30 800 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2007

30 474
Regeling voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

nr. 91
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 april 2007

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 hebben op 29 maart 2007 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van de minister van LNV van 31 mei 2006 over gewasschade glastuinbouwgebied Aalsmeer (30 300-XIV, nr. 91);

– verslag van een schriftelijk overleg met de minister van LNV over bovengenoemde brief (30 800-XIV, nr. 12);

– de brief van de minister van LNV van 24 oktober 2006 met het ontwerpbesluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden (30 474, nr. 21);

– de brief van de staatssecretaris van VROM van 22 januari 2007 met het beleidsprogramma Biociden (27 858, nr. 59);

– de brief van de staatssecretaris van VROM van 31 januari 2007 met beantwoording van vragen uit het AO Milieuraad van 14 december 2006 (21 501-08, nr. 234);

–  de brief van de minister van LNV van 5 februari 2007 over enkele wijzigingen in het ontwerpbesluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden (30 474, nr. 23);

– fiche voorstel gewasbeschermingsmiddelen (toegezonden met brief staatssecretaris BZ van 1 maart 2007; 22 112, nr. 498, fiche 4).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Mastwijk (CDA) vindt dat de regering goed invulling geeft aan de aanstaande Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

– De sector krijgt terecht tijd voor toelating van middelen voor de behandeling van zaden bestemd voor de export. Dit moet op een werkbare manier in de ministeriële regeling worden opgenomen.

– Hoe staat het met de toezegging dat artikel 26.6 zodanig wordt aangepast dat de gebruiksregistratie niet voor onnodige administratieve lasten zorgt?

– Zoals verwoord in de motie-Koopmans c.s. (30 300-XIV, nr. 38), is het vervallen van de teeltvoorschriften nodig voor een geïntegreerde bestrijding. Hoe voert de minister van LNV deze motie uit?

– Klopt de indruk dat de regering in Brussel weinig werk maakt van de aangenomen moties over de status aparte van veredelingsbedrijven en de saldobenadering?

– De wens van de Kamer om in te zetten op de zonale benadering lijkt weinig gehoor te hebben gevonden bij de regering, waardoor de Nederlandse regelgeving strenger dreigt te worden dan in andere Europese landen. Hoe worden de moties hierover uitgevoerd?

– De minister van LNV lijkt niet te handelen conform de in het amendement-Mastwijk c.s. (30 474, nr. 8) vastgelegde doelstelling om de termijn voor de toelating van nieuwe bestrijdingsmiddelen door het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) zo kort mogelijk te houden. Vreest zij voor juridische problemen in het licht van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)?

– De minister moet aandacht hebben voor de menselijke maat en zich meer betrokken tonen bij de problemen van (rozen)telers in de regio Aalsmeer die zijn getroffen door gewasschade.

– Er is wel degelijk aanleiding voor meer onderzoek naar de rol van kerosine en chroom. Het ontbreken van monsters op punt 1 ondergraaft het eerdere onderzoek. De telers moeten worden betrokken bij nieuw onderzoek.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) betoogt dat grondiger onderzoek moet worden gedaan naar de oorzaak van de gewasschade in de regio Aalsmeer.

– Middelen voor zaadbehandeling zouden op Europees niveau moeten worden beoordeeld en toegelaten, zodat de handel niet onnodig wordt belemmerd.

– Kan de minister de zorgen van de sector over de «kleine toepassingen» wegnemen? Nederland heeft er belang bij dat de huidige soepele procedure voor de toelating van middelen voor kleine teelten in stand blijft.

– Wil de minister de Kamer informeren over wat zij in de ministeriële regeling opneemt, zodat de vinger aan de pols kan worden gehouden?

– De regering moet naast de Kamer ook de sectoren betrekken bij de Nederlandse inbreng in de behandeling van de diverse fiches op Europees niveau.

– In Nederland worden veel ministeries betrokken bij het ontwikkelen van het toelatingsbeleid. Gebeurt dit ook in andere EU-landen? Op deze manier ontstaat er geen eenduidig beleid en dus ook geen level playing field in Europa.

– Het op de markt brengen van nieuwe middelen moet worden gestimuleerd.

De heer Cramer (ChristenUnie) beklemtoont dat pas in 2015 het Europese toelatingsbeleid volledig geharmoniseerd zal zijn. De regering mag zich hier niet achter verschuilen; in de overgangsperiode kunnen zaken niet op hun beloop worden gelaten. Zij zal knelpunten moeten aanpakken, onder andere op basis van artikel 125 van de wet.

– Het is zorgelijk dat niet alle in omloop zijnde biociden de verplichte toelating via het CTB hebben doorlopen.

– De minister richt zich bij de gewasschade in de regio Aalsmeer terecht vooral op het zoeken naar oplossingen. Het vinden van de oorzaak is echter ook belangrijk, omdat deze wellicht ook effecten heeft op de gezondheid van mens en dier.

Mevrouw Jacobi (PvdA) constateert dat er na vier jaar onderzoek nog steeds geen duidelijke oorzaak is van de gewasschade rond Aalsmeer. Er zou een vertrouwenscommissie kunnen worden ingesteld die een oplossing zoekt. Daarnaast moet worden nagedacht over hoe in de toekomst met dit soort problemen kan worden omgegaan.

– Het CTB krijgt terecht een positie als zelfstandig bestuursorgaan, zodat ongewenste inmenging wordt voorkomen. Behoudt het CTB zijn positie in het licht van toekomstige Europese regelgeving?

– De positie van werknemers wordt terecht beter geregeld in de wet. Handhavingsinstanties zullen de arbeidsomstandigheden integraal moeten controleren.

– Aangezien er geen landbouwkundige noodzaak voor bestaat, is het goed dat het vliegtuigspuiten op termijn wordt verboden. Bij bijzondere (weers)omstandigheden zou echter een ontheffing mogelijk moeten zijn.

– Houden de bewindslieden vast aan de reductie met 95% in 2010 veroorzaakt door gewasbeschermingsmiddelen? Welke maatregelen zijn daarvoor nodig?

De heer Van der Vlies (SGP) vindt dat de harmonisatie van gewasbescherming binnen de EU te langzaam gaat. Het verleden leert dat deadlines opschuiven; hopelijk geldt dat niet voor die van 2015.

– Nederland moet niet meer doen dan op Europees niveau wordt gevraagd, behalve als specifieke omstandigheden daarom vragen. Dit moet dan in overleg met de Kamer en de sector gebeuren.

– Toelating moet indien mogelijk via snelle en simpele procedures plaatsvinden. Zolang dit niet het geval is, kan worden gedoogd op basis van tijdelijke voorzieningen.

– Een vervolgonderzoek naar de gewasschade in Aalsmeer is gewenst. Hoe verloopt het overleg met LTO en Glaskracht over mogelijke oplossingen?

De heer Poppe (SP) pleit voor fundamenteel onderzoek naar de aanwezigheid van schadelijke stoffen in de regio Aalsmeer, vooral vanwege mogelijke risico’s voor de volksgezondheid. Het RIVM zou de oorzaak moeten proberen op te sporen.

– Het streven naar een level playing field in Europa heeft weinig zin omdat de omstandigheden overal anders zijn, bijvoorbeeld de mate van uitspoeling en het grondwaterpeil.

– Kunnen de bewindslieden garanderen dat in 2010 de doelstellingen voor het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater worden gehaald?

– Producenten zijn traag met het op de markt brengen van minder schadelijke alternatieven door de zware toelatingsprocedures. Kan het CTB de procedures voor dit soort middelen versoepelen?

– Wisselteelt en gemengde teelt kunnen zorgen voor minder gebruik van bestrijdingsmiddelen. Wil de minister van LNV dit stimuleren?

– Worden boeren en tuinders gecontroleerd op de aanwezigheid van verboden middelen?

– Roundup is toegestaan voor landbouwkundig maar verboden voor particulier gebruik. Mogen gemeenten dit middel nog gebruiken?

– In de schoonmaaksector bestaan ernstige klachten door de toepassing van biociden in schoonmaakmiddelen. Wil de regering dit onderzoeken?

– Onderzoek naar het toepassen van bestrijdingsmiddelen in schepen en containers toont aan dat het aantal gebruikte stoffen toeneemt, de concentraties hoger worden en de verplichte stickers ontbreken. Dit veroorzaakt risico’s voor werknemers in de haven maar ook voor consumenten. Hoe gaat de regering hiertegen optreden?

De heer Graus (PVV) verzet zich tegen te vergaande regelgeving over gewasbeschermingsmiddelen omdat ondernemers daardoor te zeer worden belemmerd. Zo duurt de toelatingsprocedure voor nieuwe middelen veel te lang.

– De schade voor telers door het verbieden van vliegtuigspuiten is waarschijnlijk groter dan de baten.

– Er moet meer aandacht komen voor het terugdringen van de administratieve lasten.

– Van de besluitvorming in Brussel valt weinig goeds te verwachten. Nederland moet zich niet de wet laten voorschrijven door Europa.

– Het gevaar van biociden wordt zwaar overdreven.

– De minister verzet zich ten onrechte tegen nader onderzoek naar de gewasschade rond Aalsmeer. De telers mogen niet de dupe worden.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit benadrukt dat het probleem in Aalsmeer complex is. Ondanks onderzoek van vele deskundigen is geen duidelijke oorzaak gevonden, hoewel er wel aanknopingspunten zijn. Mede in het belang van de betrokken tuinders moet nu voortvarend maar zorgvuldig worden gezocht naar oplossingen; nieuw onderzoek zorgt daarbij slechts voor vertraging. Indien voor het bereiken van een oplossing nader onderzoek nodig blijkt, is de minister daartoe uiteraard wel bereid.

– Het instellen van een vertrouwenscommissie is niet gepast omdat er geen conflict is. Iedereen heeft te goeder trouw gehandeld bij het zoeken naar oorzaken. Er is bovendien een gezamenlijk belang bij het vinden van oplossingen. De minister zal de Kamer op de hoogte houden van het overleg met de sector.

– De luchtverontreiniging rond Schiphol ligt onder de vastgestelde normen voor de volksgezondheid.

– De verwachting is dat de nieuwe regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden per 1 oktober 2007 ingaat. Dit gebeurt op basis van de wet, het onderhavige besluit en een nog op te stellen ministeriële regeling; de sector wordt nauw betrokken bij het opstellen van de regeling. De nieuwe AMvB is bedoeld voor de langere termijn, zodat er duidelijkheid is voor sector.

– Er wordt gewerkt aan een nieuwe handleiding, zodat de regels voor iedereen duidelijk zijn.

– Er is voor gekozen om alle relevante ministeries al aan het begin te betrekken bij het opstellen van de nationale regelgeving, waarbij de nadruk ligt op preventie. Dit leidt niet tot extra regelgeving bovenop de Europese verordening.

– De administratieve lasten zullen met € 375 000 dalen. De legeskosten dalen met € 400 000. Daarnaast verbetert de handhaafbaarheid.

– Door bij het opstellen van de AMvB uit te gaan van de Europese richtlijn inzake gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de door experts van de lidstaten opgestelde technische richtsnoeren wordt het level playing field gewaarborgd.

– Het gewasbeschermingsplan is verplicht omdat het onmisbaar is voor een geïntegreerde bestrijding. Het geeft de strategie voor de gewasbescherming weer. Bovendien geeft het duidelijkheid over de aanwezigheid van middelen op een bedrijf. In het convenant is overigens afgesproken dat de teeltvoorschriften en het logboek vervallen als wettelijke voorschriften.

– Artikel 26.6 over de gebruiksregistratie is aangepast.

– Vrijstellingen worden alleen verleend bij een erkend knelpunt in de gewasbescherming waarbij er geen mogelijkheden zijn voor geïntegreerde bestrijding.

– De regering zit op het vinkentouw om de saldobenadering in Brussel aan de orde te stellen.

– De zonale benadering verdeelt Europa in drie zones, waarbinnen een verplichte wederzijdse erkenning geldt. Een gewasbeschermingsmiddel dat in een ander land binnen dezelfde zone is toegelaten, moet dus ook in het eigen land worden toegestaan. Alleen ter bescherming van werknemers mogen aanvullende regels worden gesteld.

– De Kamer ontvangt een brief over de invulling van «landspecifiek».

– Er wordt zoveel mogelijk met de sector gesproken over Europese voorstellen voor regelgeving, om zo het draagvlak te vergroten.

– Naar aanleiding van de evaluatie van het functioneren van het CTB streeft de minister naar een zo kort mogelijke periode voor toelating. Op basis van deskundigheid kan men vaak sneller tot een oordeel komen.

– Het bekorten van toelatingstermijnen is niet altijd mogelijk. Het CTB moet tot een afgewogen oordeel komen, waarbij ook de belangen van derden worden meegenomen. Anders ontstaan er mogelijk juridische problemen.

– De toelating van middelen voor de behandeling van zaaizaad voor de export wordt vereenvoudigd; dit zal in de ministeriële regeling worden opgenomen. Tot 1 september 2009 geldt een overgangsperiode. De zaadbehandelingsbedrijven overleggen met het CTB over de toelating van middelen; de eerste resultaten zijn positief.

– Voor versoepeling van de regels voor kleine teelten zal aandacht worden gevraagd in Brussel. Een volledige vrijstelling is echter gezien de opstelling van andere lidstaten niet waarschijnlijk.

– De ministeriële regeling zal in de lijn van de AMvB liggen. De minister wil graag enige voortvarendheid betrachten.

– Bij het «programmatisch handhaven» vindt afstemming plaats tussen ministeries en inspectiediensten, zodat deze niet langs elkaar heen werken. Kernpunten zijn gerichte risicobeheersing, slimme inzet van handhavingscapaciteit en het bevorderen van de naleving. De hiervoor te ontwikkelen interventiestrategie is in de loop van het jaar gereed.

– Het toepassen van wissel- en mengteelten valt onder de verantwoordelijkheid van telers. De minister stimuleert dit waar mogelijk, maar zij wil dit niet opleggen of er apart beleid voor ontwikkelen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer legt uit dat de in 1998 vastgestelde Europese biociderichtlijn pas in 2015 volledig in werking treedt, vooral omdat veel stoffen nog moeten worden beoordeeld. Nederland heeft er in dat licht voor gekozen het nationale beleid tot 2015 te handhaven.

– De Nederlandse procedures verlopen stroever dan in andere landen. Dit moet veranderen omdat het slecht is voor de concurrentiepositie, innovatie belemmert en illegaal gebruik veroorzaakt.

– De toelatingsprocedure wordt in de toekomst versimpeld door de CTB-deskundigen een grotere rol te geven en meer te kijken naar geverifieerde onderzoeksconclusies in plaats van naar de onderliggende data.

– Middelen zullen in de toekomst steeds meer op Europees niveau worden beoordeeld.

– De minister zal zich verdiepen in het gebruik van biociden in schoonmaaken desinfecteermiddelen.

– Uit onderzoek blijkt dat toepassing van gassen in zeecontainers geen arboproblemen veroorzaakt.

– Voor het oplossen van knelpunten zijn tijdelijk voorzieningen nodig, waarbij er waarborgen moeten zijn voor mens en milieu.

– Bij calamiteiten moet snel worden gehandeld. Soms moeten dan middelen worden gebruikt die normaal niet zijn toegestaan.

– Het overleg met brancheorganisatie NEFYTO zal vermoedelijk binnenkort resultaten opleveren, met name inzake de beoordelingssystematiek voor persistatie.

– De reductiedoelstelling voor 2010 is 95%; de reductie is nu 80%. In de tweede fase moet voor ongeveer twintig stoffen nog een oplossing worden gevonden. Hierover zal worden overleg met het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP).

– De specifieke omstandigheden in Nederland, met name water en bodem, maken het noodzakelijk dat de Europese richtlijn nader wordt ingevuld.

– Soepele regels voor wijziging van de samenstelling zijn bedoeld om schadelijke bestanddelen te laten vervangen door minder schadelijke stoffen.

– Er is al veel onderzoek gedaan naar de voor- en nadelen van vliegtuigspuiten. In dat licht wordt in Europees verband aangestuurd op een verbod, behalve als het niet anders kan.

– Het gebruik van Roundup door gemeenten is toegestaan.

– De minister zal het RIVM vragen om advies over welk onderzoek nodig is om de problemen in Aalsmeer op te lossen en de Kamer daarover samen met haar collega van LNV rapporteren.

Toezeggingen

– Brief aan de Kamer zodra er voorstellen komen zijn van LTO, Glaskracht en TNO voor een oplossing voor de gewasschade in Aalsmeer. Daarnaast wordt indien nodig een ondersteunend onderzoek gestart en wordt hierover melding gemaakt in deze brief.

– Brief aan de Kamer na een nader onderzoek naar het gebruik van tot nu toe nog niet formeel toegelaten biociden (waaronder die in schoonmaakmiddelen).

– De evaluatie van het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) komt eind 2007 naar de Kamer, inclusief evaluatie toelatingsprocedures.

– Brief aan de Kamer over de invulling van het begrip «landspecifiek» in de nieuwe ministeriële regeling als invulling van de AMvB bij de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van Leiden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Agema (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Crone (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Willemse-van der Ploeg (CDA), Kamp (VVD), Wolfsen (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

Naar boven