30 800 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2007

nr. 181
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2007

In uw brief van 20 juni (07-VWS-B-060) vraagt u mij om een reactie te geven op de inhoud van krantenberichten over de inkomens van de leden van de Raad van Bestuur van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening. In die reactie zou ik dan, zo schrijft u, tevens mijn antwoorden kunnen opnemen op enkele Kamervragen terzake (Kant, Van Miltenburg en Blok, Omtzigt en Schermers, Agema en Van Dijck). De Kamervragen overlappen elkaar deels, waardoor het overzichtelijker wordt wanneer ik mijn antwoord groepeer rond de hoofdthema’s uit de vragen.

De hoogte van de honorering van de Raad van Bestuur

Allereerst een precisering. Salarisvergelijkingen worden over het algemeen gedaan met alleen het brutosalaris. Het bedrag ad € 800 000 voor de honorering van de Raad van Bestuur van Sanquin, waar in krantenberichten en Kamervragen aan wordt gerefereerd, betreft de totale kosten die Sanquin heeft voor alle drie de betrokken bestuurders tezamen. Dat is de optelsom van hun brutosalaris plus hun werkgeverslasten voor pensioen en sociale zekerheid. Dat is iets anders dan het totale brutosalaris. In dit geval ligt de hoogte van het gezamenlijk brutosalaris op ongeveer € 660 000. In totaal betekent dit dus een ijkpunt van ongeveer € 140 000 minder.

Sanquin is een professionele organisatie die in Nederland de bloedvoorziening regelt. Ik ben van mening dat de bestuurders van Sanquin – net als andere werkenden – gehonoreerd moeten worden in overeenstemming met de zwaarte van de functie. Het gegeven dat het de semi-publieke sector betreft, mag er niet toe leiden dat de relatie met de functiezwaarte in de honorering wordt losgelaten. Sanquin is van mening dat het aansturen van een organisatie met een dergelijke omvang en met producten die qua veiligheid en betrouwbaarheid zo gevoelig zijn, kwaliteiten vergt die vergelijkbaar zijn met die van bestuurders van academische ziekenhuizen. Voor de honorering van de Raad van Bestuur heeft Sanquin daarom aansluiting gezocht bij de honorering van bestuursleden van universitaire medische centra.

Het ijkpunt van de honorering

Vergeleken bij een ministersalaris is de salariëring bij Sanquin inderdaad hoger. Sanquin hanteert echter, zoals net vermeld, een ander ijkpunt, namelijk de honorering van bestuursleden van universitair medische centra. De discrepantie tussen die ijkpunten heeft de aandacht van het kabinet zoals ondermeer blijkt uit het Coalitie-akkoord. Daarbij gaat het overigens over nieuwe benoemingen.

Al geruime tijd is er binnen de overheid een discussie gaande over de topinkomens in de (semi)publieke sector. In het vorige kabinet is voor de uitvoering van de motie-Bakker (TK 2005–2006, 30 300, nr. 53), om de salarisniveaus in de semi-publieke sector te normeren, de hulp van de commissie-Dijkstal ingeroepen. Deze commissie zal op korte termijn met haar rapportage komen. Op basis van deze rapportage zal het kabinet een standpunt ten aanzien van de salarisniveaus in de semi-publieke sector formuleren met inachtneming van hetgeen dit kabinet over de topinkomens in de semi-publieke sector in het Coalitie-akkoord heeft vastgelegd.

De relatie honorering en reiskostenvergoeding evenals het vrijwillige donorschap

De discussie over de reiskostenvergoeding van donoren staat mijns inziens los van de salariëring van de bestuurders van Sanquin. Ook de keuze om de bloedvoorziening in Nederland via vrijwillige donoren vorm te geven hoort los te staan van de inschaling van het uitvoerend apparaat, de bloedbank. Iedereen heeft er baat bij dat Sanquin goed, efficënt en professioneel functioneert.

Over de kwestie van de reiskostenvergoeding zijn al in 2005 vragen beantwoord van de kamerleden Kant, Arib en Tonkens. Ik zie geen aanleiding om nu anders te antwoorden dan toen: «dat is een kwestie van Sanquin in samenspraak met de Landelijke Donorraad; toen de regeling bestond, deed in totaal minder dan 0,5% van de circa 500 000 donoren er een beroep op en kennelijk was er toen geen behoefte aan een onkostenvergoeding». De reden voor aanpassing van de reiskostenvergoeding was dus absoluut niet van financiële aard.

Het bovenstaande neemt niet weg dat ik het van groot belang acht dat de Nederlandse donor serieus wordt genomen en dat de gemeenschappelijke belangen van donoren op een adequate manier worden behartigd. Het is mij bekend dat het bestuur van Sanquin onlangs heeft gesproken met vertegenwoordigers van de donoren. Die vertegenwoordigers kwamen zowel uit de kring van de al langer bestaande (regionale) donorverenigingen en donorraden als uit de kring van de oprichters van de nieuwe landelijke donorvereniging (opgericht op 15 augustus 2007). Sanquin heeft daarbij aangegeven open te staan voor nieuw beleid op het gebied van reiskostenvergoeding als de donororganisaties daarover met duidelijke wensen komen.

De reacties van sommige donoren

Ik heb begrip voor de commotie die is ontstaan onder de donoren naar aanleiding van de negatieve publiciteit rondom Sanquin. De donor speelt een cruciale rol in de Nederlandse bloedvoorziening en verdient daarom groot respect wegens het vrijwillig en om niet afstaan van bloed dat bestemd is voor de patiënt. Ik ben elke donor dan ook erg erkentelijk voor zijn donatie.

De reacties van sommige donoren om naar aanleiding van de publiciteit het donorschap te heroverwegen baren mij zorgen. In Nederland moeten wij er gezamenlijk voor zorgdragen dat het donatiesysteem niet wordt ondermijnd en dat de mensen die van bloeddonaties afhankelijk zijn ook daadwerkelijk geholpen worden en dan ook nog met kwalitatief goede producten. Bloeddonoren zijn daarbij onmisbaar. Het vertrek van een bloeddonor dupeert mijns inziens met name de patiënten die op het bloed en de daaruit gemaakte bloedproducten zijn aangewezen. Ik heb dan ook met instemming kennis genomen van de oproep die de oprichters van de nieuwe landelijke donorvereniging aan donoren doen om wel hun mening kenbaar te maken over zaken die voor het donorschap van belang zijn, maar het donorschap niet te beëindigen.

Hoe nu verder?

Ik heb contact gelegd met de Raad van Toezicht van Sanquin om de honorering van de leden van de Raad van Bestuur als apart punt te gaan bespreken. Waar mogelijk zal ik het rapport van de commissie-Dijkstal daarbij betrekken. Daarnaast ben ik op de hoogte gesteld van het feit dat de Raad van Toezicht bereid is om, indien kan worden vastgesteld wat de opvattingen van de donoren zijn over de beloningen van de leden van de Raad van Bestuur, hierover met de voorzitter van de Landelijke Donor Raad in gesprek te gaan. Ik juich deze bereidheid toe.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven