nr. 79
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN
EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2007
Hierbij bieden wij u het onderzoekrapport aan over de gevolgen van de
Europese Dienstenrichtlijn voor de decentrale overheden in Nederland.1 Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de ministeries
van Economische Zaken (EZ) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
tezamen. EZ vanwege haar eindverantwoordelijkheid voor de implementatie van
deze richtlijn en BZK vanwege haar verantwoordelijkheid voor een goed binnenlands
bestuur en het waarborgen van de belangen en de betrokkenheid van alle bestuurslagen.
De Europese Dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden
en de lidstaten dienen deze binnen drie jaar te implementeren. Het doel van
de richtlijn is het bevorderen van het vrije dienstenverkeer in de Europese
Unie. Dit is gunstig voor de Nederlandse economie. Om te zorgen dat Nederland
tijdig aan de richtlijn voldoet, brengt een interdepartementale projectgroep
van de ministeries van EZ, BZK en Justitie alle verplichtingen in kaart en
zorgt zij dat de noodzakelijke aanpassingen en acties worden uitgevoerd om
de richtlijn optimaal haar beslag te laten krijgen. Over de voortgang in het
implementatietraject wordt u in het najaar van 2007 geïnformeerd.
Bijgaand onderzoekrapport past bij het in kaart brengen van de implementatieverplichtingen.
Het rapport schetst een beeld van de aard en omvang van de werkzaamheden die
decentrale overheden, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid voor het uitvoeren
van Europese regelgeving, dienen te verrichten en geeft een raming van de
financiële gevolgen.
Conform artikel 2 van de Financiële Verhoudingswet is deze raming
gebruikt om inzicht te geven in de wijze waarop de gevolgen kunnen worden
opgevangen. Het rapport gaat uit van de noodzakelijk geachte invulling binnen
de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn en de mogelijkheid aan te sluiten bij
reeds lopende trajecten zoals de vereenvoudiging van vergunningen en initiatieven
in het kader van de e-overheid. Deze huidige inzichten leiden
ertoe dat EZ als leidend vakdepartement de gemeenten, provincies en waterschappen
nog in 2007 compenseert via respectievelijk het Gemeentefonds, het Provinciefonds
en een rechtstreekse betaling aan de Unie van Waterschappen voor een totaalbedrag
van 1 008 000 euro. De compensaties via Gemeente- en Provinciefonds
zijn na te lezen in de komende September-circulaire van BZK.
Naast de financiële raming is het onderzoekrapport een handvat om
te bevorderen dat de decentrale overheden de noodzakelijke werkzaamheden verrichten
met het oog op een goede invoering, uitvoering en handhaving van de Dienstenrichtlijn.
Aan de hand van een uitgewerkt en interdepartementaal en interbestuurlijk
afgestemd implementatietraject wordt de participatie van de decentrale overheden
door de Rijksoverheid gefaciliteerd. Het rapport dient daarbij als onderbouwing
en draagt op die manier bij aan een goede invoering van de Dienstenrichtlijn
in het binnenlands bestuur, zodat belemmeringen in het dienstenverkeer binnen
de Europese Unie daadwerkelijk worden weggenomen en de economie in Nederland
wordt gestimuleerd.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst