nr. 73
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2007
In oktober 2006 bent u door mijn ambtsvoorganger geïnformeerd over
voornemens voor onderzoek en proeven met betrekking tot de dynamisering van
de maximumsnelheden op het autosnelwegennet1.
Voorgesteld is dat eerst onderzoek wordt gedaan om een beter inzicht in de
mogelijkheden en de effectiviteit van de toepassing van dynamische snelheden
te verkrijgen.
Door de snelheidslimiet af te stemmen op onverwachte en wisselende situaties
zoals weersgesteldheid, drukte of een ongeval rijdt het verkeer met snelheden
die beter passen bij de specifieke omstandigheden. Hierdoor wordt een gunstig
effect verwacht op de veiligheid, de doorstroming en de milieubelasting, maar
ook op het draagvlak bij de weggebruiker voor een snelheidsmaatregel.
De opzet van het onderzoek en de toe te passen techniek voor dynamische
maximumsnelheden is nu nader uitgewerkt. Ook kan ik u nu berichten over de
beoogde trajecten voor de experimenten.
Kern van de onderzoeksopzet
Doel van het onderzoek is het verkrijgen van meer inzicht in de effecten
(veiligheid, doorstroming en milieu) en de gedragsaspecten van dynamische
maximumsnelheden. Ook wordt in beeld gebracht wat de consequenties zijn voor
wegbeheer en netwerkmanagement, zoals veranderingen in taken en benodigde
investeringen.
Op basis van de ervaringen kan dan vervolgens worden bepaald in welke
gevallen, op welke wijze en onder welke voorwaarden een dynamische snelheidslimiet
een geschikt instrument is voor toekomstig netwerkmanagement. Als randvoorwaarde
voor de proeven is onder meer bepaald dat in gevallen waar reeds forse normoverschrijdingen
voorkomen in verstedelijkt gebied, in principe geen experimenten voor snelheidsverhogingen in het gebied van 100 naar 120 km/u worden voorgesteld.
Naast een basisonderzoek gericht op de verschijningsvorm van de maatregel,
gedragsaspecten en draagvlak, omvat de onderzoeksopzet een reeks voorgenomen
proeven met dynamische snelheidslimieten. Vier verschillende toepassingen
worden daarbij onderscheiden:
1. Snelheidsverlaging in relatie tot de weersituatie (verkeersveiligheid);
2. Snelheidsverlaging in relatie tot luchtkwaliteit;
3. Snelheidsverlaging in relatie tot doorstroming (homogeniseren);
4. Snelheidsverhoging in rustige uren van 100 naar 120 km per uur, op
wegen waar op basis van de infrastructuur en het wegbeeld een limiet van 120
km per uur mogelijk is.
Voor het onderzoek naar dynamische snelheden worden de volgende trajecten
voorgesteld.
Het onderzoek naar het effect van dynamische snelheidsverlaging op luchtkwaliteit
vindt plaats op het traject A58 Tilburg (knooppunt de Baars-Goirle). Dit is
een relevante locatie voor luchtkwaliteit, de dagnorm fijn stof wordt hier
ca. 20 keer per jaar in lichte mate overschreden.
Dynamische snelheidsverlaging en doorstroming (homogeniseren) vindt plaats
op het traject A12 Gouda–Woerden. De toepassing snelheidsverlaging bij
slecht weer (i.c. regen) zal ook in deze proef worden meegenomen.
Op het traject A1 Muiderberg–Bussum wordt het effect van snelheidsverhoging
en daarmee reistijdverkorting onderzocht. Dit traject voldoet aan de bovengenoemde
randvoorwaarde.
Voor ieder deeltraject is een gedetailleerde onderzoeksopzet uitgewerkt.
De realisatie en uitvoering van de proeven vindt plaats onder regie van Rijkswaterstaat.
De operationele periode van het onderzoek naar dynamische snelheden ligt,
afhankelijk van de start van de eerste proef, naar verwachting tussen december
2007 (start) en september 2008 (einde laatste onderzoek). De evaluatie kan
dan eind 2008 gereed zijn.
Juridisch Kader
Om de voorbereidingstijd voor het onderzoek te beperken is een experimenteerartikel
in de Wegenverkeerswet 1994 uitgewerkt dat in het Staatsblad is gepubliceerd1.
De uitwerking van deze wetswijziging krijgt nu verder invulling in een
algemene maatregel van bestuur. In deze AMvB wordt vastgelegd aan welke nadere
randvoorwaarden experimenten moeten voldoen. De AMvB is nu in voorbereiding
en wordt via een voorhangprocedure aan het parlement worden voorgelegd.
Financiering
De kosten van het onderzoek en de evaluaties zijn geraamd op in totaal € 12
mln. Dit bedrag wordt ten laste gebracht van het MIT.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings