30 800 X
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2007

nr. 12
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 oktober 2006

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

Adjunct griffier van de commissie,

De Boer

1

Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van het onderzoek naar Publiek-Private Samenwerking (PPS) inzake het motorenonderhoud van de F-16 tegemoet zien?

Het streven is de Kamer nog dit najaar te informeren.

2

Hoe verhouden zich de geraamde kosten van het luchttransport tot de afgelopen jaren? Voorziet de regering stijgingen?

De vraag naar luchttransport stijgt trendmatig. Vooral aan het begin van operaties bestaat vaak een grote behoefte aan luchttransport. Vanwege de ontplooiing van Nederlandse eenheden naar (en binnen) Afghanistan zijn de luchttransportkosten voor het jaar 2006 erg hoog. Hoe de behoefte aan luchttransport zich tijdens de operatie in Afghanistan zal ontwikkelen is onzeker. Onvoorspelbare gebeurtenissen kunnen ertoe leiden dat de behoefte aan luchttransport plotsklaps (sterk) toeneemt. De verwachting is dat de behoefte aan strategisch en tactisch luchttransport de komende jaren hoog zal blijven.

3

In de brief over de evaluatie van het Defensie Materieel Proces (DMP) (Kamerstuknummer 27 830, nr. 39) is inschakeling van onafhankelijke expertise in de behoeftestellingsfase toegezegd. Op welke wijze wordt hier invulling aan gegeven in de begroting?

Zoals gesteld in de brief van 16 juni jl. over de evaluatie van het Defensie Materieel Proces (DMP) (Kamerstuknummer 27 830, nr. 39) worden de afwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan een bepaalde behoeftestelling vermeld in de Kamerbrief hierover (A-fase). Bij het stellen van de behoefte kan gebruik worden gemaakt van onafhankelijke expertise. Wanneer van deze onafhankelijke externe expertise gebruik wordt gemaakt zullen de resultaten daarvan worden gemeld in de DMP A-brief.

4 en 5

Wanneer kan de Kamer de strategische visie op de positie van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie tegemoet zien? Is de regering bereid bij de ontwikkeling van deze visie de mogelijkheden tot innovatie-stimuleringsmaatregelen te betrekken, specifiek gericht op de defensiegerelateerde industrie?

Is de regering bereid zich te verzetten tegen een eventueel afschaffen van de CODEMA-regeling (Commissie Ontwikkeling Defensie Materieel) door het ministerie van Economische Zaken?

Defensie werkt samen met het ministerie van Economische Zaken aan een strategische visie op de positie die de Nederlandse defensiegerelateerde industrie in internationaal verband over circa tien jaar zou kunnen innemen. Deze strategische visie bevat onder meer een overzicht van bestaande en nieuw te ontwikkelen innovatie-stimuleringsmaatregelen die relevant zijn voor defensiegerelateerde bedrijven. Ook de Codema-regeling komt aan de orde. De visie zal voor eind 2006 worden voltooid. De Kamer zal daarover worden geïnformeerd.

6

Waarom is bij de aanschaf van Australische pantservoertuigen onlangs voorbij gegaan aan de DMP-procedures?

De behoeftestelling en de uiteindelijke verwerving van de gepantserde wielvoertuigen zijn, hoewel versneld, binnen de kaders van het vigerende Defensie Materieelproces (DMP) verlopen. Over de behoefte aan en verwerving van deze gepantserde wielvoertuigen is de Kamer geïnformeerd met de brieven van 21 juli en 1 september 2006 (Kamerstukken 27 925, nrs. 221 en 226). Gezien het met de aanschaf gemoeide investeringsbedrag van € 24,1 miljoen was het opstellen van een A-brief niet aan de orde. Conform het vigerende DMP hoeft voor een project met een financiële omvang kleiner dan € 25 miljoen immers geen A-brief naar de Kamer te worden verzonden. Voor projecten met een financiële omvang groter dan € 25 miljoen, doch kleiner dan € 100 miljoen, moet de volledige reeks DMP-brieven aan de Kamer worden gestuurd. Op basis van de A-brief kan de Kamer besluiten het project te mandateren. Voor projecten met een financiële omvang boven de € 100 miljoen moeten ook alle DMP-brieven worden ingediend, doch deze projecten kunnen niet worden gemandateerd.

7

Kan een overzicht gegeven worden van de stand van zaken bij de uitstaande vorderingen op het bedrijf RDM en aanverwante bedrijven?

De vordering van het ministerie van Defensie op het failliete bedrijf RDM-T BV bedraagt € 0,8 miljoen. De vordering van het ministerie van Financiën op RDM-T BV bedraagt € 5,3 miljoen. De vordering van het agentschap Senter Novem (van het ministerie van Economische Zaken) op RDM-T BV bedraagt € 3,8 miljoen. Bij deze laatste vordering is door RDM Technology Holding BV een waarborg verstrekt voor het deel dat betrekking heeft op het verstrekte ontwikkelingskrediet voor de «MOBAT» (MOBile AirTillery) ter grootte van ongeveer € 1,2 miljoen. Namens Senter Novem heeft de Landsadvocaat RDM Technology Holding BV aansprakelijk gesteld en het bedrijf gesommeerd het uitstaande krediet te voldoen. Omdat RDM Technology Holding BV weigert zijn betalingsverplichting na te komen, heeft de Staat een procedure bij de rechtbank aangespannen. Deze procedure loopt nog. De overige vorderingen op RDM-T BV zijn concurrent en nog niet afgehandeld.

RDM Holding NV heeft ook een waarborg verstrekt voor de levering van acht helikopters door Helifly NV aan het ministerie van Binnenlandse Zaken (voor de KLPD). In verband met het niet nakomen van de onderliggende overeenkomst heeft de Staat RDM Holding NV ook hier op aangesproken en is inmiddels een procedure bij de rechtbank gestart. In deze procedure wordt een bedrag gevorderd van € 11,7 miljoen aan boetes. Eventuele schade die de boete te boven gaat, zal zonodig gevorderd worden in een aparte «schadestaatprocedure».

Ten aanzien van de overige delen van de (voormalige) RDM resteert alleen nog een vordering van de Staat op RDM-Technology Holding BV. Dit betreft de kosten van de sloop van de twee onderzeeboten van de Zwaardvisklasse. De hoogte van deze vordering kan pas worden bepaald nadat het schroot in de komende maanden zal zijn verkocht. De kosten van de sloop van de onderzeeboten zijn geraamd op € 2,9 miljoen (exclusief de opbrengsten uit de verkoop van het schroot).

8

Kan een overzicht gegeven worden van het aantal jachtvliegtuigen dat in 2004, 2005 en tot nu toe in 2006 is ingezet in conflictgebieden?

2004: september – november: zes F-16’s op Manas i.h.k.v. ISAF.
2005: april – 14 juli: zes F-16’s op Kabul i.h.k.v. ISAF.
2005: 14 juli – december: vier F-16’s op Kabul i.h.k.v. ISAF.
2006: 1 januari – 14 mei: vier F-16’s op Kabul i.h.k.v. ISAF.
2006: 14 mei – heden: acht F-16’s op Kabul i.h.k.v. ISAF.

Voor het kunnen realiseren en voortzetten van bovengenoemde inzet van de F-16’s in Afghanistan is een veelvoud benodigd van het aantal genoemde F-16’s. Planmatig moet rekening worden gehouden met een twee of drieslag, afhankelijk van het operationele tempo. Dat wil zeggen dat elk uitgezonden vliegtuig de capaciteit bindt van één of twee andere vliegtuigen in Nederland of elders buiten het inzetgebied. Om langer durende operaties vol te kunnen houden, zeker indien veel en langdurig wordt gevlogen, kunnen deze getallen stijgen. Overigens gelden deze waarden ook voor de helikopters. Dat was een belangrijke reden om de Chinook-capaciteit (vliegtuigen en personeel) uit te breiden en – conform het gemelde in de Actualiseringsbrief (Kamerstuk 30 300 X, nr. 107) – te overwegen dit ook toe te passen op de Apache, de Cougar en op termijn de NH-90, al ontbreekt daarvoor momenteel de budgettaire ruimte (zie ook de antwoorden op de vragen 22 en 51).

9

Welke extra investeringen zouden noodzakelijk zijn voor het wel kunnen afgeven van een veiligheidsgarantie op plaatsen waar wapens en munitie zijn opgeslagen?

Defensie hanteert zeer strenge beveiligingsnormen voor de plaatsen waar wapens en munitie zijn opgeslagen. Inbreuken op de beveiliging moeten altijd worden opgemerkt (detectie) en altijd worden gevolgd door een dusdanige reactie dat schade wordt voorkomen (interventie). Alle opslagplaatsen van wapens en munitie bij Defensie voldoen aan deze norm. Zoals reeds eerder aan de Kamer is gemeld, is een waterdichte beveiliging niet te garanderen. Een garantie dat inbreuken op de beveiliging nooit meer voor zullen komen, kan daarom niet worden gegeven. Extra investeringen met dit oogmerk zijn dan ook niet aan de orde.

10

Hoeveel heeft Operation Enduring Freedom (OEF) in totaal gekost? Hoe vaak zijn de begrote uitgaven voor deze missie bijgesteld, wanneer, en met welke bedragen?

Nederland is sinds eind 2001 betrokken bij Operation Enduring Freedom. De kosten daarvan tot en met 2003 bedroegen ruim € 59,5 miljoen. In 2004 en 2005 is Hr.Ms. Tjerk Hiddes voor OEF ingezet. De kosten van deze inzet bedroegen € 2,3 miljoen. De geschatte kosten voor de inzet van het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers (speciale eenheden) voor OEF bedragen tot nu toe € 22 miljoen. De inzet van het Commando Zeestrijdkrachten voor CTF-150 vanaf eind 2005 tot het voorjaar 2006 (Hr.Ms. Zeven Provinciën, Hr.Ms. Bruinvis en Hr.Ms. Amsterdam) kostte circa € 9 miljoen.

11 en 85

Hoe verhoudt de omvang van de Defensiebegroting voor 2007 zich tot de omvang van het verwachte bruto binnenlands product (BBP) in 2007 (gaarne een zo nauwkeurig mogelijk percentage)? Wat kan worden gezegd over de trend van de omvang van de Defensiebegroting ten opzichte van de omvang van het BBP (vergelijking met gerealiseerde percentages in voorafgaande jaren en te verwachten percentages in komende jaren)?

Op welk percentage van het BBP zal het defensiebudget in 2011 uitkomen, indien dit met 300 miljoen verhoogd zou worden, uitgaande van de ramingen voor economische groei die het ministerie van Financiën hanteert?

Het defensiebudget 2007 uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlandsproduct (BBP) bedraagt 1,43. In het begin van de jaren ’80 van de vorige eeuw bedroeg dit percentage ongeveer 3,4. Daarna heeft zich een dalende trend ingezet. Het in Navo-verband nagestreefde percentage voor defensie-uitgaven van 2,0 is door Nederland voor het laatst gehaald in 1997. Indien de huidige meerjarenraming uit de begroting 2007 wordt afgezet tegen het geprognosticeerde BBP daalt het percentage naar 1,21 in 2011. In onderstaande grafiek is deze ontwikkeling in grote lijnen weergegeven.

kst-30800-X-12-1.gif

Het geraamde defensiebudget voor 2011 bedraagt € 7,7 miljard en het geprognosticeerde BBP € 637,2 miljard. Indien het defensiebudget met € 0,3 miljard wordt verhoogd naar € 8,0 miljard stijgt het percentage van 1,21 naar 1,26.

12 en 84

Waarom staat de dalende trend van het percentage dat de Defensie-uitgaven in Nederland uitmaakt ten opzichte van het BBP, in schril contrast met NAVO-afspraken over de gewenste hoogte van Defensie-uitgaven van NAVO-lidstaten ten opzichte van het BBP/bruto nationaal product (BNP)? Wat is het oordeel van de NAVO daarover? Hoe scoren andere NAVO-landen in dit opzicht?

Hoe verhoudt zich de daling van het defensiebudget in de komende jaren met de Ministerial Guidance die op de NAVO bijeenkomst van 7 en 8 juni jl. is aangenomen, die onder meer voorschrijft dat lidstaten die minder dan 2 procent van hun BBP aan Defensie besteden, hun defensiebestedingen niet verlagen en ernaar streven deze gedurende de periode tot 2016 in reële termen te laten stijgen? Onderschrijft de regering deze NAVO-doelstelling nog en zo ja, waarom wordt er dan geen invulling aan gegeven?

In de Ministerial Guidance die de Navo-ministers van Defensie in juni jl. hebben goedgekeurd, worden landen die minder dan twee procent van hun Bruto Binnenlands Product (BBP) besteden aan defensie, zoals Nederland, opgeroepen hun defensiebestedingen niet te verlagen en ernaar te streven deze gedurende de planperiode (tot 2016) in reële termen te laten stijgen. De regering onderschrijft dit streven (zie Kamerstuk 30 300 X, nr. 119). Het kabinet Balkenende I zag zich in 2002 nog genoodzaakt fors op Defensie te bezuinigen wegens de tegenvallende economische ontwikkelingen. Onder de daarop volgende twee kabinetten zijn de defensie-uitgaven niet verder verlaagd. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 11 bedragen de defensie-uitgaven in 2007 1,43% van het BBP. Door naijlende bezuinigingen zal de begroting de komende jaren verder dalen: naar € 7,7 miljard in 2011, wat gelijk zal staan met 1,21% van het BBP (rekening houdend met de economische groeivoorspellingen van het Centraal Planbureau).

De Navo bepleit hogere defensie-uitgaven, ook van Nederland, in het licht van de internationale veiligheidssituatie en de hoge operationele eisen die worden gesteld aan de bondgenootschappelijke strijdkrachten. Defensie zou in ieder geval moeten kunnen delen in de verwachte economische groei om niet verder verwijderd te raken van de genoemde Navo-richtlijn. Dit is ook wenselijk om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen die in de Actualiseringsbrief (Kamerstuk 30 300 X, nr. 107) van 2 juni jl. zijn beschreven.

Overzicht van de defensie-uitgaven uitgedrukt in procenten van het BBP:

Luxemburg0,77
Canada1,02
Spanje1,17
Nederland1,21 (in 2011)
Litouwen1,24
België1,24
Letland1,28
Hongarije1,33
Duitsland1,35
Denemarken1,36
Nederland1,43
Slovenië1,57
Portugal1,64
Estland1,67
Noorwegen1,70
Tsjechië1,81
Italië1,81
Slowakije1,83
Polen1,92
Frankrijk1,94
Roemenië1,95
Verenigd Koninkrijk2,31
Bulgarije2,53
Griekenland3,07
Turkije3,21
Verenigde Staten3,78

Bovenstaande cijfers uit Navo-bronnen hebben vooral een indicatieve en relatieve waarde. Zo worden pensioenen en materieelinvesteringen wel door Nederland maar niet door elk land in de defensie-uitgaven meegeteld.

13, 14, 15, 17 en 18

Bij de maatregelen die zijn vermeld in de actualiseringsbrief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» (30 300 X, nr. 119) hoorde ook een financieel plaatje (te weten € 1,2 miljard aan investeringen en € 170 miljoen aan exploitatielasten). Thans zijn «de maatregelen die naar aanleiding van deze brief zijn genomen» verwerkt «binnen de heersende financiële kaders». Welke van de in de actualiseringsbrief genoemde investeringen zijn op de lange baan geschoven?

Wordt elders binnen de krijgsmacht nu weer verder bezuinigd om althans een deel van de investeringen die zijn genoemd in de actualiseringsbrief toch te realiseren? Zo ja, waar? (vergelijk ook p. 8, waar investeringen worden opgesomd die «budgetneutraal» worden gefinancierd en p. 9, waar wordt gesproken over een structurele herschikking van € 5 miljoen ten behoeve van het verbeteren van de inzetbaarheid van de Chinookhelikopters).

Welke effecten voor de kwaliteit van de krijgsmacht hebben de bezuinigingen die worden doorgevoerd om de financiering mogelijk te maken van enkele investeringen die zijn genoemd in de actualiseringsbrief? (vergelijk ook p. 8 en p. 9).

Gemeld wordt dat Defensie alle zeilen bijzet om het nieuwe evenwicht te bereiken tussen de taken van de krijgsmacht en de beschikbare middelen en dat dit een forse opgave is. Wordt gedoeld op nog verdere bezuinigingen? Zo ja, waarop wordt dan nog bezuinigd?

Aangegeven wordt dat de maatregelen uit de actualiseringsbrief budgetneutraal genomen zijn. Hoe, en ten koste waarvan, worden deze maatregelen gefinancierd? Kan dit in een overzicht per maatregel inzichtelijk worden gemaakt?

In de Actualiseringbrief (30 300 X, nr. 107) zijn trends geïdentificeerd die bepalend zijn voor de ontwikkeling van de krijgsmacht in de komende jaren. In deze brief wordt een aantal benodigde maatregelen beschreven en wordt vastgesteld welke daarvan in de begroting 2007 konden worden opgenomen. De brief over de financiële onderbouwing van de Actualiseringsbrief (Kamerstuk 30 300 X, nr. 132) van 11 augustus 2006 bevat een overzicht van bestedingen die niet in de begroting konden worden ondergebracht. Dit betreft maatregelen op het gebied van lucht-grondwaarneming, transporthelikopters, strategisch transport, Apache-gevechtshelikopters, beschermingsmaatregelen, Network Enabled Capabilities (NEC), voortzettingsvermogen van veelgevraagde eenheden, verbreding van opleidingen en training en tot slot inlichtingen. Een voorlopige financiële raming van deze extra benodigde maatregelen bedraagt € 1,2 miljard aan eenmalige investeringen de komende jaren en € 170 miljoen per jaar aan exploitatielasten.

De financiële consequenties van de maatregelen die wel in de begroting 2007 zijn doorgevoerd hebben geleid tot beperkte mutaties. Deze mutaties zijn opgevangen door het aanbrengen van meerjarige verschuivingen binnen de investeringen. Door deze maatregelen is de kwaliteit van de krijgsmacht niet aangetast.

16

In totaal zullen ruim 6400 militairen ingezet worden in operaties of in internationale eenheden beschikbaar worden gesteld. Waarom is dit aantal lager dan de afgelopen jaren?

Het genoemde aantal is een optelsom van de geplande inzet voor diverse crisisbeheersingsoperaties en de beschikbaarstelling voor de NRF en de EU Battlegroups. Deze geplande inzet en beschikbaarstelling fluctueren van (half) jaar tot (half) jaar. Zo is de beschikbaarstelling voor de NRF in 2007 relatief laag (zie ook het antwoord op vraag 34). Er kan derhalve niet worden geconcludeerd dat sprake zou zijn van kleiner wordende aantallen personeel die worden uitgezonden. Het getal dat in de begroting 2007 is opgenomen betreft enkel een prognose op basis van informatie over formeel geautoriseerde deelname aan operaties. Het uiteindelijke aantal deelnemende militairen in 2007 kan anders uitvallen dan het in de begroting genoemde cijfer, bijvoorbeeld omdat in de loop der tijd deelname aan andere dan de in de begroting genoemde operaties kan worden geautoriseerd.

17

Gemeld wordt dat Defensie alle zeilen bijzet om het nieuwe evenwicht te bereiken tussen de taken van de krijgsmacht en de beschikbare middelen en dat dit een forse opgave is. Wordt gedoeld op nog verdere bezuinigingen? Zo ja, waarop wordt dan nog bezuinigd?

Zie het antwoord op de vragen 13, 14 en 15.

18

Aangegeven wordt dat de maatregelen uit de actualiseringsbrief budgetneutraal genomen zijn. Hoe, en ten koste waarvan, worden deze maatregelen gefinancierd? Kan dit in een overzicht per maatregel inzichtelijk worden gemaakt?

Zie het antwoord op de vragen 13, 14 en 15.

19

In paragraaf 1 «Het verbeteren en verbreden van de (snelle) inzetbaarheid van de krijgsmacht» wordt een reeks maatregelen genoemd waarbij alleen bij «het verbeteren van de inzetbaarheid van de Chinook-helikopters» wordt gesproken over een daarvoor noodzakelijke financiële herschikking. Is een dergelijke herschikking bij geen van de andere genoemde maatregelen aan de orde? Indien dat wel het geval is, hoe omvangrijk is dan die herschikking (per maatregel) en ten koste waarvan vindt deze plaats?

Bij een gelijkblijvend budget heeft iedere in- of extensiveringmaatregel gevolgen voor de financiële ruimte voor andere projecten en activiteiten. De genomen afzonderlijke maatregelen en de consequenties daarvan zijn, conform de gebruikelijke procedure, per brief of met de begroting aan de Kamer bekend gemaakt. Het verbeteren van de inzetbaarheid van de Chinook-helikopters vormt hierop geen uitzondering, doch was belangrijk genoeg om separaat in de beleidsagenda te vermelden. Deze maatregel is overigens ook al getroffen in 2005 en 2006.

20 en 21

Op welke wijze zal de regering extra bemanningen en onderhoudspersoneel werven voor Chinook-helikopters en C130 transportvliegtuigen? Waar zal de regering deze mensen werven, in binnenland of ook in het buitenland? Welke extra aanbiedingen doet de regering het te werven personeel?

Op welke termijn zullen de inspanningen om extra personeel voor de helikopters en transportvliegtuigen te werven en op te leiden effectief zijn, gezien de vaak lange opleidingstrajecten? Wat wordt er concreet gedaan om deze categorieën zo snel mogelijk uit te breiden, en om het huidige personeel aldaar te behouden?

In het benodigde extra personeel voor de Chinook-helikopters en de C-130 vliegtuigen wordt op de gebruikelijke wijze voorzien. Het aantal functies is uitgebreid en meer personeel is in opleiding genomen. Voor behoud van schaars personeel kunnen daaraan premies en toelagen worden toegekend. De extra wervingsinspanningen en de genoemde maatregelen hebben al deels effect. Om overbelasting van bepaalde groepen onderhoudspersoneel door uitzendingen te voorkomen wordt gezocht naar alternatieve vulling van onderhoudsfuncties in het uitzendgebied. Concreet bestaat momenteel behoefte aan vier monteurs voor het Cougar-detachement. Hierin wordt voorzien door inhuur van personeel van een civiel bedrijf.

22

In de beantwoording op de vragen over de actualiseringsbrief is aangegeven dat de maatregelen tot uitbreiding van het aantal bemanningen en uitbreiding van de hoeveelheid onderhoudspersoneel bij de C-130 en Chinook, ook voor de Apaches, Cougars en NH90 effectief kunnen zijn. Is de regering bereid deze maatregelen inderdaad te overwegen?

In de Actualiseringsbrief (Kamerstuk 30 300 X, nr. 107) is aangegeven dat in de toekomst soortgelijke maatregelen waarschijnlijk nodig zijn om ook de inzetbaarheid van helikoptertypes als de Apache, de Cougar en (op langere termijn) de NH-90 te verbeteren. Binnen de huidige budgettaire kaders is hiervoor echter geen ruimte.

23

In welke fase bevinden zich thans de plannen om in internationaal verband C-17 transportvliegtuigen aan te schaffen? Is het nationale streven om één of mogelijk zelfs twee C-17 transportvliegtuigen aan te schaffen (zie de actualiseringsbrief) niet meer actueel?

Op donderdag 7 september jl. heeft de Nederlandse permanente vertegenwoordiger bij de Navo een Letter of Intent getekend voor deelneming aan het Navo C-17-initiatief met 500 vlieguren per jaar (Kamerstuk 30 300 X, nr. 142). Op dit moment worden de contractonderhandelingen met de leverancier Boeing gevoerd en wordt gewerkt aan de totstandkoming van een Memorandum of Understanding (MoU) tussen de deelnemende landen. Pas na de totstandkoming van het MoU en de ondertekening daarvan door Nederland is Defensie verzekerd van de met het Navo C-17-initiatief beoogde capaciteitsvergroting. Hier bovenop heeft Defensie nog behoefte aan een gegarandeerd beschikbare strategische luchttransportcapaciteit van 1200 uur type C-17 per jaar. Binnen de huidige budgetten is daarvoor geen ruimte beschikbaar.

24

Kan de regering toelichten wat de plannen zijn met betrekking tot de vervanging van amfibische landingsvaartuigen? Om hoeveel vaartuigen gaat het, wanneer moet vervanging geregeld zijn?

Defensie beschikt over kleine, middelgrote en grote amfibische landingsvaartuigen. De kleine landingsvaartuigen worden in de periode 2009–2010 vervangen. Defensie is reeds begonnen met de voorbereiding van dit project (29 vaartuigen) dat een financieel volume heeft van minder dan € 25 miljoen. De middelgrote landingsvaartuigen worden in de periode 2008–2011 vervangen. Dit project betreft de verwerving van twaalf vaartuigen. Ook voor dit project, dat lager uitvalt dan € 25 miljoen, zijn de voorbereidingen gestart. De vervanging van de vijf grote landingsvaartuigen is voorzien in de periode 2015–2016. Naar verwachting blijven ook de kosten van dit project onder de € 25 miljoen.

25 en 26

Wanneer kan de Kamer de onderzoeken naar de inlichtingencapaciteit en -keten bij Defensie tegemoet zien? Zijn intensiveringen nodig om meer aandacht te besteden aan de aanpak van radicale groeperingen die het gemunt hebben op defensielocaties en materieel?

Hoeveel geld is gemoeid met het creëren van extra formatieplaatsen voor inlichtingenpersoneel, informatieoperaties en civiel-militaire samenwerking (CIMIC)? Waar wordt dit geld vandaan gehaald?

Thans wordt gewerkt aan een verdere integrale beoordeling en uitwerking van de aanbevelingen van de externe Onderzoeksgroep Inlichtingen en Veiligheid Defensie (OIVD) en van de aanbevelingen op grond van een eigen onderzoek. De resultaten hiervan zullen begin 2007 aan de Kamer worden aangeboden. Dat neemt niet weg dat enkele van de aanbevelingen vanwege de operationele urgentie eerder worden geïmplementeerd.

Nieuwe ontwikkelingen hebben Defensie ertoe gebracht om op diverse terreinen extra formatieplaatsen te creëren. Dit betreft personeel voor inlichtingen, informatieoperaties en CIMIC. Om hiertoe een eerste aanzet te geven, zijn de eerste versterkingen tot stand gekomen door defensiebrede herschikkingen. Om alle benodigde versterkingen door te voeren zijn extra begrotingsmiddelen nodig, zoals de Kamer is gemeld in de Kamerbrief «Nieuw Evenwicht, Nieuwe Ontwikkelingen» (de Actualiseringsbrief (Kamerstuk 30 300 X, nr. 107)). In een aanvullende brief (Kamerstuk 30 300 X, nr. 132) is daaraan – op verzoek van de Kamer – een financiële onderbouwing aan toegevoegd. De noodzakelijk geachte verdere uitbreiding van de MIVD wordt binnen de defensiebegroting geaccommodeerd. Met een aanvullende brief op de begroting 2007 wordt de Kamer daarover binnenkort geïnformeerd.

27

Wat is het doel van het onderzoek naar de rechtmatigheid van de inlichtingen- en veiligheidscapaciteit in het onderzoek van de onderzoekgroep Dessens?

Het rechtmatigheidsonderzoek heeft aandacht besteed aan drie vragen: 1) onderzoek de wijze waarop de procedures voor het gebruik van bijzondere bevoegdheden uit de Wet Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) 2002 zijn geïncorporeerd in de bedrijfsvoering; 2) onderzoek of de processen voorzien in een rechtmatige uitvoering van de bijzondere bevoegdheden van de MIVD in Nederland, in het Koninkrijk en in het buitenland, en 3) onderzoek of, en zo ja hoe dat zou moeten worden vormgegeven voor de andere onderdelen van de krijgsmacht die zich met inlichtingen en veiligheid bezighouden.

28

Wanneer kan de Nationale Signals Intelligence Organisatie (NSO) gebruik maken van de schotelcapaciteit in Burum en Zoutkamp? Overweegt de regering nog verdere uitbreidingsplannen in deze capaciteit?

Het Satellietgrondstation NSO in Burum en het grondstation in Zoutkamp maken vanaf de oprichting van de NSO (op 6 september 2005) organisatorisch deel daarvan uit. De NSO zal de uitgebreide satelliet-interceptiecapaciteit in de loop van 2007 volledig in gebruik nemen. Op dit moment is geen verdere uitbreiding van de interceptiecapaciteit voorzien.

29, 33 en 38

Kan aangegeven worden wat, naast de post van ruim € 3 miljoen opgenomen in deze begroting, de financiële consequenties zijn voor de volgende begrotingsjaren van het ondertekenen van het Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) Memorandum of Understanding (MoU), inclusief de voorgenomen aanschaf van drie testtoestellen van de Joint Strike Fighter (JSF)?

De regering wil dit najaar besluiten tot deelname aan de PSFD-fase van de Joint Strike Fighter. Wat zijn de daarmee gepaard gaande kosten? Is het mogelijk om hieraan deel te nemen, maar niet over te gaan tot de aanschaf van JSF-toestellen? Is dat economisch verantwoord?

Wat betekent het uitsluitend tekenen van een MOU over de Joint Strike Fighter en het niet bestellen van vliegtuigen voor de geplande overdracht van drie testvliegtuigen? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor de Nederlandse deelname aan belangrijke operationele testprogramma’s van de JSF? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor de Nederlandse vertegenwoordiging in het JSF Program Office? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor de Nederlandse deelname aan het Executive Steering Board? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor de Nederlandse inspraak met betrekking tot de samenstelling van de «upgrade-pakketten» en het onderhoudsconcept van de JSF? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor het inbrengen van Nederlands personeel in de productie-, instandhoudings- en vervolgontwikkelingsorganisatie van de JSF?

Zoals gemeld in de Kamerbrief inzake het PSFD MoU van 29 september 2006 vloeit uit de ondertekening van het PSFD MoU de verplichting voort om mee te betalen aan de inrichting van de productielijn, de instandhoudingsorganisatie en de doorontwikkeling. De verdeling van de gezamenlijke kosten tussen de partners in de PSFD-fase berust op het aantal vliegtuigen dat zij overwegen te gaan afnemen. De thans voorziene aankopen door de negen partnerlanden zouden voor Nederland leiden tot een financiële verplichting van € 153 miljoen (prijspeil 2006) voor de inrichting van de productie en de instandhouding en een verplichting van € 206 miljoen (prijspeil 2006) voor de technische voorbereiding van de doorontwikkeling. Het genoemde bedrag van € 3 miljoen is het verschuldigde bedrag voor 2007 en is onderdeel van de betalingsreeks die in totaal veertig jaar beslaat. Verplichtingen die met het MoU worden aangegaan worden in de begrotingsperiode afgedekt.

Het PSFD MoU heeft geen betrekking op de bestelling van jachtvliegtuigen en schept daartoe geen verplichtingen. Over de feitelijke bestelling wordt later beslist. Na een besluit over de verwerving van vliegtuigen zullen de daaruit voortvloeiende verplichtingen in de begroting worden afgedekt.

De eerste belangrijke test- en evaluatieactiviteiten staan gepland in de periode 2011 tot en met 2013. Actieve deelname aan die activiteiten staat open voor landen die daarvoor JSF’s beschikbaar hebben. Landen die aan deze activiteiten in 2011 willen meedoen zullen de daarvoor benodigde vliegtuigen naar verwachting in 2007 moeten bestellen.

30

Is de opgenomen voorziening voor de aanschaf van vier patrouilleschepen er één met een financieel plafond?

Ja, er is een financieel plafond opgenomen voor de aanschaf van de patrouilleschepen. Vanwege commercieel-vertrouwelijke redenen wordt dit financiële plafond hier niet genoemd. Voor de financiële gegevens van dit project wordt verwezen naar de brief van 18 mei 2006 over de drie behoeftestellingen die deel uitmaken van de Marinestudie (Kamerstuk 30 300 X, nr. 95).

31

Is het waar dat de Verenigde Staten (VS) ondertekening van de PSFD MoU in het JSF project als officiële voorwaarde stellen om de bevoordeelde partnerpositie van Nederland in stand te houden, zoals Deputy Secretary of Defense Gordon England de parlementaire delegatie aan de VS onlangs heeft gezegd? Acht de regering het gepast dat de VS een dergelijke voorwaarde stellen? Kan de regering aangeven wat de financiële nadelen zouden zijn als het MoU niet wordt ondertekend en de bevoorrechte positie inderdaad wordt verloren?

De regering is niet op de hoogte van de mededelingen die dhr. England heeft gedaan aan de parlementaire delegatie. De positie die Nederland heeft verworven door de deelname aan de System Development and Demonstration (SDD)-fase op niveau 2 blijft voortbestaan. Gedurende de PSFD-fase vormt niet het SDD-niveau, maar het geplande aantal vliegtuigen per partnerland de basis voor de kostenverdeling. Dit aantal vliegtuigen vormt ook de basis voor het stemgewicht van het betreffende partnerland bij de uiteindelijke samenstelling van de tweejaarlijkse update-pakketten (die voornamelijk uit software updates zullen bestaan). Om goed gepositioneerd te blijven voor de latere verwerving van de JSF-vliegtuigen en -opdrachten, is het zowel vanuit militair-operationeel als vanuit industrieel perspectief van belang dat Nederland het partnerschap voortzet in PSFD-fase. In de Kamerbrief van 29 september 2006 zijn de argumenten opgenomen die ten grondslag hebben gelegen aan het kabinetsbesluit om het PSFD MoU te gaan ondertekenen.

32

Kan de regering toelichten wat de taken van de Defensiebrede eenheid voor bescherming tegen nucleaire-, biologische en chemische aanvallen zullen inhouden? Hoe groot wordt de dienst en wat worden zijn taken? Gaat het daarbij ook om taken in het buitenland? Zo ja, welke?

Defensie beschikt momenteel over één operationele NBCR-eenheid met onder andere capaciteit voor de ontsmetting van voertuigen, routes, materieel en personeel. Deze eenheid is primair bedoeld voor de bescherming van uitgezonden eenheden tegen NBCR-dreigingen. Voor de nationale inzet van deze eenheid gelden de algemene afspraken over de verlening van militaire steun en bijstand. Dat betekent dat per keer wordt bezien of de eenheid beschikbaar is en of Defensie de gevraagde ondersteuning kan bieden. Daarmee is deze capaciteit dus beperkt inzetbaar voor nationale taken in Nederland.

In het kader van het project «Intensivering van de Civiel-Militaire Samenwerking» (Kamerstuk 30 300 X, nr. 106) hebben de ministeries van BZK en Defensie met TNO diverse scenarioanalyses uitgevoerd om inzicht te krijgen in de civiele behoefte aan militaire steun en bijstand. Uit de analyses bleek een duidelijke behoefte aan gegarandeerd beschikbare ondersteuning op het gebied van bescherming tegen de gevolgen van biologische en chemische besmettingen. Bij Voorjaarsnota heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld, onder andere voor de oprichting van een tweede NBCR-eenheid. Ook is besloten tot de oprichting van een gezamenlijke faciliteit voor de training van civiel en militair NBCR-personeel onder omstandigheden zoals die zich in Nederland kunnen voordoen. De kennis en expertise van de «Joint NBC school» worden daarbij ingeschakeld. Deze maatregelen maken het mogelijk in de toekomst een continue nationale ondersteuning te garanderen en de civiel-militaire samenwerking te beoefenen.

Tot slot beschikt Defensie over het «Joint Kenniscentrum NBC» waarin de kennis op het gebied van NBCR, waaronder detectie, bescherming, ontsmetting en medische tegenmaatregelen, is gebundeld. Vanuit het Kenniscentrum NBC kan Defensie de ministeries van VROM en VWS adviseren over specifieke NBCR-aspecten in het kader van de nationale veiligheid en onderhoudt Defensie contacten met de diverse kennis- en onderzoeksinstituten.

33

De regering wil dit najaar besluiten tot deelname aan de PSFD-fase van de Joint Strike Fighter. Wat zijn de daarmee gepaard gaande kosten? Is het mogelijk om hieraan deel te nemen, maar niet over te gaan tot de aanschaf van JSF-toestellen? Is dat economisch verantwoord?

Zie het antwoord op vraag 29.

34

Waarom is de bijdrage van Nederland aan de NATO Response Force (NRF) in 2007 zo opvallend veel lager dan in voorafgaande jaren? Wat betekent dat voor de vullingsproblemen waar de NRF mee te kampen heeft?

Nederland heeft één pool van eenheden (one set of forces) die in nationaal of internationaal verband kunnen worden ingezet. Binnen de krijgsmacht wordt hier geen verschil in gemaakt.

De periodes dat Nederland bijdraagt aan de Nato Response Force (NRF) en de EU Battlegroups worden op elkaar afgestemd om te voorkomen dat in het kader van deze snelle reactiemachten gelijktijdig een te groot beroep op de krijgsmacht wordt gedaan.

Nederland levert in 2007 een grote bijdrage aan de EUBattlegroup (met Duitsland en Finland) en levert tegelijkertijd een zeer aanzienlijke krachtsinspanning in Afghanistan. Daarom is de bijdrage aan de NRF in 2007 bescheiden gehouden. Nederland zal begin 2008 een grote bijdrage leveren als lead nation aan NRF-10. Momenteel wordt onderzocht of Nederland aanvullend een F-16 detachement kan leveren voor de NRF in de eerste helft van 2007. Hiermee zou een tekortkoming in de NRF-samenstelling worden opgeheven.

35

Hoe verhouden zich de Nederlandse investeringen in force protection tot het programma van het Europees Defensie Agentschap (EDA) op dat terrein?

Force protection is een veelomvattend begrip. Het geheel aan Nederlandse maatregelen, studies en onderzoek inzake force protection is breder dan het proefprogramma van het Europees Defensie Agentschap (EDA). Defensie heeft concrete maatregelen genomen die de veiligheid en bescherming van onze eenheden verhogen. In het bijzonder voor de inzet in Uruzgan is € 90 miljoen uitgegeven aan beschermingsgerelateerde maatregelen, zoals de verwerving van gepantserde patrouillevoertuigen. Daarnaast wordt in internationaal verband deelgenomen aan studies en ontwikkeltrajecten om de bescherming van eenheden te verhogen, zoals via het programma Defence Against Mortar Attacks in Navo-verband.

Op basis van door de lidstaten onderschreven capaciteitendoelstellingen heeft het EDA onderzoeksdoelstellingen voor een Research & Technology (R&T)-proefprogramma op het gebied van force protection uitgewerkt die vooral gericht zijn op optreden in verstedelijkt gebied. De voorstellen van het EDA voldoen inhoudelijk in belangrijke mate aan de Nederlandse R&T-behoeften. De doelstellingen van de EDA sluiten aan bij de inzichten van Nederland op dit terrein. De voorlopige toezeggingen van lidstaten wijzen op een programma met een omvang van ongeveer € 50 miljoen. Nederland is voornemens € 4 miljoen bij te dragen aan het force protection programma. Het uiteindelijke bedrag is afhankelijk van een goede en doelmatige uitwerking daarvan. Deze bijdrage komt boven op de reguliere uitgaven voor defensieonderzoek.

36

Op welke wijze geeft Nederland invulling aan de richtlijn die de Europese regeringsleiders eind 2005 in Hampton Court hebben aangenomen om meer te besteden aan onderzoek en technologie op defensiegebied? Waarom is er in de begroting geen verwijzing naar deze richtlijn opgenomen?

Tijdens de informele Hampton Court vergadering van november 2005 hebben de staatshoofden en de regeringsleiders van de lidstaten van de EU aandacht gevraagd voor het verbeteren van de defensiecapaciteiten door onder meer het verhogen van de uitgaven voor onderzoek en technologie, het verder onderzoeken van de mogelijkheden voor samenwerking op dit gebied en het opheffen van de tekortkomingen in militaire capaciteiten. Er zijn hiervoor zes geïntegreerde internationale ontwikkelteams en twaalf technologiewerkgroepen in het leven geroepen die nagaan of mogelijkheden bestaan om de doelmatigheid op het gebied van defensiecapaciteiten, -onderzoek en -technologie te verhogen en de samenwerking verder uit te breiden. Ook wordt door de lidstaten onderzocht of het mogelijk is, met ondersteuning van het EDA, een gezamenlijk proefprogramma te starten op het gebied van force protection (zie het antwoord op vraag 35). Nederland draagt derhalve bij aan de richtlijnen van Hampton Court. De genoemde Nederlandse bijdrage is echter niet separaat zichtbaar in de begroting 2007. Derhalve bevat deze begroting geen verwijzingen naar de richtlijnen van Hampton Court.

37

Hoe groot zal de Nederlandse bijdrage aan EDA zijn in 2007? Worden hiervoor uitgaven ten behoeve van Research & Development (R&D) geoormerkt?

De begroting van het EDA voor 2007 is nog niet vastgesteld. Naar verwachting zal deze ongeveer gelijk zijn aan de begroting voor 2006; te weten € 22,3 miljoen. De Nederlandse bijdrage daaraan is € 1 miljoen. Het operationele budget binnen de EDA-begroting bedraagt € 5 miljoen. Dit budget wordt hoofdzakelijk uitgegeven aan studies en adviezen ter voorbereiding van initiatieven van het Agentschap die de verbetering van Europese militaire capaciteiten beogen. Daaronder vallen ook haalbaarheidsstudies ten behoeve van R&D-projecten. De Nederlandse bijdrage aan deze projecten in 2007 staat nog niet vast en is afhankelijk van de ontwikkeling van projectvoorstellen. Voor het R&T-proefprogramma voor force protection heeft Nederland in 2007 en in 2008 € 2 miljoen per jaar gereserveerd. De toekenning van deze bijdrage is afhankelijk van een goede en doelmatige uitwerking van het programma.

38

Wat betekent het uitsluitend tekenen van een MOU over de Joint Strike Fighter en het niet bestellen van vliegtuigen voor de geplande overdracht van drie testvliegtuigen? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor de Nederlandse deelname aan belangrijke operationele testprogramma’s van de JSF? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor de Nederlandse vertegenwoordiging in het JSF Program Office? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor de Nederlandse deelname aan het Executive Steering Board? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor de Nederlandse inspraak met betrekking tot de samenstelling van de «upgrade-pakketten» en het onderhoudsconcept van de JSF? Wat betekent het niet bestellen van vliegtuigen voor het inbrengen van Nederlands personeel in de productie-, instandhoudings- en vervolgontwikkelingsorganisatie van de JSF?

Zie de antwoorden op de vragen 29 en 31.

39

Kan een vergelijking aan de Kamer worden voorgelegd met betrekking tot de kwaliteit en de prijs van enerzijds de JSF en anderzijds belangrijke concurrenten als de Eurofighter, de Rafale en de Gripen? Zo neen, waarom niet?

De informatie over de typen jachtvliegtuigen wordt ontleend aan zowel open als niet-open bronnen. In de jaarrapportage over het jaar 2004 (Kamerstuk 26 488, nr. 32) is op basis daarvan uitgebreid ingegaan op de ontwikkelingen van de Eurofighter, de Rafale en de Advanced F-16. In de jaarrapportage over 2005 (Kamerstuk 26 488, nr. 42) en in de beantwoording van kamervragen naar aanleiding van deze rapportage (Kamerstuk 26 488, nr. 43) is dienaangaande de laatste stand van zaken weergegeven; de JSF was de meest geschikte kandidaat. Er is geen recentere informatie over de alternatieven beschikbaar. In de Kamerbrief van 29 september 2006 over de PSFD MoU is dan ook gemeld dat geen aanwijzingen aanwezig zijn om de conclusie te herzien dat de JSF naar verwachting het beste vliegtuig is voor de beste prijs. Zoals vermeld in de Kamerbrief van 11 februari 2002 (Kamerstuk 26 488, nr. 8) worden de ontwikkelingen van de Saab JAS-39 Gripen en de F/A-18 EF Super Hornet vanaf die datum niet langer gevolgd.

40

Wat is de huidige Nederlandse bijdrage in mankracht en financiën aan het EDA?

Binnen de vaste staf van het EDA werken momenteel drie Nederlanders. De financiële bijdrage van Nederland in 2006 was € 1 miljoen. Tijdens het algemeen overleg EVDB van 26 september jl. is toegezegd de Kamer te zijner tijd verder te informeren over de personele vulling van het EDA en de Nederlandse belangen die daarbij een rol spelen.

41

Hoe verhoudt zich de hoge uitzendfrequentie van 1:3 tot de invulling van de derde hoofdtaak van Defensie? Zou Defensie beter in staat zijn om invulling te geven aan de intensivering van de civiel-militaire samenwerking (ICMS) afspraken als de uitzendfrequentie verlaagd zou worden naar 1:4?

Defensie moet voortdurend uitvoering kunnen geven aan alle drie haar hoofdtaken en het daaraan verbonden ambitieniveau. Vanuit dit uitgangspunt vormde de uitzendfrequentie van 1:3 (zes van de achttien maanden op uitzending) een belangrijke randvoorwaarde bij de uitwerking van de ICMS-maatregelen. Alle gemaakte ICMS-afspraken zijn uitvoerbaar binnen de huidige beleidskaders voor uitzendingen. De inzet van de krijgsmacht in het buitenland wordt op rotatiebasis uitgevoerd, waardoor een deel van de capaciteit altijd in Nederland aanwezig is. Voor een groot deel is de civiele behoefte aan defensiesteun uitvoerbaar met de in Nederland aanwezige capaciteit. Bij enkele schaarse capaciteiten, zoals EOD, NBCR en havenbescherming, bleek dat niet mogelijk en was een uitbreiding noodzakelijk. Hiervoor heeft het kabinet bij Voorjaarsnota 2006 extra middelen beschikbaar gesteld. Daarmee wordt het beter mogelijk de nationale inzet van militairen bij crises en rampen te combineren met de inzet van de krijgsmacht in het buitenland.

42

Aangegeven wordt dat twee «schepen van de wacht» beschikbaar zijn voor het boarden van zeeschepen, het onderscheppen van kleine vaartuigen en voor het detecteren en ruimen van zeemijnen. Betreft het hier de kustwachttaken op de Noordzee, of ook de taken in de West? Door welke schepen zullen de taken van de «schepen van de wacht» uitgevoerd worden?

Het boarden van zeeschepen, het onderscheppen van kleine vaartuigen en het detecteren en ruimen van zeemijnen betreft taken op de Noordzee in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking. Deze taken kunnen worden uitgevoerd door fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen en in de toekomst door de nog te verwerven patrouillevaartuigen.

43

Kan een overzicht worden gegeven van materieel dat Defensie, Binnenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat beschikbaar hebben voor rampenbestrijding? Welke desiderata bestaan er nog in dit opzicht?

De brief «Defensie en Nationale Veiligheid» (Kamerstuk 29 800 X, nr. 84) biedt een gedetailleerd overzicht van alle huidige samenwerkingsverbanden en capaciteiten die Defensie vanaf dat moment beschikbaar stelt aan de civiele autoriteiten. De brief bevat tevens een doorkijk naar nieuwe vormen van samenwerking. Inmiddels is daar, in overleg met het ministerie van BZK, een omvangrijk pakket maatregelen aan toegevoegd. Deze maatregelen zijn beschreven in de brief «Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking» (Kamerstuk 30 300 X, nr. 106). De exacte capaciteiten voor rampenbestrijding van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Verkeer en Waterstaat zijn enkel bekend bij deze Ministeries.

De ICMS-maatregelen voorzagen niet volledig in de gestelde civiele behoefte. Het kabinet heeft de noodzaak en wenselijkheid van het invullen van deze resterende behoefte laten toetsen door een onafhankelijke externe commissie, geleid door de Secretaris-Generaal van het ministerie van Verkeer en Waterstaat van Maanen. Deze concludeerde dat voor sommige maatregelen de kosten thans niet opwegen tegen een momenteel nog onduidelijke bijdrage aan het verminderen van de problematiek en adviseerde voor enkele maatregelen nut en noodzaak nader te onderzoeken. Dit betrof onder andere maatregelen als de gegarandeerde beschikbaarheid van helikoptersteun bij rampenbestrijding, detectiemiddelen voor objectbewaking, de radardekking voor de lagere delen van het luchtruim en een verdere verkorting van de reactietijden voor bepaalde militaire capaciteiten. Vervolgonderzoeken naar deze maatregelen zijn in interdepartementaal verband gestart. Voor de resultaten van het vervolgonderzoek naar helikoptersteun, zie het antwoord op vraag 44.

44

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over het onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot één organisatie voor de aanschaf en het beheer van overheidshelikopters? Deelt de regering de opvatting dat Defensie hiervoor bij uitstek geschikt is?

In opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoekt de Commissie Van Maanen (zie vraag 43) momenteel welke helikopterondersteuning nodig is voor de Dienst Speciale Interventies en de toenemende behoefte aan snel inzetbare helikopterondersteuning voor rampen- en incidentbestrijding. De commissie is tevens gevraagd te adviseren over de wijze waarop in deze behoeften kan worden voorzien. Ook onderzoekt zij de wenselijkheid en de mogelijkheid om de diversiteit aan typen overheidshelikopters te beperken en te komen tot één organisatie voor de aanschaf en het beheer van overheidshelikopters. Naar verwachting brengt de commissie nog dit najaar haar advies uit aan de beide betrokken bewindslieden.

45

Hoeveel heeft Defensie in totaal bijgedragen aan de ontbureaucratisering van de rijksoverheid sinds het kabinet Balkenende I?

Bij het Strategisch Akkoord van Balkenende I en het Hoofdlijnenakkoord van Balkenende II zijn aan Defensie onder meer efficiency- en volumetaakstellingen opgelegd, waaraan is voldaan door een sterke reductie van onder meer het personeel. In financiële termen gaat het hier om een reductie van in totaal € 168,5 miljoen structureel. Aan deze financiële taakstelling is invulling gegeven door een reeks van maatregelen die zijn opgenomen in de Prinsjesdagbrief 2003 (Kamerstuk 29 200 X, nr. 4). Een belangrijke maatregel in dit verband is de invoering van een nieuw besturingsmodel binnen Defensie waarbij bezuinigingen zijn gevonden door het samenvoegen van onderhoudsbedrijven en ondersteunende diensten, het opheffen van de bevelhebbersstaven en het herinrichten van de Bestuursstaf. In totaal heeft binnen Defensie – naast het afstoten van operationele capaciteiten en het sluiten van defensielocaties – een personele reductie plaatsgevonden van 11 700 (waarvan 2000 in beleidsterreinen) als gevolg van de ontbureaucratiseringsmaatregelen van de kabinetten Balkenende I en II.

46

Aangegeven wordt dat het investeringspercentage stijgt naar boven de 20%. Hoe valt dit percentage uit als daarbij de desinvesteringen, in de vorm van verkoop van modern materieel, die nodig zijn om veel investeringen mogelijk te maken, betrokken worden? Deelt de regering de opvatting dat het investeringspercentage zo bezien eigenlijk veel lager ligt?

De verkoop betreft vooral materieel dat in het kader van de operatie «Nieuw Evenwicht» overtollig is bevonden. De verkoop van dit af te stoten materieel geschiedt via het agentschap Domeinen van het ministerie van Financiën. Met dit ministerie zijn afspraken gemaakt welk deel van de opbrengst van het verkochte materieel toevalt aan het ministerie van Defensie. Van de opbrengsten van het materieel dat in het kader van «Nieuw Evenwicht» wordt verkocht is in 2003 een raming gemaakt. Deze opbrengstenramingen zijn aan het defensiebudget toegevoegd. Eventuele ontvangsten die boven deze raming uitgaan vallen in principe toe aan de algemene middelen. Het investeringspercentage, zoals dat is opgenomen in de begroting 2007, wordt budgettair dus niet door deze verkopen beïnvloed.

47

In hoeverre is sprake van een personeelsevenwicht als tegelijkertijd gesproken wordt over de noodzaak van meer bemanningen en onderhoudspersoneel voor C-130’s, DC10’s en helikopters?

Het streven naar een evenwicht tussen de omvang van de formatie, de personele sterkte en het bijbehorend financiële kader sluit allerminst uit dat deze indien noodzakelijk tussentijds op bepaalde punten worden aangepast. Om specifieke capaciteitstekorten ten behoeve van het expeditionaire optreden te ondervangen is in 2005 besloten het aantal bemanningen voor de Chinook-helikopters, de C-130’s en de (K)DC-10’s en de omvang van het bij deze middelen behorende technisch en ondersteunend personeel uit te breiden.

48

Kan met concrete feiten dan wel nog te nemen concrete beleidsmaatregelen, in plaats van de hier gehanteerde begrippen «centrale besturingsfilosofie in combinatie met PeopleSoft», onderbouwd worden dat naar verwachting in 2007 de personele sterkte kwalitatief én kwantitatief zodanig op orde is dat de O=P=F met elkaar in evenwicht zijn?

Binnenkort wordt een brief over de zogenaamde «kwalitatieve mismatch» naar de Kamer verzonden waarin op de genoemde aspecten zal worden ingegaan.

49

Klopt het dat de bezuinigingsoperatie die de Prinsjesdagbrief 2003 in werking zette, zelfs nog groter was na de bezuinigingen na het opschorten van de dienstplicht?

Nee. Het totaal van de bezuinigingen die in de Prinsjesdagbrief 2003 (Kamerstuk 29 200 X, nr. 4) zijn verwerkt bedraagt € 380 miljoen structureel. Sinds «het vallen van de muur» is de omvang van het defensiebudget bijna ieder jaar afgenomen. De grootste bezuiniging op Defensie in deze periode werd doorgevoerd met de «Operatie Tussenbalans 1991» en bedroeg € 475 miljoen structureel (prijspeil 1990). Bij het huidige prijspeil bedraagt deze bezuiniging ongeveer € 600 miljoen.

50

Gesteld wordt dat er grenzen zitten aan de mogelijkheden van het personeel met betrekking tot uitzendingen. Bevestigt de regering hiermee dat de uitzenddruk in zijn algemeenheid te hoog is?

Nee. Deze zinsnede geeft aan dat in het flexibel personeelssysteem (FPS) rekening zal worden gehouden met het effect op de uitzenddruk van de leeftijdsfase waarin het personeel zich bevindt en de gevolgen van de verhoging van de ontslagleeftijd en het daaraan gerelateerde leeftijdsbewuste personeelsbeleid.

51

Hoeveel extra personeel zou moeten worden aangetrokken om de uitzendfrequentie te verlagen van 1:3 naar 1:4? Is de regering bereid de mogelijkheden hiertoe, in het bijzonder bij veelgevraagde eenheden als de infanterie, te onderzoeken?

In algemene zin kunnen geen uitspraken worden gedaan over de vraag hoeveel extra personeel zou moeten worden aangetrokken om de uitzendfrequentie te verlagen van 1:3 (zes van de achttien maanden op uitzending) naar 1:4. De uitzendfrequentie verschilt per operatie en vaak per capaciteit. De uitzenddruk verschilt bovendien per categorie. De Actualiseringsbrief (Kamerstuk 30 300 X, nr. 107) bevat al maatregelen die de uitzenddruk bij enkele veelgevraagde eenheden moet verlichten, in het bijzonder bij de Chinook-helikopters. Het voortzettingsvermogen van de infanteriecapaciteit wordt voldoende geacht en heeft daarom geen plaats gekregen in de Actualiseringsbrief. Aanvullende maatregelen zijn waarschijnlijk wel noodzakelijk bij de C-130 transportvliegtuigen, de Apache- en Cougar-helikopters en – in de toekomst – de NH-90 helikopters. Ook enkele specialistische categorieën komen hiervoor mogelijk in aanmerking. Voor dergelijke maatregelen ontbreekt op dit ogenblik echter de ruimte in de begroting van Defensie.

52

Is het noodzakelijk om bij de genie, logistiek en onderhoud extra personeel aan te trekken?

Nee. De vulling van bepaalde deelfunctionaliteiten loopt weliswaar achter op de planning vanwege de spanning op de arbeidsmarkt, maar de huidige formatie is afgestemd op de uit te voeren taken en wordt daarom als gepast beschouwd. Er worden reeds grote inspanningen geleverd om – krijgsmachtbreed – de formatie gevuld te krijgen en te houden.

53

Wanneer kan de Kamer het bijgestelde overzicht van de migratieplannen, dat aansluit bij deze begroting, en de rapportage over het 2e kwartaal 2006 tegemoet zien?

De rapportage over het tweede kwartaal 2006, met daarin ook de aan de begroting aangepaste migratieplanlijnen wordt vóór de begrotingsbehandeling aan de Kamer aangeboden.

54, 55 en 58

Bestaat niet, naast de behoefte aan een grotere uitstroom uit bepaalde personeelscategorieën (wat dan wellicht tot gedwongen ontslagen zou kunnen leiden), ook toenemende tekorten bij andere personeelscategorieën waarvoor eerder een verbetering van de arbeidsvoorwaarden, zoals het inbouwen van meer carrièrezekerheden, voor de hand ligt? Welke maatregelen worden in dat opzicht overwogen?

Welke consequenties heeft het flexibele personeelssysteem (FPS) voor kwetsbare categorieën personeel, zoals de bemanningen en het onderhoudspersoneel van de helikopters en transportvliegtuigen?

Gesteld wordt dat het personeel, ook in de moeilijk te vervullen categorieën, beter voor de organisatie kan worden behouden. Kan de regering uiteenzetten wat het verband is tussen het vergroten van de meerwaarde van de militair en het beter kunnen behouden van de moeilijk te vervullen categorieën?

Voor gespecialiseerde categorieën militair personeel met schaarse deskundigheid en ervaring, zoals bijvoorbeeld vliegers, verkeersleiders en specialistisch medisch personeel, kunnen afwijkende loopbaanpatronen gelden. Deze personeelsleden volgen doorgaans langdurige opleidingen voordat zij toekomen aan de feitelijke functievervulling. Ook kan het gaan om personeel op functies waarvoor ruime ervaring noodzakelijk is. Met het oog op het behoud van de kennis en de ervaring die dit personeel in dit vakgebied heeft opgedaan, wordt er naar gestreefd deze schaarse categorieën zo lang mogelijk bij Defensie in dienst te houden. Dit gebeurt onder meer door het bieden van een uitdagend loopbaanperspectief, opleidingen gericht op de persoonlijke ontwikkeling en het toekennen van gelden, zoals premies en toelagen. Daarnaast bestaat in het nieuwe flexibel personeelssysteem de mogelijkheid een deel van dit personeel al in een vroeg stadium van de loopbaan voor een langere periode aan Defensie te binden.

56

Kan de regering aangeven hoe de reductie van het aantal vlag- en opperofficieren zich ontwikkeld heeft sinds de Prinsjesdagbrief?

In de personeelsbrief in 2003 (Kamerstuk 29 200 X, nr. 5) is aangekondigd dat het aantal militaire topfunctionarissen in 2007 zal zijn teruggebracht tot 85 vlag- en opperofficieren. Voor een verantwoorde afbouw is een planlijn ontwikkeld. Het verloop van de planlijn was als volgt:

Begin 2004: 106 militaire topfunctionarissen

Begin 2005:  96 militaire topfunctionarissen.

Begin 2006:  91 militaire topfunctionarissen.

Begin 2007:  85 militaire topfunctionarissen.

Op 1 september 2006 bedroeg het aantal militaire topfunctionarissen 89. De planlijn is verhoogd met vier aangezien in 2003 een niet voorziene behoefte moest worden ingevuld aan commandanten op vlag- en opperofficiersniveau bij internationale crisisbeheersingsoperaties of hieraan gerelateerde buitenlandplaatsingen. Naar verwachting wordt de beoogde reductie voor militaire topfunctionarissen conform de oorspronkelijke planlijn tijdig gerealiseerd.

57

Klopt het dat er een overschot bestaat aan officieren met een hoge rang, waar geen functies voor zijn?

De bij vraag 56 genoemde militaire topfunctionarissen bezetten formele functies. Er is dus geen sprake van een overschot.

58

Gesteld wordt dat het personeel, ook in de moeilijk te vervullen categorieën, beter voor de organisatie kan worden behouden. Kan de regering uiteenzetten wat het verband is tussen het vergroten van de meerwaarde van de militair en het beter kunnen behouden van de moeilijk te vervullen categorieën?

Zie het antwoord op vraag 54.

59, 60, 61 en 62

Hoeveel vrouwen werken er binnen Defensie als militair personeel in de jaren 2005 en 2006? Hoeveel vrouwen werken er als militair personeel binnen de diverse rangen in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren in 2005 en 2006?

Hoeveel vrouwen werken er binnen Defensie als burgerpersoneel in de jaren 2005 en 2006? Hoeveel vrouwen werken er als burgerpersoneel binnen de diverse BBRA-schalen in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2005 en 2006?

Hoeveel mannen werken er binnen Defensie als militair personeel in de jaren 2005 en 2006? Hoeveel mannen werken er als militair personeel binnen de diverse rangen in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2005 en 2006?

Hoeveel mannen werken er binnen Defensie als burgerpersoneel in de jaren 2005 en 2006? Hoeveel mannen werken er als burgerpersoneel binnen de diverse BBRA-schalen in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2005 en 2006?

De gevraagd informatie is opgenomen in twee bijlagen bij deze brief.

63

Hoeveel personeelsleden werken op 1 januari 2006 in deeltijd? Hoeveel vrouwen en hoeveel mannen zijn dit?

Op 1 januari 2005 werkten 2480 personeelsleden in deeltijd, te weten 584 mannen en 1896 vrouwen.

64

Welke functies werden in deeltijd vervuld op 1 januari 2006?

Defensie kent een zeer grote verscheidenheid aan functies. Uitgangspunt is dat alle functies voor vervulling in deeltijd in aanmerking komen, tenzij de taakuitvoering dat niet toelaat. Met name in het operationele functiegebied is dit laatste veelal het geval. Op dit moment werken circa 2480 medewerkers bij Defensie in deeltijd (zie ook vraag 63). Een overzicht van alle functies die door deze medewerkers in deeltijd worden vervuld kan binnen de korte tijd die beschikbaar was voor de beantwoording van deze vraag niet worden gegeven.

65

In welke functies is het aandeel vrouwen relatief groot? In welke functies is het tekort aan vrouwen relatief groot, terwijl daar wel vrouwen gewenst zijn?

Het aandeel vrouwen is relatief groot bij de geneeskundige dienst en in administratieve en logistieke functiegebieden. Binnen de gevechts- en technische functiegebieden is het tekort aan vrouwen relatief groot. Een verhoging van het aantal vrouwen daarin is wenselijk. Vooral in de gevechtsfuncties blijft het aantal achter. Het is van belang dat het aantal vrouwen in de hogere onderofficiers-(sergeant-majoor en adjudant) en officiersrangen (vanaf luitenant-kolonel) toeneemt, mede omdat zij een rolmodel kunnen vervullen.

66 en 67

Hoeveel vrouwen maakten op 1 januari 2006 gebruik van kinderopvang in elk krijgsmachtonderdeel? En hoeveel vrouwen maakten op die datum gebruik van voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?

Hoeveel mannen maakten op 1 januari 2006 gebruik van kinderopvang in elk krijgsmachtonderdeel? En hoeveel mannen maakten op die datum gebruik van voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?

Op 1 januari 2006 maakten 3615 (2802 mannen en 813 vrouwen) personeelsleden gebruik van kinderopvang. De verdeling naar defensieonderdeel is als volgt:

kst-30800-X-12-2.gif

68 en 72

Hoe monitort Defensie de instroom, de doorstroom en de uitstroom van werknemers? Hoe wordt onderscheid gemaakt naar het aantal mannen en het aantal vrouwen? En hoe wordt onderscheid gemaakt naar rang of naar schaal? Hoe luiden voor de jaren 2005 en 2006 deze gegevens?

In de Personeelsbrief 2004 (29 800 X, nr. 5) worden de streefpercentages vrouwen in de krijgsmacht in 2010 genoemd, verdeeld naar rang en schaal. Welke planning houdt de regering aan om de streefcijfers te halen, gegeven het nieuw in te voeren FPS? Welke concrete acties worden ondernomen tot aan 2010 om de planning te monitoren, gegeven het nieuw in te voeren FPS? Hoe gaat de regering de planning (tussentijds) bijsturen indien de streefcijfers achterblijven bij de geformuleerde doelen?

De instroom, doorstroom en uitstroom van de werknemers wordt permanent gevolgd. Jaarlijks wordt daarover aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie. Met de komst van PeopleSoft is de benodigde personele informatie hiervoor inmiddels defensiebreed in één personeelsinformatiesysteem vastgelegd en is de beschikbaarheid van deze informatie gegarandeerd. De invoering van het flexibel personeelssysteem heeft geen invloed op het behalen van de streefpercentages die geformuleerd zijn in de Personeelsbrief van 2003 (29 200 X, nr. 5). Defensie volgt het aandeel van vrouwen binnen het personeelsbestand via de voortgangsrapportages in het kader van het Actieplan Gender 2004–2010. Tijdens de halfjaarlijkse bijeenkomsten met de gender-ambassadeurs wordt bezien of de voortgang op schema ligt. Indien nodig worden aanvullende maatregelen genomen om de afgesproken doelen te realiseren. Voor de cijfermatige rapportages wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 59 tot en met 62 en de bijlagen die daarbij horen.

69 en 70

Welke instrumenten zullen specifiek worden benut voor een zorgvuldige selectie van het personeel? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de invoering van de desbetreffende instrumenten? Welke informatie leveren de desbetreffende instrumenten? Welke instrumenten gaat de regering specifiek benutten om de uitstroom en doorstroom te beschrijven? Welke informatie met betrekking tot het personeelsbeleid wil de regering specifiek verzamelen, ook in relatie tot het nieuw in te voeren FPS? Met welk doel, gegeven de invoering van het FPS?

Wordt het FPS volgens planning op 1 januari 2007 ingevoerd? Zo neen, waarom is die datum niet haalbaar? Wat is de oorzaak van de vertraging van de invoering? Welke extra kosten gaan gepaard met de vertraging? Welke gevolgen heeft de vertraging voor de werving van personeel?

In een onlangs aan de Tweede Kamer verzonden brief wordt nadere informatie gegeven over de invulling van het implementatietraject voor de invoering van het flexibel personeelssysteem (FPS), zoals dat op hoofdlijnen is opgenomen in de FPS-contourenbrief van 27 juni 2006 (Kamerstuk 30 300 X, nr. 124). Vanaf 1 januari 2007 start het proces van de gefaseerde invoering van FPS. De instroom van personeel met een aanstelling nieuwe stijl bij de krijgsmacht begint vanaf 1 april 2007. Het FPS-implementatietraject gaat niet gepaard met extra kosten. Ook zijn er geen beperkende gevolgen voor de werving van het personeel.

De sturingsinstrumenten voor de selectie van het personeel zijn opgenomen in het voorstel tot wijziging van de Militaire ambtenarenwet (zie wetsvoorstel 30 674, artikel 12 quinquies). Ze betreffen het vaststellen van het maximum aantal militairen per rang per defensieonderdeel en het in voorkomend geval vaststellen van de maximum verblijfsduur in rang alsmede de maximale leeftijd in rang. De nadere uitwerking van de toepassing van deze sturingsinstrumenten voor de verschillende loopbaantrajecten bevindt zich in een vergevorderd stadium.

Bij de selectie zal steeds een afweging worden gemaakt tussen enerzijds de wens van de militair en zijn of haar geschiktheid en anderzijds de organisatiebehoefte in relatie tot de gewenste personeelsopbouw ensamenstelling. Daarnaast wordt gewerkt aan de vormgeving van het traject voor begeleiding en bemiddeling en de daarbij behorende voorzieningen, in het geval de militair zijn loopbaan buiten Defensie zal vervolgen.

De invoering van FPS zal gepaard gaan met een integrale vernieuwing van de personeelsmonitor.

71

Hoe ligt de verhouding tussen BOT’ers en BBT’ers in 2006? Hoe zijn deze verhoudingscijfers tot stand gekomen?

In 2006 is gemiddelde verhouding tussen BOT’ers en BBT’ers vrijwel gelijk, respectievelijk 50,5% en 49,5%. Daarbij is rekening gehouden met de in- en uitstroom die in de laatste maanden van 2006 zijn te verwachten.

72

In de Personeelsbrief 2004 (29 800 X, nr. 5) worden de streefpercentages vrouwen in de krijgsmacht in 2010 genoemd, verdeeld naar rang en schaal. Welke planning houdt de regering aan om de streefcijfers te halen, gegeven het nieuw in te voeren FPS? Welke concrete acties worden ondernomen tot aan 2010 om de planning te monitoren, gegeven het nieuw in te voeren FPS? Hoe gaat de regering de planning (tussentijds) bijsturen indien de streefcijfers achterblijven bij de geformuleerde doelen?

Zie het antwoord op vraag 68.

73

Welke middelen trekt de regering uit om de doelstelling met betrekking tot het aandeel vrouwen binnen de krijgsmacht te behalen?

In 2005 is het project Genderforce gestart dat bij moet dragen aan het behalen van de vergroting van het aantal vrouwen bij Defensie. Genderforce is een driejarig project dat eindigt op 1 januari 2008. Het project kost ongeveer € 2 miljoen en wordt voor de helft door het Europees Sociaal Fonds gefinancierd en voor de andere helft uit de Defensiebegroting.

74, 75, 76 en 77

Welke middelen trekt de regering uit om tegemoet te komen aan de wensen van potentiële vrouwelijke medewerkers, met name met betrekking tot parttime dienstverband?

Welke concrete maatregelen treft de regering om vrouwen de gelegenheid te bieden om binnen schooltijden te werken en zorgtaken te verrichten?

Welke concrete maatregelen treft de regering om mannen de gelegenheid te bieden om binnen schooltijden te werken en zorgtaken te verrichten?

Hoeveel extra kosten zijn er mee gemoeid om mannen en vrouwen de gelegenheid te geven om zorgtaken te verrichten en binnen schooltijden te werken? Welke consequenties heeft dit voor de herverdeling van taken? Welke consequenties heeft dit voor de missies?

Defensie neemt geen specifiek op mannen of vrouwen gerichte maatregelen om werken in deeltijd, al dan niet binnen schooltijden, mogelijk te maken. In zijn algemeenheid geldt dat werken in deeltijd is toegestaan voor zowel vrouwen als mannen, mits de taakuitvoering dit toelaat. Met name in de operationele eenheden zijn de mogelijkheden daarvoor beperkter dan elders in de defensieorganisatie. Binnenkort wordt een brief over zorgtaken naar de Kamer gestuurd.

78, 79, 80 en 81

Hoeveel vrouwen zijn er binnen Defensie heringetreden bij het militair personeel in de jaren 2005 en 2006? Hoeveel vrouwen zijn er heringetreden bij het militair personeel binnen de diverse rangen van Defensie in de jaren 2005 en 2006?

Hoeveel vrouwen zijn er binnen Defensie heringetreden bij het burgerpersoneel in de jaren 2005 en 2006? Hoeveel vrouwen zijn er heringetreden bij het burgerpersoneel binnen de diverse BBRA-schalen van Defensie in de jaren 2005 en 2006?

Hoeveel mannen zijn er binnen Defensie heringetreden bij het militair personeel in de jaren 2005 en 2006? Hoeveel mannen zijn er heringetreden bij het militair personeel binnen de diverse rangen van Defensie in de jaren 2005 en 2006?

Hoeveel mannen zijn er binnen Defensie heringetreden bij het burgerpersoneel in de jaren 2005 en 2006? Hoeveel mannen zijn heringetreden bij het burgerpersoneel binnen de diverse BBRA-schalen van Defensie in de jaren 2005 en 2006?

De personeelssystemen van Defensie registreren niet of nieuwe personeelsleden herintreders zijn. Herintreders worden geregistreerd als nieuw personeel. Het is daarom niet mogelijk een overzicht te geven van personeelsleden die in de afgelopen jaren in de diverse categorieën zijn heringetreden.

82

In hoeverre heeft Defensie te maken met een personeelstekort? Zo ja, welke concrete (extra) maatregelen voert Defensie door om het personeelstekort op korte termijn op te heffen?

Defensie is, sinds het opschorten van de opkomstplicht, een «gewone» werkgever die moet opereren op de arbeidsmarkt. Daar kan binnen bepaalde sectoren krapte heersen. Door tal van maatregelen worden de hierdoor optredende tekorten bestreden, zoals het gericht inzetten van schaars personeel, de inhuur van civiele expertise en het aanbieden van wervings- en behoudpremies aan schaarse categorieën personeel. Op dit moment doet deze krapte zich vooral voor bij technisch onderhoudspersoneel (zie ook de antwoorden op de vragen 20, 21 en 51 over personeelstekorten).

83

Welke extra uitgaven zijn gemoeid met het creëren van een «scala van opleidingen», deels functie- en loopbaanopleidingen en deels opleidingen gericht op de persoonlijke ontwikkeling (gaarne cijfers per opleidingscategorie)?

Het begrip «scala van opleidingen» refereert aan de grote variatie aan opleidingen die Defensie reeds kent. Het betreft initiële opleidingen, functieopleidingen, loopbaanopleidingen, opleidingen gericht op persoonlijke ontwikkeling en opleidingen gericht op werkgelegenheid buiten Defensie. Dit opleidingsaanbod wordt steeds aangepast aan de op dat moment geldende behoefte.

Voor de opleidingen gericht op functies buiten Defensie is maatwerk noodzakelijk, waarbij continu rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De initiële, functie- en loopbaanopleidingen worden gefinancierd uit de daarvoor beschikbare gelden op de defensiebegroting. Specifiek voor opleidingen gericht op de doorstroom naar een baan buiten Defensie zijn in 1999 additionele middelen toegevoegd aan de defensiebegroting (motie Dijkstal, TK 1999–2000, 26 800, nr. 16). Deze middelen zijn op dit moment toereikend.

84

Hoe verhoudt zich de daling van het defensiebudget in de komende jaren met de Ministerial Guidance die op de NAVO bijeenkomst van 7 en 8 juni jl. is aangenomen, die onder meer voorschrijft dat lidstaten die minder dan 2 procent van hun BBP aan Defensie besteden, hun defensiebestedingen niet verlagen en ernaar streven deze gedurende de periode tot 2016 in reële termen te laten stijgen? Onderschrijft de regering deze NAVO-doelstelling nog en zo ja, waarom wordt er dan geen invulling aan gegeven?

Zie het antwoord op vraag 12.

85

Op welk percentage van het BBP zal het defensiebudget in 2011 uitkomen, indien dit met 300 miljoen verhoogd zou worden, uitgaande van de ramingen voor economische groei die het ministerie van Financiën hanteert?

Zie het antwoord op de vraag 11.

86

Is er op de begroting voor 2007 honderd miljoen meer beschikbaar dan vorig jaar? Waaraan wordt deze extra budgettaire ruimte besteed?

In de begroting 2007 is het defensiebudget gestegen van € 7 837,1 miljoen (2006) naar € 7 911,7 miljoen; een toename van € 74,6 miljoen. Behalve door een aantal technische mutaties, zoals de loon- en prijsbijstelling en (technische) overhevelingen tussen departementen, wordt deze stijging met name veroorzaakt door de toevoeging van financiën voor de civiel-militaire samenwerking (circa € 30 miljoen), de vervanging van operationele verliezen (€ 50 miljoen) en de verhoging van het budget voor crisisbeheersingsoperaties (circa € 20 miljoen).

Verminderingen van het budget hebben onder andere betrekking op het verschuiven van geld voor de financiering van het arbeidsvoorwaardenakkoord naar latere jaren. De technische en beleidsmatige mutaties leveren per saldo een verhoging op van € 74,6 miljoen.

87, 88 en 90

Hoe wordt omgegaan met het verlies van maar liefst 3 F-16’s in de afgelopen maanden? Biedt de voorziening voor operationele verliezen uitkomst?

Kan de voorziening operationele verliezen worden aangesproken als er binnenkort opnieuw een helikopter neerstort in Afghanistan? Waarom wel of niet?

Waarom wordt voor de structurele verliezen tijdens de operationele inzet pas vanaf 2009 een structureel bedrag van € 25 miljoen aan het Defensiebudget toegevoegd? Waarom is een dergelijke voorziening niet getroffen voor 2007 en 2008? Is het genoemde bedrag in overeenstemming met de reële verliezen die de afgelopen tijd zijn geleden?

Bij de aanschaf van de F-16’s is rekening gehouden met het optreden van vredes- en gevechtsverliezen gedurende de levensduur. Het verlies van de drie F-16’s heeft geen directe gevolgen voor de operationele inzet. De verliezen worden opgevangen met de bestaande middelen van het Commando Luchtstrijdkrachten. In de Kamerbrief over de structurele oplossing operationele materiële verliezen (Kamerstuk 27 925, nr. 219) is uiteengezet hoe Defensie het verlies van schaars en essentieel materieel, zoals helikopters en transportvliegtuigen, in de toekomst zal opvangen. Daartoe wordt een operationele reserve gecreëerd die meehelpt te voorkomen dat bij verliezen direct knelpunten ontstaan. Bij de F-16 is die operationele reserve al aanwezig.

Bij de aanschaf van de transport- en gevechtshelikopters is geen rekening gehouden met vredes- en operationele verliezen. De aanschaf van een enkele nieuwe Chinook- of Apache-helikopter overschrijdt – op jaarbasis – de voorziening operationele verliezen.

Bij Voorjaarsnota 2006 is Defensie financieel gecompenseerd voor het verlies van drie helikopters, te weten de Apache-helikopter die in 2004 verloren ging en de twee Chinook-helikopters die in 2005 verongelukten. Deze compensatie bedroeg € 105 miljoen en wordt in de periode 2006 tot en met 2008 aan de defensiebegroting toegevoegd. Voor de langere termijn heeft het kabinet vanaf 2009 een structurele voorziening van € 25 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Deze zal worden aangewend voor het helpen aanschaffen van de eerder genoemde operationele reserve van een aantal categorieën kritische materieelsoorten, waaronder helikopters.

89

Is inmiddels bekend hoe groot de schade is aan de Apache die op het vliegveld van Kandahar omvergeblazen is? Indien de Apache onherstelbaar beschadigd is, is de regering dan alsnog bereid om vijf Apaches te verkopen? Acht de regering een aantal van slechts 23 Apaches verantwoord?

De in juni jl. in Kandahar omvergeblazen Apache-helikopter is niet onherstelbaar beschadigd. Naar verwachting is de helikopter medio oktober 2006 weer vlieggereed. De totale schade van dit incident bedraagt € 200 000. Sinds 2003 heeft de Apache zijn operationele waarde ruimschoots bewezen. De recente operaties in Afghanistan getuigen daar opnieuw van. Mede om die reden is door Defensie onderzocht wat de consequenties zijn van het alsnog aanhouden van de vijf af te stoten Apaches, maar dan als operationele reserve. De kosten daarvan bedragen circa € 126 miljoen aan eenmalige investeringen (€ 75 miljoen voor gederfde verkoopopbrengsten, € 48 miljoen voor modificaties en € 3 miljoen voor infrastructuur) en jaarlijks € 1 miljoen aan exploitatiekosten. De afstoting van de Apaches was destijds ingegeven door taakstellende financiële reducties. Binnen de huidige budgettaire kaders kan deze maatregel niet worden herzien. Deze afweging is ook nu ongewijzigd gebleven. In de ontwerpbegroting 2007 is derhalve voor het aanhouden van de Apaches geen budget voorzien. Uitsluitend indien extra financiële ruimte wordt geboden kan het voornemen tot afstoten worden heroverwogen.

90

Waarom wordt voor de structurele verliezen tijdens de operationele inzet pas vanaf 2009 een structureel bedrag van € 25 miljoen aan het Defensiebudget toegevoegd? Waarom is een dergelijke voorziening niet getroffen voor 2007 en 2008? Is het genoemde bedrag in overeenstemming met de reële verliezen die de afgelopen tijd zijn geleden?

Zie het antwoord op de vragen 87 en 88.

91

Wat is de omvang van het structurele budget dat van het ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties?

De additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties, als onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), staan vermeld op pagina 27 van de defensiebegroting. Voor 2007 zijn de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties geraamd op € 195 miljoen.

92

Zou niet de bijdrage aan Stand-by High Readiness Brigade (Shirbrig) worden verminderd respectievelijk beëindigd? Per wanneer wordt dat geëffectueerd?

Sinds 2005 is mede op initiatief van Nederland het Shirbrig-concept gewijzigd. De ambitie, een volledig inzetbare brigade te ontplooien, bleek namelijk niet haalbaar. Volgens het nieuwe concept legt Shirbrig zich toe op het beschikbaar stellen van de kern van een hoofdkwartier met ondersteunende eenheden voor VN-missies. Tevens richt Shirbrig zich op het beschikbaar stellen van planningscapaciteit voor het Department for Peacekeeping Operations (DPKO) ten behoeve van VN-missies. Voorts is overeengekomen om in overleg met de Afrikaanse Unie expertise beschikbaar te stellen voor de opbouw van African Standby Forces. De bezetting van het permanente Shirbrig-hoofdkwartier is nagenoeg onveranderd gebleven. De Nederlandse bijdrage aan Shirbrig – uitgezonderd de bijdrage van enkele officieren aan het permanente hoofdkwartier – is niet vastgelegd en wordt per geval bezien. Wel houden de deelnemende landen, sinds de wijziging van het Shirbrig-concept, planmatig meer rekening met een eventuele inzet voor Shirbrig en stemmen deze meer dan voorheen op elkaar af.

93

Hoe vaak zijn de begrote uitgaven voor ISAF bijgesteld, wanneer, en met welke bedragen? Op p. 29 wordt een verhoging van de additionele uitgaven vermeld naar € 407,6 miljoen exclusief F-16’s. Voor welke periode? Wordt er volgend jaar € 53 miljoen extra begroot voor ISAF? Volgens de Voorjaarsnota zouden de kosten voor ISAF dit jaar uitkomen op € 149 miljoen. Klopt het dat er voor 2007 € 127 miljoen is begroot?

De artikel 100-brief inzake ISAF-Zuid van 22 december 2005 (Kamerstuk 27 925, nr. 193) raamde de additionele kosten voor ISAF-Zuid op € 280 tot 320 miljoen voor de gehele duur van de operatie (augustus 2006–augustus 2008). Vanwege de inzet van extra militairen en in verband met de verhoging van de VVHO-toelage (Regeling voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties) is deze raming verhoogd van € 380 tot 410 miljoen voor de gehele uitzendperiode. De genoemde bedragen zijn exclusief de kosten voor de inzet van de F-16’s (€ 30 miljoen voor de gehele periode tot 1 augustus 2008). De Kamer is hierover geïnformeerd op 18 april 2006 (Kamerstuk 27 925, nr. 213). De uitgaven voor ISAF-Zuid over 2006 worden thans geraamd op € 142 miljoen. Voor 2007 en 2008 is op de HGIS-post voor crisisbeheersingsoperaties € 135 miljoen respectievelijk € 131 miljoen opgenomen voor ISAF-Zuid. Thans wordt bezien of dit budget toereikend is. De Kamer zal worden geïnformeerd over eventuele bijstellingen.

94

Acht de regering de oefenmogelijkheden voor optreden in verstedelijkt gebied voldoende? Kan de regering bevestigen dat deze onvoldoende zijn op het oefenterrein De Haar? Zo ja, welke maatregelen gaat de regering nemen om dit te verbeteren?

Uit een recente toekomstverkenning van de gevolgen van het optreden in verstedelijkt gebied is naar voren gekomen dat de behoefte aan opleidings- en trainingsfaciliteiten voor dat doel toeneemt. Er wordt een vervolgstudie uitgevoerd naar de benodigde opleidings- en trainingsfaciliteiten in Nederland voor optreden in verstedelijkt gebied. Van deze studie maakt ook het oefenterrein De Haar deel uit.

95

Hoe zal in de toekomst voorzien worden in personenvervoer, nu de Fokker 60’s afgestoten gaan worden?

In de Kamerbrief «Verwerving derde Hercules C-130» (Kamerstuk 29 800 X, nr. 11) is gemeld dat Defensie voornemens is vier Fokker-60 vliegtuigen te vervangen door twee C-130 transportvliegtuigen. Defensie heeft de beschikking over twee Fokker 50’s en de Gulfstream IV die als passagierstoestel zijn ingericht. Deze worden voor passagiersvervoer ingezet. In 2007 wordt een inmiddels aangeschafte DC-10 aan de transportvloot toegevoegd. Dit toestel wordt geschikt gemaakt voor het vervoer van passagiers en vracht over grotere afstanden. Naar behoefte kunnen ook de twee KDC-10 tank/transportvliegtuigen worden ingezet voor transport van personen. Ook de C-130’s kunnen voor het vervoer van personen worden ingezet. Dit laatste betreft dan vooral operationele vluchten.

96

Is het waar dat het aantal klachten over geluidsoverlast als gevolg van helikopteroefeningen in Noord-Brabant en het rivierengebied in het afgelopen jaar is «geëxplodeerd», zoals de burgemeester van Woudrichem in BN De Stem van 13 september jl. stelde? Op welke wijze tracht Defensie te voorkomen dat geluidsoverlast voorkomt dan wel dat deze beperkt wordt?

Er heeft zich geen excessieve stijging van het aantal klachten in Noord-Brabant voorgedaan ten opzichte van vorig jaar. Wel is in de maanden januari en februari van dit jaar een groot aantal klachten ontvangen met betrekking tot vliegoefeningen boven het Maas-Waalgebied. Hierdoor is het aantal klachten verdrievoudigd ten opzichte van het jaar 2005. De oorzaak van deze stijging ligt in het – vooral in de avonduren – toegenomen gebruik van het laagvlieggebied door Apache-helikopters van de vliegbasis Gilze-Rijen. Dit toegenomen gebruik van het laagvlieggebied was nodig in verband met de voorbereidingen op de uitzending naar Afghanistan. Naar aanleiding van de klachten vinden de vliegoperaties meer verspreid binnen het laagvlieggebied plaats en is vanuit vliegbasis Gilze-Rijen extra voorlichting gegeven. Verder heeft een presentatie plaatsgevonden voor alle gemeenten in het Maas-Waalgebied. Sinds de voorlichting en de presentatie is het aantal maandelijkse klachten gedaald tot onder de gemiddelde klachtenfrequentie van vorig jaar. De lokale perceptie van de geluidsoverlast blijft echter een punt van aandacht. De staatssecretaris van Defensie heeft binnenkort een gesprek met de burgemeester van Woudrichem over deze materie.

97

Is de regering zich ervan bewust dat er in de Vogel- en Habitatrichtlijn geen onderscheid wordt gemaakt tussen laagvliegende helikopters en straalvliegtuigen of de verschillende schietactiviteiten op verschillende locaties in het Waddengebied? Acht de regering het mogelijk dat als de specifieke militaire activiteit op een specifieke plaats in het Waddengebied apart wordt beoordeeld, de conclusie over eventuele significante gevolgen anders zou kunnen luiden? Kan de regering aangeven wat in dit verband de juridische status is van laagvliegoefeningen in het Waddengebied?

Ja. Het kabinet heeft de planologische kernbeslissing «Derde Nota Waddenzee», waarin ook militaire activiteiten zijn opgenomen, aan een passende beoordeling onderworpen. Als activiteiten in voorkomend geval op projectniveau aan een habitattoets worden onderworpen, kan dit eventueel tot andere of meer genuanceerde conclusies leiden. Militaire activiteiten in het Waddengebied vinden reeds jarenlang plaats en zullen dan ook, zoals gesteld in de brief van 1 september 2006 (Kamerstuk 30 192, nr. 8) over de uitvoering van de Natuurbeschermingswet, als bestaand gebruik worden getoetst in het kader van de nog op te stellen beheerplannen.

98

Waarom worden in de tabellen bij materieelprojecten «projecten in uitvoering» wél concrete bedragen genoemd en bij «projecten in voorbereiding» niet? Hoe kan de Kamer dan effectief controleren en amenderen? Is de regering bereid een overzicht te geven van alle projecten in uitvoering, voorzien van concrete bedragen voor 2007 betreffende de uitgaven en verplichtingen?

In de begroting worden bij projecten die zich in de realisatiefase bevinden en waarvan de contracten gesloten zijn (projecten in uitvoering), exacte projectbudgetten genoemd. Bij projecten die zich nog niet in dat stadium bevinden (projecten in voorbereiding) is het van belang de commerciële onderhandelingspositie van Defensie zo goed mogelijk te waarborgen. Het bekendmaken van de exacte budgetten voor projecten in voorbereiding verzwakt de onderhandelingspositie van Defensie tegenover de industrie. Daarom wordt voor deze projecten de exacte omvang van het projectbudget niet in de begroting opgenomen, maar wordt een financiële bandbreedte weergegeven.

De Tweede Kamer wordt in het kader van het Defensie Materieelkeuzeproces (DMP) met aparte brieven geïnformeerd over projecten voor strategisch materieel, projecten die politiek gevoelig zijn en/of projecten waarvan de financiële omvang meer dan € 25 miljoen bedraagt. Voor zover deze DMP-brieven betrekking hebben op de fasen vóór het sluiten van een contract wordt bij de brief een commercieel-vertrouwelijke bijlage gevoegd met daarin het projectbudget en de budgettaire reeks over de jaren. Alleen van projecten waarvan de contracten zijn afgesloten wordt de exacte financiële omvang openbaar gemaakt. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van 16 juni jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 39).

Een overzicht van de projecten die in uitvoering zijn en meer dan € 25 miljoen bedragen is opgenomen in de begroting 2007. De projecten zijn voorzien van concrete uitgaven en verplichtingen voor 2007 en gegroepeerd per operationeel commando.

99

Hoe gaan de meerkosten van projecten die duurder uitvallen dan begroot, zoals de verwerving van Chinooks, de MALE-UAV en de Boxer, budgettair geaccommodeerd worden?

Op basis van de definieerbare en kwantificeerbare financiële informatie over de genoemde projecten zal de Kamer vóór de begrotingsbehandeling per brief worden geïnformeerd over de laatste stand van zaken van deze projecten.

100

Aangegeven wordt dat de eerste levering van Chinooks vertraagd is naar medio 2009. Ligt deze vertraging uitsluitend aan het onderzoek dat Nederland uitvoert vanwege het vermoedelijke ontbreken van voldoende budget? Acht de regering deze vertraging verantwoord, gelet op de grote problemen bij de transporthelikopters en het grote beroep dat er voortdurend op deze schaarse capaciteiten gedaan wordt in Afghanistan?

Eerder dit jaar is met Boeing een zogenaamde Pre Production Agreement (PPA) afgesloten waardoor productieslots voor de Chinooks konden worden gereserveerd en levering eind 2008 mogelijk zou zijn. De PPA is momenteel – als onderdeel van de onderhandelingen – verlengd tot 15 december 2006. Indien vóór deze datum een contract wordt gesloten, wordt geleidelijke levering van de nieuwe helikopters voorzien vanaf midden 2009. In de periode van 1 mei 2007 tot 1 mei 2008 zal Nederland drie Chinook-helikopters inzetten voor ISAF in Zuid-Afghanistan. Daarvoor is voldoende personeel en materieel beschikbaar.

101

Is de regering bereid de bezuinigingen uit 2003 op de doelfinanciering in het kader van het wetenschappelijk onderzoek terug te draaien?

Dit jaar is begonnen met de overheidsbrede implementatie van de vraagprogrammering voor het onderzoek bij TNO en de andere Grote Technologische Instituten (GTI’s). Dit omvat onder meer een overheidsbrede inventarisatie van de behoefte aan wetenschappelijk onderzoek, de financie-ringsmethodiek en de aansturing van de technische instituten. Deze implementatie voltrekt zich conform plan en naar tevredenheid en zal in 2010 zijn voltooid. Het terugdraaien van eerdere bezuinigingen op de doelfinanciering is om deze reden niet opportuun.

102

Kan de regering bevestigen dat de uitgaven voor research & development voor defensiedoeleinden in reële termen afgenomen zijn vanaf 2001? Hoe is dit verenigbaar met het standpunt dat Defensie een rol kan spelen bij innovatie?

Afgezien van de korting op de TNO-doelfinanciering in 2003 (€ 9,1 miljoen) is het budget voor onderzoek en ontwikkeling sinds 2001 niet afgenomen. Doordat de indicering op de onderzoeksbudgetten de loon- en prijsontwikkeling niet volgt, is het onderzoeksbudget in reële termen afgenomen. Dit is voor Defensie geen belemmering om een rol bij innovatie te spelen. Wetenschappelijk onderzoek bij Defensie wordt gekenmerkt door een intensieve samenwerking tussen Defensie en de kennisinstellingen, waarbij ten aanzien van de technologieontwikkeling ook de defensiegerelateerde industrie is betrokken. Deze samenwerking heeft geleid tot nieuwe ideeën, concepten, technologieën en toepassingen die ook een belangrijke civiele spin-off hebben. Voorbeelden hiervan zijn de innovaties op het gebied van de radartechnologie en de beschermingstechnologie. Op deze manier gaat van het onderzoek van Defensie een positieve impuls uit voor de kenniseconomie van Nederland.

103, 105 en 106

Wat zijn de geplande opbrengsten van het ICT-project SPEER, dat logistiek administratie en onderhoud moet verbeteren? Hoe groot zijn de extra kosten als gevolg van de vertraging met een jaar van deze geplande opbrengsten? Wat betekent de vertraging voor de invoering van PeopleSoft? Wat zijn de consequenties in de praktijk? Welke extra kosten gaan gepaard met de afwijking van het geplande schema? Met hoeveel procent neemt de budgetoverschrijding toe?

In welke mate is aan de eis voldaan van een betrouwbaar en werkend personeelssysteem voor het ICT-project SPEER? In welke mate zijn risico’s die zich nog voor kunnen doen bij de invoering van het ICT-project SPEER onder controle? Welke zijn er knelpunten op dit moment (september 2006) gesignaleerd bij de invoering van het ICT-project SPEER? Hoe en op welke termijn en tegen welke extra kosten worden de gesignaleerde knelpunten opgelost?

In hoeverre loopt het ICT-project SPEER vertraging op? Zo ja, welke extra kosten brengt deze vertraging op korte termijn met zich mee, gespecificeerd voor 2007 en 2008?

Zoals op pagina 69 van de begroting staat vermeld, is de implementatie van ERP in het materieellogistieke en financiële domein bij Defensie de afgelopen maanden grondig herijkt. De geplande opbrengst van de implementatie is daarmee niet veranderd, wel de fasering ervan. De totale jaarlijkse voorziene opbrengst van het SPEER-project bedraagt na volledige invoering € 80 miljoen aan materiële exploitatie en er worden daarmee 1030 VTE’n bespaard. Voor 2007 was uitsluitend een personele besparing ingeboekt van 80 VTE’n. Nu deze met een jaar wordt vertraagd betekent dit een niet gehaalde besparing van € 4 miljoen. De totale kosten van SPEER worden thans geschat op circa € 240 miljoen over de periode tot en met 2013, een verhoging met circa € 50 miljoen ten opzichte van het bedrag dat in de begroting 2007 is opgenomen. Deze verhoging wordt veroorzaakt door de gestegen kosten voor de inhuur van externe expertise, mede als gevolg van de gestegen markttarieven. Met een aanvullende brief op de begroting 2007 wordt de Kamer binnenkort geïnformeerd over de budgettaire verwerking van deze overschrijding. De introductie van ERP heeft een aanzienlijke invloed op de bedrijfsvoering, waarbij de beschikbare personele capaciteit en het absorptievermogen van de organisatie het ambitieniveau per jaar beperken. Dit heeft in de herijking tot een gewijzigde fasering van de planning geleid. De belangrijkste consequentie van de herijking is dat Defensie zich de komende jaren concentreert op de ondersteuning van de bevoorrading en het materieelbeheer met ERP.

De vertraging van de implementatie van ERP heeft geen gevolgen voor de invoering van PeopleSoft. Systemen die gebruik maken van P&O-gegevens, zoals het ERP-systeem, zijn mede afhankelijk van de betrouwbaarheid van het personeelssysteem. PeopleSoft is de bronadministratie van P&O-gegevens van Defensie. Bij PeopleSoft is sprake van een betrouwbaar en functionerend P-systeem. In die zin bestaat geen risico voor de invoering van ERP.

104

Wat is gepland voor de ondersteuning bij de invoering van PeopleSoft voor de periode nadat Oracle zal zijn gestopt met deze ondersteuning?

Met ORACLE zijn afspraken gemaakt over de life-time support van PeopleSoft. Er is derhalve geen sprake van het stoppen van de ondersteuning door ORACLE.

105

In welke mate is aan de eis voldaan van een betrouwbaar en werkend personeelssysteem voor het ICT-project SPEER? In welke mate zijn risico’s die zich nog voor kunnen doen bij de invoering van het ICT-project SPEER onder controle? Welke zijn er knelpunten op dit moment (september 2006) gesignaleerd bij de invoering van het ICT-project SPEER? Hoe en op welke termijn en tegen welke extra kosten worden de gesignaleerde knelpunten opgelost?

Zie het antwoord op vraag 103.

106

In hoeverre loopt het ICT-project SPEER vertraging op? Zo ja, welke extra kosten brengt deze vertraging op korte termijn met zich mee, gespecificeerd voor 2007 en 2008?

Zie het antwoord op vraag 103.

107

Wat betekent precies de zinsnede «op een zo doelmatig, doeltreffend en klantgericht mogelijke wijze», in de passage «Paresto levert aan de gehele Defensieorganisatie en aan (NAVO-)bondgenoten op Nederlands grondgebied. Dit gebeurt op een zo doelmatig, doeltreffend en klantgericht mogelijk wijze»?

De zinsnede «dit gebeurt op een zo doelmatig, doeltreffend en klantgericht mogelijk wijze» houdt het volgende in: ten eerste (doelmatig), de producten en diensten van Paresto worden zo goedkoop mogelijk geleverd binnen de kwaliteitseisen en andere kaders die door de beleidsverantwoordelijke zijn gesteld; ten tweede (doeltreffend), de producten en diensten van Paresto worden geleverd in de juiste hoeveelheid, op de plaats en het tijdstip zoals afgesproken met de klant en ten derde (klantgericht), Paresto levert de kwantiteit en kwaliteit waar de klant behoefte aan heeft en waarvoor de klant wil betalen.

108

Wat is de stand van zaken omtrent de toezegging door de minister bij het Rekenkamerrapport bij het jaarverslag 2005 van het ministerie van Defensie (17 mei 2006 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 550 X, nr. 2) om de Kamer te informeren over de voortgang van de verbetermaatregelen?

De Kamer wordt vóór de begrotingsbehandeling schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van de verbetermaatregelen.

109

Waarom is de toezegging dat de Kamer de inventarisatie van kostenverhogende of voor de militaire taakuitoefening beperkende regelgeving vóór Prinsjesdag 2006 zou ontvangen, niet nagekomen? Is de regering bereid de inventarisatie alsnog zo spoedig mogelijk, vóór de begrotingsbehandeling, naar de Kamer te sturen?

De brief over beperkende regelgeving is op 2 oktober 2006 naar de Kamer verzonden.

110

Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van het toezegde onderzoek tegemoet zien van de rol die Defensie kan vervullen ter ondersteuning van innovatie, met inbegrip van haar betrokkenheid bij het Innovatieplatform?

De Kamer kan de uitkomsten tegemoet zien in het voorjaar van 2007. Door Defensie wordt tevens een symposium georganiseerd waarin deze rol van Defensie aan de orde wordt gesteld. Zie tevens het antwoord op vraag 102.

111

Onder welke post vallen de kosten voor zorg en nazorg van partners van veteranen? Hoe groot is deze kostenpost?

De hulpverlening aan de partners van veteranen maakt deel uit van de militaire geestelijke gezondheidszorg. De kosten komen daarmee ten laste van Defensie, al zijn deze niet apart begroot. De kosten maken deel uit van de post «materiële zorg» waartoe ook de partnerpensioenen behoren. Ook worden kosten gemaakt voor de immateriële zorg en nazorg, zoals begeleid lotgenotencontact of partnerdagen. Die activiteiten worden georganiseerd door de Stichting Veteranen Instituut en de Bond Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers. De financiering van de Stichting Veteranen Instituut is opgenomen in de defensiebegroting onder het niet-beleidsartikel 90, algemeen, als integraal deel van de post «subsidies en bijdragen» (pagina 76).

112

Onder welke post vallen de kosten voor de reïntegratie van veteranen die op geen enkele instantie meer een beroep kunnen doen? Hoe groot is deze kostenpost?

Veteranen die als militair oorlogs- of dienstslachtoffer gelden of bij wie een vermoeden van een bijzonder dienstverband bestaat kunnen voor aanvullende reïntegratie-inspanningen een beroep doen op het ABP. Het ABP heeft een budget voor individueel maatwerk voor deze groep beschikbaar. Vooralsnog betreft dit een proefproject met een budget van € 50 000. Op basis van de uitkomsten van het proefproject wordt nader bezien hoe de reïntegratieactiviteiten verder worden vormgegeven en in hoeverre dit budget aanpassing behoeft.

113

Onder welke post vallen de kosten voor schuldsanering bij veteranen die op geen enkele instantie meer een beroep kunnen doen? Hoe groot is deze kostenpost?

Voor schuldsaneringkwesties kunnen veteranen die aangemerkt zijn als militair oorlogs- of dienstslachtoffer of bij wie een vermoeden van een bijzonder dienstverband bestaat, hulp inroepen van het ABP dat over financiële mogelijkheden beschikt binnen het voorzieningenbudget. Ook bij de Maatschappelijke Dienst Defensie is budget beschikbaar voor schuldsanering. Het betreft jaarlijks een gering aantal gevallen dat hier een beroep op doet met een wisselend, maar zeer beperkt budgettair beslag.

114

Kan de regering van de niet-beleidsartikelen 90 Algemeen de «subsidie Stichting Veteranen Instituut (SVI)» nader specificeren door exact uit te splitsen naar deelposten? Wat gaat er naar de posten veteranenpas, Checkpoint (CP), het handboek Veteraan en de veteranenadministratie?

Van de subsidie aan de Stichting Veteranen Instituut heeft € 3 160 000 betrekking op de veteranenpas en alle daarbij behorende faciliteiten. Naast het verstrekken van NS-vervoersbewijzen (€ 1 855 000) wordt binnen deze post € 993 000 besteed aan het blad Checkpoint, € 7 500 aan het handboek veteraan en € 67 000 aan de veteranenpasadministratie inclusief uitgifte en beheer van de veteranenpas.

115 en 117

In hoeverre draagt het ministerie van Defensie in financiële zin bij aan de dienstverlening die BNMO verricht? Wat draagt het ministerie van Defensie bij aan de diverse kosten van het BNMO? Welke bijdrage is er bij BNMO specifiek voor maatschappelijk werk ? Hoe ligt de klant-leverancierrelatie tussen het Veteraneninstituut en BNMO? Is er in financiële zin een relatie tussen het Veteraneninstituut en BNMO? Zo ja, welke?

Kan de regering van de niet-beleidsartikelen 90 Algemeen «diverse uitgaven» nader specificeren door exact uit te splitsen naar deelposten? Wie en hoeveel mensen maken gebruik van de dienst «lotgenotencontact», onderverdeeld naar veteraan, actief dienende, en partners? Hoeveel mensen zijn in totaal klant geweest bij BNMO onderverdeeld naar veteraan, actief dienende, en partners?

De inzet van medewerkers maatschappelijk werk van de Stichting Veteranen Instituut wordt gecoördineerd door de BNMO. Het grootste deel hiervan betreft veteranen. Binnen het samenwerkingsverband met de Stichting Veteranen Instituut wordt het maatschappelijk werk vanuit de BNMO om niet geleverd. BNMO ontvangt geen subsidie van Defensie. Binnen de begroting van de Stichting Veteranen Instituut wordt € 248 000 besteed aan de uitvoering van maatschappelijk werk, waaronder begeleid lotgenotencontact (€ 60 000). Er wordt op jaarbasis door enkele honderden personen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot lotgenotencontact. Klantgegevens van de BNMO zijn niet bij Defensie bekend.

116

Kan de regering van de niet-beleidsartikelen 90 Algemeen de «inhuur ten behoeve van het project «Veteranen Registratiesysteem»» nader specificeren door deze uit te splitsen naar deelposten? Onder wiens verantwoordelijkheid valt de inhuur? Welke kosten gaan ermee gepaard? Hoe is de lange termijn planning met betrekking tot het Veteranen Registratiesysteem? Welke activiteiten staan er gepland en wanneer? Wanneer is het systeem volledig bijgewerkt en gevuld? Onder wiens verantwoordelijkheid valt het up to date houden van het systeem inde periode nadat het systeem is bijgewerkt? Wie voert de werkzaamheden om het systeem up to date te houden uit? Welke kosten gaan daarmee gepaard?

Het betreft de kosten die voortvloeien uit de inhuur van capaciteit voor systeemontwikkeling bij de Defensie Telematica Organisatie en de inhuur ten behoeve van dossieronderzoek. De inhuur geschiedt onder verantwoordelijkheid van de projectleider. De planning voorziet in vulling van het Veteranen Registratie Systeem (VRS) per 1 januari 2007 met alle bekende gegevens van veteranen vanaf de UNIFIL-operatie in Libanon. In 2007 zullen deze gegevens zo veel mogelijk worden gecompleteerd en zullen ook de bij Defensie bekende gegevens van de veteranen van vóór de UNIFIL-periode worden opgenomen. Het doel is dat het VRS eind 2007 volledig is gevuld met de bij Defensie bekende gegevens van veteranen. Het bijhouden van de Naam-Adres-Woonplaats-gegevens uit het VRS wordt geregeld door het VRS met de Gemeentelijke Basis Administratie te verbinden. De invoer van de gegevens van nieuwe veteranen wordt gegarandeerd door een verbinding tussen het VRS en PeopleSoft. Het beheer van het VRS zal worden ondergebracht bij het Diensten Centrum Human Resources. De kosten om het VRS te bouwen en te vullen met gegevens bedragen ongeveer € 500 000. In de loop van 2007 zal inzicht ontstaan in de omvang van de exploitatiekosten van het VRS.

117

Kan de regering van de niet-beleidsartikelen 90 Algemeen «diverse uitgaven» nader specificeren door exact uit te splitsen naar deelposten? Wie en hoeveel mensen maken gebruik van de dienst «lotgenotencontact», onderverdeeld naar veteraan, actief dienende, en partners? Hoeveel mensen zijn in totaal klant geweest bij BNMO onderverdeeld naar veteraan, actief dienende, en partners?

Zie het antwoord op de vraag 115.

118

Waarom is niet exact aan te geven wat de kosten zijn van zorg en nazorg die het CMH biedt? Hoeveel procent van de kosten van het CMG gaat naar zorg en nazorg? Wat is de opnamecapaciteit in het aantal permanent beschikbare bedden in het CMH voor mensen die nazorg nodig hebben? Wat is de opnamecapaciteit voor de langer termijn ten behoeve van zorg en nazorg?

Zorg en nazorg worden binnen het Centraal Militair Hospitaal verleend door de Dienst Militaire Psychiatrie. De uitgaven van deze Dienst worden niet gespecificeerd per patiëntencategorieën. Bekend is dat ongeveer 20% van de capaciteit van de Dienst Militaire Psychiatrie van het Centraal Militair Hospitaal wordt ingezet voor het verlenen van psychiatrische zorg aan veteranen. De Dienst Militaire Psychiatrie heeft twaalf bedden beschikbaar ten behoeve van zorg en nazorg. Hiervan zijn er twee permanent gereserveerd voor veteranen. Indien dit aantal ontoereikend is, wordt een beroep gedaan op de opnamecapaciteit van de civiele partners.

BIJLAGE BIJ VRAGEN 59 EN 61

kst-30800-X-12-3.gif

BIJLAGE BIJ VRAGEN 60 EN 62

kst-30800-X-12-4.gif

XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Hermans (LPF), Brinkel (CDA) en Szabó (VVD).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Lenards (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), Vacature (SP), Meijer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Smilde (CDA), Van den Brink (LPF), Vendrik (GL), Knops (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Vacature (algemeen), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA) en Veenendaal (VVD).

Naar boven