30 800 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2007

nr. 4
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 september 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft de navolgende vragen over het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) over het jaar 2005 (TK 30 300 VII, nr. 59) aan de regering voorgelegd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 september 2006.

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

De griffier van de commissie,

De Gier

1

Hoeveel «van dergelijke netwerken» heeft de AIVD in Nederland kunnen ontdekken?

Nederland kent een fluctuerend aantal van tussen de tien en twintig qua aard en omvang verschillende samenwerkingsverbanden die als jihadistische netwerken kunnen worden beschouwd.

2

Wordt met «dergelijke netwerken» geduid op «netwerken van radicale moslims die bereid zijn geweld te gebruiken tegen de Westerse samenleving»?

Ja.

3

Wat is de definitie van «een netwerk»?

De AIVD hanteert de volgende definitie van het begrip «jihadistisch netwerk»: «een fluïde, dynamische, vaag afgegrensde structuur die een aantal personen (radicale moslims) omvat die onderling zijn gerelateerd, zowel op individueel als geaggregeerd niveau (cellen), en die ten minste tijdelijk een belangenparallellie hebben, waarbij het belang te duiden is als het streven naar de realisering van een aan jihadisme, inclusief terrorisme te relateren doel».

4

Wat is de directe dreiging die afkomstig is van Al Qa’ida zelf, nu Al Qa’ida is verworden tot een ideologie voor transnationale en lokale netwerken van radicale moslims? Is deze toegenomen of juist afgenomen dit afgelopen jaar?

De AIVD maakt onderscheid tussen «Kern Al Qa’ida» (het netwerk direct rond Osama Bin Laden), «Al Qa’ida – gerelateerde netwerken» (zoals die in Irak of Noord-Afrika) en «Al Qa’ida – geïnspireerde netwerken» (lokaal-autonome netwerken die geïnspireerd worden door de ideologie en werkwijze van Al Qa’ida). Door de internationale strijd tegen het terrorisme is de operationele slagkracht van «Kern Al Qa’ida» de afgelopen jaren sterk afgenomen en is de directe dreiging die daarvan uitgaat tegen Nederland als zeer gering te beschouwen. Deze situatie doet zich al een aantal jaren voor en is ook in het afgelopen jaar niet gewijzigd.

5

Zijn de beveiligingsmaatregelen die naar aanleiding van de aanhoudingen op 14 oktober 2005 zijn getroffen nog steeds bestaand of waren deze tijdelijk en inmiddels beëindigd? Zijn deze maatregelen voldoende en proportioneel gebleken en is de AIVD van plan ze in de toekomst op gelijke wijze in te zetten?

De bewakings- en beveilingsmaatregelen die in het kader van de aanhoudingen op 14 oktober 2005 zijn getroffen waren specifiek afgestemd op de destijds geldende dreigingssituatie en waren als zodanig tijdelijk. Het besluiten tot, het adviseren over en het toezien op de uitvoering van bewakings- en beveilingsmaatregelen is geregeld in het stelsel bewaken en beveiligen. Verantwoordelijk voor dit stelsel is niet de AIVD, maar de Coördinator Bewaking & Beveiliging bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Uitgangspunt van het stelsel bewaken en beveiligen is maatwerk. De gekozen maatregelen passen bij het geconstateerde dreigingsniveau, dat wordt vastgesteld door de verschillende inlichtingendiensten. Dit laat onverlet dat indien een incident uitblijft het niveau van de gekozen maatregelen snel te hoog lijkt. Ook in de toekomst wordt op basis van maatwerk een bij de specifieke dreiging passend maatregelenniveau gekozen.

6

Wat is het antwoord op de vraag of «gerechtvaardigd [is] of ook Nederland rekening moet houden met [...] heftige reacties» zoals de rellen in Franse voorsteden in 2005 of de reacties na de cartoons in Denemarken? Is alleen de vraag gerechtvaardigd of houdt de AIVD hier ook werkelijk rekening mee? Zo ja, op welke manier?

In het Jaarverslag 2005 van de AIVD wordt bewust alleen de vraag gesteld om aan te geven dat vormen van radicalisering die niet uitmonden in jihadisme, maar wel tot andere dreigingen voor de nationale veiligheid kunnen leiden, de komende tijd nadere bestudering behoeft. De vraag is op dit moment nog niet goed te beantwoorden.

7

Waaruit blijkt het geconstateerde «verlaagde bewustzijnsniveau» bij zowel overheids- als bedrijfsorganisaties?

