bereikt over de dienstenrichtlijn. Dit akkoord is in belangrijke mate gebaseerd op de uitkomst van stemming in het Europees Parlement in eerste lezing van 16 februari 2006 en het nieuwe Commissievoorstel van 4 april 2006. De belangrijkste toevoeging ten aanzien van het herziene Commissievoorstel betreft de introductie van een screenings- en meldingsbepaling voor het vrij verkeer van diensten. Nederland heeft hier, met ruime steun in de Raad, krachtig op ingezet tijdens de onderhandelingen. De screenings- en meldingsbepaling dwingt lidstaten te motiveren waarom bepaalde belemmeringen voor het vrije verkeer voor diensten nog noodzakelijk zijn. De lidstaten mogen alleen onder strikte voorwaarden eisen stellen aan de dienstverlener. Dienstverleners, en met name het midden- en kleinbedrijf (MKB), zullen hierdoor minder obstakels tegenkomen bij het grensoverschrijdend verlenen van diensten. Met dit akkoord is een stap vooruit gezet ten opzichte van de huidige situatie en wordt de basis gelegd voor het verder verbeteren van de interne markt voor diensten. Nederland hecht veel belang aan het akkoord over de dienstenrichtlijn. De richtlijn kan een belangrijke impuls geven aan de economische groei in Nederland en de EU. Het Nederlands bedrijfsleven zal kunnen profiteren van het wegnemen van belemmeringen in andere lidstaten.
Verwacht wordt dat het Europees Parlement in november 2006 zijn tweede lezing zal afronden. Indien het Europees Parlement bij tweede lezing het voorstel ongewijzigd aanvaardt, is daarmee de dienstenrichtlijn aangenomen. Indien het Europees Parlement echter nog wijzigingen wil aanbrengen, dan zal de Raad voor Concurrentievermogen zich daar vervolgens in tweede lezing over moeten uitspreken. Dit zou derhalve aan de orde kunnen zijn in de Raad van december 2006.
Onder Fins voorzitterschap stemde de Raad in met een politiek akkoord over de inhoud en de budgetverdeling binnen het Zevende Kaderprogramma, voortbouwend op het algemeen akkoord dat onder Oostenrijks voorzitterschap al was bereikt alsmede op de amendementen in eerste lezing van het Europees parlement. De Nederlandse prioriteiten komen in het politiek akkoord voldoende tot hun recht. Ondanks de noodzaak tot kortingen op de budgetten ten opzichte van het Commissievoorstel van april 2005, zal het Zevende Kaderprogramma meer ruimte scheppen voor publiek-private onderzoekssamenwerking en opleiding van onderzoekers en excellente wetenschap. Het laatste zal worden gestimuleerd door oprichting van een nieuwe, uit KP7 te financieren Europese Onderzoeksraad.
Nederland heeft aangedrongen op meer duidelijkheid over de vanuit KP7 te financieren initiatieven. Dit betreft zowel de gezamenlijke technologie-initiatieven – JTI’s – waarbij de industrie een leidende rol heeft, als de zogenaamde «artikel 169-initiatieven» die zich richten op coördinatie van nationale onderzoeksprogramma’s. De Commissie zal naar verwachting deze duidelijkheid verschaffen bij de besluitvorming over de Specifieke Programma’s. Ten aanzien van de «artikel 169 projecten» oordeelde de Commissie dat «Eurostars», waarvoor tijdens het Nederlandse EU- en Eureka-voorzitterschap de basis werd gelegd, het meest veelbelovende initiatief is.
In het Specifieke Programma «Samenwerking» is het streven opgenomen om tenminste 15% van de beschikbare middelen aan het MKB ten goede te laten komen. Binnen het MKB-onderdeel van het Specifieke Programma «Capaciteiten» wordt ook financiering voorzien van nationale activiteiten voor begeleiding van het MKB, hetgeen ten koste gaat van concrete projecten. Onder meer op aandringen van Nederland is echter binnen dit onderdeel vastgelegd dat de nadruk zal liggen op financiering van projecten. Hierdoor wordt tevens ruimte geboden voor het door Nederland gewenste «artikel 169-initiatief» Eurostars, dat is gericht op MKB dat zelf onderzoek verricht.
Het tot stand komen van dit politiek akkoord stelt de Raad in staat om besluitvorming in samenwerking met het Europees Parlement in dit najaar af te ronden.
De Raad bereikte tevens een akkoord over een gemeenschappelijke aanpak ten aanzien van de Regels voor Deelname aan het Zevende Kaderprogramma (EG). In de Regels voor Deelname worden de juridische en financiële voorwaarden voor deelname aan het Zevende Kaderprogramma en de uitgangspunten voor het gebruik en de verspreiding van de onderzoeksresultaten vastgelegd. Het terugdringen van administratieve lasten blijft centraal staan bij de verdere uitwerking en uitvoering van het Zevende Kaderprogramma. Simplificatie is cruciaal voor verbetering van de deelname van het bedrijfsleven (met name MKB), maar is evenzeer van belang voor universiteiten en publieke onderzoeksinstituten. Het Europees Parlement heeft ten aanzien van de deelnameregels co-decisiebevoegdheid, maar moet zijn standpunt over het Commissievoorstel nog bepalen. De Regels voor Deelname van het Euratomdeel van het Zevende Kaderprogramma zullen op een later tijdstip in de Raad besproken worden. Vooralsnog is de verwachting dat de onderhandelingen over alle onderdelen van het Zevende Kaderprogramma eind 2006 zijn afgerond en het programma begin 2007 van start kan gaan. Dit is ook de nadrukkelijke inzet van het Finse voorzitterschap.
Concurrentievermogen en Innovatieprogramma (CIP)
In mei 2006 heeft de Raad een akkoord bereikt over het voorstel van de Commissie voor het Concurrentievermogen en Innovatieprogramma (CIP) op basis van een compromistekst van het Oostenrijkse EU-voorzitterschap. Aangezien de Commissie, het Europees Parlement en de Raad het informeel al eens zijn over de inhoud van het compromis, zal de besluitvorming naar verwachting in eerste lezing kunnen worden afgerond.
Sinds de Raad van 13 maart 2006 is met name onderhandeld over het budget voor het CIP en de gevolgen ervan voor de inhoud van het voorstel. Na de triloog tussen de Commissie, het Europees Parlement en de Raad is door de Commissie voorgesteld om 400 miljoen euro extra vrij te maken voor het CIP. In totaal komt dit neer op een budget van circa 3,6 miljard euro voor de periode 2007–2013. De verdeling van het budget tussen de drie subprogramma’s («ondernemerschap en innovatie», «ondersteuning ICT-beleid», «intelligente energie Europa») is niet veranderd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie (verhouding 60–20–20).
Het Britse voorzitterschap had de afronding van het dossier chemische stoffen REACH als één van zijn prioriteiten aangemerkt. REACH beoogt één enkel geïntegreerd systeem tot stand te brengen voor Registratie, Evaluatie, Beperkende maatregelen en de Autorisatie (verlening van vergunningen) voor chemische stoffen. De vernieuwing van het stoffenbeleid moet er onder andere toe leiden dat de productie en het gebruik van chemische stoffen uiteindelijk geen of verwaarloosbare risico’s opleveren voor mens en milieu. Daarnaast moet de voorgestelde verordening meer eenheid in de bestaande EU-regelgeving brengen. Ook beoogt zij een andere aanpak van chemische stoffen en vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Volgens de verordening wordt het bedrijfsleven verantwoordelijk voor de veiligheid van stoffen die geproduceerd en gebruikt worden.
Het dossier is in zowel de Raad voor Concurrentievermogen als de Milieuraad van oktober 2005 uitgebreid aan de orde gekomen, wat uiteindelijk tot een politiek akkoord leidde in de Raad voor Concurrentievermogen op 13 december 2005. De tweede lezing zal onder Fins voorzitterschap worden behandeld. De vraag wanneer REACH definitief in werking treedt, zal in belangrijke mate afhangen van eventuele nog bestaande geschilpunten tussen de Raad en het Europees Parlement na november 2006. Het streven is erop gericht de verordening op 1 april 2007 in werking te doen treden.
De Commissie heeft haar werkprogramma 2006–2007 inzake het Europese industriebeleid aangekondigd. Meest in het oog springende initiatieven zijn het Concurrentievermogenrapport 2006, mededelingen over concurrentievermogen en handelspolitiek en markttoegang, en studies over het concurrentievermogen van de auto-industrie, scheepsbouw, ruimtevaart en de defensie-industrie. Aandachtspunt van Nederland is dat het constateren van knelpunten op de verschillende beleidsterreinen alleen niet voldoende is. Het is van belang dat in de nadere uitwerking concreet wordt aangegeven wat er gaat gebeuren, wie wat doet en wanneer resultaat wordt verwacht. Verder is het van belang dat sectorale actieplannen niet leiden tot oneigenlijke steun of protectionisme. Dit zou het concurrentievermogen juist aantasten.
Nederland heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in een ambitieuze Europese aanpak van regeldruk, als aanvulling op de nationale kabinetsinzet om tot een vermindering van de administratieve lasten en regeldruk te komen. Deze investeringen beginnen nu hun vruchten af te werpen. Een belangrijk element in de aanpak van de Europese regeldruk zijn de activiteiten van de Europese Commissie. Zij heeft eind vorig jaar enkele belangrijke mededelingen gepubliceerd, onder andere op het vlak van de vereenvoudiging van bestaande regelgeving (met 220 plannen die in de komende drie jaar tot concrete voorstellen zullen leiden). Ook zijn eind vorig jaar de (interne) richtsnoeren voor effectbeoordeling («impact assessment») van voorgenomen regelgeving aangescherpt, en is naar Nederlands model een meetmethode voor administratieve lasten ontwikkeld.
Daarnaast is het van belang dat de Raad en het Europees Parlement ook zelf hun aandeel leveren aan het voorkomen en beperken van regeldruk. Het Europees Parlement heeft onlangs enkele resoluties aangenomen die een stap in de goede richting zetten. De Raad heeft onder Brits en Oostenrijks voorzitterschap vooral voortgang gemaakt bij het beter en systematischer gebruiken van effectbeoordelingen in zijn beraadslagingen over Commissievoorstellen. Dit najaar zal de Commissie een overzicht uitbrengen van de stand van zaken op het terrein van de vereenvoudiging van regelgeving.
Tijdens het Britse voorzitterschap is door Commissaris Kroes het Actieplan Staatssteun gepresenteerd (juni 2005). Dit actieplan geeft een tijdpad aan van 2005 tot en met 2009 waarbinnen een aantal zaken op het gebied van staatssteun opnieuw onder de loep genomen moet worden. De Commissie zoekt hierbij bewust aansluiting bij de Lissabondoelstellingen en de noodzaak tot economische hervormingen. Gekeken moet worden of staatssteun wel het geschikte instrument is om het gewenste doel te bereiken. Als dat het geval is, dan moet staatssteun zo toegepast worden dat de invloed op de concurrentie het geringst is. De Commissie pleit met nadruk voor inzet op horizontale doelstellingen, zoals steun voor onderzoek en ontwikkeling en milieu. Steun aan individuele bedrijven moet verder teruggedrongen worden, omdat deze steun een te verstorende invloed op de concurrentieverhoudingen heeft. Marktfalen dient bij inzet van staatssteun een centraal punt te zijn. De Commissie zal de komende tijd stapsgewijs verder invulling geven aan het Actieplan Staatssteun, waarbij nadrukkelijker gekeken zal worden naar de economische impact van de steun. In de loop van 2006 is reeds gesproken over een vernieuwd kader voor Onderzoek en Ontwikkeling en Innovatie, richtlijnen voor risicokapitaal en over een aanpassing van de «de minimis»-verordening.
Universiteiten en onderzoek: European Institute of Technology
In vervolg op de informele bijeenkomst van Staatshoofden en regeringsleiders te Hampton Court van eind 2005 is de positie en de hervorming van universiteiten onderwerp van bespreking geweest tijdens de Europese Raad van 23 en 24 maart 2006. De Europese Raad nodigde de lidstaten en de Commissie uit om de hervorming van universiteiten te ondersteunen, in het bijzonder wat betreft de productie, verspreiding en het gebruik van kennis en de vorming van effectieve innovatienetwerken. Als nieuw onderdeel van de herziening van de Lissabon-agenda heeft de Commissie bovendien begin 2006 voorgesteld een «European Institute of Technology» (EIT) op te richten, in eerste instantie naar voorbeeld van het Amerikaanse «Massachusetts Institute of Technology» (MIT). In de benadering van de Commissie zou een EIT op topniveau onderwijs moeten aanbieden, de beste studenten en onderzoekers aantrekken en een bijdrage leveren aan de excellentie, technologische kennisoverdracht en innovatie binnen Europa. Tijdens de Europese Raad van maart 2006 benadrukten de regeringsleiders het belang van het versterken van netwerken en synergieën tussen excellente onderzoek- en innovatiegemeenschappen en verzochten de Commissie om uiterlijk medio juni 2006 met een voorstel voor verdere maatregelen te komen. De Mededeling van 8 juni 2006 bevatte echter een voorlopige tussenstand van de tot dusver gevoerde consultaties. De Europese Raad van 15–16 juni 2006 bevestigde het belang van een EIT op basis van bestaande excellente instituties en gaf aan met belangstelling uit te kijken naar het formele voorstel eind 2006. Nederland is voorstander van de oprichting van een EIT gericht op onderwijs, onderzoek en innovatie zolang dit initiatief financieel niet ten koste zal gaan van de EU onderwijs-, innovatie- en onderzoeksprogramma’s die al zijn voorgesteld in 2007–2013. Daarnaast zet Nederland in op een zo licht mogelijke organisatiestructuur die aantrekkelijk is voor Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven. Voor zover een EIT ook belast wordt met het verlenen van graden en diploma’s, zal dit moeten plaatsvinden op basis van de bevoegdheid die deelnemende universiteiten hebben. Oprichting van een EIT moet niet tot harmonisering op dit punt leiden.
Begin 2006 werd in internationale onderhandelingen overeenstemming bereikt om ITER, de internationale experimentele kernfusiereactor, te vestigen in Cadarache (Frankrijk). Hierna hebben de partijen intensief onderhandeld over de verdere invulling van dit akkoord. Op 24 mei 2006 bereikten de zeven deelnemende partijen (EU, VS, Rusland, China, Zuid-Korea, Japan en sinds kort India) een akkoord over een internationale overeenkomst die onder andere de oprichting van de internationale ITER-organisatie en de privileges en immuniteiten van deze organisatie regelt. De zeven partijen dienen het bereikte resultaat voor eind 2006 te bekrachtigen. Op basis van een voorstel van de Europese Commissie zal de Raad de Commissie machtigen om het akkoord namens EURATOM te bekrachtigen. Ook volgt nog een voorstel voor de oprichting van een Europese juridische entiteit. Indien alle benodigde vergunningen voor de constructie in Cadarache volgens planning worden verkregen, kan met de feitelijke bouw in 2007 worden begonnen. Het budget voor het Zevende Kaderprogramma voorziet ook in de EU-bijdrage aan de bouw van ITER.
Internationale onderzoekssamenwerking
Een belangrijke doelstelling van het EU-kaderprogramma voor onderzoek is het bevorderen van internationale onderzoekssamenwerking met derde landen. Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft nadrukkelijk aandacht geschonken aan de intensivering van de relaties met de Westelijke Balkan. Op voorstel van onder meer Nederland bij de behandeling van het KP7-voorstel zal de Europese Commissie later dit jaar een document presenteren met een actualisering van de bredere Europese strategie gericht op het bevorderen van de deelname van onderzoekers en onderzoeksinstellingen uit derde landen in Europees onderzoek. Op basis hiervan zullen eind 2006 mogelijk op basis van een debat (Raads)conclusies getrokken worden.
Het formuleren van het Europees ruimtevaartbeleid en -programma vraagt meer tijd dan voorzien en zal nu medio 2007 zijn beslag krijgen tijdens de vierde gezamenlijke (EU en European Space Agency, ESA) ruimteraad. Het beleid zal begin 2008 operationeel moeten zijn. Het beleid wordt modulair opgezet met onder andere industrieel beleid en toepassingen (zoals Global Monitoring for Environment and Security, GMES en Galileo) als modules. Het beleid beslaat een periode van 10 tot 15 jaar. Nederland vindt het belangrijk dat onder meer de ontwikkeling van een strategie voor het aangaan van internationale relaties op ruimtevaartgebied en integratie van nationale ruimtevaartprogramma’s nader uitgewerkt worden.
De Europese Commissie heeft op 10 november 2005 een mededeling uitgebracht met een strategie voor de realisatie van een mondiaal monitoringsysteem voor milieu en veiligheid (GMES). De gebruiker staat centraal en GMES zal in het bijzonder Europees beleid ondersteunen. Financiering geschiedt hoofdzakelijk via het Europese kaderprogrogramma voor onderzoek en technologieontwikkeling en via ESA. Voor GMES zijn in eerste instantie drie diensten geselecteerd die in 2008/2009 operationeel moeten zijn: landgebruik, zeewaterbeheer en «emergency response». Mede op Nederlands initiatief is daar een vierde dienst aan toegevoegd: luchtkwaliteit en klimaatverandering. Conform het Nederlands standpunt voor GMES draagt Nederland nu bij op de gebieden lucht en water.
3.7 Raad vervoer, telecom en energie
12 oktober 2006 | Raad VTE in Luxemburg |
23 november 2006 | Raad Energie te Brussel |
11–12 december 2006 | Raad VT in Brussel |
15 februari 2007 | Raad Energie in Luxemburg |
22–23 maart 2007 | Raad VTE in Brussel |
7–8 juni 2007 | Raad VTE in Luxemburg |
Tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap is een akkoord bereikt over de rijbewijsrichtlijn. Met de richtlijn komt er één fraudebestendig Europees rijbewijs (in plaats van de huidige 110 verschillende modellen) in de vorm van een creditcard model. Voorts wordt een einde gemaakt aan de huidige mogelijkheid dat iemand wiens rijbewijs in een lidstaat is ingetrokken in een andere lidstaat een nieuw exemplaar kan aanvragen. Tenslotte is de richtlijn van belang voor de verkeersveiligheid, aangezien duidelijkere en geharmoniseerde eisen worden gesteld aan de toegang tot en het besturen van diverse typen voertuigen.
Met het Europees Parlement is overeenstemming bereikt over de richtlijn Eurovignet. Deze richtlijn creëert de mogelijkheid een heffing in te voeren voor het gebruik van infrastructuur door zware voertuigen. Met het Europees Parlement is overeengekomen dat de Commissie voor 2008 het internaliseren van externe kosten voor alle vervoersmodaliteiten zal onderzoeken.
In de Transportraad van juni 2006 is een akkoord bereikt over de verordening openbaar vervoerdiensten. Het Europees Parlement moet hier nog naar kijken. In de verordening wordt vastgelegd dat openbaar vervoerdiensten in beginsel openbaar aanbesteed moeten worden. Echter, hierop kunnen door middel van onderhandse gunning uitzonderingen worden gemaakt.
De verordening zet een eerste stap naar een meer transparante en meer competitieve aanbesteding van openbaar vervoer in Europa. Daarnaast creëert de verordening een «level playing field» in Europa doordat oneerlijke concurrentie van bedrijven die profiteren van een afgeschermde markt, wordt tegengegaan.
Met de Wet personenvervoer 2000 is Nederland vooruitgelopen op de verordening. De openbare aanbesteding van openbaar vervoer (met uitzondering van het Hoofdrailnet) is daarin al vastgelegd zodat de verordening weinig gevolgen heeft voor de Nederlandse regelgeving.
In 2004 heeft de Commissie het zogenoemde derde spoorpakket gepresenteerd, dat bestaat uit vier voorstellen. Het doel is een verdergaande liberalisering van de Europese spoorvervoermarkt. In 2005 zijn politieke akkoorden bereikt op twee onderdelen van het pakket, de verordening liberalisering van het internationale personenvervoer per spoor en het voorstel voor een verordening over de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer. Over een richtlijn inzake de certificering van treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen is al onder Nederlands voorzitterschap een algemene oriëntatie bereikt. Voor het voorstel tot een verordening over compensatie bij niet-naleving van contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor bleek onvoldoende draagvlak bij de lidstaten en het Europees Parlement.
De Commissie heeft een actieprogramma gepresenteerd ter bevordering van de binnenvaart («NAIADES»). Zestig procent van het goederenvervoer van Nederland naar andere Europese landen (en vice versa) verloopt via de binnenvaart en hiermee is de binnenvaart essentieel voor een duurzaam Nederlands vervoersysteem en de haven van Rotterdam. Met een betere vaarwegeninfrastructuur, zoals bepleit door de Commissie, kan de binnenvaart blijven groeien. De mededeling beschrijft vijf terreinen waarop actie ondernomen zou moeten worden, te weten: markt, vloot, banen en vaardigheden, imago en infrastructuur. De acties zijn onder te verdelen in wettelijke maatregelen (vooral harmonisatie van bestaande wetgeving), beleidsmaatregelen (zoals het aanstellen van een Trans-Europese Netwerken coördinator voor de binnenvaart) en ondersteuningsmaatregelen (zoals het stimuleren van het gebruik van milieuvriendelijke technologieën). Voor de uitvoering van het programma zal nauw moeten worden samengewerkt met Europese nationale en regionale overheden, riviercommissies en de Europese industrie. De Transportraad van juni heeft Raadsconclusies over het actieprogramma aangenomen.
Verkeersveiligheid was een prioriteit van het Oostenrijkse voorzitterschap. Tijdens een informele Raad in 2006 is onder meer gesproken over E-safety en verkeersveiligheidscampagnes. Daarnaast is het Europese Actieprogramma voor Verkeersveiligheid geëvalueerd. Doelstelling van het Actieprogramma is een reductie met vijftig procent van het aantal verkeersdoden in de Europese Unie in 2010. De evaluatie wijst uit dat deze doelstelling niet zal worden gehaald zonder aanpassingen vanwege de verkeersveiligheidssituatie in de nieuwe lidstaten. Ook voor Nederland is verkeersveiligheid een prioriteit. Bij elk initiatief moet echter goed worden bekeken op welk niveau (communautair of nationaal) dit het beste aangepakt kan worden.
Naar aanleiding van het verongelukken van de olietanker Erika in 1999 voor de Franse kust heeft de Europese Unie regelgeving tot stand gebracht op het terrein van maritieme veiligheid en het voorkomen van verontreiniging door de scheepvaart (de zogenoemde Erikapakketten). De Commissie heeft eind 2005 een derde omvangrijk maritiem veiligheidspakket gepresenteerd. Dit pakket moet volgens de Commissie de resterende gaten in de EU-wetgeving dichten. Het pakket bestaat uit zeven voorstellen:
1) Voorstel voor Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart;
2) Voorstel voor Richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende havenstaatcontrole (Wijziging richtlijn 95/21/EG);
3) Voorstel tot wijziging van Richtlijn 94/57/EG inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (klassenbureaus);
4) Voorstel voor Richtlijn inzake de verantwoordelijkheid van vlaggenstaten;
5) Voorstel voor een Richtlijn inzake ongevalonderzoek;
6) Voorstel voor een Verordening inzake aansprakelijkheid voor passagiersclaims bij maritieme ongevallen;
7) Voorstel voor een Richtlijn inzake aansprakelijkheid scheepseigenaren.
Nederland beziet elk voorstel uit het pakket op de eigen merites en beschouwt het pakket niet als één, onlosmakelijk samenhangend geheel. Over het voorstel voor een communautair monitoring- en informatiesysteem is een akkoord bereikt door de Transportraad van juni 2006. Nederland steunt deze richtlijn. Ten aanzien van de richtlijn havenstaatcontrole is Nederland van mening dat het voorgestelde inspectieregime niet mag afwijken van het regime dat momenteel wordt ontwikkeld binnen het Memorandum van Parijs (PMOU). De PMOU-regio omvat buiten alle EU kuststaten ook Rusland, Canada (Oostkust), IJsland, Noorwegen en Kroatië.
De voorstellen inzake klassenbureaus en onderzoek van ongevallen kan Nederland in eerste aanleg ondersteunen. Voor de twee voorstellen op het gebied van aansprakelijkheid en bij het voorstel inzake de verantwoordelijkheid van vlaggenstaten lijkt echter een internationale oplossing meer voor de hand te liggen dan een Europese oplossing.
In december 2005 zijn tevens Raadsconclusies aangenomen over het bevorderen van de vooruitzichten voor maritieme werkgelegenheid in Europa en de instroom van jongeren in het zeevarend beroep. Zorg bestaat over de afnemende belangstelling in de EU voor een zeevarend beroep. Op termijn dreigt de maritieme kennis en kunde te verdwijnen.
Externe betrekkingen luchtvaart
In 2005 hebben de Europese Unie en de Verenigde Staten een principe-akkoord bereikt over een volledige open gezamenlijke markt, de zogenaamde «Open Aviation Area» (OAA). De Transportraad heeft dit akkoord positief ontvangen. Het definitieve akkoord over de OAA is afhankelijk van een nadere procedure in de VS over «ownership and control», die voorziet in ruimere zeggenschapsbepalingen («control») in Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen voor niet-Amerikaanse investeerders. Dat wil zeggen dat investeerders uit de Europese Unie feitelijke zeggenschap kunnen krijgen met betrekking tot economische aspecten van de luchtvaartmaatschappij. Naar verwachting zal het akkoord in de tweede helft van 2006 onder het Finse voorzitterschap worden ondertekend.
Voorts heeft de Europese Commissie een luchtvaartakkoord bereikt met Marokko evenals met de landen van de Westelijke Balkan over de toetreding tot de «European Common Aviation Area» (ECAA).
Momenteel wordt met de Russische Federatie onderhandeld over de (geleidelijke) afschaffing van de betaling door luchtvaartmaatschappijen voor de Trans-Siberische overvliegrechten.
Tenslotte werd met ruim twintig landen een zogenoemd horizontaal akkoord bereikt, waardoor de bestaande bilaterale luchtvaartovereenkomsten tussen de lidstaten en deze landen niet meer in strijd zijn met de Europese regelgeving.
Door de Transportraad van juni 2006 is een akkoord bereikt over de op te richten gemeenschappelijke onderneming ten behoeve van het SESAR-project. SESAR heeft tot doel het realiseren van een nieuwe generatie luchtverkeersleidingssystemen in Europa. Het SESAR-project wordt in drie fasen uitgevoerd. De eerste fase is de definitiefase, die eind 2005 is opgestart en tot doel heeft om in 2008 een «Air Traffic Management (ATM) masterplan» – de routekaart voor de verdere ontwikkeling en implementatie – op te leveren. De tweede fase is de ontwikkelingsfase, vanaf 2008, waarin de nadruk ligt op onderzoek, ontwikkeling en validatie. De (derde) implementatiefase omvat de periode 2014–2020. De gemeenschappelijke onderneming krijgt in de tweede (ontwikkelings)fase van het SESAR-project een centrale regiefunctie toebedeeld bij het beheer van de beschikbare onderzoeksbudgetten en de bevordering van publiek-private samenwerking.
Op grond van door de Commissie bij de Lidstaten ingewonnen informatie over de veiligheid van luchtvaartmaatschappijen, kon eind maart 2006 een zwarte lijst van luchtvaartmaatschappijen (niet-EU carriers) worden opgesteld, die op grond van technische veiligheidscriteria van luchthavens worden geweerd. Ook is er een akkoord bereikt over gemeenschappelijke regels op het terrein van «security» (beveiliging) in de luchtvaart. Hiermee wordt de bestaande Verordening 2320/02 op het gebied van beveiliging in de burgerluchtvaart, die snel en onder druk van «11 september 2001» werd uitgevaardigd, geharmoniseerd en vereenvoudigd. De voorgestelde maatregelen hebben onder andere betrekking op toegang- en veiligheidscontroles, de wijze waarop vliegtuigen worden gecontroleerd, verboden goederen, en categorieën van personen en goederen die aan speciale controles worden onderworpen of daarvan juist worden uitgezonderd.
In het kader van een betere bescherming van de rechten van passagiers kwam een verordening tot stand inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen.
Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)
De Commissie heeft een verordening gepubliceerd met betrekking tot de uitbreiding van de taken van het Europese Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) op het terrein van de vluchtuitvoering, de diploma-eisen voor het vliegend personeel en de vluchtoperaties met in derde landen geregistreerde vliegtuigen.
Het wereldwijde satellietsysteem Galileo bevindt zich op dit moment in de ontwikkelingsfase. Na de ontwikkelingsfase (die in 2008 afloopt) start de daadwerkelijke bouw en exploitatie. Momenteel vinden onderhandelingen plaats over een concessie van twintig jaar voor de bouw en exploitatie van het systeem. De onderhandelingen spitsen zich toe op de verdeling van de risico’s. Nederland (Noordwijk) heeft zich kandidaat gesteld voor de zetel van de «Galileo Supervisory Authority» (GSA). Hierover wordt naar verwachting in december 2006 in de Transportraad of tijdens de Europese Raad een besluit genomen. Met de Verenigde Staten vindt overleg plaats over een zo optimaal mogelijke combinatie van de publiek toegankelijke signalen van GPS en Galileo. De Commissie zal eind 2006 komen met een mededeling over de toepassingen van Galileo.
Naast de evaluatie van het Eerste Spoorpakket staan ook nog aanvullende maatregelen op het programma die het geliberaliseerde spoorvervoer moeten verbeteren. Eén van die maatregelen is de introductie van het voor Nederland belangrijke «European Rail Traffic Management System» (ERTMS) ter verbetering van de interoperabiliteit van het (grensoverschrijdende) spoorvervoer.
De Europese Commissie heeft het voorstel markttoegang havendiensten – nadat het Europees Parlement dit voorstel had afgewezen – formeel ingetrokken. De Commissie vindt een actief Europees havenbeleid noodzakelijk en zal zich op een nieuw voorstel bezinnen.
De Commissie heeft in 2006 het Groenboek «Maritiem beleid» gepresenteerd. Het gaat hierbij om een brede benadering die zich onder meer uitstrekt tot transport, visserij en de bescherming van ecosystemen. Dit Groenboek verdient bijzondere aandacht vanwege de mogelijke gevolgen voor Nederland op velerlei terreinen. Daarom is een intensieve consultatieronde in Nederland van «stakeholders» en andere betrokkenen voorzien.
«Short sea shipping» zal een van de prioriteiten van het Finse voorzitterschap zijn. In de Transportraad van december zullen over dit onderwerp conclusies worden aangenomen.
Er zal verder worden gewerkt aan het geleidelijk opbouwen van een mondiale open luchtvaartmarkt. Op dit beleidsterrein wordt in 2006 en 2007 een aantal voorstellen verwacht. Allereerst zal de Commissie na de totstandkoming van het «Open Skies»-verdrag met de Verenigde Staten vragen om nieuwe mandaten voor onderhandelingen op het gebied van luchtvaartbetrekkingen met onder andere China en de Russische Federatie. Nederland zal elk van deze voorstellen afzonderlijk beoordelen. Ook staat een voorstel over de allocatie van «slots» op de agenda. De Commissie zal mededelingen uitbrengen op het gebied van doorbelasting van de kosten voor het gebruik van luchthavens en op het terrein van capaciteitsbenutting van luchthavens. Met betrekking tot het SESAR-project zal besloten moeten worden over de operationalisering en zal budget beschikbaar moeten worden gemaakt. Tenslotte zal de Commissie komen met een mededeling over het doorberekenen van kosten op het gebied van «security».
De Commissie heeft eind juni een evaluatie van het Witboek Transport gepubliceerd. In het Witboek uit 2001 schetst de Commissie de contouren van het Europees transportbeleid tot 2010. De evaluatie van het Witboek zal besproken worden tijdens het Finse voorzitterschap. In de evaluatie houdt de Commissie vast aan de doelstellingen van het Witboek: aanbieden van een hoog niveau van mobiliteit voor burgers en bedrijfsleven, beschermen van het milieu, werkgelegenheid, burgers en passagiers, innovatie en internationaal verbinden. De context waarin deze doelstellingen behaald zouden moeten worden is echter veranderd door onder meer de toetreding van nieuwe lidstaten, milieuverplichtingen en internationale gebeurtenissen (bijvoorbeeld op het gebied van «security»). De Commissie concludeert dat binnen deze nieuwe context de doelstellingen niet behaald zullen worden, met name op het gebied van het verminderen van de externe (milieu)effecten van transport. Nieuwe maatregelen zijn dan ook noodzakelijk. De «modal shift»-gedachte van het Witboek (het verschuiven van vervoer over de weg naar modaliteiten die meer milieuvriendelijk zouden zijn) wordt in dit kader iets genuanceerd. Erkend wordt dat verdere groei van het wegvervoer onvermijdelijk is en dat een grootschalige verschuiving naar spoor en water niet reëel is. Tegelijkertijd blijft dit het streven in bepaalde situaties waar spoor en water wel kunnen concurreren met het wegvervoer. Meer nadruk wordt nu gelegd op het verminderen van de externe effecten van àlle modaliteiten, via slimme logistiek, groene aandrijftechnieken en intelligente vervoersystemen.
Andere acties die in de evaluatie worden aangekondigd zijn onder meer: het ontwikkelen van een methodologie voor beprijzen, aanvullende maatregelen op het gebied van «safety» en «security», het verbeteren van de passagiersrechten, het opstellen van een groenboek voor stedelijk transport, het ontwikkelen van een Europees havenbeleid en de implementatie van ERTMS.
Onlangs heeft de Europese Commissie een verordening gepubliceerd voor een betere beveiliging van de intermodale transportketen. Het gaat daarbij om een Europese aanpak van de beveiliging van de intermodale transportketen tegen terrorisme in navolging van eerder genomen maatregelen op het gebied van luchtvaart, zeescheepvaart en havens. De voorgestelde verordening verplicht de lidstaten een vrijwillig kwaliteitslabel voor zogenoemde «veilige marktdeelnemers» in te voeren. Marktpartijen die daaraan voldoen, kunnen dan bepaalde concurrentievoordelen krijgen. De Commissie hoopt op een spoedige behandeling in de Raad van het voorstel. Aandachtspunten zijn de mogelijke administratieve en financiële lasten, die aan dit voorstel kunnen kleven.
De volgende resultaten zijn in het afgelopen jaar behaald:
De Raad heeft conclusies aanvaard waarin duidelijk is gemaakt dat een geïntegreerd ICT-beleid op Europees en nationaal niveau nodig is om de Lissabondoelstellingen te halen en dat voor succesvolle implementatie een stevig coördinatiemodel nodig is dat de voortgang en maatregelen kan bespreken en zich concentreert op het te voeren Europese strategische ICT-beleid. De Europese Raad van maart 2006 heeft een opdracht gegeven aan de Commissie en de Lidstaten om daadkrachtig dit programma uit te voeren. In het laatste half jaar is gestart met de implementatie van de onder i2010 vallende acties. Zo is bijvoorbeeld het eGovernment-actieplan bekend gemaakt.
World Summit on Information Society (WSIS)
De EU heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het bereiken van resultaten tijdens de WSIS (november 2005 in Tunis), zowel op het gebied van «internet governance», als op het gebied van de digitale kloof en de mensenrechten.
De oprichting en start van het Europees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (ENISA) zal een belangrijke rol spelen bij informatie- en netwerkbeveiliging in Europa.
Herziening wetgeving waaronder de telecom- en mediawetgeving
Onder Brits voorzitterschap is een begin gemaakt met de herziening van het regelgevend kader voor telecom. Door middel van een «call for input» is een formele reactie aan de lidstaten en marktpartijen gevraagd. Nederland heeft deze reactie op 31 januari 2006 gegeven. De Commissie heeft deze input gebruikt voor een op 29 juni 2006 uitgebrachte mededeling. Voor Nederland zijn belangrijke punten dat rekening wordt gehouden met convergentie-ontwikkelingen (samenvloeien van ICT, internet en media), stroomlijnen en versnellen van procedures en «roaming» (hoge tarieven voor bellen in het buitenland met een Nederlands abonnement).
Debat over universele dienstverlening
De review van de universele dienstverlening heeft als belangrijkste conclusie opgeleverd dat mobiele telefonie en breedband conform de criteria in de huidige regelgeving niet beschouwd kunnen worden als universele dienst.
Hoofdthema’s onder het Finse en Duitse voorzitterschap zijn:
• Herziening regelgevend kader op het gebied van telecommunicatie;
• Informatie en Netwerk beveiliging;
• Implementatie i2010.
Het afgelopen jaar stond in het teken van de herziening van het Europese energiebeleid. Aanleiding hiervoor vormden naast de hoge en beweeglijke olieprijzen de vaststelling dat energiebeleid steeds meer buitenlandspolitieke kenmerken krijgt, doordat de rol van staten in de internationale energiemarkt lijkt te groeien. De Energieraad van 14 maart heeft Raadsconclusies aangenomen over dit nieuwe beleid, waarin voorzieningszekerheid, concurrentievermogen en duurzaamheid van de energievoorziening centraal staan. Een belangrijke input hiervoor vormde het groenboek «Een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa», dat de Commissie op 8 maart 2006 uitbracht. De Europese Raad van 22 en 23 maart heeft vervolgens een Energiebeleid voor Europa afgekondigd en is overeengekomen geregeld een strategische discussie over energie te zullen voeren, aan de hand van door de Commissie opgestelde evaluaties («strategic energy review»). De Europese Raad van 15 en 16 juni nam conclusies aan over de externe betrekkingen op energiegebied van de Unie.
Onder Oostenrijks voorzitterschap werd er een akkoord bereikt over de Trans-Europese Netwerken Energie. Daarnaast nam de Energieraad in juni 2006 onder Oostenrijks voorzitterschap Raadsconclusies aan over de interne energiemarkt. Deze Raadsconclusies blikken onder meer vooruit naar de vervolmaking van de interne markt, waarvoor de bestaande richtlijnen uiterlijk in juli 2007 moeten zijn geïmplementeerd. In het debat over de interne markt bestond brede steun voor de verdere ontwikkeling van regionale markten, onder andere naar het voorbeeld van de Noordwest-Europese energiemarkt waarin de Benelux, Duitsland en Frankrijk samenwerken. Nederland heeft verder aangedrongen op een discussie over ontvlechting van distributie en netwerken, die verder zou moeten gaan dan enkel juridische ontvlechting.
In juni 2005 bracht de Commissie een groenboek over energie-efficiëntie uit. In december 2005 nam de Energieraad onder Brits voorzitterschap Raadsconclusies aan over klimaatverandering en duurzame energie. Vervolgens werd in maart 2006 een akkoord in tweede lezing bereikt over de richtlijn energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten. Hierin is opgenomen dat lidstaten ernaar streven in 6 jaar tijd 6% energie te besparen. In juni 2006 nam de Raad conclusies aan over het Biomassa actieplan, dat de Commissie eind 2005 publiceerde. Hierin worden als prioritaire thema’s voor de uitvoering van het actieplan onder andere genoemd: onderzoek en ontwikkeling, bevordering van een effectieve open markt voor biomassa, wegnemen van technische en administratieve belemmeringen voor de toepassing en ontwikkeling van technische standaarden. Daarnaast zal een discussie worden gevoerd over de duurzaamheid van biomassa.
Voorzieningszekerheid en extern beleid
In 2005 en 2006 werd de dialoog met belangrijke producentenlanden voortgezet. Zo vonden meerdere bijeenkomsten van de werkgroepen die actief zijn onder de EU-Rusland energiedialoog plaats. Daarnaast vond op 7 juni 2006 een bijeenkomst in het kader van de EU-OPEC dialoog plaats, waar de te hoge olieprijzen, technologische samenwerking en zekerheid van aanbod èn vraag centraal stonden.
Een mijlpaal was de ondertekening van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap (voorheen het Verdrag inzake de Zuid-Oost Europese Energiegemeenschap) op 25 oktober 2005 in Athene. Dit verdrag heeft tot doel een geïntegreerde energiemarkt te creëren op de Balkan, gemodelleerd naar de Europese interne markt. Dit maakt integratie van de acht Balkanlanden in de Europese interne energiemarkt mogelijk.
De conclusies van de Europese Raad van 15 en 16 juni over de externe betrekkingen op energiegebied vormen een belangrijke stap. Op Nederlands initiatief werd toegevoegd dat de Unie ook het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid en het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid in moet zetten om de doelen van haar energiebeleid te realiseren. Hieraan zal onder de Finse en Duitse voorzitterschappen nadere uitwerking worden gegeven.
De belangrijkste gebeurtenis op het gebied van Europees energiebeleid zal de strategische herziening van het energiebeleid zijn. Deze staat geagendeerd voor de Voorjaarsraad van 2007. Hiertoe is besloten door de Voorjaarsraad van 2006, op basis van het groenboek van de Commissie. Aan deze bespreking zal een mededeling van de Commissie ten grondslag liggen, de «Strategic Energy Review», waarin de Commissie een evaluatie van het huidige Europese energiebeleid zal maken en aanvullende maatregelen zal voorstellen. Hierin zullen onder andere het sectoronderzoek van Commissaris Kroes naar de interne markt, een plan voor verbetering van de interconnectie van energienetwerken, als ook voorstellen voor een verdere uitwerking van het externe energiebeleid terugkomen.
In de tweede helft van 2006 zal Commissaris Kroes haar onderzoek naar de realisatie van de Europese interne energiemarkt uitbrengen. Op basis hiervan zal de Commissie eventuele aanvullende maatregelen voorstellen, om de daadwerkelijke voltooiing van de interne markt te realiseren in aanvulling op de bestaande richtlijnen die per 1 juli 2007 geïmplementeerd moeten zijn. Nederland zal in deze discussie blijven inbrengen dat voor een goed functionerende interne markt effectieve ontvlechting van productie/distributie en netwerken noodzakelijk is.
De Commissie zal de uitwerking van het Biomassa actieplan ter hand nemen en mogelijk met voorstellen ter zake komen, waaronder opties om duurzaamheidscriteria voor biomassa op te stellen. In september 2006 zal de Commissie het langverwachte actieplan energiebesparing presenteren. Dit actieplan richt zich zowel op regelgeving als op gedragsverandering en de inzet van financieel instrumentarium. Nederland zal daarbij aandringen op meer aandacht voor energielabels en de invoering van energie-efficiëntienormen voor huishoudelijke apparaten en auto’s. Verder zal de overeenkomst met de VS over energielabels voor kantoorapparatuur («Energy Star») verlengd worden. Daarbij zullen de normen aangescherpt worden, zodat alleen de best presterende 25% van de markt in aanmerking komt voor een label.
Ook zal de Commissie op verzoek van de Voorjaarsraad 2006 een kosten/baten analyse inzake hernieuwbare energie en biobrandstoffen uitvoeren, op basis waarvan de Raad naar verwachting een debat zal voeren, mogelijk als onderdeel van de strategische herziening van het energiebeleid. Andere initiatieven zijn de herziening van de richtlijn biobrandstoffen, een nieuw voorstel voor een richtlijn over verwarming en koeling, en een mededeling over het gebruik van schone kolen-technologie. Tot slot zal de evaluatie van het Europese emissiehandelssysteem in de tweede helft van 2006 worden afgerond. Deze evaluatie vormt de basis voor de vormgeving van het Europese emissiehandelssysteem na 2012. Nederland dringt er op aan dat al op korte termijn duidelijkheid wordt geschapen over de vormgeving van het systeem na 2012, om zekerheid aan investeerders te kunnen bieden.
Voorzieningszekerheid en extern beleid
Onder het Finse voorzitterschap zal op de informele Europese top in oktober 2006 opnieuw over het externe energiebeleid van de Unie gesproken worden. Deze bijeenkomst biedt een goede gelegenheid om de EU-Rusland top later dat jaar voor te bereiden. In de opvolger van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst worden afspraken met Rusland over energie voorzien. De Unie zal met nieuwe initiatieven moeten komen om Rusland te betrekken in het systeem van open en transparante marktwerking op energiegebied. Ratificatie van het Energiehandvest en afronding van de onderhandelingen over het Doorvoerprotocol blijft daarbij prioriteit. Verder zal Nederland initiatieven ontwikkelen om uitwerking te geven aan de conclusies van de Europese Raad van juni 2006 dat het GBVB en het EVDB ook ingezet moeten worden voor het realiseren van de doelen van het Europese energiebeleid. De insteek daarbij is tweeledig. De Unie moet zich rekenschap geven van de invloed van groeiende energieafhankelijkheid en wereldwijde concurrentie om energiebronnen op haar algemene buitenlands beleid, en moet hierop een antwoord formuleren. Daarnaast kunnen specifieke initiatieven binnen het GBVB en het EVDB onder voorwaarden bijdragen aan stabiliteit in producenten- en doorvoerlanden en aan veiligheid van aanvoerroutes.
Een andere prioriteit zal zijn uitbreiding van de Energiegemeenschap naar andere buurlanden buiten de Balkan. Hierbij wordt onder andere gedacht aan Noorwegen en Moldavië, maar mogelijk ook aan andere buurlanden als Algerije, Turkije en Oekraïne.
18 juli 2006 | Raad LNV in Brussel |
18–19 september 2006 | Raad LNV in Brussel |
24–26 september 2006 | Informele Landbouwraad in Oulu |
24–25 oktober 2006 | Raad LNV in Luxemburg |
20–21 november 2006 | Raad LNV in Brussel |
19–21 december 2006 | Raad LNV in Brussel |
8 januari 2007 | Raad LNV in Brussel |
29–30 januari 2007 | Raad LNV in Brussel |
26–27 februari 2007 | Raad LNV in Brussel |
19–20 maart 2007 | Raad LNV in Brussel |
16–17 april 2007 | Raad LNV in Luxemburg |
7–8 mei 2007 | Raad LNV in Brussel |
20–22 mei 2007 | Informele Landbouwraad |
11–12 juni 2007 | Raad LNV in Luxemburg |
Onder Brits voorzitterschap werd een akkoord bereikt over de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker. Het was de eerste keer in bijna veertig jaar dat de marktordening grondig hervormd werd. De nieuwe marktordening heeft een looptijd tot en met 2014/15. Eén van de gevolgen van de hervorming is dat de productie van suiker binnen de Unie drastisch wordt verminderd. Binnen enkele jaren zal de EU van een netto-exporteur van circa vijf miljoen ton suiker per jaar veranderen in een netto-importeur van circa vier miljoen ton suiker. Dit hangt mede samen met de vrije markttoegang die de MOL’s vanaf 2009 geboden wordt in het kader van het «Everything But Arms» (EBA)-initiatief.
Kern van het akkoord is een forse prijsdaling. In vier jaar tijd zal de netto referentieprijs van suiker dalen met 36%. Gedurende deze periode blijft een beperkt interventieprijssysteem bestaan als instrument voor marktbeheer. Bietentelers zullen een compensatie ontvangen ter grootte van 64,2% van de prijsdaling. Net als bij andere GLB-hervormingen is deze steun volledig ontkoppeld van de productie. Lidstaten kunnen zelf bepalen op welke wijze zij de inhoud van de nationale envelop verdelen. Lidstaten die minstens de helft van hun productie opgeven, ontvangen gedurende vijf jaar extra steun. De suikerindustrie (verwerkers) bekostigen hun eigen herstructurering middels een heffing. De opbrengst van deze heffing wordt gebruikt om quota uit de markt te kopen. Minder rendabele fabrieken worden aangemoedigd zo snel mogelijk te stoppen. Overigens kan de Commissie in 2010 alsnog beslissen tot een generieke quotumkorting wanneer zij zou vaststellen dat onvoldoende quotum uit de markt is gehaald.
Deze historische hervorming van de marktordening zal niet zonder gevolgen blijven voor de suikersector. De verwachting is dat binnen de Unie zo’n 80 fabrieken zullen moeten sluiten waarmee 120 000 bietentelers getroffen worden. Hoewel de Nederlandse productie relatief efficiënt is, zullen de gevolgen van de hervorming ook hier gevoeld worden. Één van de twee Nederlandse suikerproducenten heeft inmiddels zijn suikerdivisie ter verkoop aangeboden. ACS-landen die vanwege de hoge Europese garantieprijs suiker produceerden, maar nu in moeilijkheden zullen komen, worden door de Unie geholpen bij de herstructurering van hun economie. Vanuit het ontwikkelingsbudget stelt de EU middelen ter beschikking voor actieplannen. Wat de consument zal merken van de hervorming is moeilijk te voorspellen. In eerste instantie zullen suikerverwerkers naar verwachting de herstructureringsheffing doorberekenen in de prijs voor consumenten en de suikergebruikende industrie.
Aviaire Influenza (Vogelgriep)
De gevaarlijke (hoog pathogene) H5N1-variant van het vogelgriepvirus, die al enige jaren in Azië actief is, naderde in het najaar van 2005 de Europese Unie. Vooral Turkije werd aan het einde van het jaar stevig getroffen, waarschijnlijk door insleep van het Aviaire Influenza (AI)-virus door besmette wilde vogels in de vogeltrek en verdere verspreiding via pluimveemarkten. In het Oosten van Turkije waren tevens enkele humane slachtoffers te betreuren. Begin 2006 werden ook binnen de grenzen van de Unie vondsten gedaan van besmette vogels, met name bij wilde vogels, maar in een aantal gevallen ook op pluimveebedrijven. Vooralsnog zijn in 13 lidstaten besmettingen geconstateerd.
De EU heeft voortvarend gereageerd op de dreiging c.q. het risico van verdere verspreiding van het virus. Zo zijn onder meer importverboden ingesteld voor besmette derde landen, gold een afschermplicht voor pluimvee in risicogebieden en zijn vervoersverboden voor commercieel pluimvee rond de vindplaats van besmette vogels ingesteld. Tevens is veel aandacht besteed aan voorlichting aan reizigers. De Commissie werkt, in samenwerking met FAO en OIE, ook aan de oprichting van een «rapid response team» van veterinaire experts om bij AI-uitbraken, zowel binnen als buiten de Unie, snel assistentie te kunnen verlenen. In december 2005 stemde de Raad in met een nieuwe Richtlijn ter bestrijding van AI. Met de nieuwe Richtlijn kunnen lidstaten op basis van risicoanalyse passende maatregelen nemen, hetgeen hun meer flexibiliteit biedt. Nieuwe elementen zijn voorts de aangifte- en bestrijdingsverplichting van laag pathogene (ongevaarlijke) varianten van het AI-virus en een verruimde mogelijkheid voor (preventieve) vaccinatie. Nederland heeft samen met Frankrijk als eerste toestemming gekregen om hobbymatig gehouden vogels en commercieel gehouden pluimvee met vrije uitloop preventief te vaccineren tegen vogelgriep. Het aantal aanvragen in deze eerste vaccinatieperiode bleef overigens beperkt. Omdat preventieve vaccinatie vooralsnog het enige duurzame alternatief voor de afschermplicht is, pleit Nederland voor een verlenging van de vaccinatieperiode op grond van een evaluatie van de eerste periode.
De EU speelt een actieve rol in de internationale aanpak van de bestrijding van AI en de voorbereiding op een pandemische griep. De Europese Commissie heeft 100 miljoen euro via de Wereldbank ter beschikking gesteld. De Lidstaten gezamenlijk, via verschillende kanalen, 114 miljoen euro. In nauwe afstemming met de EU en FAO heeft Nederland verschillende vormen van assistentie verleend aan China, Kazachstan, Roemenië, Kroatië en Indonesië.
De vogelgriepdreiging heeft, hoewel ongegrond, grote invloed gehad op het consumentenvertrouwen in en de consumptie van pluimveevlees. Aangezien de pluimveesector hierdoor in ernstige moeilijkheden geraakte, besloot de Raad in april de mogelijkheid te scheppen om nieuwe beheersinstrumenten te introduceren binnen de marktordening voor pluimveevlees en eieren. Het gaat daarbij niet om een structurele verzwaring van de marktordening, maar om bijzondere maatregelen die genomen kunnen worden bij een ernstige verstoring van de markt als direct gevolg van een verlies aan consumentenvertrouwen. Inmiddels heeft meer dan de helft van de lidstaten een aanvraag bij de Commissie ingediend.
Strategische richtsnoeren plattelandsontwikkeling
Onder het Britse voorzitterschap bereikte de Raad een akkoord over de strategische richtsnoeren voor het plattelandsbeleid voor de periode 2007–2013. Deze communautaire richtsnoeren vormen de basis voor nationale plattelandsstrategieën en vloeien voort uit de verordening Plattelandsontwikkeling waarover de Raad in juni 2005 reeds een politiek akkoord bereikte. In totaal zijn zes strategische richtsnoeren geformuleerd. Leidend principe daarbij is dat het plattelandsbeleid moet bijdragen aan de Lissabon-doelstellingen en aan de Göteborg-principes van duurzaamheid. De richtsnoeren bieden de nodige speelruimte voor de lidstaten bij het opstellen van een nationale strategie en het daarop te baseren plattelandsontwikkelingsprogramma (POP).
De Commissie presenteerde in januari het Actieplan Dierenwelzijn voor de periode 2006–2010. Het plan is gericht op het vaststellen c.q. verhogen van minimumnormen voor dierenbescherming en -welzijn in de EU. Een doelstelling is ook om de toekomstige trends in onderzoek op het gebied van dierenwelzijn en het principe van de 3 v‘s (vervangen, vermijden en verfijnen) te ondersteunen ten aanzien van alternatieven voor dierproeven. Op basis van standaardindicatoren voor dierenwelzijn zullen de mogelijkheden voor (verplichte) EU-etikettering worden nagegaan. Ook de informatievoorziening aan consumenten moet verbeterd worden. In juni werden ter ondersteuning van het Actieplan Voorzitterschapsconclusies aangenomen. Een Commissievoorstel voor het instellen van minimumnormen voor het welzijn van vleeskuikens heeft nog niet tot besluitvorming geleid. Het gaat hierbij jaarlijks om 5,5 miljard dieren, waarvoor tot op heden geen specifieke welzijnsafspraken zijn gemaakt. Het Finse voorzitterschap zal opnieuw proberen een politiek akkoord tot stand te brengen.
Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT)
In december 2005 stemde de Raad in met een verordening die voortvloeit uit het Actieplan Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT) van juni 2003. Het gaat daarbij om een verordening waardoor de douane van EU-lidstaten hout uit FLEGT-landen op legaliteit kan toetsen. Doel van het FLEGT Actieplan is om via vrijwillige partnerschapsovereenkomsten met een aantal belangrijke houtproducerende landen bij te dragen aan het voorkomen en herstellen van ecologische en sociale schade van de ongecontroleerde houtkap en de handel in illegaal geoogst hout. Met behulp van een licentiesysteem wil de EU zich ervan verzekeren dat het ingevoerde hout legaal geoogst en verhandeld wordt. Daartoe wordt te verschepen hout in het land van uitvoer voorzien van een exportvergunning op basis waarvan het op de Europese markt toegelaten wordt. Hout uit partnerlanden zonder een dergelijke vergunning wordt geweerd.
Eind vorig jaar presenteerde de Commissie een Actieplan biomassa, waarin voorstellen worden gedaan om de kansen die de productie van biomassa voor de agrarische sector bieden, beter te benutten. Dit actieplan maakt onderdeel uit van de ambitieuze energie-agenda van de Commissie en bestaat uit zeven stappen: (1) stimuleer de vraag, (2) benut de milieuvoordelen, (3) ontwikkel productie en distributie, (4) vergroot de aanvoer van grondstoffen voor biobrandstoffen, (5) verbeter de handelsmogelijkheden, (6) ondersteun ontwikkelingslanden, en (7) ondersteun onderzoek en ontwikkeling.
In dit kader wil de Commissie onder meer de productie en het gebruik van biobrandstoffen in de EU stimuleren. Daartoe presenteerde zij in februari een EU-strategie voor biobrandstoffen. Om de grootschalige toepassing van biobrandstoffen te bevorderen dient de optimalisatie van de teelt van energiegewassen en onderzoek naar tweede generatie biobrandstoffen bevorderd te worden. De Commissie wil tevens nagaan welke kansen biobrandstoffen bieden voor ontwikkelingslanden, mede in het licht van de hervorming van de suikermarkt.
Coëxistentie van genetisch gemodificeerde en conventionele gewassen
De brede discussie die het Oostenrijks voorzitterschap organiseerde over coëxistentie van genetisch gemodificeerde organismen met conventionele en biologische gewassen leidde uiteindelijk tot de aanname van uitgebalanceerde Raadsconclusies. Vooralsnog wordt voorrang gegeven aan de invoering van nationale maatregelen op dat gebied, en is Europese regelgeving op het vlak van coëxistentie (nog) niet aan de orde.
De Commissie informeerde de Raad met enige regelmaat over de voortgang op het gebied van vereenvoudiging van het GLB. Dit mede als gevolg van het onder Nederlands voorzitterschap geformuleerde verzoek aan de Commissie om voorstellen in te dienen op het gebied van vereenvoudiging van landbouwwetgeving. Voorstellen van de Commissie hebben met name betrekking op technische vereenvoudigingen zoals het samenvoegen van 21 gemeenschappelijke marktordeningen tot een enkele en vereenvoudiging van staatssteunregels. Maar ook bij beleidshervormingen, zoals de hervorming van de suikersector, de komende evaluatie van het GLB en de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit, wordt bezien hoe regelgeving vereenvoudigd en hoe administratieve lasten verlicht kunnen worden.
Op het gebied van de gemeenschappelijke marktordeningen staat een drietal onderwerpen geagendeerd. Ten eerste zal de discussie over de hervorming van de wijn-marktordening voortgezet worden op basis van een te verschijnen Commissievoorstel. Daarnaast is een hervorming voorzien voor de marktordening voor groente en fruit (vers en verwerkt). Deze hervorming is voor Nederland, gezien de omvang van de groente- en fruitsector, van groot belang. In het najaar van 2006 zal de Commissie een impact-analyse publiceren waarin de effecten van verschillende hervormingsopties zijn opgenomen. Ten slotte is een hervorming van de marktordening voor bananen voorzien.
Ook op het terrein van de biologische landbouw is wetgeving in voorbereiding. Onder het Oostenrijkse voorzitterschap voerde de Raad reeds een eerste oriënterend debat over de voorstellen met betrekking tot de productie en etikettering van biologische producten. Gestreefd wordt naar een politiek akkoord voor het einde van het jaar.
De informele Landbouwraad zal in het teken staan van de toekomst van het Europese landbouwmodel en de uitdagingen voor een economisch, ecologisch en sociaal duurzaam landbouwbeleid. In dit debat dienen zowel de effecten van de recente hervormingsrondes meegenomen te worden als toekomstige uitdagingen waarmee de Unie geconfronteerd wordt, bijvoorbeeld als gevolg van handelsliberalisering. Met de agendering van dit thema wordt geanticipeerd op de tussentijdse evaluatie – of «health check» in de woorden van de Commissie – van het hervormde landbouwbeleid in 2008. Daarbij bestaat er ook een relatie met de algemene EU-begrotingsevaluatie die voorzien is in 2008/2009. In dat kader zal onder meer gesproken worden over de financiering van het landbouwbeleid.
Implementatie hervormd visserijbeleid
In het kader van het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) is zowel onder het Britse als het Oostenrijkse voorzitterschap een aantal voorstellen ter tafel gekomen. Soms bleek het daarbij lastig om consensus te bereiken over voorstellen gericht op de verbetering van de duurzaamheid van de visserij en beperking van visserij-inspanningen. Zo slaagde het voorzitterschap en de Commissie er in september 2005 (opnieuw) niet in een akkoord te bereiken over beheersmaatregelen voor de visserij in de Middellandse Zee.
Toch werden op een aantal dossiers concrete resultaten geboekt. Zo ging de Raad akkoord met een herstelplan voor zuidelijke heek en langoustine (Spaanse en Portugese zeegebieden) en met een beheersplan voor tong (Golf van Biskaje). Voorts werd door de Raad een nieuwe set technische maatregelen voor de Oostzee vastgesteld, waarbij het gebruik van drijfnetten de komende jaren wordt uitgefaseerd. Ook de jaarlijkse onderhandelingen over de vangsthoeveelheden (TAC’s) en quota werden succesvol afgerond, met afspraken over het beheer van de visbestanden in de gemeenschapswateren en een reductie van de visserij-inspanning gericht op diepzeebestanden. Met een aantal Noordelijke landen werden (jaarlijkse) akkoorden overeengekomen waarin de vangstmogelijkheden in elkaars wateren zijn afgesproken.
Onder het Oostenrijks voorzitterschap presenteerde de Commissie een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee. Het beheersplan is gericht op het bereiken van de lange termijn-doelstelling de visbestanden tot binnen biologische veilige grenzen te herstellen en duurzame exploitatie te bewerkstelligen. Het plan voorziet onder meer in een aantal vooraf vastgestelde regels op basis waarvan de vangsthoeveelheden en de visserij-inzet worden bepaald en in een zeer intensieve aanlandingscontrole. Het voorstel in zijn huidige vorm kan ernstige consequenties voor de Nederlandse platvissector hebben. Nederland pleit mede daarom voor een fasering van beheersmaatregelen en voor betrokkenheid van de Regionale Adviesraad (RAC) bij besluitvorming over de toepassing van meerjarige duurzaamheidsprincipes.
In het kader van de uitwerking van de Financiële Perspectieven werd door de Raad tevens het zogenaamde tweede financiële instrument voor het visserijbeleid aangenomen. Het budget voor dit instrument (2,3 miljard euro) zal onder meer worden ingezet voor controle en handhaving, gegevensverzameling, partnerschapsakkoorden en consultatie van «stakeholders».
De Raad heeft naar aanleiding van een Commissiemededeling over verbeterde werkmethodes en sterkere stakeholderconsultaties conclusies getrokken die Commissie-initiatieven ondersteunen en het belang van een meerjarenbenadering benadrukken. Tevens heeft de Raad met instemming het Actieplan voor vereenvoudiging van de visserijwetgeving besproken. Tot slot presenteerde de Commissie een Mededeling over ecolabeling. Het debat hierover, met name over de rol van de overheid versus private initiatieven, zal het komend jaar worden gevoerd.
De Raad heeft in juni 2006 een akkoord kunnen bereiken over het Europees Visserijfonds 2007–2013 (EVF), waarvan de omvang in het kader van de FP is bepaald op 3,8 miljard euro. Het EVF vervangt het huidige Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV). De Commissie wil met het EVF de beschikbare middelen nadrukkelijker inzetten voor een duurzaam visserijbeleid en de implementatie van het in 2002 hervormde GVB. Met EVF-middelen kunnen structuuraanpassingen van de visserijsector worden ondersteund.
Economische situatie visserijsector
In het verlengde van de discussie over het EVF sprak de Raad over de economische situatie in de visserijsector die met name als gevolg van de hoge brandstofprijzen zorgelijk is. De Commissie presenteerde in dat verband een interpretatie van de richtsnoeren voor staatssteun in geval van redding en herstructurering van visserijbedrijven in economische moeilijkheden. Concreet toont de Commissie zich op de korte termijn bereid deze richtsnoeren zodanig te interpreteren, dat staatssteun kan worden verleend voor o.m. de vervanging van motoren. Nederland is van oordeel dat mogelijke maatregelen in Europees kader gericht moeten zijn op versterking van de structuur van de visserijsector, gericht op innovatie en een meer duurzame en energiezuinige visserij.
14/15/16 juli 2006 | Informele Raad in Turku |
23 en 24 oktober 2006 | Raad in Luxemburg |
18 december 2006 | Raad in Brussel |
20 februari 2007 | Raad in Brussel |
1/2/3 juni 2007 | Informele Raad |
28 juni 2007 | Raad in Luxemburg |
Het Brits voorzitterschap had de afronding van het dossier chemische stoffen REACH als een van zijn prioriteiten aangemerkt. REACH beoogt één enkel geïntegreerd systeem tot stand te brengen voor Registratie, Evaluatie, Beperkende maatregelen en de Autorisatie (verlening van vergunningen) voor chemische stoffen. De vernieuwing van het stoffenbeleid moet er onder andere toe leiden dat de productie en het gebruik van chemische stoffen uiteindelijk geen of verwaarloosbare risico’s opleveren voor mens en milieu. Daarnaast moet de voorgestelde verordening meer eenheid in de bestaande EU-regelgeving brengen. Ook beoogt zij een andere aanpak van chemische stoffen en vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Volgens de verordening wordt het bedrijfsleven verantwoordelijk voor de veiligheid van stoffen die geproduceerd en gebruikt worden.
Het dossier is in zowel de Raad voor Concurrentievermogen als de Milieuraad van oktober 2005 uitgebreid aan de orde gekomen, wat uiteindelijk tot een politiek akkoord leidde in de Raad voor Concurrentievermogen op 13 december 2005. De tweede lezing zal onder Fins voorzitterschap worden behandeld. De vraag wanneer REACH definitief in werking treedt, zal in belangrijke mate afhangen van eventuele nog bestaande geschilpunten tussen de Raad en het Europees Parlement na november 2006. Het streven is erop gericht de verordening op 1 april 2007 in werking te doen treden.
Eén van de prioriteiten van het Brits voorzitterschap was het klimaatdossier. Nu het Kyoto Protocol in 2005 in werking is getreden, gaat de aandacht naast het operationeel maken van het Kyoto Protocol vooral uit naar de onderhandelingen in VN-verband over een post-2012-klimaatregime. Dit onderwerp stond prominent op de agenda van de VN-klimaatconferentie die eind 2005 in Montreal werd gehouden. Een van de belangrijkste uitkomsten van de conferentie was om vanaf 2006 verder in te gaan op de vraag hoe het klimaatbeleid er na 2012 uit dient te zien. Daarmee is in Montreal in ieder geval een basis gelegd voor discussie over de toekomst van het wereldwijde klimaatbeleid.
Een ander belangrijk onderwerp voor wat betreft klimaat is hoe de luchtvaartsector bij het klimaatbeleid kan worden betrokken. Tijdens de Raad van december 2005 kwam het effect van de luchtvaart op klimaatverandering ter sprake. Het Brits voorzitterschap stelde dat opname van luchtvaart in de CO2-emissiehandel een belangrijk extra middel is om klimaatverandering tegen te gaan, aangezien juist luchtvaart een sterke toename van uitstoot van broeikasgassen kent. Tijdens deze Raad zijn hierover Raadsconclusies aangenomen.
De Raad bereikte onder Brits voorzitterschap een politiek akkoord op hoofdlijnen over de opzet van de nieuwe verordening LIFE+. LIFE+ is het nieuwe financieringsinstrument voor het milieu en de natuur dat per 2007 in werking treedt. Het maakt onderdeel uit van de zogenaamde Financiële Perspectieven 2007–2013. Onder Oostenrijks voorzitterschap is dit – na het bekend worden van de omvang van de fondsen voor LIFE+ onder de meerjarenbegroting – geformaliseerd in een Gemeenschappelijk Standpunt.
Nederland heeft in de Milieuraad van december 2005 tegen het voorstel gestemd en heeft tijdens de Milieuraad van juni 2006 nogmaals tegen gestemd en een stemverklaring afgelegd. Reden om tegen het voorstel te stemmen was dat bij de allocatiecriteria onvoldoende gewicht is toegekend aan de factor bevolkingsdruk.
Thematische strategie en Richtlijn luchtkwaliteit
De Commissie heeft in september 2005 in het kader van het programma Clean Air for Europe (CAFE) voorstellen gepresenteerd ter verbetering van de luchtkwaliteit. De thematische strategie luchtkwaliteit, een nieuwe richtlijn over luchtkwaliteit en een voorstel voor een verordening over uitlaatgasnormen Euro 5 moeten hiertoe een bijdrage leveren. De thematische strategie stelt doelstellingen op het gebied van luchtverontreiniging vast en stelt maatregelen voor om deze tegen het jaar 2020 te verwezenlijken. Het gaat dan om de modernisering van bestaande wetgeving, focus op de schadelijkste verontreinigende stoffen en een groter beroep op de sectoren en beleidslijnen die de luchtverontreiniging kunnen beïnvloeden.
Vanwege de problemen die Nederland heeft met luchtkwaliteitnormen heeft de regering een lobbycampagne opgezet die vooral gericht was op sterke waarborgen voor snelle invoering van scherper Europees bronbeleid, als voorwaarde voor landen om aan luchtkwaliteitsnormen te kunnen voldoen, nieuwe bindende normen alleen mits ze haalbaar zijn en het verkrijgen van realistische uitstelmogelijkheden voor het halen van de normen. De Milieuraad van juni 2006 besprak een «algemene benadering» op basis van een voorstel van het voorzitterschap, waarover niet werd gestemd en dus ook geen formeel besluit werd genomen. Het voorstel van het voorzitterschap lost de Nederlandse problemen nog niet in voldoende mate op, zodat Nederland voor aanpassing blijft pleiten. In september zal het Europees Parlement amendementen voor deze richtlijn plenair behandelen. Naar aanleiding van deze amendementen, en wellicht zelfs een tweede lezing en conciliatie zullen in de tweede helft van 2006 de onderhandelingen in Raadskader worden voortgezet. De uitstelmogelijkheden moeten Nederland de kans bieden tijdig aan de normen te voldoen en daarnaast dienen de nieuwe normen voor Nederland ook haalbaar te zijn.
De Milieuraad van maart 2006 heeft onder Oostenrijks voorzitterschap Raadsconclusies aangenomen over de thematische strategie luchtverontreiniging. In eerste instantie ontbrak hierin dat het vastleggen van luchtkwaliteitsnormen vergezeld dient te gaan van brongerichte emissiebeperkende maatregelen op communautair niveau. Het is Nederland gelukt de Raadsconclusies op dit punt te wijzigen, zodat deze ook voor Nederland aanvaardbaar waren.
De eerste lezing van de verordening Euro 5 (fijn stof normen) is onder Oostenrijks voorzitterschap gestart en zal onder Fins voorzitterschap worden afgerond. Hoewel er onvoldoende steun bestond voor de Nederlandse wens om tot versnelde invoering van de Euro 5-normen te komen, is er wel brede steun voor opname in de verordening Euro 5 van een perspectief op scherpere Nox-normen (Euro 6). De Euro 5-normen hebben betrekking op fijn stof en maken de facto de toepassing van een roetfilter noodzakelijk. Snelle invoering van Euro 6-normen helpt Nederland bij het behalen van de luchtkwaliteitsdoelstelling ten aanzien van stikstofdioxide (NO2). In de tweede helft van 2006 zal een begin worden gemaakt met de herziening van de richtlijn Nationale Emissie Plafonds (NEC) die eveneens van groot belang is voor de bestrijding van luchtvervuiling aan de bron. Zie hierover ook beleid in voorbereiding.
De Commissie is begin 2006 met haar voorstel voor een Hoogwaterrichtlijn gekomen. Het doel van de richtlijn is het reduceren en beheersen van de gevolgen van overstromingen voor mensen, het milieu en de economie. De richtlijn schrijft het instrumentarium voor het aanpakken van de overstromingsproblematiek voor en verplicht tot grensoverschrijdende coördinatie.
Het belang voor Nederland bestaat uit het vastleggen van een aantal basisprincipes en kaders voor de grensoverschrijdende samenwerking. Dit is wenselijk gezien het feit dat het gehele Nederlandse grondgebied bestreken wordt door vier internationale stroomgebieden en de samenwerking op watergebied met buurlanden dus essentieel is. In de internationale rivierencommissies wordt reeds goed samengewerkt, maar een Europese aanpak biedt een extra instrument om de samenwerking op het gebied van hoogwaterbescherming met de aan Nederland grenzende landen te versterken. Het Oostenrijks voorzitterschap heeft het dossier van de Hoogwaterrichtlijn voortvarend ter hand genomen gedurende de Raad van maart 2006. Na voor Nederland succesvol verlopen onderhandelingen, is in de Raad van juni 2006 een politiek akkoord bereikt. Onder Fins voorzitterschap zal worden getracht tot overeenstemming te komen met het Europees Parlement.
Onder de Britse en Oostenrijkse voorzitterschappen is een belangrijk aantal thematische strategieën die in het Zesde Milieu Actie Programma werden aangekondigd door de Commissie gepresenteerd en door de Raad in behandeling genomen. De Raad heeft over de volgende thematische strategieën conclusies aangenomen.
Thematische strategie afvalstoffen
In december 2005 heeft de Commissie de thematische afvalstrategie gepresenteerd om het huidige Europese afvalbeleid te moderniseren. In de strategie worden uitgangspunten en acties geformuleerd en wordt ingezet op nationale programma’s voor afvalpreventie op basis van subsidiariteit. Ook is aan de Thematische strategie afvalstoffen een wijziging van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (75/442) gekoppeld.
De Thematische strategie afvalstoffen en de Kaderrichtlijn afvalstoffen geven een kader waarbinnen lidstaten op basis van nationale, regionale en lokale omstandigheden en ambities een eigen invulling kunnen kiezen, bijvoorbeeld ten aanzien van doelen en keuze van de instrumenten. Lidstaten kunnen ook aanvullende milieu-eisen aan afvalverwerking stellen bovenop Europese minimum-eisen.
De voorstellen moderniseren en vereenvoudigen de Europese afvalregelgeving en verminderen de administratieve lasten zonder milieuconsequenties.
Onder Oostenrijks voorzitterschap werden Raadsconclusies aangenomen over deze strategie. De bijbehorende richtlijn zal onder Fins voorzitterschap in behandeling worden genomen.
Thematische strategie stedelijk leefmilieu
In januari 2006 heeft de Commissie de thematische strategie voor een stedelijk leefmilieu gepubliceerd. In deze strategie geeft de Commissie aan op welke wijze zij denkt dat het leefmilieu van het stedelijke gebied kan worden verbeterd. Nederland vindt de aandacht van de EU voor de kwaliteit van de stedelijke leefomgeving positief en meent dat de inhoudelijke ideeën van de Commissie in belangrijke mate in het Nederlandse integrale milieu- en ruimtelijke beleid passen. Conform de wens van de Raad heeft de Commissie afgezien van haar eerdere voornemen om aan lidstaten de verplichting op te leggen om op het niveau van gemeenten en regio’s uitvoeringsplannen te maken. Dit is overeenkomstig de inzet van Nederland in het voorbereidingstraject. Door lokale overheden geen planverplichting op te leggen ontstaat ruimte voor eigen initiatief op lokaal niveau dat beter aansluit bij de beoogde doelstelling van de strategie, namelijk de leefomgeving in de steden integraal en gebiedsgericht te verbeteren. Onder Oostenrijks voorzitterschap werden Raadsconclusies aangenomen over deze strategie.
Nederland heeft intensief bijgedragen aan het EU-standpunt voor de Achtste Conferentie van Partijen van het Biodiversiteitsverdrag. Het kan tevreden zijn met de bereikte resultaten. Dat geldt met name voor de prioritaire onderwerpen Access and Benefit Sharing en de mariene biodiversiteit. De Commissie heeft in mei 2006 een Mededeling gepresenteerd waarin wordt aangegeven welke acties noodzakelijk zijn om de EU-doelstelling om het verlies aan biodiversiteit in 2010 tot staan te brengen, te realiseren. Belangrijk element is dat naast de Commissie ook lidstaten en maatschappelijke organisaties geacht worden om de benodigde acties uit te voeren, al dan niet met eigen accenten. De bijbehorende routekaart is een aanvulling op de bestaande EU-Biodiversiteitsstrategie en -actieplannen en zal niet leiden tot nieuwe regelgeving.
Met de inwerkingtreding van de Verordeningen met betrekking tot genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) in het voorjaar van 2004 is een einde gekomen aan het de facto moratorium dat sinds 1998 op de toelating van GGO’s bestond. In 2005 en 2006 werden 4 GGO’s (maïs en koolzaad) toegelaten tot de Europese markt. De toelatingen betreffen alleen de toepassing in levensmiddelen en diervoeders, en gelden niet voor de teelt.
Nederland heeft actief bijgedragen aan het EU-standpunt voor de derde bijeenkomst van Partijen bij het Cartagena Bioveiligheidsprotocol (maart 2006), tijdens welke na jaren van onderhandelen een besluit is genomen over de documentatievereisten bij transporten van GGO’s voor direct gebruik als voedsel, diervoeder of voor verwerking.
In 2005 en 2006 heeft tijdens de Milieuraad een aantal oriënterende debatten plaatsgehad over de toekomst van GGO’s. Daarin kwamen uiteenlopende visies naar voren over de huidige EU-besluitvormingsprocedures rondom GGO-toelatingsdossiers. Er werden geen conclusies getrokken. Mede naar aanleiding van deze discussie heeft de Commissie in april 2006 een voorstel gepresenteerd om binnen het kader van de huidige verordeningen een aantal praktische verbeteringen door te voeren in de toelatingsprocedure.
In mei 2006 heeft de Commissie een evaluatierapport uitgebracht over de verordeningen voor markttoelating, over etikettering en traceerbaarheid van GGO’s. Naast de Milieuraad heeft ook de Landbouw- en Visserijraad deze evaluatie besproken.
Ook in de tweede helft van 2006 en in 2007 zal luchtkwaliteit hoog op de agenda blijven staan. Het Fins voorzitterschap hoopt de Euro-5 verordening af te ronden en de tweede lezing van de Richtlijn luchtkwaliteit te starten (de eerste lezing van het EP vindt plaats in het najaar van 2006). Voorts wordt in 2007 de evaluatie van de NEC-richtlijn verwacht, die eveneens van groot belang is voor de bestrijding van luchtvervuiling aan de bron. Zie hierover ook onder stand van zaken. Voor Nederland blijft luchtkwaliteit een prioritair thema dat intensief gevolgd zal worden.
Naast luchtkwaliteit zal ook klimaat mede in relatie tot energie van groot belang blijven.
