30 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007

28 663
Milieubeleid 2002–2006

nr. 108
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2007

Van 9 tot 11 mei jl. nam ik in New York deel aan het Ministeriële deel van de 15e vergadering van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling. Met dit Ministeriële deel werd de 2-jarige cyclus over de thema’s: industriële ontwikkeling, energie, luchtverontreiniging en klimaat afgesloten. Mede namens de minister van Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Economische Zaken informeer ik u graag over de uitkomsten van deze bijeenkomst.

1.1 Uitkomst CSD15

De CSD is verantwoordelijk voor de implementatie van de afspraken op het terrein van duurzame ontwikkeling die in 2002 tijdens de wereldtop in Johannesburg zijn gemaakt. Omdat deze afspraken een zeer breed terrein bestrijken, is er voor gekozen om tijdens een cyclus van twee jaar een aantal aan elkaar gerelateerde onderwerpen centraal te stellen. Daarbij staat de implementatie van de afspraken van de top van Johannesburg centraal. Het doel van het beleidsjaar van de 2-jarige cyclus is om afspraken te maken over beleidsrichtingen en concrete additionele acties die de implementatie van de afspraken van Johannesburg bevorderen.

Het is tijdens CSD15 niet gelukt om overeenstemming te bereiken over deze aanvullende en nieuwe beleidsacties. Er bleek tussen de verschillende landen een te groot verschil van inzicht te zijn met name over energie. Mede omdat de CSD15 vergadering plaats vond aan de vooravond van de klimaatonderhandelingen in Bonn en later dit jaar in Bali was er weinig bereidheid om te komen tot nieuwe afspraken op het gebied van energie. Juist deze afspraken zouden een transitie naar een koolstofarme energiehuishouding kunnen stimuleren en daarmee bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Er bleken zeer grote onoverbrugbare verschillen van inzicht te zijn over onder meer: de rol van schone fossiele brandstoffen naast de rol van hernieuwbare brandstoffen in de energiemix, de rol van kernenergie, de wenselijkheid van nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie, de integratie (vóór 2010) van energie in nationale ontwikkelingsplannen en de vormgeving van een monitoringsmechanisme voor gemaakte afspraken op het gebied van energie.

Achterliggende verklaring van deze verschillen was dat ontwikkelingslanden, waartoe zeer diverse groepen landen behoren als de armste ontwikkelingslanden, kleine eilandstaten, de OPEC-landen, Zuid-Amerikaanse landen, China en India, pas laat een eensluidende visie bereikten en daardoor pas laat in de onderhandelingen aan tafel kwamen. De VS gaf weinig blijk van ambitie op genoemde terreinen en was van mening dat er al voldoende internationale afspraken bestonden op het gebied van energie en klimaat.

Omdat de verschillende landen onderling niet tot overeenstemming konden komen over een slotverklaring heeft de Voorzitter van de vergadering, Voorzitter van CSD-15, Al Attiyah, Minister van Energie en Industrie en vice premier van Qatar, uiteindelijk een eigen slottekst neergelegd. De EU besloot de tekst als enige groep te verwerpen omdat deze niet ambitieus genoeg was, zeker niet op de belangrijkste prioriteiten van de EU op energiegebied. De EU heeft herhaaldelijk gewezen op de noodzaak van ambitieuze actie gelet op de ernst van de uitdagingen zowel op het gebied van klimaatverandering, toegang tot energie en de transitie naar een koolstofarme energiehuishouding en een koppeling tussen acties op gebied van energie en klimaat. Daarnaast heeft de EU de tekst ook verworpen omdat juist met het oog op de onderhandelingen over een post Kyoto raamwerk in december in Bali, het accepteren van een dergelijk zwak resultaat, een verkeerd signaal zou geven.

Ik betreur het dat het niet mogelijk is gebleken om tot overeenstemming te komen. Mede dankzij actieve Nederlandse inbreng, waren de kernpunten van de Nederlandse inbreng goed terug te vinden in de EU-prioriteiten en de actieve EU inzet daarop. Samen met collega Koenders en van der Hoeven hadden wij de volgende punten als hoofdpunten van de Nederlandse inzet gedefinieerd:

Het belang van een transitie naar een koolstofarme, «schone en zuinige», energiehuishouding in de komende decennia waarbij ontwikkelde landen het initiatief nemen. Duurzame energie, energie-efficiëntie/besparing en innovatie zijn daarbij van groot belang.

Verbintenis aan een substantiële verbetering van energiebesparing- en efficiëntie.

Noodzaak van versnelde actie op het gebied van toegang tot moderne energiediensten voor de armen met vrouwen als prioritaire doelgroep, als energiemanagers én als consumenten van energie.

Als kernelement van de verduurzaming van productie en consumptiepatronen in de context van de thema’s van deze CSD: Het starten van een internationale dialoog om te komen tot de verduurzaming van de productie van biobrandstoffen.

Op deze punten (en andere EU prioriteiten) op het gebied van energie bleek dus geen overeenstemming te bereiken. Enige uitzondering hierop vormde de door Nederland zeer actief bepleitte dialoog over de verduurzaming van de productie van biobrandstoffen. Op dit punt heb ik zwaar ingezet en het punt is ook met kracht door het EU-voorzitterschap benadrukt. In de onderhandelingen bleek dit een van de weinige prioritaire punten te zijn waarover wel overeenstemming te bereiken was. Maar omdat er over het geheel van onderwerpen geen overeenstemming bereikt kon worden, zijn er ook op dit punt geen multilaterale afspraken tot stand gekomen.

Vooruitblik CSD16

Na afronding van CSD 15 werd bij de opening van CSD16 door de EU om stemming verzocht met betrekking tot de omstreden kandidatuur van de Zimbabwaanse minister van milieu voor het voorzitterschap CSD 16. De Minister staat immers op de visabanlijst van de EU. Gelet op de thema’s van de komende CSD cyclus waaronder rurale ontwikkeling en landbouw werd tevens betwijfeld of de Voorzitter wel geloofwaardig leiding kan geven aan deze issues zeker gezien gebrek aan good governance en rule of law in Zimbabwe.

De stemming verliep helaas ongunstig voor de EU: 26 stemmen voor Zimbabwe, 21 stemmen tegen Zimbabwe en drie onthoudingen. De Zimbabwaanse minister van milieu was aanwezig en nam daarop het voorzitterschap op zich. Daarop werden andere bureauleden gekozen, waaronder Iran en Israël. De EU stelde in haar slotverklaring dat het betreurde dat om stemming moest worden gevraagd, dat zij graag een consensus kandidaat had gezien en dat de EU zich nu zorgvuldig moet beraden op de consequenties van deze verkiezing.

Bilaterale gesprekken verduurzaming productie biomassa

Op het punt van de verduurzaming van de productie van biomassa voor biobrandstoffen heb ik wel in mijn contacten en marge van de CSD15 vergadering veel voortgang geboekt. Ik heb een eerste aanzet gegeven tot een bredere mondiale dialoog over dit onderwerp door een high-level bijeenkomst te organiseren en marge van de CSD15 vergadering. Veel landen en organisaties, waaronder Zuid-Afrika, Indonesië, Mozambique, UNEP en IUCN, voerden een geanimeerde discussie over de gezamenlijk gevoelde noodzaak criteria te definiëren teneinde de productie van biomassa te verduurzamen. De basis voor deze high level bijeenkomst was al gelegd in de eerste week. Toen heeft Nederland een zeer druk bezocht side-event georganiseerd op expert niveau over dit onderwerp. Tijdens beide events zijn de ontwikkelde duurzaamheidcriteria positief ontvangen. Ik zal mij de komende tijd blijven inzetten voor de verbreding van de mondiale dialoog over de verduurzaming van biomassaproductie. Tijdens CSD15 hebben zich daartoe twee nieuwe mogelijkheden aangediend: Nederland is formeel uitgenodigd deel te nemen aan het Global Bio-energy Partnership. Daarnaast is UNEP door dit partnerschap gevraagd te werken aan duurzaamheidcriteria voor biomassa productie. Nederland is door UNEP gevraagd om op dit vlak samen te werken.

Op bilateraal vlak waren de gesprekken die ik had met Indonesië en Mozambique positief. Minister Koenders en ik zijn voornemens op korte termijn te starten met pilots in productielanden om de duurzaamheidcriteria te toetsen. Indonesië en Mozambique gaven beiden aan geïnteresseerd te zijn in samenwerking op dit vlak. Ook de gesprekken met de Wereldbank, UNEP en UNDP waren informatief en positief met veel bereidheid tot samenwerking op dit onderwerp.

Concluderend

Ik kijk dus gemengd terug op de uitkomsten van CSD15. Een sterke impuls aan de mondiale energie agenda had naar mijn idee recht gedaan aan de uitdagingen die wij op dat vlak zien en was tegemoet gekomen aan de verwachtingen die er leven ten aanzien van een voortvarende aanpak. Die aanpak zal voor wat betreft energie-efficiency nu vooral vorm krijgen via een inzet van de EU en het IEA. Op het gebied van het bevorderen van toegang tot energie zullen wij ons zowel bilateraal als multilateraal oa. via de Wereldbank blijven inzetten. Ik heb er bij de Internationale organisatie en donoren voor gepleit gezamenlijk aan de ontwikkelingslanden te laten zien wat we doen en gaan doen en welke resultaten er inmiddels bereikt zijn.Ten aanzien van de duurzame productie van biobrandstoffen zullen collega Koenders en ik ons zowel bilateraal in genoemde landen als multilateraal blijven inzetten. Ik ben zeer tevreden met de daartoe gezette eerste stappen tijdens deze CSD en verwacht dat ook de volgende CSD cyclus hieraan een verdere bijdrage kan leveren.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven