30 800 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2007

nr. 182
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 september 2007

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 3 juli 2007 overleg gevoerd met minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de brief van de minister van VWS van 1 juni 2006 inzake ventilatie en omgevingstabaksrook (30 300-XVI, nr. 144);

– de brief van de minister van VWS van 5 juli 2006 inzake monitoring stappenplan rookvrije horeca (30 300-XVI, nr. 160);

– de brief van de minister van VWS van 22 september 2006 inzake Actieplan 2007 Tabaksontmoediging (22 894, nr. 114);

– de brief van de minister van VWS van 8 juni 2007 inzake rookvrije horeca (30 800-XVI, nr. 149);

– de brief van de minister van VWS van 28 juni 2007 inzake rapportage rookvrije sport.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Bouwmeester (PvdA) wijst op het grote onbegrip voor de positie van rokers en niet-rokers. Iedereen is gebaat bij duidelijkheid. Waar rook je wel, waar rook je niet en waar heb ik wel of niet last van rook? Het recht op een gezonde omgeving en het recht op roken moeten hand in hand gaan. Het gaat om individuele keuzes, maar de overlast moet beperkt blijven.

Het is goed dat horeca rookvrij wordt. Waarom is gekozen voor 1 juli 2008 en niet eerder? Die datum moet worden vastgehouden anders leidt het tot een glijdende schaal omdat er altijd wel redenen zijn om die datum te verschuiven.

De horeca is bang voor neveneffecten: overlast, lawaai, stank, sigarettenpeuken op straat en onveiligheid. Uit buitenlandse ervaringen blijkt echter dat handhaving goed mogelijk, dat er draagvlak is en dat de mensen over het algemeen positief zijn. De omzet blijkt zelfs toe te nemen. Hoe zorgt de minister ervoor dat dit ook in Nederland zal gebeuren?

Het instellen van rookruimtes zal de overlast beperken en de rokers een alternatief bieden. Waaraan denkt de minister precies? Mevrouw Bouwmeester is voor een ruimte waarin geen consumpties geserveerd worden.

Hoe zit het met de ventilatie? En welk beleid geldt voor de terrassen bij de horecagelegenheden?

Mevrouw Bouwmeester vindt dat de uitbater strafbaar gesteld moet worden als hij de regels overtreedt, maar de horeca wil de rokers zelf strafbaar stellen. Dat criminaliseert de rokers en dat is niet de bedoeling. Er is ook sprake van rechtsongelijkheid, want iemand die rookt op kantoor, krijgt geen boete. Bovendien moet de hele wetgeving dan drie jaar uitgesteld worden. Hoe denkt de minister te gaan handhaven? Kijkt hij daarbij naar de ervaringen in het buitenland?

Bij festivals zoals Lowlands worden grote tenten gebruikt. Het is ingewikkeld om vast te stellen wat binnen en wat buiten de tent is. Mevrouw Bouwmeester wil niet alles dichtregelen en vastleggen, maar vraagt zich wel af hoe de minister hierover overeenstemming denkt te bereiken met de organisatoren van grote festivals.

In 2004 is een stoppen met roken campagne gekoppeld aan de rookvrije werkplek. Is de minister van plan dit weer te gaan doen? Hoe wordt voor meer samenhang in het preventiebeleid gezorgd, opdat stoppen met roken gemakkelijker wordt en iedereen weet waaraan hij toe is?

Het softdrugsbeleid is gericht op het voorkomen van overlast, op reguleren en op preventie. Blowen en roken in de coffeeshops moet mogelijk blijven. Er moet niet worden getornd aan het coffeeshopbeleid. Er is een duidelijk onderscheid tussen de reguliere horeca en een coffeeshop. Mensen gaan heel bewust in een coffeeshop werken.

Roken is een vrije keuze. Als je rookt, ben je niet slecht, maar als je overlast veroorzaakt wel en dat moet dan ook worden beperkt.

Mevrouw Agema (PVV) is tegen een algemeen rookverbod in de horeca, ondanks dat algemeen bekend is dat roken slecht is voor de gezondheid. Bijna de helft van de cafés heeft reeds een rookvrije ruimte, bij de discotheken is dat 20%, bij de restaurants meer dan 60%, meer dan 80% van de podia heeft een rookvrije ruimte en in 2006 was bijna 90% van de hotelkamers rookvrij. Bezoekers van horecagelegenheden weten waar gerookt wordt. Werknemers in de horeca weten dat er gerookt wordt op hun werkplek. Er zijn inmiddels voldoende rookvrije horecabedrijven. De mensen hebben een keuze.

Het bestrijden van roken door de overheid heeft zijn grens bereikt. Het is geen kerntaak van overheid om zich nog meer dan nu het geval is, te bemoeien met de gewoontes van de bevolking: roken, drinken, te vet eten, te weinig bewegen, enz. Mevrouw Agema is tegen regelzucht. Horecazaken moeten op vrijwillige basis afzuiginstallaties plaatsen of rookvrije ruimtes creëren. Uit ervaringen in andere landen blijkt dat de meeste ondernemers geen rookvrije ruimtes creëren vanwege de daarmee gepaard gaande kosten, met als gevolg een toename van de overlast op straat door bezoekers van horecagelegenheden en dat is ongewenst. Staken van tabaksverkoop in horecagelegenheden is onzinnig. Het wachten is op de eerste sigarettendealers op plekken waar veel mensen bij elkaar komen.

Mevrouw Agema is wel voor een rookverbod in de sportsector. Het is goed om bij jonge mensen te beginnen met preventiebeleid.

Zij acht het coffeeshopbeleid onbestaanbaar. De minister gaat volstrekt voorbij aan enorme verschillen tussen roken en blowen. De werkzame stof THC (TetraHydroCannabinol) vermindert het concentratievermogen, het reactievermogen en het kortetermijngeheugen. THC gaat niet samen met werken of studeren. Er is ook een relatie tussen het gebruik van cannabis en het ontstaan van psychische klachten. Die rook bevat meer kankerverwekkende stoffen dan de rook van sigaretten. Als ergens een rookverbod moet komen, zou dat toch in de coffeeshops moeten zijn. Mevrouw Agema is voorstander van het sluiten van coffeeshops.

Mevrouw Kant (SP) meent dat het stappenplan naar een rookvrije horeca onvoldoende heeft opgeleverd voor de niet-roker en voor degene die werkzaam is in de horeca. Het maatschappelijk draagvlak voor een rookvrije horeca is fors toegenomen.

Het voorstel van de minister is goed omdat het met iedereen rekening houdt. Zowel rokers als niet-rokers moeten op een fatsoenlijke manier gebruik kunnen maken van de horeca. Aan welke eisen moet de rookruimte voldoen?

Uit onderzoek blijkt dat jongeren in een gelegenheid waar niet gerookt wordt, veel minder geneigd zijn om te beginnen met roken. Een rookvrije horeca is dus erg belangrijk voor deze groep, want verslaving begint op jonge leeftijd.

Mevrouw Kant deelt de opvatting dat het wat ingewikkelder ligt bij de poppodia. Het gaat vaak om grootschalige buitenfestivals. Hoe denkt de minister hier de problemen op te lossen en hoe denkt hij een en ander te handhaven?

Hoe zit het boetesysteem in elkaar? Wordt alleen de caféhouder beboet of ook de persoon die ergens rookt waar het niet mag? Er moet een systeem komen waarbij het normatieve karakter vooropstaat en niet het straffen en beboeten. Dat zal echter niet eenvoudig zijn. Er moet geen rookpolitie komen.

Mevrouw Kant verwijst naar haar verzoek aan de toenmalige minister Bomhoff om een verbod op het toevoegen van verslavende stoffen aan sigaretten. Minister Hoogervorst heeft daar ook positief op gereageerd, maar het is er nog steeds niet. Kan de minister toezeggen hiernaar te kijken? Ook de verkooppunten moeten beperkt worden. Sigaretten zijn veel te gemakkelijk verkrijgbaar.

Tot slot merkt mevrouw Kant op dat wetenschappelijk is aangetoond dat vergoeding van anti-rooktherapieën mensen extra motiveert om te stoppen met roken en verzoekt de minister deze in de basisverzekering op te nemen.

Mevrouw Schippers (VVD) stelt dat het rookverbod al jaren onderwerp is van emotionele discussies. De ratio is geheel uit de discussie verdwenen. Argumenten tellen niet echt en worden luchtig terzijde geschoven als zij niet passen in het vooraf vastgestelde straatje. Het standpunt van de VVD is: vrijheid voor de goed geïnformeerde volwassene om te kiezen om al dan niet te roken. Wel moet de overlast voor niet-rokers worden teruggedrongen en daarom moet aan het eind van het samen afgesproken stappenplan een horecaonderneming óf een ventilatiesysteem van de nieuwe generatie hebben óf rookvrij zijn. Keuzevrijheid staat hierbij centraal. Mevrouw Schippers vindt een afzuiging van 80% redelijk. De minister moet de norm stellen.

Wat wordt bedoeld met de opmerking dat het onderzoek van TNO betaald is door de tabaksindustrie?. De minister is niet tevreden met de uitkomst van het onderzoek. Ventilatiesystemen reduceren niet voor 100%. Geldt dat ook niet voor de lucht in de steden en langs de snelweg? Ook daar is geen sprake van 100% schone lucht. Het is onzinnig en onmogelijk om 100% reductie te verlangen.

In het VVD-voorstel kan men kiezen tussen het bezoeken van een kroeg waar wordt gerookt en die goed wordt geventileerd of een rookvrije kroeg.

Het is bizar dat bij het rookvrij maken van de horeca een uitzondering wordt gemaakt voor de coffeeshops. De boodschap die daarvan uitgaat is: als u wilt roken, moet u naar de coffeeshop.

Mevrouw Schippers vindt dat weinig is nagedacht over de neveneffecten van de voorgestelde maatregelen en over de wijze waarop men in dit land met elkaar omgaat. In het regeerakkoord staat dat in samenspraak met de branche wordt gewerkt aan een rookvrije horeca. De minister kondigt echter eenzijdig aan het rookverbod 2,5 jaar eerder te laten ingaan. Dat heeft geleid tot veel ongenoegen. Waaruit bestaat die samenspraak dan eigenlijk? En kan de minister aangeven hoe hij omgaat met de automatenbranche?

Wat is het antwoord van de minister op de zogenaamde drinkketen op privé-terreinen? Deze vormt in een aantal delen van het land een serieuze concurrentie voor de officiële horecaondernemingen. Waar liggen volgens de minister de grenzen?

Veel horecagelegenheden zijn te klein om rookruimtes te creëren. Heeft de minister nagedacht over flankerend beleid om te voorkomen dat in uitgaanscentra overlast ontstaat door op straat vertoevende rokers die vroeger binnen konden roken? En hoe wil de minister handhaven? Moet de kroegbaas politieagent gaan spelen? Wordt er een peloton nieuwe inspecteurs aangesteld dat de kroegen gaat afstruinen?

Het is onbestaanbaar dat het oprichten van een rooksalon onmogelijk gemaakt wordt. Het opsteken van een sigaret wordt naar de privé-omgeving gedrongen.

Mevrouw Schippers is tegen dit voorstel. De minister gaat veel verder dan zijn voorgangers. Een kroegbaas wordt gedwongen tot een rookvrije kroeg. Dat vergt een wetswijziging omdat het een heel ander uitgangspunt is. Op welke argumenten baseert de minister dit besluit? Hoe wil de minister de wetswijziging op ordentelijke wijze voor 1 juli 2008 doorvoeren?

Mevrouw Joldersma (CDA) meent dat de minister de tijdgeest goed aanvoelt door te kiezen voor een rookvrije horeca per 1 juli 2008. Het maatschappelijk draagvlak is toegenomen. Dat is niet in de laatste plaats te danken aan de horeca zelf. Het stappenplan heeft bijgedragen tot steeds meer maatregelen om de werknemer en de niet-roker te beschermen. De doelstellingen zijn grotendeels gehaald, maar de ambities waren niet al te groot.

De afspraak rond rookvrije horeca was dat een en ander in samenspraak met Koninklijke Horeca Nederland zou plaatsvinden. Koninklijke Horeca Nederland spreekt echter van een onbetrouwbare overheid. Hoe heeft die samenspraak dan plaatsgevonden?

Mevrouw Joldersma eist dat alle horeca op dezelfde manier wordt behandeld, dus geen uitzondering voor de natte horeca en ook geen uitzondering voor de coffeeshops. Het is onduidelijk wat de minister precies wil met de coffeeshops. Het kan echter niet zo zijn dat de hele coffeeshop aangemerkt wordt als rookruimte en dat een café een aparte rookruimte dient te creëren.

Volgens het voorstel is een rookruimte een afgesloten ruimte waar het personeel niet binnenkomt om te bedienen. Uit ervaring blijkt echter dat het over het algemeen vieze rookhokken zijn met weinig ventilatie. Welke eisen moeten gesteld worden? Er zijn grote verschillen in landen waar al rookruimtes bestaan. Kan de minister die verschillen op een rijtje zetten? En hoe zit het met de strafbaarstelling van de roker? Is dat nodig voor het handhaven van zo’n verbod?

Kan de minister ook ingaan op de diverse ventilatiesystemen en de verschillende manieren om een rookruimte te scheiden van het rookvrije deel? Rookruimtes mogen best aantrekkelijk zijn.

De heer Van der Ham (D66) is het op hoofdlijnen eens met het beleid van de minister. Dat geeft op een aantal punten voldoende flexibiliteit. Het stappenplan is te traag op gang gekomen. De horeca heeft te weinig gedaan om een algemeen rookverbod te vermijden en heeft de nieuwe aanpak voor een deel aan zichzelf te danken.

Ook de heer Van der Ham vraagt zich af wat een rookvrije ruimte nu precies is. Hoe nauw neemt de minister het met de afsluiting? Welke marges gelden hier? Welke ruimte krijgen de ondernemers? Zijn er verschillende vormen mogelijk?

Als een kleine horecaondernemer zonder personeel een rookkroeg wil, wat is er dan in principe op tegen om dat toe te staan?

De heer Van der Ham sluit zich aan bij de vragen over de poppodia en de festivals. Welke marges zijn daar te vinden?

De onderzoeken naar de werking van ventilatiesystemen laten zeer verschillende uitkomsten zien. Welke uitkomst is juist? Welke vergelijkbare systemen worden in andere landen gebruikt? Andere landen schijnen een percentage te hanteren waaraan een horecagelegenheid dient te voldoen. Wat is dat percentage? Wat is de ratio achter het geen ruimte geven voor afzuigapparatuur of voor ventilatiesystemen? Als er wél mogelijkheden zijn, moet het rookverbod toch per 1 juli 2008 ingaan. Als de ventilatiesystemen dan nog niet geïmplementeerd zijn, moet de betreffende horecagelegenheid wel rookvrij zijn tot het moment dat zij over die apparatuur beschikt.

Een coffeeshop is gedoogde horeca. Van de werkgevers en de mensen die achter bar staan, wordt geëist dat zij op een aantal dingen letten, dat geen harddrugs worden gebruikt, dat geen alcohol wordt geschonken, dat geen jongeren onder de 18 binnen zijn. De AHOJ-G criteria moeten nageleefd worden. Bij softdrugs spelen heel andere kwesties die meegewogen dienen te worden. Als coffeeshops aparte rookgelegenheden moeten creëren en de werknemers apart moeten zetten, kunnen zij hun wettelijke taken veel minder goed uitvoeren. Kan de minister daarop ingaan, juist in het licht van de AHOJ-G criteria?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) stelt dat iedereen weet dat roken zeer ongezond en zeer verslavend is en roept iedereen op nooit eraan te beginnen want stoppen is helemaal niet makkelijk. De overheid heeft een taak in het ontmoedigen van roken, maar men heeft ook een eigen verantwoordelijkheid. Voor meerokers ligt dat anders. Het rookverbod in de horeca draait dan ook om meeroken. Jaarlijks sterven 2000 à 3000 mensen door meeroken. Mevrouw Van Gent is zeer trots dat de rookvrije werkruimte tot stand gekomen is door een amendement van mevrouw Corrie Herman, oud-Kamerlid voor GroenLinks. Dit recht moet ook gelden voor de 500 000 werknemers in de horeca. De zelfregulering in de horeca werkt echter onvoldoende en veel Europese landen zijn Nederland voorgegaan in het verplichten van een rookvrije horeca. Dit blijkt goed te werken, leidt niet tot omzetdaling of tot andere grote problemen. Zij steunt dan ook van harte het kabinetsvoorstel waarmee de horeca vanaf 1 juli 2008 rookvrij wordt. Dat is de deadline.

Rookruimtes moeten natuurlijk geen isolatiecellen worden waar niet gelucht kan worden. Dat moet op een goede manier worden geregeld en men moet natuurlijk wel een drankje kunnen meenemen naar de rookruimte.

Het is vrij simpel wat de festivals betreft: een tent is binnen en geen tent is buiten. Het kan niet zo zijn dat in tenten wél gerookt wordt. Het recht op een rookvrije werkplek geldt ook hier.

Mevrouw Van Gent wil wel een uitzondering voor de coffeeshops. Mensen gaan immers niet naar een coffeeshop om koffie te drinken, maar om een joint te roken. Zij hecht aan het bestaan van coffeeshops omdat daar de leeftijd wordt gecontroleerd en geen alcohol geschonken mag worden. Het consumeren en het kopen moet niet gescheiden worden. Een coffeeshop waar je geen joint mag roken, is als een zwembad waar je niet mag zwemmen, een AO waar je niet mag praten, een dansfeest waar je niet mag dansen, een bibliotheek waar je niet mag lezen of een Haarlem swing waar je niet mag swingen! Tot slot vraagt mevrouw Van Gent de minister om de per 1 januari 2008 voorgenomen accijnsverhoging gepaard te laten gaan met gelijktijdige opneming in het basispakket van effectieve methodes voor het stoppen met roken.

Mevrouw Wiegman (ChristenUnie) stelt dat haar partij een groot voorstander is van tabaksontmoediging en een rookvrije horeca. Zij is dan ook aangenaam verrast door het voorstel van de minister om de hele horeca inclusief coffeeshops, alle podia en de hele sportsector per 1 juli 2008 rookvrij te maken.

In de discussie over een rookvrije horeca is veel aandacht besteed aan de werknemers. Zij moeten werken zonder gehinderd te worden door rook. Dat is belangrijk, maar een rookvrije horeca is ook belangrijk voor de niet-rokende bezoekers. Bovendien worden rokers aangemoedigd om te stoppen met roken.

Roken c.q. tabaksgebruik is de belangrijkste vermijdbare veroorzaker van ziekte en sterfte, leidt tot een groot percentage ziektelasten en draagt bij aan groeiende sociaaleconomische en gezondheidsverschillen. Meeroken verhoogt de kans op longkanker. Het is dan ook meer dan logisch dat de minister van VWS in dezen daadkrachtig optreedt.

Vroegere afspraken over zelfregulering en stappenplannen hebben geleid tot teleurstellende resultaten. Nu ligt er een duidelijk voorstel met een heldere datum. Om het werkelijk tot een succes te maken, zijn de randvoorwaarden belangrijk. Mevrouw Wiegman deelt de bezwaren van de minister ten aanzien van het fasegewijs invoeren van de maatregel en het mogelijke onderscheid tussen de verschillende horecasectoren. Het besluit is helder, maar mevrouw Wiegman heeft wel enkele vragen over de uitvoering en de handhaving.

Wat wordt verstaan onder een afgesloten rookruimte? Komen er ventilatienormen en gaat de minister voorwaarden stellen over de oppervlakteverhouding tussen deze en de rookvrije ruimte?

Er moeten ook afspraken komen om het verplaatsen van rokers en rookhinder naar buiten tegen te gaan. Terrassen moet niet onbegaanbaar worden voor niet-rokers.

De horecaondernemer dient zelf te handhaven. Welke mogelijkheden tot strafbaarstelling zijn er? Mevrouw Wiegman meent dat de roker moet strafbaar zijn.

Het roken in de horeca is een beperkt onderdeel van het tabaksontmoedigingsbeleid. Uit persberichten blijkt dat er onvoldoende toezicht is op de verkoop van tabak aan jongeren onder de 16. Kan de minister in zijn brief over het preventiebeleid voorstellen doen om het roken onder jongeren te ontmoedigen?

Preventie is een belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg en desgevraagd zegt mevrouw Wiegman open te staan voor de suggestie om methodes gericht op het stoppen met roken op te nemen in de basisverzekering. Die discussie moet grondig gevoerd worden.

Antwoord van de minister

De minister stelt dat de horeca de afgelopen jaren wel degelijk stappen ondernomen heeft om de horeca rookvrij te maken, zij het niet voldoende. Het stappenplan van Koninklijke Horeca Nederland bevatte algemene maatregelen en sectorspecifieke maatregelen o.a. rookvrije zones. De doelstelling om in 40% van de cafés rookvrije zones te creëren, is gehaald. Die zones beslaan echter vaak niet meer dan 25% van de totale oppervlakte. Iemand zit dus in een rookvrije zone terwijl zijn buurman iets verderop aan het roken is. Juist vanwege de schade die meeroken veroorzaakt voor werknemers en bezoekers, moet de horeca rookvrij gemaakt worden. Als de horeca in overwegende mate ontoegankelijk is voor mensen met luchtwegenaandoeningen, kan niet worden volgehouden dat er een absolute keuzevrijheid is. Meeroken geeft 24% tot 50% meer kans op longkanker en 25% meer kans op hartinfarcten; dat is niet niks. In discotheken gaat het vaak om 600–1000 microgram schadelijke deeltjes en in een café en in een restaurant om gemiddeld 200 microgram, terwijl in de openbare ruimte slechts 50 microgram getolereerd wordt. Bescherming van de gezondheid van de werknemer en van de gasten is de reden voor een rookverbod per 1 juli 2008 in de horeca, de kunst, de cultuur en de sport. Daarbij wordt natuurlijk ook gekeken naar studentenverenigingen en dergelijke.

Artikel 11a van de Tabakswet heeft alleen betrekking op werkgevers, maar lid 4 van datzelfde artikel biedt de mogelijkheid om categorieën van voor publiek toegankelijke gebouwen aan te wijzen waar een rookverbod wordt ingesteld. Er moet een gelijk speelveld komen voor alle horecaondernemingen.

Veel landen zijn Nederland voorgegaan in het instellen van een rookverbod. In Schotland zijn na invoering van het rookverbod de klachten over luchtwegen en ogen drastisch teruggelopen.

Volgens 50 000 ventilatiedeskundigen verenigd in ASHRAE zijn de huidige ventilatie- en verdringingssystemen niet toereikend voor de bescherming van de werknemers en de gasten. Er blijven te veel schadelijke stoffen achter. Het RIVM concludeert dat er een reductiemogelijkheid is van 50%-79% en dat is ontoereikend. Discotheken en horecagelegenheden blijven ver boven het niveau dat uit gezondheidsoogpunt toelaatbaar is. Ook in het buitenland worden kritische kanttekeningen gezet bij ventilatiesystemen. Het gaat om grote hoeveelheden schadelijke stoffen die buitengewoon moeilijk te meten zijn. Een tweede probleem wordt veroorzaakt door het feit dat de intensiteit binnen de ruimtes die geventileerd worden, enorm varieert. Mochten er in de toekomst systemen komen die wel voldoende resultaat geven, dan zijn die natuurlijk bespreekbaar. De minister neigt naar een nulgrens. In het buitenland zijn twee opties: óf rookvrij met een afgeschermde rookplek óf een generiek verbod. Frankrijk heeft op basis van de bevindingen van ASHRAE besloten niet over te gaan tot introductie van ventilatiesystemen omdat deze ontoereikend zijn.

Per 1 juli 2008 geldt een rookverbod voor de hele sector. Dat biedt duidelijkheid voor iedereen. Er is geen sprake van fasering voor de natte horeca en de restaurants en er zijn geen definitie- en afbakeningskwesties meer. De horeca heeft nog een jaar de tijd om te wennen, zich voor te bereiden en eventueel vergunningen voor verbouwingen aan te vragen. Omdat een en ander tijd vraagt, is niet gekozen voor invoering per 1 januari 2008. Bovendien biedt invoering in de zomer de bezoeker meer gelegenheid om eraan te wennen. Hij kan immers naar buiten lopen om te roken of eventueel op een terras roken.

Er komt een invoeringscampagne, gericht op werkgevers, werknemers en het publiek. Een rookvrije horeca per 1 juli 2008 biedt iedereen duidelijkheid, niet in het minst de werknemer om wie het vooral begonnen is en zeker ook degenen die de horeca bezoeken.

Het buitenland laat zien dat invoering van een rookverbod niet geleid heeft tot omzetverlies, een grote mate van overlast en handhavingsproblemen. Die ontwikkelingen stemmen positief.

Op basis van de Tabakswet worden op dit moment weinig eisen aan een rookruimte gesteld. Datzelfde geldt voor de werkplek buiten de horeca. Het moet gaan om een afsluitbare ruimte met de aanduiding rookruimte. Het is de bedoeling dat het personeel die rookruimte zo min mogelijk betreedt, dus geen bediening maar mensen mogen daar wel consumeren. Dat is ook een wens van Koninklijk Horeca Nederland. Natuurlijk moet de ruimte wel schoongemaakt worden, maar daarvoor hoeft iemand niet permanent in die ruimte te zijn.

De minister wil geen nadere eisen stellen aan die rookvrije ruimte en zoveel mogelijk aan de creativiteit van de ondernemer zelf overlaten. Op een niet overdekt buitenterras mag gerookt worden.

Natuurlijk is in een kleinere gelegenheid de mogelijkheid tot het creëren van een rookruimte kleiner dan in een grote gelegenheid. Buitenlandse ervaringen laten echter zien dat de concurrentievervalsing niet dramatisch is.

Er is gesproken met de horeca, de vakbonden, de werknemers en NOC*NSF. Hun argumenten zijn serieus genomen. De invoering is met een halfjaar uitgesteld. Fasering bleek echter buitengewoon lastig en daarom is besloten tot een verbod voor iedereen per 1 juli 2008.

De minister zegt toe buitenlandse ervaringen met eisen aan rookruimtes en met de handhaving c.q. strafbaarstelling te zullen inventariseren en de Kamer daarover nader te informeren. Hij tekent daarbij aan dat op dit moment degene die rookt op de werkplek niet strafbaar is. Dat geldt ook bij het personenvervoer en heeft niet tot problemen geleid.

In Nederland wordt gehandhaafd door de VWA (de Voedsel en Waren Autoriteit) op basis van artikel 13 van de Tabakswet. Bij overtreding van de regelgeving zal de VWA eerst een waarschuwing uitdelen en de ondernemer de gelegenheid geven het beleid op orde te maken. Als bij hercontrole nog steeds sprake is van overtreding, kan de VWA een boete opleggen.

De cultuuromslag is vrij breed, zowel bij de ondernemers als bij het publiek. Het merendeel van de Nederlandse bevolking is voorstander van het rookvrij maken van de horeca. Dat is belangrijk voor de naleving. De sociale controle is ook vrij groot. De minister meent dat handhaving spontaan zal plaatsvinden.

Afgewacht moet worden in hoeverre een rookverbod zal leiden tot een overloop naar de illegale horeca waar nog wel gerookt wordt. Op dit moment wordt een project uitgevoerd rondom handhaving van zogenaamde keten en hokken. Vijf gemeenten stellen een plan van aanpak op om de handhaving te verbeteren. De verwachting is dat dit project eind 2007 tot concrete resultaten leidt. De Kamer wordt daarover geïnformeerd.

In andere landen blijkt nauwelijks sprake te zijn van overlast. Het lijkt geen echt probleem. Flankerend beleid lijkt vooralsnog niet nodig, maar een en ander wordt wel in de gaten gehouden.

De minister merkt op dat de aangekondigde accijnsverhoging natuurlijk te maken heeft met preventie. Dat geldt ook voor de wetgeving voor de rookvrije horeca en voor de invoeringscampagne. In het kader van het nationaal programma tabaksontmoediging wordt samengewerkt met het Astmafonds, het KWF en de Hartstichting. De minister heeft de intentie om preventie- en antiverslavingsmethodes op te nemen in het basispakket. De Kamer wordt daarover na het zomerreces geïnformeerd in de preventiebrief. Zij wordt ook geïnformeerd over een eventuele beperking van de verkooppunten van tabaksproducten. De minister zal ook kijken naar de effecten van de verschillen in accijnzen op tabak en sigaretten.

De industrie heeft bezwaar aangetekend tegen de verplichting om te melden welke stoffen precies in tabaksproducten zitten. Daarover loopt een rechtszaak. De minister sluit zich aan bij de uitspraak van zijn voorganger dat hij op termijn een verbod op bepaalde ingrediënten niet wil uitsluiten en daarvoor regelgeving wil creëren. Een en ander wordt nader bekeken.

Het is van meet af aan niet de bedoeling geweest om het huidige gedoogbeleid voor coffeeshops via de U-bocht van het rookvrij maken van de horeca te ondermijnen. De coffeeshops blijven gewoon bestaan, maar de minister wil geen uitzondering maken voor de coffeeshops wat de bescherming van de werknemers betreft. In de coffeeshops mag nog wel gerookt worden op voorwaarde dat de werknemers beschermd worden tegen de schadelijke effecten van roken. Dat kan langs drie lijnen gebeuren. Men kan van de coffeeshop een verkooppunt c.q. een uitgifteloket maken – dan is er dus geen rookruimte meer – het personeel kan worden afgeschermd en men kan een rookruimte inrichten. Op die manier wordt over de hele linie de werknemer in ieder geval gevrijwaard van schadelijke effecten van het roken. Ook bij de coffeeshops moet een en ander voor 1 juli 2008 gerealiseerd worden. Ook hier wordt het toezicht uitgeoefend door de VWA.

De minister denkt niet dat het afschermen van het personeel problemen oplevert met de handhaving van de AHOJ-G criteria. Ook bij een afhaalpunt kan men voorlichting geven over het gebruik, de schadelijke effecten, et cetera. In de coffeeshops zelf kunnen vrijwilligers voorlichting geven. De minister zal dit punt bekijken.

Tot slot merkt de minister op dat het wel degelijk mogelijk is om een rooksalon in te richten, tenzij het een werkplek is waar iemand bedient. Die persoon moet immers gevrijwaard worden van een rookvolle werkplek.

Toezeggingen

– De Kamer wordt nader bericht over de toevoeging van verslavende stoffen aan en de samenstelling van tabaksproducten.

– De minister zal buitenlandse ervaringen met eisen aan rookruimtes, de handhaving en de strafbaarstelling inventariseren en de Kamer daarover nader informeren.

– In de preventiebrief wordt de Kamer geïnformeerd over de eventuele opname van preventie- en antiverslavingsmethodes in het basispakket. Alsmede wordt zij bericht over de eventuele beperking van de verkooppunten van tabaksproducten en de effecten van de verschillen in accijnzen op tabak en sigaretten.

– De Kamer wordt te zijner tijd bericht over het plan van aanpak bestrijding illegale horeca.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Smeets

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Sjerp


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Azough (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (VVD), Griffith (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Langkamp (SP), Jacobi (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), De Wit (SP), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

Naar boven