In het kader van de Raad zal de EU haar positie voorbereiden voor de 12e Conferentie der Partijen (COP-12/COPMOP-2) inzake klimaatverandering die in november 2006 plaats zal vinden. Tevens zal het EU systeem voor emissiehandel worden geëvalueerd, waarbij de Commissie in de tweede helft van 2006 een voorstel zal doen hoe ook de luchtvaartsector bij de emissiehandel te betrekken. In de loop van het najaar komt de Commissie met een belangrijke publicatie over middellange en lange termijn klimaatstrategiën. Dit zal naar verwachting geagendeerd worden ter kennisneming tijdens de Raad van oktober en vervolgens worden opgenomen in de conclusies van de Raad van december.
De Raad zal vermoedelijk eind 2006 conclusies aannemen over de EU-Mededeling Biodiversiteit. In de Mededeling wordt aangegeven welke acties noodzakelijk zijn om de EU-doelstelling om het verlies aan biodiversiteit in 2010 tot staan te brengen, te realiseren. Nederland heeft zich steeds positief opgesteld ten aanzien van de uitwerking van een EU-2010-agenda die gezamenlijke prioriteiten kan formuleren voor Commissie, lidstaten, NGO’s en betrokken sectoren. Het is zaak deze niet te algemeen en breedvoerig te maken, maar eerder strategisch en voorbeeldvormend. Op die manier kan duplicatie met lopend Europees en nationaal biodiversiteitsbeleid worden voorkomen. Van belang is verder dat de Commissie bij de uitvoering van de acties in de zogenaamde routekaart een actieve, initiërende rol gaat spelen.
Thematische Strategieën/review Zesde Milieu Actieprogramma
De Milieuraadsagenda zal onder Fins en Duits voorzitterschap (tweede helft 2006 en eerste helft 2007) mede gevuld zijn met de behandeling van de thematische strategieën. De komende voorzitterschappen zijn voornemens om alle nog te verschijnen dan wel nog te behandelen thematische strategieën (en bijbehorende (kader-)richtlijnen) op te pakken, te weten: thematische strategie en kaderrichtlijn mariene milieu (Europese Mariene Strategie), thematische strategie en kaderrichtlijn afvalstoffen, thematische strategie en richtlijn pesticiden, thematische strategie en richtlijn bodem en thematische strategie natuurlijke hulpbronnen.
In samenspraak met de beleidsvoornemens van de Commissie, zal tijdens het Duits voorzitterschap in ieder geval afronding van de thematische strategie bodem op het programma staan. Voor beide zullen ook Raadsconclusies worden aangenomen.
Onlosmakelijk met de thematische strategieën verbonden is de review van het Zesde Milieu Actieprogramma (Zesde MAP) waar alle thematische strategieën uit voortkomen, welke zeker onderwerp van discussie zal zijn tijdens de Milieuraad. Het Fins voorzitterschap is voornemens om één set van Raadsconclusies aan de Milieuraad van december voor te leggen, bestaande uit de review van het Zesde MAP, de thematische strategie natuurlijke hulpbronnen en de Informele Milieuraad.
In november 2005 heeft de Commissie de Europese Mariene Strategie (EMS) gepresenteerd met als belangrijk onderdeel een voorstel voor een richtlijn tot het vaststellen van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid inzake het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie). Nederland staat positief ten aanzien van de strategie, maar kritisch ten aanzien van het voorstel voor een kaderrichtlijn. Nederland ziet daarin geen grote toegevoegde waarde en zou liever onder een gemeenschappelijke competentie van Commissie en lidstaten gezamenlijk in de reeds bestaande regionale zeeconventies als OSPAR en HELCOM het streven naar een «goede milieu toestand» nader willen uitwerken. Nederland zet in op de kracht van de reeds bestaande regionale zeeconventies als OSPAR en HELCOM.
Wat Nederland betreft dienen nieuwe regels kosteneffectief te zijn en goed aan te sluiten bij bestaande regelgeving. Daarvan is onvoldoende sprake bij het voorstel voor een nieuwe kaderrichtlijn mariene strategie.
Dit dossier vormt een van de speerpunten van het Fins voorzitterschap dat mikt op een politiek akkoord over de richtlijn op de Milieuraad van december 2006. Vanwege de nauwe samenhang van de strategie met de kaderrichtlijn mariene strategie heeft het Fins voorzitterschap vooralsnog besloten geen Raadsconclusies over de strategie te agenderen zoals normaliter wel gebruikelijk is.
Aan de thematische strategie afvalstoffen is een wijziging van de kaderrichtlijn afvalstoffen gekoppeld, welke onder het Fins voorzitterschap wordt behandeld. Zie hiervoor ook beleid in voorbereiding. De hoofdlijnen van dit voorstel tot wijziging zijn:
– vereenvoudiging van de regelgeving door de kaderrichtlijn afvalstoffen, de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen en de richtlijn afgewerkte olie te integreren tot één richtlijn;
– verduidelijking van de begrippen afval, verwijdering en nuttige toepassing;
– afvalverbrandingsinstallaties (avi’s) met een hoog rendement worden op basis van een eis voor energie-efficiency geclassificeerd als installaties voor nuttige toepassing;
– lidstaten krijgen de opdracht tot het maken van preventieprogramma’s;
– lidstaten dienen waar mogelijk gebruik te maken van economische instrumenten en deze onderling af te stemmen om marktverstoringen te voorkomen.
Nederland neemt in beginsel een positieve houding aan ten aanzien van de voorstellen, vooral waar de voorstellen de modernisering van het afvalbeleid betreffen. Nederland is voorzichtiger over de formulering van de preventieprogramma’s. Deze zouden alleen op nationaal niveau ingezet moeten worden.
Thematische strategie pesticiden
Deze strategie is verschenen in juli 2006. Doelstelling van de strategie zal zijn de impact van pesticiden op de volksgezondheid en het milieu te verminderen, en meer in het algemeen te komen tot een duurzamer gebruik van pesticiden en tot een vermindering van de risico’s en het gebruik ervan. Aan de thematische strategie pesticiden is zowel een kaderrichtlijn als een herziening van de richtlijn gewasbeschermingsmiddelen gekoppeld.
Het Fins voorzitterschap zal de behandeling van deze strategie en de herziening van de richtlijn op zich nemen gedurende de tweede helft van 2006.
De Commissie heeft in juni 2006 de behandeling van de thematische bodemstrategie en de hiermee samenhangende Europese Bodemrichtlijn voor onbepaalde tijd uitgesteld. Uit de tot nu toe bekende informatie kan de strategie gezien worden als een ondersteuning van het al vigerende Nederlandse beleid. Nederland heeft er belang bij dat ook in andere Europese landen een duurzaam bodembeleid gevoerd wordt, onder meer vanwege een level playing field (bodemverontreiniging), de grensoverschrijdende gevolgen (met name waterhuishouding, kwalitatief en kwantitatief) en de voedselveiligheid. De voorgestelde strategie zal bovendien bijdragen aan het realiseren van doelen van het internationale biodiversiteitsbeleid, de kaderrichtlijn water, de toekomstige grondwaterrichtlijn, de nitraatrichtlijn en de klimaatdoelstellingen.
Aan deze strategie zal een richtlijn worden gekoppeld. De Commissie acht een bindend instrument noodzakelijk om het doel – een duurzaam gebruik en beheer van de bodem – te bereiken. De richtlijn dient tevens bij te dragen aan de integratie van bodem in andere (nationale en Europese) beleidsvelden. Verwacht wordt dat in de richtlijn acht concrete bedreigingen zullen worden genoemd, waarvoor de lidstaten maatregelen moeten nemen om deze aan te pakken. De lidstaten zullen de ruimte krijgen om zelf vast te stellen hoe ver zij willen gaan om de bedreigingen te verminderen, hoe ze dat willen realiseren en hoe ze de resultaten gaan monitoren. De richtlijn zal waarschijnlijk geen normen of gekwantificeerde doelen bevatten.
Nederland onderschrijft het belang van een Europese bodemstrategie, maar heeft tevens benadrukt dat het voorgestelde juridische instrument (een richtlijn) niet gepast is vanuit het oogpunt van proportionaliteit. Nederland zal dan ook in de onderhandelingen over de richtlijn zoeken naar een blokkerende minderheid voor het voorstel echter wel op een zodanige manier dat Nederland zich in deze onderhandelingen in Brussel inhoudelijk niet buitenspel zet zodat aanpassingen daarvan in een door Nederland gewenste richting zullen gaan.
Thematische strategie natuurlijke hulpbronnen
Begin 2006 is deze strategie door de Commissie gepresenteerd. De strategie heeft tot doel om de negatieve milieueffecten veroorzaakt door het gebruik van natuurlijke hulpbronnen te verminderen terwijl de economie groeit. De Commissie stelt de lidstaten voor om nationale programma’s en maatregelen te ontwikkelen gericht op het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De programma’s en maatregelen moeten worden gericht op die hulpbronnen, die de meeste milieudruk veroorzaken. De strategie brengt geen nieuwe wetgeving met zich mee. De Commissie streeft wel naar doorwerking van de strategie in andere beleidsvelden, waaronder ontwikkelingssamenwerking. Behandeling van Raadsconclusies over de strategie staat geagendeerd voor het Fins voorzitterschap gedurende de tweede helft van 2006.
In mei 2006 heeft de Commissie een evaluatierapport uitgebracht over de verordeningen over etikettering en traceerbaarheid van GGO’s (1830/2003). De Commissie moet de evaluatie over verordening 1829/2002 over genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders nog presenteren. Naar verwachting zal de toekomst van de besluitvormingsprocedure rondom GGO-toelatingsdossiers ook tijdens het Fins, Duits en Portugees voorzitterschap blijven figureren op de agenda van de Milieuraad en de Landbouwraad. Nederland is van mening dat de discussie die momenteel in de EU gevoerd wordt, zou moeten bijdragen aan de ontwikkeling van een breder politiek en maatschappelijk draagvlak. Daarbij is het van groot belang dat de toepassing van het beoordelingskader van de mogelijke risico’s enerzijds en de maatschappelijk-politieke discussie anderzijds feitelijk gescheiden blijven.
In juni 2005 heeft de Raad conclusies aangenomen over de Kwikstrategie zoals door de Commissie in januari 2005 voorgesteld. Daaruit voortvloeiend zal de Commissie in de tweede helft van 2006 een verordening presenteren, vermoedelijk nog voor de multilaterale bijeenkomst inzake kwik die in oktober 2006 bijeenkomt. Hoewel Nederland wel een aantal specifieke wensen heeft voor de verordening, is dit voor Nederland geen risico-dossier.
Prioritaire stoffen in het aquatisch milieu
In de tweede helft van 2006 wordt het Commissievoorstel verwacht inzake een richtlijn prioritaire stoffen. Het betreft een uitwerking van een bepaling in de kaderrichtlijn water. De richtlijn zal normen stellen voor de toelaatbaarheid van een dertigtal stoffen in het aquatisch milieu.
3.10 Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur
13–14 november 2006 | OJC-Raad in Brussel |
4–5 december 2006 | Informele Raad (onderwijs) |
18 februari 2007 | OJC-Raad in Brussel |
25–25 mei 2007 | OJC-Raad in Brussel |
25–26 juni 2007 | Informele Raad (cultuur) |
Programma Leven Lang Leren 2007–2013 en kwaliteit van mobiliteit
Eerder presenteerde de Commissie haar voorstellen voor een programma op het gebied van onderwijs en opleiding voor de periode 2007–2013. Het programma bundelt de programma’s «Comenius» (primair en voortgezet onderwijs), «Erasmus» (hoger onderwijs), «Leonardo da Vinci» (beroepsonderwijs) en «Grundtvig» (volwassenenonderwijs). Doel is de bevordering van de mobiliteit van leerlingen, studenten en onderwijskundig personeel, alsmede de uitwisseling tussen onderwijsinstellingen. De bespreking van het programma is door het Brits en het Oostenrijks voorzitterschap voortgezet. Hoewel het besluitvormingstraject in de Raad nog niet voltooid is, tekent zich overeenstemming af over het programma.
De Raad stemde in mei in met het «European Quality Charter for Mobility» (door Nederland in juli 2004 geagendeerd). Het Handvest is een leidraad voor instellingen en organisaties die betrokken zijn bij mobiliteit en bevat richtsnoeren waarmee zij op systematische wijze de kwaliteit van mobiliteit kunnen waarborgen.
Doelstellingenrapport «onderwijs en opleiding 2010»
In het kader van de Lissabonstrategie heeft de Raad in februari 2002 het werkprogramma «onderwijs en opleiding 2010» vastgesteld. Deze doelstellingen betreffen de kwaliteit, de effectiviteit en toegankelijkheid van onderwijs en opleiding. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de «open coördinatie methode» om het beleid in de diverse lidstaten beter op elkaar af te stemmen. Elke twee jaar brengen de Raad en de Commissie opnieuw verslag uit over de voortgang. De Raad bereikte in mei 2003 overeenstemming over de volgende streefwaarden voor 2010.
• Terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Ambitie van zowel de EU als Nederland: het halveren van het percentage 18 tot 24-jarigen zonder havo, vwo of mbo-2-diploma in 2010 (ten opzichte van 2000).
• Meer afgestudeerden in exacte vakken en techniek. Ambitie van zowel de EU als Nederland: een toename met 15% in 2010.
• Opleidingsniveau jongeren: het vergroten van het aantal jongeren met een startkwalificatie (minimaal havo, vwo of mbo-2). Ambitie van zowel de EU als Nederland: 85% in 2010.
• Leesvaardigheid: vermindering van het aantal 15-jarigen in de EU dat slecht kan lezen.
EU-ambitie: daling van 20%. Nederlandse ambitie: handhaven van de internationale toppositie, te weten 9% met lage leesvaardigheid (beiden 2010 ten opzichte van 2000).
• Leven lang leren: verhoging van het aantal volwassenen (25–64 jarigen) dat deelneemt aan leeractiviteiten in de EU.
EU-ambitie: 12.5% in 2010; Nederlandse ambitie: 20% in 2010.
In februari 2006 heeft de Raad een voortgangsrapportage voor de Voorjaarsraad van dat jaar vastgesteld. Hieruit bleek dat de lidstaten over het algemeen vooruitgang boeken. Ook hebben veel (maar niet alle) lidstaten coherente strategieën voor een leven lang leren en/of actieplannen voor de verwezenlijking van de vijf EU-benchmarks opgesteld. Het kabinet zond deze in november 2004 respectievelijk december 2003 aan de Kamer. Hoewel elke lidstaat vrij is in de wijze waarop zij de afgesproken doelstellingen vertaalt in nationaal beleid, meent de Raad dat een grotere inspanning nodig is om de onderwijs- en opleidingssystemen in lidstaten te hervormen. Dat betekent onder andere dat lidstaten meer moeten investeren in menselijk kapitaal.
Kerncompetenties voor een Leven Lang Leren
In vervolg op het in 2002 afgesproken werkprogramma «onderwijs en opleiding 2010» is een lijst met kerncompetenties samengesteld, die mensen in staat stellen om zich in de toekomst beter te kunnen aanpassen aan een snel veranderende omgeving. Dit zijn onder andere kennis van de moedertaal en vreemde talen, wiskundige competenties, ICT-vaardigheden, ondernemerschap, cultureel bewustzijn en interculturele competenties. Dit referentiekader is onder het Oostenrijks voorzitterschap besproken en zal naar verwachting onder het voorzitterschap van Finland voltooid worden.
Europese indicator taalvaardigheid
De Europese Raad stelde in 2002 dat ieder kind vanaf jonge leeftijd twee vreemde talen zou moeten leren. De Raad bepaalde in 2005 dat de nadruk in eerste instantie gelegd wordt op lezen, luisteren en schrijven. Spreekvaardigheid wordt in een latere fase aan de test toegevoegd. Om de vorderingen te kunnen meten wordt sinds 2005 gesproken over de ontwikkeling van een Europese indicator voor taalvaardigheid. Het Europees Parlement reageerde positief op dit voorstel. De Commissie dient eind 2006 aan de Raad verslag uit te brengen over de voortgang. Nederland zal daarbij scherp letten op aspecten als uitvoerbaarheid, kosten en administratieve lasten.
Frankrijk, Duitsland, Zweden en Spanje hebben in 2004 het initiatief voor een Europees Jeugdpact gelanceerd, gericht op de bestrijding van jeugdwerkloosheid en voortijdig schooluitval, en het bevorderen van mobiliteit, educatie, sociale insluiting en een goede balans werk-privé. Tijdens de Voorjaarsraad in maart 2005 is het Pact voor de Jeugd in de bijlage van de conclusies over de Lissabon-strategie opgenomen. Nadere uitwerking van het Pact, in de vorm van conclusies, heeft zijn beslag gekregen tijdens de zitting van de Raad op 14 februari 2006. In deze conclusies wordt gewezen op het belang van het jeugdbeleid voor de Lissabon-doelstellingen en roept hij onder andere de lidstaten op om genoemde doelstellingen van het Pact op te nemen in hun Nationale Hervormingsplannen. De Europese Raad concludeerde op 23 en 24 maart 2006 voorts dat lidstaten ten behoeve van jongeren de raakvlakken tussen hun beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding, werkgelegenheid, sociale integratie en mobiliteit dienen te versterken.
In de tweede helft van 2004 presenteerde de Commissie haar voorstellen voor een programma «Jeugd in actie» (2007–2013). Hoofddoel ervan is de bevordering van Europees burgerschap door uitwisselingen van jongeren en grensoverschrijdende projecten van jongeren mogelijk te maken. Daarnaast is de bedoeling om door de stimulering van vrijwilligerswerk in andere lidstaten meer onderling begrip van jongeren voor elkaar te creëren. De bespreking van «Jeugd in actie» is voortgezet door het Luxemburgs, het Brits en het Oostenrijks voorzitterschap. De Raad zal naar verwachting in het najaar van 2006 zijn instemming met het programma geven.
In juli 2006 heeft de Commissie een Mededeling uitgebracht over een strategie voor kinderrechten in de Europese Unie. Met deze Mededeling wil de Commissie bewerkstelligen dat de EU actief rekening houdt met de rechten van kinderen en lidstaten ondersteunt bij activiteiten op dit punt. De Commissie stelt voor om een zestal concrete doelstellingen te formuleren voor het realiseren van deze strategie, waaronder het mainstreamen van kinderrechten in EU-acties, het aanwijzen van een coördinator voor kinderrechten en het opzetten van een Europees Forum voor Kinderrechten.
Onder het Nederlands voorzitterschap in 2004 maakte de Raad een begin met de bespreking van het programma Cultuur 2007. Het heeft een looptijd van 2007 tot 2013. Het programma is erop gericht de mobiliteit van personen werkzaam in de culturele sector te bevorderen, alsmede de mobiliteit van museale collecties (dit laatste onder andere door de stimulering van bruiklening). De daaropvolgende voorzitterschappen hebben de bespreking ervan voorgezet. Gedurende het Oostenrijks voorzitterschap heeft de Raad overeenstemming over het programma bereikt.
De Raad bereikte tijdens zijn zitting op 18 en 19 mei 2006 overeenstemming over het programma «Burgers voor Europa» voor de periode 2007–2013. Het programma heeft tot doel de kloof tussen burgers en de EU te dichten. In praktische zin wil het programma interculturele uitwisselingen stimuleren. Het richt zich daarbij op de ondersteuning van grensoverschrijdende projecten van gemeenten en individuele burgers, door middel van projecten van maatschappelijke organisaties en ondersteuning van grensoverschrijdende projecten met een grote zichtbaarheid. Tot maatschappelijke organisaties worden onder meer vakbonden, onderwijsinstellingen en vrijwilligers- en amateursportorganisaties gerekend.
De Raad kwam op 18 mei 2006 tot overeenstemming over het programma Media 2007. Het heeft een looptijd van 2007 tot 2013. Doel ervan is de werking van de interne markt op het gebied van audiovisuele sector te bevorderen. Meer in het bijzonder dient het programma bij te dragen tot de vergroting van het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector, tot de bevordering en instandhouding van het audiovisuele erfgoed, tot verspreiding van kennis van elkaars cultuur en tot bevordering van de verspreiding en circulatie van Europese audiovisuele werken buiten de Europese Unie.
Aanbeveling betreffende bescherming minderjarigen en audiovisuele en informatiediensten
De Raad kwam op 18 en 19 mei 2006 tot overeenstemming over de aanbeveling betreffende bescherming minderjarigen en audiovisuele en informatiediensten. Doel ervan is het recht op weerwoord in alle media te verzekeren; minderjarigen door middel van media-alfabetiserings- of media-opvoedingsprogramma’s bewust te maken van de wijze waarop zij veilig kunnen gebruik maken van de nieuwe diensten; identificatie te vergemakkelijken van voor jongeren bestemde inhoud en diensten met een hoge kwaliteit, en deze diensten toegankelijker te maken voor jongeren; bedrijfstakken aan te moedigen iedere vorm van discriminatie in alle media te voorkomen en te bestrijden.
De Commissie heeft een mededeling gepresenteerd voor een virtuele Europese bibliotheek om het culturele en wetenschappelijke erfgoed van Europa beter toegankelijk te maken. Zij meent dat de toegankelijkheid van Europese informatiebronnen via internet bevorderd moet worden. Als eerste stap zal zij een (online-)raadpleging organiseren over digitalisering, online-toegankelijkheid en het behoud van digitaal materiaal. De Raad discussieerde in november 2005 een eerste keer over dit onderwerp. De Commissie presenteerde in juli een aanbeveling digitale bibliotheek en cultuur, gebaseerd op bovengenoemde mededeling. De Commissie streeft er verder naar eind dit jaar met een aparte mededeling over wetenschappelijke informatie te komen, die met name gaat over openbaarheid van onderzoeksgegevens gefinancierd door publiek geld.
De richtlijn «Televisie zonder grenzen» heeft ten doel een gemeenschappelijke Europese markt voor omroepdiensten te realiseren. In reactie op technologische- en marktontwikkelingen in de audiovisuele sector acht de Commissie het noodzakelijk om de richtlijn te actualiseren. In de tweede helft van 2005 presenteerde de Commissie daartoe haar voorstellen. De Raad debatteerde er op 18 en 19 mei 2006 voor het eerst over, overigens zonder conclusies te trekken. Het toepassingsgebied van de nieuwe richtlijn wordt uitgebreid van traditionele omroepdiensten naar alle lineaire («one to many») en non-lineaire («on demand») audiovisuele mediadiensten. Nederland onderschrijft de noodzaak de richtlijn, waar de huidige regelgeving vanwege voortschrijdende technologische en economische ontwikkelingen niet meer voldoet, te herzien. Nederland hecht er tevens grote waarde aan te zorgen voor een gelijke set aan minimumregels voor vergelijkbare audiovisuele diensten (traditionele omroepdiensten en vergelijkbare nieuwe diensten om daarmee een gelijk speelveld te creëren. Na het Oostenrijks voorzitterschap zal het Fins en mogelijk het Duits voorzitterschap de bespreking van deze richtlijn voortzetten.
Jaar van de interculturele dialoog
De Raad heeft op 15 mei gedebatteerd over het voorstel om 2008 uit te roepen tot het jaar van de interculturele dialoog. Doel van de activiteiten in het kader van dit Europese jaar is de bevordering van interculturele dialoog als middel voor Europese burgers om kennis en vaardigheden te laten verwerven die hen toerusten voor participatie in de samenleving. Ook moet dit jaar bijdragen aan meer bewustzijn van actief Europees burgerschap, dat gebaseerd is op respect voor culturele diversiteit en gedeelde waarden (onder andere respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid, non-discriminatie). Het besluit hierover zal naar verwachting genomen worden in de tweede helft van 2006.
Fiches opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) 2005–2006
Hieronder is een overzicht gegeven van de fiches die door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) in de periode 2005–2006 zijn opgesteld. In de periode 2005–2006 is een aantal maatregelen genomen die een goede informatievoorziening ten behoeve van het parlement moeten verzekeren.
Het kabinet heeft in het kader van het kabinetsstandpunt«Nederland in Europa – Europa in Nederland» besloten de BNC fiches van een helder tijdpad en behandeltraject te voorzien, zodat het parlement beter in staat is de procedurele aspecten van bepaalde voorstellen op hun waarde te schatten. Ten aanzien van vooral die dossiers die mogelijkerwijs grote gevolgen voor Nederland zullen hebben, zal ook de informatievoorziening aan het parlement gerichter en gedifferentieerder plaatsvinden. Het kabinet zal beide kamers op de gebruikelijke wijze over deze belangrijke onderwerpen informeren. Het kabinet streeft er naar ook ten aanzien van de voorstellen die mogelijkerwijs grote gevolgen voor Nederland zullen hebben, binnen een termijn van drie weken met een oordeel over de wenselijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit van een Commissie-voorstel te komen.
Ter ondersteuning van de oordeelsvorming over de subsidiariteit en proportionaliteit van EU-voorstellen zal de ambtelijke voorbereiding van de subsidiariteitstoets worden versterkt. De interdepartementale werkgroep BNC zal nadrukkelijker stilstaan bij de goede naleving van deze beginselen. Daartoe zal strikt de hand worden gehouden aan de criteria die dienen om te bepalen of een regeling op communautair niveau moet worden getroffen. Bovendien is inmiddels op het ministerie van Buitenlandse Zaken een Coördinator Subsidiariteit en Proportionaliteit (CSP) aangesteld. Deze zal bijdragen aan tijdige signalering van uit oogpunt van subsidiariteit en proportionaliteit wenselijk en onwenselijk beleid. Daarnaast ziet de coördinator in nauwe samenwerking met de vakdepartementen mede toe op de kwaliteit van EU-regelgeving en de beheersbaarheid van de administratieve lasten daarvan.
Werk- en wetgevingsprogramma van de Commissie
Het kabinet heeft in december 2005 een eerste appreciatie gegeven van het werk- en wetgevingsprogramma 2006 van de Commissie en is hierover met de Kamer in debat gegaan. Om het parlement in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij Europees beleid en Europese regelgeving in wording, heeft het kabinet besloten jaarlijks deze appreciatie op te stellen.
Met de uitvoering van het rapport van de Gemengde Commissie «Sturing EU-aangelegenheden» onder voorzitterschap van de heer Van Voorst tot Voorst wordt sinds eind 2005 door het ministerie van Buitenlandse Zaken gewerkt aan het opzetten van een elektronisch systeem ter bevordering van de interdepartementale coördinatie: een prikbord dat per onderwerp inzage biedt in agenda’s, relevante documenten, impact-analyses en dergelijke. Bezien wordt of het mogelijk is ook voor de Eerste en Tweede Kamer dit soort informatie, waar relevant, op termijn op elektronische wijze toegankelijk te maken.
De Europese Commissie heeft op 10 mei 2006 een mededeling uitgebracht over de Europese toekomstagenda («A citizen’s agenda. Delivering results for Europe») waarin zij aangeeft mededelingen en wetgevingsvoorstellen rechtstreeks aan de nationale parlementen toe te sturen.
Alle Europese instellingen onderhouden zeer toegankelijke websites waarop het gehele wetgevingstraject te volgen is.
http://europa.eu/
http://www.europarl.europa.eu/
http://www.consilium.europa.eu/
http://ec.europa.eu/
Titel fiche | Dept | Nr Comdoc (def) | Kamerstuk 22 112/... dd. |
---|---|---|---|
1. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement «Financiële informatie over de Europese Ontwikkelingsfondsen» | BZ | (05)287 | 393 dd. 06-10-05 |
2. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Ontwerpverklaring inzake de richtlijnen voor duurzame ontwikkeling | BZ | (05)218 | 393 dd. 06-10-05 |
3. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten | BZ | (05)290 | 394 dd. 12-10-05 |
4. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van begeleidende maatregelen voor landen van het die getroffen zijn door de hervorming van de suikerregeling van de EU | BZ | (05)266 | 394 dd. 12-10-05 |
5. Mededeling van de Commissie van de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Voorstel voor een gezamenlijke verklaring van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie Het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie «de Europese Consensus» | BZ | (05)311 | 395 dd. 24-10-05 |
6. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over regionale beschermingsprogramma’s | BZ JUS | (05)388 | 396 dd. 08-11-05 |
7. – Voorstel voor een beschikking van het Europees parlement en de Raad tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door Tsjechische Republiek, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije van bepaalde documenten als gelijkwaardig met hun nationale visa, met het oog op doorreis over hun grondgebied (A) – Voorstel voor een beschikking van het Europees Parement en de Raad tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door de lidstaten, met het oog op doorreis over hun grondgebied, van bepaalde door Zwitserland en Liechtenstein afgegeven verblijfstitels (B) | BZ | (05)381 | 397 dd. 11-11-05 |
8. Communication from the Commission Report on the implementation of Council Regulation (EC) 866/2004 of 29 April 2004 and the situation resulting from its application* | BZ | (05)320 | 397 dd. 11-11-05 |
9. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Het externe optreden via thematische programma’s binnen de nieuwe financiële vooruitzichten 2007–2013 | BZ | (05)324 | 397 dd. 11-11-05 |
10. Mededeling van de Commissie aan de Raad over het mechanisme voor monitoring en evaluatie van de situatie in derde landen op het gebied van de bestrijding vanillegale immigratie | BZ | (05)352 | 401 dd. 05-12-05 |
11. Communication from the Commission to the Council on the progress achieved by Bosnia and Herzegovina in implementing the priorities identified in the Feasibility Study on the preparedness of Bosnia and Herzegovina to negotiate a Stabilisation and Association Agreement with the European Union* | BZ | (05)529 | 406 dd. 14-12-05 |
12. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament and the European Economic and Social Committee: EU Strategy for Africa: Towards a Euro-African pact to accelerate Africa’s development* | BZ | (05)489 | 406 dd. 14-12-05 |
13. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions Migration and Development: Some concrete orientations* | BZ | (05)390 | 407 dd. 14-12-05 |
14. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament: EU-Palestinian cooperation beyond disengagement – towards a two-state solution* | BZ | (05)458 | 415 dd. 02-01-06 |
15. Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende het aanknopen van overleg met Mauritaniëovereenkomstig artikel 96 van de overeenkomst van Cotonou | BZ | (05)546 | 417 dd. 03-02-06 |
16. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament. «A stronger partnership between the European Union and Latin America»* | BZ | (05)636 | 418 dd. 06-02-06 |
17. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: EU-strategie voor de aanpak van het tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden | BZ | (05)642 | 418 dd. 06-02-06 |
18. Voorstel voor een besluit van de Raad over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door de nationale veiligheidsdiensten van de lidstaten en Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten | BZ | (05)600 | 423 dd. 02-03-06 |
19. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Herziening van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling – Een actieplatform | BZ | (05)658 | 424 dd. 10-03-06 |
20. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s «De bijdrage van de Commissie voor de periode van bezinning en daarna: Plan D voor Democratie, Dialoog en Debat» | BZ | (05)494 | 424 dd. 10-03-06 |
21. Mededeling van de Commissie; De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart | BZ | (06)27 | 426 dd. 24-03-06 |
22. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament Increasing the impact of EU aid: a common framework for drafting country strategy papers and joint multiannual programming* | BZ | (06)88 | 434 dd. 24-04-06 |
23. Commission Communication on the Application of article 228 of the EC Treaty* | BZ | SEC(05)1658 | 436 dd. 01-05-06 |
24. Witboek inzake een Europees Communicatiebeleid. | BZ | (06)35 | 436 dd. 01-05-06 |
25. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: een EU-Caribisch Partnerschap voor groei, stabiliteit en ontwikkeling | BZ | (06)86 | 440 dd. 17-05-06 |
26. Voorstel voor een besluit van de Raad inzake het door de Gemeenschap binnen de ACS-EG-Raad van Ministers in te nemen standpunt met betrekking tot het financiële meerjarenkader voor de periode 2008–2013 en de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de overeenkomst tot wijziging van de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en herzien in Luxemburg op 25 juni 2005 | BZ | (06)132 | 444 dd. 06-06-06 |
27. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Investeren in mensen Mededeling over het thematisch programma voor menselijke en sociale ontwikkeling en de financiële vooruitzichten 2007–2013 | BZ | (06)18 | 443 dd. 06-06-06 |
28. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad «Thematisch programma voor de samenwerking met derde landen op het gebied van migratie en asiel» | BZ | (06)26 | 443 dd. 06-06-06 |
29. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Extern optreden: thematisch programma voor het milieu en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen met inbegrip van energie | BZ | (06)20 | 443 dd. 06-06-06 |
30. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement een thematische voedselzekerheidsstrategie Werk maken van het voedselzekerheids-programma om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken | BZ | (06)21 | 443 dd. 06-06-06 |
31. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Thematisch programma voor samenwerking met de industrielanden en andere landen met hoog inkomen in het kader van de toekomstige financiële vooruitzichten (2007–2013) | BZ | (06)25 | 443 dd. 06-06-06 |
32. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Het thematisch programma «Niet-overheidsactoren en lokale autoriteiten in het ontwikkelingsproces» | BZ | (06)19 | 443 dd. 06-06-06 |
33. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Thematisch programma voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld in het kader van de toekomstige financiële vooruitzichten (2007–2013) | BZ | (06)23 | 443 dd. 06-06-06 |
34. Voorstel voor een besluit van de Raad houdende afsluiting van het overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië krachtens artikel 96 van de herziene Overeenkomst van Cotonou | BZ | (06)166 | 447 dd. 19-06-06 |
35. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «Het i2010-actieplan voor de elektronische overheid: Versnelde invoering van de elektronische overheid voor het nut van iedereen» | BZ EZ | (06)173 | 447 dd. 19-06-06 |
36. – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie inzake de versoepeling van de afgifte van visa voor kort verblijf – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie inzake de versoepeling van de afgifte van visa voor kort verblijf | BZ | (06)188 | 451 dd. 03-07-06 |
37. – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van de overnameovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overnameovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie | BZ | (06)191 | 451 dd. 03-07-06 |
38. Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende het verhogen van de status van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie binnen de Internationale Organisatie voor atoomenergie | BZ | (06)121 | dd. augustus 2006 |
39. Voorstel voor een besluit van de Raad tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo | BZ | (06)207 | dd. augustus 2006 |
40. Proposal for a Council Decision amending Decision 2003/631/EC adopting measures concerning Liberia under Article 96 of the ACP-EC Partnership Agreement in a case of special urgency* | BZ | (06)267 | dd. augustus 2006 |
41. – Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten – Voorstel voor een besluit van de Raad waarbij het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten wordt gemachtigd zijn activiteiten uit te oefenen op de in titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde gebieden | BZK | (05)280 | 392 dd. 28-09-05 |
42. Mededeling van de Commissie De naleving van het Handvest van de grondrechten in wetgevingsvoorstellen van de Commissie – Methodologie voor een systematische en grondige controle | BZK | (05)172 | 394 dd. 12-10-05 |
43. Proposal for a Council Decision on the improvement of police cooperation between the Member States of the European Union, especially at the internal borders and amending the Convention implementing the Schengen Agreement* | BZK JUST | (05)317 | 394 dd. 12-10-05 |
44. Mededeling van de Commissie betreffende maatregelen ter verbetering van de veiligheid met betrekking tot explosieven, ontstekers, benodigdheden om bommen te maken en vuurwapens | BZK JUST | (05)329 | 394 dd. 12-10-05 |
45. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Tweede mededeling over eSafety – eCall naar de burger brengen | BZK V&W | (05)431 | 398 dd. 11-11-05 |
46. Initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden met het oog op de aanneming van het besluit van de Raad betreffende de versterking van de grensoverschrijdende politiesamenwerking bij gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen en het politieoptreden primair is gericht op de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten | BZK | n.v.t. | 398 dd. 11-11-05 |
47. Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verstrekking van informatie die is verkregen bij de activiteiten van veiligheids- en inlichtingendiensten met betrekking tot terroristische misdrijven. | BZK DEF | (05)695 | 426 dd. 24-03-06 |
48. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (Herschikking) | BZK | (06)29 | 434 dd. 24-04-06 |
49. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on the results of the consultation launched by the Green Paper on Defence Procurement and on the future Commission initiatives* | DEF EZ | (05)626 | 423 dd. 02-03-06 |
50. Mededeling van de Commissie Cohesiebeleid ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid: Communautaire strategische richtsnoeren 2007–2013 | EZ | (05)299 | 393 dd. 06-10-05 |
51. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de financiering van de Europese normalisatie | EZ FIN | (05)377 | 394 dd. 12-10-05 |
52. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van het goederenvervoer over de binnenwateren | EZ | (05)366 | 394 dd. 12-10-05 |
53. Voorstel voor een verordening inzake onderhandelingen over overeenkomsten inzake de handel in diensten andere dan vervoersdiensten | EZ | (05)326 | 398 dd. 11-11-05 |
54. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «Een op de markt gebaseerde benadering van het spectrumbeheer in de Europese Unie» | EZ | (05)400 | 398 dd. 11-11-05 |
55. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming | EZ | (05)375 | 401 dd. 05-12-05 |
56. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions – eAccessibility* | EZ VWS BZK SZW | (05)425 | 407 dd. 14-12-05 |
57. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Prioriteiten van het EU-spectrumbeleid voor de digitale omschakeling in de context van de voor 2006 geplande Regionale Radioconferentie van de ITU (RRC-06) | EZ | (05)461 | 412 dd. 19-12-05 |
58. Mededeling van de Commissie Uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: een beleidskader ter versterking van de EU industrie – Naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid | EZ | (05)474 | 412 dd. 19-12-05 |
59. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de goedkeuring van de Overeenkomst over de rechtenvrije behandeling van geïntegreerde multichipschakelingen (MCP’s) | EZ | (05)538 | 412 dd. 19-12-05 |
60. – Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma dat door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek door middel van eigen acties moet worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007–2013) – Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma «Samenwerking» tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007–13) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie – Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma «Ideeën» tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007–2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie – Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifieke programma «Mensen» tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007–2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie – Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma «Capaciteiten» tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007–2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie | EZ OCW | (05)439 (05)440 (05)441 (05)442 (05)443 | 412 dd. 19-12-05 |
61. – Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma dat door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek door middel van eigen acties moet worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma (2007–2011) van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks-en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie – Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007–2011) van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie | EZ VROM OCW | (05)444 (05)445 | 412 dd. 19-12-05 |
62. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indiening van gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten | EZ | (05)566 | 416 dd. 27-01-06 |
63. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: «Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving» | EZ | (05)535 | 417 dd. 03-02-06 |
64. Proposal for a Council Regulation repealing Regulation (EEC) No 4056/86 laying down detailed rules for the application of Articles 85 and 86 to maritime transport, and amending Regulation (EC) No 1/2003 as regards the extension of its scope to include cabotage and international tramp services* | EZ V&W FIN | (05)569 | 418 dd. 06-02-06 |
65. Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on Public-Private Partnerships and Community Law on Public Procurement and Concessions * | EZ V&W | (05)651 | 418 dd. 06-02-06 |
66. Mededeling van de Commissie – Steun voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen | EZ | (05)627 | 423 dd. 02-03-06 |
67. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: het Communautair Lissabon-programma uitvoeren – Een modern KMO-beleid voor groei en werkgelegenheid | EZ | (05)551 | 423 dd. 02-03-06 |
68. Mededeling van de Commissie Actieplan Biomassa | EZ | (05)628 | 424 dd. 10-03-06 |
69. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen | EZ | (05)661 | 424 dd. 10-03-06 |
70. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en verdere ontwikkeling van statistieken over onderwijs en levenslang leren | EZ OCW | (05)625 | 424 dd. 10-03-06 |
71. – Voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève van de Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen of modellen van nijverheid, aangenomen te Genève op 2 juli 1999 – Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Verordening (EG) nr. 40/94 in verband met de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid | EZ | (05)687 (05)689 | 426 dd. 24-03-06 |
72. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees systeem van geïntegreerde statistieken voor de sociale bescherming (ESSOBS) | EZ SZW | (06)11 | 429 dd. 10-04-06 |
73. – Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-20 133) – Voorstel voor een verordening (Euratom) van de Raad tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007–2011) | EZ OCW | (05)705 (06)42 | 432 dd. 13-04-06 |
74. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden | EZ | (06)39 | 438 dd. 10-05-06 |
75. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Implementatie van de Lissabonstrategie van de Europese Gemeenschap: ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren | EZ OCW | (06)33 | 438 dd. 10-05-06 |
76. Mededeling van de Commissie aan de Raad. Het Europees parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Uitvoering van het communautair Lissabonprogramma voor groei en werkgelegenheidOverdracht van ondernemingen – Continuïteit door een nieuwe start | EZ | (06)117 | 440 dd. 17-05-06 |
77. Mededeling van de Commissie Een nieuw EU-toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme | EZ | (06)134 | 445 dd. 02-06-06 |
78. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende structurele bedrijfsstatistieken | EZ | (06)66 | 444 dd. 06-06-06 |
79. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «Overbrugging van de breedbandkloof» | EZ | (06)129 | 447 dd. 19-06-06 |
80. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité «Tenuitvoerlegging van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid: Europa moet een voorbeeld worden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen | EZ SZW | (06)136 | 449 dd. 19-06-06 |
81. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststel- ling van gemeenschappelijke regels voor de levering van basisgegevens over koop- krachtpariteiten en voor de berekening en verspreiding van deze pariteiten | EZ | (06)135 | 449 dd. 19-06-06 |
82. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committe and the Committee of the Regions. Towards a Global Partnership in the Information Society: Follow up to the Tunis Phase of the World Summit on the Information Society (WSIS)* | EZ | (06)181 | dd. augustus 2006 |
83. – Decision of the European Parliament and of the Council establishing a programme of Community action in the field of consumer policy (2007–2013)* – Adaptation following the agreement of 17 May 2006 on the Financial Framework 2007–2013* | EZ | (06)235 | dd. augustus 2006 |
84. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer over een stappenplan voor een geïntegreerd internecontrolekader | FIN | (05)252 | 392 dd. 28-09-05 |
85. Groenboek over de verbetering van het EU-kader voor beleggingsfondsen | FIN | (05)314 | 393 dd. 06-10-05 |
86. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende bij geldoverdrachten te voegen informatie over de betaler | FIN | (05)343 | 394 dd. 12-10-05 |
87. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de belasting van personenauto’s | FIN | (05)261 | 394 dd. 12-10-05 |
88. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Verslag over de toepassing van de bepalingen van het nieuwe Financieel Reglement | FIN BZ | (05)181 | 395 dd. 24-10-05 |
89. Gewijzigd voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EG wat betreft de plaats van levering van diensten | FIN | (05)334 | 395 dd. 24-10-05 |
90. Groenboek – Hypothecair krediet in de EU | FIN | (05)327 | 396 dd. 08-11-05 |
91. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de werkzaamheden van het Gezamenlijk EU-forum over verrekenprijzen met betrekking tot verrekenprijsdocumentatie voor gelieerde ondernemingen in de EU | FIN | (05)513 | 417 dd. 03-02-06 |
92. White Paper, Financial Services Policy 2005–2010* | FIN | (05)629 | 417 dd. 03-02-06 |
93. Tenuitvoerlegging van het Lissabon-programma van de Gemeenschap Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie | FIN | (05)532 | 423 dd. 02-03-06 |
94. Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten en tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) | FIN | (05)483 | 424 dd. 10-03-06 |
95. Commission Communication to the Council, the European Parliament and the European Economic and Social Committee on the Prevention of and Fight against Terrorist Financing through enhanced national level coordination and greater transparency of the non-profit sector* | FIN JUST | (05)620 | 426 dd. 24-03-06 |
96. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven | FIN | (05)609 | 427 dd. 28-03-06 |
97. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering | FIN BZ SZW EZ | (06)91 | 429 dd. 10-04-06 |
98. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament and the Economic and Social Committee – Tackling the corporation tax obstacles of small and medium-sized enterprises in the Internal Market – outline of a possible Home State Taxation pilot scheme* | FIN | (05)702 | 429 dd. 10-04-06 |
99. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer Actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd interne-controle kader | FIN | (06)9 | 434 dd. 24-04-06 |
100. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die door uit derde landen komende reizigers worden ingevoerd. | FIN | (06)76 | 436 dd. 01-05-06 |
101. Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/12/EG en 2002/65/EG | FIN | (05)603 | 438 dd. 10-05-06 |
102. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (//EG, Euratom) | FIN BZ | (06)99 | 438 dd. 10-05-06 |
103. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek) – Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap | FIN | (05)608 | 445 dd. 02-06-06 |
104. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament and the European Economic and Social Committee – Implementing the Community Lisbon Programme: Progress to date and next steps towards a Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB)* | FIN | (06)157 | 451 dd. 03-07-06 |
105. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap (Douane-2013) | FIN | (06)201 | dd. augustus 2006 |
106. Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt(Fiscalis-2013) | FIN | (06)202 | dd. augustus 2006 |
107. Initiatief van het Koninkrijk België met het oog op de aanneming door de Raad van een kaderbesluit betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van verboden die het gevolg zijn van seksuele misdrijven tegen kinderen | JUST | n.v.t. | 392 dd. 28-09-05 |
108. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada inzake de verwerking van op voorhand af te geven passagiersgegevens (Advance Passenger Information – API) en persoonsgegevens van passagiers (Passenger Name Record -PNR) | JUST | (05)200 | 393 dd. 06-10-05 |
109. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van Verdrag nr. 198 van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en terrorisme-financiering | JUSt | (05)426 | 395 dd. 24-10-05 |
110. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement «Ontwikkeling van een strategisch concept inzake de bestrijding van georganiseerde criminaliteit» | JUST | (05)232 | 397 dd. 11-11-05 |
111. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven | JUST | (05)391 | 397 dd. 11-11-05 |
112. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een gemeenschappelijke agenda voor integratie Kader voor de integratie van onderdanen van derde landen in de Europese Unie | JUST | (05)389 | 398 dd. 11-11-05 |
113. – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) – Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS I)I | JUST | (05)230 (05)236 | 401 dd. 05-12-05 |
114. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen | JUST | (05)237 | 401 dd. 05-12-05 |
115. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG | JUST | (05)438 | 407 dd. 14-12-05 |
116. Kaderbesluit van de Raad inzake het Europees tenuitvoerleggingsbevel en de overbrenging van gevonniste personen tussen de lidstaten van de Europese Unie | JUST | n.v.t. | 415 dd. 02-01-06 |
117. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende rekrutering voor terrorisme: aanpakken van de factoren die bijdragen tot gewelddadige | JUST BZK | (05)313 | 416 dd. 27-01-06 |
118. Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken | JUST | (05)475 | 417 dd. 03-02-06 |
119. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart | JUST V&W | (05)429 | 417 dd. 03-02-06 |
120. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken | JUST | (05)305 | 418 dd. 06-02-06 |
121. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Bestrijding van mensenhandel – een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan | JUST | (05)514 | 418 dd. 06-02-06 |
122. Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie volgens het beschikbaarheidsbeginsel | JUST | (05)490 | 420 dd. 13-02-06 |
123. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de verbetering van de doeltreffendheid, de interoperabiliteit en de synergie van de Europese gegevensbanken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken | JUST | (05)597 | 420 dd. 13-02-06 |
124. Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de instelling van een procedure voor wederzijdse informatie over de maatregelen van de lidstaten op het gebied van asiel en immigratie | JUST | (05)480 | 420 dd. 13-02-06 |
125. – Mededeling van de Commissie aan de Raad waarin de Raad wordt verzocht artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap toepasselijk te maken op de krachtens artikel 65 van het Verdrag op het gebied van onderhoudsverplichtingen genomen maatregelen; – Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen | JUST | (05)648 (05)649 | 426 dd. 24-03-06 |
126. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitoefening van stemrechten door aandeelhouders van ondernemingen die hun statutaire zetel in een lidstaat hebben en waarvan aandelen tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG | JUST | (05)685 | 432 dd. 13-04-06 |
127. Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisselingen van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten | JUST | (05)690 | 432 dd. 13-04-06 |
128. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) | JUST | (05)650 | 434 dd. 24-04-06 |
129. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens | JUST | (06)93 | 440 dd. 17-05-06 |
130. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een versterkte praktische samenwerking Nieuwe structuren, een nieuwe aanpak: verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming in het kader van het gemeenschappelijk europees asielstelsel | JUST | (06)67 | 447 dd. 19-06-06 |
131. Besluit van de Raad inzake communautaire richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007 – 2013) | LNV | (05)304 | 392 dd. 28-09-05 |
132. Communication from the Commission - TSE Road map* | LNV VWS | (05)322 | 393 dd. 06-10-05 |
133. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens | LNV | (05)221 | 394 dd. 12-10-05 |
134. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren | LNV | (05)362 | 397 dd. 11-11-05 |
135. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Aanzet tot een debat over een communau- taire aanpak van milieukeurregelingen voor visserijproducten | LNV | (05)275 | 398 dd. 11-11-05 |
136. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Salomonseilanden inzake de visserij in de visserijzone van de Salomonseilanden | LNV | (05)404 | 401 dd. 05-12-05 |
137. – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling, voor de periode van 18 januari 2005 tot en met 17 januari 2011, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Over- eenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de visserij voor de kust van de Seychellen – Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 18 januari 2005 tot en met 17 januari 2011, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de visserij voor de kust van de Seychellen | LNV | (05)420 (05)421 | 401 dd. 05-12-05 |
138. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Evaluatie van bepaalde toegangsbeperkingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (Shetlandbox en scholbox) | LNV | (05)422 | 401 dd. 05-12-05 |
139. Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesië inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesië | LNV | (05)502 | 407 dd. 14-12-05 |
140. Mededeling van de Commissie: Vereenvoudiging en betere regelgeving bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid | LNV | (05)509 | 412 dd. 19-12-05 |
141. Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal | LNV | (05)472 | 415 dd. 02-01-06 |
142. – Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen – Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouw-producten en levensmiddelen | LNV | (05)694 (05)698 | 423 dd. 02-03-06 |
143. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees ParlementActieplan 2006-2008 voor een vereenvoudiging en verbetering van het visserijbeleid | LNV | (05)647 | 424 dd. 10-03-06 |
144. – Voorstel voor een verordening van de Raad nzake de bologische productie en de etikettering van biologische producten – Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen | LNV | (05)671 | 432 dd. 13-04-06 |
145. Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol en tongbestanden in de Noordzee | LNV | (05)714 | 432 dd. 13-04-06 |
146. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken | LNV | (05)125 | 434 dd. 24-04-06 |
147. Mededeling over een communautair actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006–2010 | LNV | (06)13 | 440 dd. 17-05-06 |
148. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko | LNV | (05)692 | 445 dd. 02-06-06 |
149. Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur | LNV | (06)154 | 448 dd. 20-06-06 |
150. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1673/2000, wat de verwerkingssteun voor vezelvlas enhennep betreft, en van Verordening (EG) nr. 1782/2003, wat de voor de bedrijfstoeslagregeling in aanmerking komende hennep betreft | LNV | (06)125 | 448 dd. 20-06-06 |
151. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de verbetering van de economische situatie in de visserijsector | LNV | (06)103 | 449 dd. 19-06-06 |
152. Proposal for a Decision of the European Parliament and of the Council establishing a community action for the European Capital of Culture event for the years 2007 to 2019* | OCW | (05)209 | 392 dd. 28-09-05 |
153. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad De Europese indicator van het taalvermogen | OCW | (05)356 | 396 dd. 08-11-05 |
154. Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit | OCW | (05)450 | 401 dd. 05-12-05 |
155. – Aanbeveling van de Commissie aan de Raad tot machtiging van de Commissie om met de Canadese regeringonderhandelingen aan te gaan over een overeenkomst voor een nieuw samenwerkingsprogramma op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren – Aanbeveling van de Commissie aan de Raad tot machtiging van de Commissie om met de Verenigde Staten van Amerika onderhandelingen aan te gaan over een over- eenkomst voor een nieuw samenwerkingsprogramma op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding | OCW | n.v.t. | 401 dd. 05-12-05 |
156. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – i2010: Digitale bibliotheken | OCW | (05)465 | 412 dd. 19-12-05 |
157. Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008) | OCW | (05)467 | 415 dd. 02-01-06 |
158. Voorstel voor een aanbeveling van het Europees parlement en de Raad inzake kerncompetenties voor levenslang leren | OCW | (05)548 | 423 dd. 02-03-06 |
159. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid» | OCW | (05)596 | 423 dd. 02-03-06 |
160. Besluit van de Raad inzake de sluiting van het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen | OCW | (05)678 | 427 dd. 28-03-06 |
161. Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad ter uitvoering van het vernieuwde partnerschap voor groei en banen: «Het ontwikkelen van een nieuw kennis vlaggeschip: het Europese Instituut voor Technologie (EIT)» | OCW EZ | (06)77 | 427 dd. 28-03-06 |
162. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten | OCW | (05)646 | 429 dd. 10-04-06 |
163. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – De activiteiten van de EU in het kader van «Opvoeding door sport»: voortbouwen op de resultaten van het Europees Jaar van opvoeding door sport (EJOS 2004) | OCW | (05)680 | 445 dd. 02-06-06 |
164. – Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: «Non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen - Een raamstrategie» – Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) Voor een rechtvaardige samenleving | SZW | (05)224 (05)225 | 391 dd. 13-09-05 |
165. Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on improving the portability of supplementary pension rights* | SZW | (05)507 | 406 dd. 14-12-05 |
166. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions Working together, working better: A new framework for the open coordination of social protection and inclusion policies in the European Union* | SZW | (05)706 | 424 dd. 10-03-06 |
167. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees economisch en sociaal comité en het Comité van de regio’s - De situatie van de personen met een handicap in de uitgebreide Europese Unie: het Europees Actieplan 2006–2007 | SZW VWS | (05)604 | 426 dd. 24-03-06 |
168. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006–2010 | SZW | (06)92 | 445 dd. 02-06-06 |
169. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels | SZW VWS | (06)16 | 445 dd. 02-06-06 |
170. Mededeling van de Commissie – Richtsnoeren betreffende de detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten | SZW | (06)159 | 449 dd. 19-06-06 |
171. Mededeling van de Commissie - Uitvoering van het communautaire Lissabon-programma: «Sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie | SZW | (06)177 | 449 dd. 19-06-06 |
172. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van het Europees signaleringssysteem voor spoorwegen ERTMS/ETCS | V&W | (05)298 | 395 dd. 24-10-05 |
173. – Mededeling van de Commissie – Versterking van de luchtvaartrelaties met Chili – Mededeling van de Commissie – De ontwikkeling van een communautair burger- luchtvaartbeleid ten aanzien van Nieuw-Zeeland – Mededeling van de Commissie – De ontwikkeling van een communautair burger- luchtvaartbeleid ten aanzien van Australië – Mededeling van de Commissie – De ontwikkeling van een communautair burger- luchtvaartbeleid ten aanzien van de Republiek India – Mededeling van de Commissie – De ontwikkeling van een gemeenschappelijke luchtvaartruimte met Oekraïne | V&W | (05)406 (05)407 (05)408 (05)409 (05)451 | 397 dd. 11-11-05 |
174. Voorstel voor een verordening van de Raad en het Europees Parlement betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg | V&W | (05)319 | 411 dd. 21-12-05 |
175. – Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende het project voor de realisering van een Europees nieuwe generatie lucht-verkeersbeveiligingssysteem (SESAR) en de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR – Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeers-beveiligingssysteem (SESAR) | V&W | (05)602 | 424 dd. 10-03-06 |
176. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over overstromingsbeoordeling en -beheer | V&W | (06)15 | 426 dd. 24-03-06 |
177. Uitbreiding taakstelling van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart-Agenda voor 2010. – Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement; het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, – Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheidvan de luchtvaart | V&W | (05)579 (05)578 | 426 dd. 24-03-06 |
178. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart | V&W | (05)589 | 426 dd. 24-03-06 |
179. Voorstel voor Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenstaatcontrole (wijziging Richtlijn 95/21/EG) | V&W | (05)588 | 427 dd. 28-03-06 |
180. – Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu – Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Richtlijn mariene strategie) | V&W VROM | (05)504 (05)505 | 429 dd. 10-04-06 |
181. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions, on the Intelligent Car Initiative «Raising Awareness of ICT for Smarter, Safer and Cleaner Vehicles»* | V&W | (06)59 | 438 dd. 10-05-06 |
182. Mededeling van de Commissie betreffende het bevorderen van de binnenvaart «NAIADES» – Geïntegreerd Europees Actieplan voor de binnenvaart | V&W | (06)6 | 438 dd. 10-05-06 |
183. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone voertuigen voor wegvervoer | V&W | (05)634 | 440 dd. 17-05-06 |
184. Voorstel voor een richtlijn .../.../EG van het Europees Parlement en de Raad van [...] inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met deinspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties | V&W | (05)587 | 445 dd. 02-06-06 |
185. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijnen 1999/35/EG en 2002/59/EG | V&W | (06)590 | 444 dd. 06-06-06 |
186. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wettelijke aansprakelijkheid en financiële zekerheden van scheepseigenaars | V&W JUST | (05)593 | 449 dd. 19-06-06 |
187. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee en de binnenwateren bij ongevallen | V&W JUST | (05)592 | 449 dd. 19-06-06 |
188. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen | V&W | (05)586 | 449 dd. 19-06-06 |
189. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt van de Europese Gemeenschap over de aanpassing aan de technische vooruitgang van Reglement nr. 51 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties | V&W VROM | (06)150 | 451 dd. 03-07-06 |
190. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2978/94 van de Raad | V&W | (06)111 | dd. augustus 2006 |
191. – Communication from the Commission to the Council and the European Parliament Thematic Strategy on air pollution* – Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on ambient air quality and cleaner air for Europe * | VROM V&W | (05)446 (05)447 | 399 dd. 24-11-05 |
192. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering terugdringen | VROM | (05)459 | 411 dd. 21-12-05 |
193. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies en de toegang tot reparatie-informatie, tot wijziging van de Richtlijnen 72/306/EEG en ../../EG (Euro 5) | VROM V&W | (05)683 | 426 dd. 24-03-06 |
194. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen | VROM | (05)457 | 429 dd. 10-04-06 |
195. – Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Werk maken van duurzaam hulpbronnengebruik: een thematische strategie inzakeafvalpreventie en afvalrecycling – Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen | VROM | (05)666 (05)667 | 429 dd. 10-04-06 |
196. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Thematische strategie inzake het duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbronnen | VROM | (05)670 | 432 dd. 13-04-06 |
197. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperkingen op het op de markt brengen en het gebruik van perfluoroctaansulfonaten (wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad) | VROM | (05)618 | 432 dd. 13-04-06 |
198. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof. | VROM | (05)673 | 436 dd. 01-05-06 |
199. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een thematische strategie voor het stadsmilieu. | VROM | (05)718 | 436 dd. 01-05-06 |
200. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament - Global Monitoring for Environment and Security (GMES): From Concept to Reality* | VROM | (05)565 | 445 dd. 02-06-06 |
201. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG wat betreft de beperking van het op de markt brengen van bepaalde kwikhoudende meettoestellen | VROM | (06)69 | 449 dd. 19-06-06 |
202. Mededeling van de Commissie – Een EU strategie voor biobrandstoffen | VROM | (06)34 | 451 dd. 03-07-06 |
203. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van roggebrood met toegevoegde fytosterolen/fytostanolen als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad | VWS | (05)340 | 399 dd. 24-11-05 |
204. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van worst met toegevoegde fytosterolen/fytostanolen als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad | VWS | (05)341 | 399 dd. 24-11-05 |
205. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende het Europese Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving | VWS | (05)399 | 399 dd. 24-11-05 |
206. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 | VWS | (05)567 | 424 dd. 10-03-06 |
207. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees parlement over: «combating HIV/AIDS within the European Union and in the neighbouring countries 2006–2009» | VWS | (05)654 | 427 dd. 28-03-06 |
208. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over nauwere samenwerking bij het opstellen van draaiboeken voor volksgezondheidscrises op EU-niveau | VWS | (05)605 | 429 dd. 10-04-06 |
209. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees economisch en sociaal comité en het Comité van de regio’s betreffende een draaiboek voor een influenzapandemie in de Europese Gemeenschap | VWS | (05)607 | 429 dd. 10-04-06 |
210. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad en Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad in verband met de herziening van de richtlijnen inzake medische hulpmiddelen | VWS | (05)681 | 429 dd. 10-04-06 |
211. – Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende een betere beveiliging van de bevoorradingsketen – Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een betere beveiliging van de bevoorradingsketen | V&W | (06)79 | 451 dd. 03-07-06 |
212. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Ontzettingen die voortvloeien uit strafrechtelijke veroordelingen in de Europese Unie | JUST | (06)73 | dd. augustus 2006 |
213. Mededeling van de Commissie – Een alomvattend partnerschap met Groenland in de vorm van een gemeenschappelijke verklaring en een besluit van de Raad op basis van artikel 187 van het EG-Verdrag. | BZ | (06)142 | dd. augustus 2006 |
214. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de gemeenschappelijke visuminstructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten in verband met de invoering van biometrische identificatiemiddelen, met inbegrip van bepalingen over de organisatie van de inontvangstneming en de behandeling van visumaanvragen. | BZ | (06)269 | dd. augustus 2006 |
215. Amended proposal for a DECISION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing a second Programme of Community action in the field of Health (2007–2013) Adaptation following the agreement of 17 May 2006 on the Financial Framework 2007–2013.* | VWS | (06)234 | dd. augustus 2006 |
216. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement «Verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer» | LNV | (06)246 | dd. augustus 2006 |
217. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Naar een duurzame Europese wijnsector | LNV | (06)319 | dd. augustus 2006 |
218. Halting the loss of Biodiversity by 2010 – and beyond, Sustaining ecosystem services for human well-being.* | LNV | (06)216 | dd. augustus 2006 |
219. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten | EZ | (06)195 | dd. augustus 2006 |
220. Mededeling van de Europese Commissie aan de Raad en het Europees Parlement «Uitbreiding, twee jaar later – een economisch succes». | BZ | (06)200 | dd. augustus 2006 |
221. Ontwerp interinstitutionele overeenkomst betreffende de interinstitutionele samenwerking in het kader van internationale verdragen waarbij de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten partij zijn (IIA Euratom). | BZ | (06)179 | dd. augustus 2006 |
222. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees parlement en het Europese Economische en Sociaal Comité betreffende de noodzaak tot ontwikkeling van een gecoördineerde strategie ter verbetering van de strijd tegen fiscale fraude | FIN | (06)254 | dd. augustus 2006 |
223. Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad «Verdere maatregelen voor de oprichting van een Europees Technologie-Instituut (EIT)». | OCW EZ | (06)276 | dd. augustus 2006 |
224. Mededeling van de Europese Commissie aan de Europese raad en het Europees parlement: Invulling van de moderniseringsagenda voor de universiteiten: onderwijs, onderzoek en innovatie | OCW | (06)208 | dd. augustus 2006 |
225. – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van een regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie – Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van een regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie. | JUST | (06)178 | dd. augustus 2006 |
* Commissiedocument is niet in het Nederlands beschikbaar.
Stand Implementatie Europese Regelgeving
Voor het bewaken van implementatietermijnen van Europese richtlijnen en kaderbesluiten houdt het Ministerie van Buitenlandse Zaken een implementatie-overzicht bij. Elk kwartaal bespreekt de Interdepartementale Commissie Europees Recht, subcommissie Implementatie (ICER-I) aan de hand van dit implementatie-overzicht de bestaande achterstanden in de omzetting van richtlijnen. Op basis van dit overzicht wordt gerapporteerd aan de Ministerraad. Buitenlandse Zaken zendt het kwartaaloverzicht implementatie EG-richtlijnen vervolgens aan de Tweede Kamer.
Schematisch overzicht van de stand van zaken van de implementatie: | |||
---|---|---|---|
Tot en met | Totale achterstand | Uitgevoerd in betrokken kwartaal | Uitgevoerd t/m betrokken kwartaal |
30-06-06 | 24 | 30 | 51 |
31-03-06 | 22 | 21 | 21 |
31-12-05 | 22 | 30 | 110 |
30-09-05 | 17 | 27 | 80 |
30-06-05 | 27 | 17 | 53 |
31-03-05 | 29 | 36 | 36 |
Het Directoraat-Generaal voor de Interne Markt van de Europese Commissie publiceert tweemaal per jaar het zogenaamde scorebord interne marktrichtlijnen. In dit scorebord wordt de stand van zaken van de implementatie van interne marktrichtlijnen van alle lidstaten weergegeven.
Uit het scorebord van juli 2006 is gebleken dat Nederland in de verslagperiode (september 2005–mei 2006) op de twaalfde plaats in de EU-rangorde staat: 1.5% van de Europese interne marktregelgeving is door Nederland nog niet of slechts gedeeltelijk geïmplementeerd. Dit is een verbetering ten opzicht van vorig jaar, toen Nederland 1.6% van de Europese interne marktregelgeving nog niet of slechts gedeeltelijk geïmplementeerd had.
ACS-landen | landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan |
AI | Aviaire Influenza |
AIV | Adviesraad Internationale Vraagstukken |
AMIS | African Union Mission in Sudan |
AMM | Aceh Monitoring Mission |
APS | Algemeen Preferentieel Stelsel |
ARF | Asean Regional Forum |
ASEAN | Association of South-East Asian Nations |
ASEM | Asia-Europe Meeting |
ATM | Air Traffic Management |
Avi | afvalverbrandingsinstallatie |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
BNI | Bruto Nationaal Inkomen |
BNP | Bruto Nationaal Product |
BTW | Belasting op Toegevoegde Waarde |
CAFE | Clean Air For Europe |
CIP | Concurrentievermogen en Innovatieprogramma |
COP-12 | twaalfde Conferentie der Partijen inzake klimaatverandering |
COPMOP-2 | tweede bijeenkomst van Partijen bij het Cartagena Protocol inzake Bioveiligheid |
CSP | Coördinator Subsidiariteit en Proportionaliteit |
DDA | Doha Development Agenda |
EASA | Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart |
EAS | East Asea Summit |
EBA | Everything but Arms |
ECAA | European Common Aviation Area |
Ecofin | Raad Economische en Financiële Zaken |
ECOWAS | Economic Community of West African States |
EEG | Europese Economische Gemeenschap |
EG | Europese Gemeenschap |
EIT | European Institute of Technology |
EMN | Europees Migratie Netwerk |
EMS | Europese Mariene Strategie |
EMU | Economische Monetaire Unie |
ENISA | Europees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging |
EOF | Europees Ontwikkelingsfonds |
EP | Europees Parlement |
EPA | Economic Partnership Agreement |
ERM | Exchange Rate Mechanism |
ERTMS | European Rail Traffic Management System |
ESA | European Space Agency |
Euratom | Europese Gemeenschap voor Atoomenergie |
Eurojust | Europese Eenheid voor Justitiële Samenwerking |
EU | Europese Unie |
EUJUSTLEX | EU Rule of Law missie in Irak |
Europol | Europese Politiedienst |
EVDB | Europees Veiligheids- en Defensiebeleid |
EVF | Europees Vluchtelingenfonds |
EVF | Europees Visserijfonds |
EVRM | Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens |
FAO | Food and Agriculture Organization |
FIOV | Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij |
FLEGT | Forest Law Enforcement, Governance and Trade |
FP’s | Financiële Perspectieven |
FRONTEX | Agentschap voor het beheer van de buitengrenzen |
GAM | onafhankelijkheidsbeweging in Atjeh |
GBVB | Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid |
GGO | Genetisch Gemodificeerde Organismen |
GLB | Gemeenschappelijk Landbouwbeleid |
GMES | Global Monitoring for Environment and Security |
GPS | Global Positioning System |
GSA | Galileo Supervisory Authority |
GVB | Gemeenschappelijk Visserijbeleid |
HELCOM | Convention on the Protection of the Marine Environment of the Baltic Sea Area |
HIV/AIDS | Human Immunodeficiency Virus/Acquired Immuno Deficiency Syndrome |
HV | Hoge Vertegenwoordiger |
IIA | Inter-Institutioneel Akkoord |
ICT | Informatie en Communicatie Technologie |
ILO | International Labour Organisation |
ITER | International Thermonuclear Experimental Reactor |
JBZ | Justitie en Binnenlandse Zaken |
JTI’s | Joint Technology Initiatives |
KP7 | Zevende Kaderprogramma Onderzoeken Innovatie |
LAC | Latin-American Countries |
LIFE+ | Milieusubsidieprogramma |
MAP | Multiannual Programme |
MAP | Milieu Actieprogramma |
Mercosur | Mercado Común del Sur, Gemeenschappelijke markt van Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay |
MIT | Massachussets Institute of Technology |
MONUC | VN-missie in de Democratische Republiek Congo |
MOVP | Midden-Oosten Vredesproces |
MOL | Minst Ontwikkeld Land |
MDG’s | Millenium Development Goals |
MKB | Midden- en Kleinbedrijf |
NAIADES | Actieprogramma ter bevordering van de binnenvaart |
NAVO | Noord-Atlantische Verdragsorganisatie |
NEC | Nationale Emissieplafonds |
NGO’s | Niet-gouvernementele Organisaties |
OAA | Open Aviation Area |
ODA | Official Development Assistance |
OIE | Office International des Epizooties |
OJC | Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur |
OPEC | Organisation of the Petroleum Exporting Countries |
OSPAR | Convention for the Protection of the Marine Environment of the North-East Atlantic |
OVSE | Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa |
PMOU | Paris Memorandum of Understanding |
POP | Plattelandsontwikkelingsprogramma |
PROGRESS | Gemeenschapsprogramma voor Werkgelegenheiden Maatschappelijke Solidariteit |
PSO | Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst |
RAC | Regionale Adviesraad |
RAZEB | Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen |
REACH | Registration, Evaluation, Authorisation of Chemicals |
R&D | Research & Development |
SAARC | South Asian Association for Regional Cooperation |
SADC | Southern African Development Community |
SAP | Stabilisatie- en Associatieproces |
SESAR | Single European Sky Implementation Programme |
SGP | Stabiliteits- en Groeipact |
SIS II | Schengen Informatiesysteem II |
TAC’s | vangsthoeveelheden |
TEN’s | Trans-Europese Netwerken |
TIEA | Trade Investment Enhancement Agreement |
VIS | Visum Informatie Systeem |
VN | Verenigde Naties |
VOB | Voorontwerp van de Begroting |
VTE | Raad Vervoer Telecom en Energie |
WHO | World Health Organisation |
WOAH | World Organisation for Animal Health |
WSBVC | Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken |
WSIS | World Summit on Information Society |
WTO | World Trade Organisation |
ACS 47, 48, 83, 102, 118
Administratieve lasten 5, 15, 35, 51, 66, 69, 70, 71, 86, 88, 91, 97, 100
Afrika 23, 24, 25, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 102, 118
Algemeen Preferentieel Stelsel 47, 118
APS 47, 118
Arbeidstijdenrichtlijn 63
ASEM 25, 44, 118
Asiel en migratie 55, 56, 57
Azië 43, 44, 83
Barcelona-proces 40, 41
Begroting 3, 6, 8, 13, 14, 26, 27, 28, 29, 30, 33, 34, 35, 38, 48, 49, 50, 51, 53, 54, 55, 86, 89, 107, 120
Betere regelgeving 6, 16, 71, 110
BNC 100
Bulgarije 12, 28
Civielrechtelijke samenwerking 62
Comitologie 9, 39
Cultuur 3, 31, 40, 96, 98, 99, 110, 111, 112, 119
Dienstenrichtlijn 16, 68
Drugs 46, 47, 60, 61, 68, 115
Duurzaamheid 3, 8, 14, 17, 18, 19, 80, 81, 85, 87
Duurzaam 87
EASA 77, 118
Economic Partnership Agreement 48, 118
EIT 71, 72, 112, 116, 118
EMU 51, 53, 118
Energie 3, 6, 8, 14, 16, 17, 18, 19, 24, 31, 36, 37, 38, 40, 43, 70, 73, 80, 81, 82, 85, 88, 92, 94, 103, 105, 106, 116, 118, 120
ERM-II 53
Euratom 3, 31, 39, 69, 105, 106, 107, 108, 116, 118
Eurogroep 50
Eurojust 20, 118
Europees Aanhoudingsbevel 20, 21
Europees Bewijsverkrijgingsbevel 20, 21, 58
Europees Ontwikkelingsfonds 48, 118
Europese Centrale Bank 53
Europese Rekenkamer 27, 33, 34, 107
Europol 20, 59, 60, 102, 118
EVDB 19, 23, 24, 38, 39, 44, 82, 118
Financiële Perspectieven 3, 10, 13, 14, 24, 26, 27, 28, 29, 34, 35, 36, 49, 50, 54, 55, 56, 61, 65, 87, 89, 119
Finland 24, 36, 37, 97
GBVB 19, 23, 24, 25, 38, 39, 54, 82, 119
GLB 13, 14, 29, 83, 86, 119
Grieppandemie 65
Grondwettelijk verdrag 5, 6, 7, 11, 22, 37, 38, 39, 60, 61
Haags Programma 20, 22, 23, 55, 58, 59, 60, 61, 62
Hampton Court 6, 7, 14, 15, 18, 24, 36, 56, 71
Handelsbetrekkingen 46
HIV/AIDS 115, 119
Innovatie 6, 14, 15, 19, 36, 37, 70, 71, 72, 78, 88, 116, 118, 119
Interne markt 3, 5, 8, 14, 16, 17, 18, 31, 52, 65, 68, 80, 81, 98, 108, 117
JBZ 20, 21, 22, 24, 25, 55, 58, 60, 61, 62, 119
Jeugd 3, 31, 96, 97, 98, 119
Justitiële samenwerking 3, 62
Kandidaat-lidstaten 12, 101
Klimaat 17, 18, 19, 37, 43, 73, 80, 89, 92, 94, 114, 118
Kroatië 12, 75, 84
Kyoto Protocol 89
Latijns Amerika 45
Lissabon-strategie 6, 14, 36, 97, 107
Mercosur 45, 119
Midden-Oosten Vredesproces 42, 119
Milieu 3, 6, 15, 19, 21, 31, 37, 40, 47, 58, 70, 71, 73, 74, 78, 80, 81, 85, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 103, 110, 113, 114, 119
Millenium Development Goals 119
Nabuurschapsbeleid 19, 39, 41
NAVO 19, 23, 24, 25, 41, 119
Nettopositie 3, 26, 30, 31, 32, 33
ODA 49, 50, 119
Oekraïne 40, 56, 82, 112
Onderwijs 3, 5, 6, 10, 15, 40, 72, 96, 97, 98, 106, 111, 116, 119
Onderzoek 5, 6, 9, 10, 14, 20, 31, 34, 36, 52, 60, 64, 66, 69, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 80, 81, 85, 99, 102, 105, 106, 113, 116, 119
Ontwikkelingssamenwerking 24, 38, 49, 50, 57, 95
Oostenrijk 18, 24, 26, 27, 36, 39, 49, 50, 52, 53, 56, 57, 58, 59, 60, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 80, 86, 87, 89, 90, 91, 96, 97, 98, 99
Openbaarheid 3, 8, 9, 37, 39, 99
Openbaar 9
OVSE 25, 119
Politiële en justitiële samenwerking 3, 58, 59, 109
Proportionaliteit 3, 5, 8, 9, 22, 39, 51, 53, 95, 100, 118
Raad van Europa 25, 108
REACH 70, 88, 120
Referendum 5, 6, 41
Roemenië 12, 84
Rusland 18, 19, 40, 56, 72, 75, 81, 82
Sociaal Beleid 3, 16, 31, 63
Stabilisatie- en Associatieproces 12, 39
Structuurfondsen 29, 31, 32, 34, 35, 55
Subsidiariteit 3, 5, 8, 9, 22, 37, 39, 51, 91, 100
Suiker 29, 83, 85, 86, 101
Telecommunicatie 3, 21, 58, 79
Terrorisme 6, 20, 21, 22, 24, 25, 40, 42, 43, 44, 48, 51, 52, 58, 59, 60, 61, 62, 78, 108, 109
Trans-Europese Netwerken 31, 74, 80, 120
Transport 17, 19, 39, 40, 74, 75, 76, 77, 78, 92, 105
Turkije 12, 82, 83, 84
Uitbreiding 3, 6, 8, 11, 12, 13, 19, 28, 31, 32, 37, 38, 39, 44, 46, 53, 77, 82, 113, 116
Veiligheid 3, 6, 8, 11, 12, 13, 14, 18, 20, 23, 25, 28, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 49, 54, 56, 59, 65, 67, 70, 73, 74, 75, 76, 77, 81, 82, 88, 92, 94, 102, 104, 113, 118, 119
Verenigd Koninkrijk 26, 27, 42, 50, 51
Verenigde Staten 21, 43, 76, 77, 78, 111
Vervoer 3, 73, 74, 77, 78, 84, 104, 113, 120
VN 23, 24, 41, 42, 45, 47, 49, 89, 119, 120
Voorjaarsraad 15, 18, 38, 81, 82, 97
Vrijheid, veiligheid en recht 22, 23, 28, 29
Werkgelegenheid 3, 6, 15, 16, 36, 37, 63, 75, 78, 97, 104, 105, 106, 119, 120
Westelijke Balkan 39, 72, 76
WHO 65, 120
WTO 40, 43, 44, 46, 47, 48, 49, 120
Bolivia, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Nicaragua, Panama, Peru, El Salvador, Venezuela en (als beloning voor de inzet na 11 september 2001) Pakistan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30802-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.