De AIVD constateert in zijn onderzoek dat bedrijven en instellingen voor hen aantrekkelijke kansen snel willen aangrijpen en daarbij aandacht voor veiligheidsrisico’s als hinderlijk en, mede vanwege de beëindiging van de Koude Oorlog, als minder relevant wordt ervaren.

8

Wat is de reden dat radicaliserende jongeren in Nederland zich grotendeels op politici, bestuurders en overheidsinstanties richten, terwijl zij in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk voornamelijk willekeurige voorbijgangers als doelwit zien?

De AIVD constateert dat in Europa de dreiging steeds meer komt van lokaal geradicaliseerde jongeren die de gewelddadige jihad in eigen land willen voeren. Er ontstaan lokale jihadistische netwerken, waarvan de samenstelling, de doelwitselectie en de werkwijze deels wordt bepaald door de eigen nationale omstandigheden op enig moment. In Nederland is er sinds de aanslag op Pim Fortuyn veel dreiging aan het adres van individuele politici en opiniemakers. Die tendens is nog eens versterkt door de aanslag op Theo van Gogh. Deze doelwitselectie wordt mogelijk mede ingegeven door het feit dat een individuele aanslag eenvoudiger is te organiseren en uit te voeren door de vaak ongetrainde lokale jihadisten in ons land, die maar beperkt beschikken over kennis, ervaring, middelen en internationale contacten. In Groot-Brittannië lijken leden van jihadistische netwerken zich meer te oriënteren op de internationale jihad en daarbij de modus operandi van Al Qa’ida te volgen (het plannen van omvangrijke aanslagen tegen soft targets).

9

Welke vorm heeft het tegengas van gematigde krachten binnen de moslimgemeenschap tot dusver aangenomen en in welk opzicht heeft het effect gesorteerd op het voorkomen van radicalisering? Probeert de AIVD dit tegengeluid zelf actief te stimuleren?

De meer gematigde, pro-integratieve krachten uit de moslimgemeenschap hebben het afgelopen jaar meer van zich laten horen – in de media, in contacten met het (lokale) bestuur en in discussies tussen moslims onderling – in het afkeuren van radicalisering en jihadisering en in het weren van radicale elementen uit hun midden. Aangezien het «tegengas» geven door de gematigde krachten binnen de moslimgemeenschap een vrij nieuwe ontwikkeling is, kan er op de effecten hiervan nog niet worden vooruitgelopen. De AIVD heeft wel al eerder geconstateerd dat het weren van radicale elementen uit moslimorganisaties er toe kan leiden dat deze radicale elementen op andere plaatsen doorgaan met hun activiteiten.

De rol van de AIVD ten aanzien van het tegengaan van radicalisering is primair gericht op het doen van onderzoek naar radicalisering en het rapporteren van de uitkomsten hiervan aan de bevoegde instanties, opdat die gepaste maatregelen kunnen nemen.

10

Is het bekend of er in 2005 ook vanuit Nederland «jonge radicale moslims [...] op weg gingen naar Irak om de jihad te strijden»? Zo ja, om welke aantallen gaat het?

Het aantal gevallen van jihadgang vanuit Nederland naar Irak (of andere jihadistische strijdgebieden) is zeer beperkt – op een hand te tellen. Veel radicale moslimjongeren in Nederland voelen zich verontwaardigd over de strijd in Irak (en andere jihadistische strijdgebieden) en een klein deel van hen roept dat ze op jihad naar Irak zou willen gaan. Vooralsnog hebben de meeste van hen de daad (nog) niet bij het woord gevoegd of kunnen voegen.

11

Hoe wordt het geconstateerde verschil tussen «de doelwitselectie» van Nederlandse radicalen en die in het buitenland verklaard? Waarom richtten Nederlandse radicalen zich op specifieke personen en de plegers van aanslagen buiten Nederland zich doorgaans op willekeurige doelen?

Zie het antwoord op vraag 8.

12

Is het realistisch rekening te houden met de dreiging dat ook onder in Europa verblijvende Indonesische migranten – naast in Europa verblijvende Afghanen – contacten worden onderhouden met bijvoorbeeld de Jemaah Islamiyah?

Concrete aanwijzingen daarvoor zijn er op dit moment niet.

13

Zijn er verschuivingen merkbaar in de verhouding tussen radicalisering «van onderaf» en «van bovenaf»? Neemt de een toe ten opzichte van de ander en is daar een correlatie tussen? Zijn beide vormen van radicalisering toe- of afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren?

Radicalisering en jihadisering «van onder af» neemt toe en vormt een belangrijker bedreiging dan rekrutering voor de gewelddadige jihad «van boven af». Er zijn nog altijd rekruteurs actief in ons land om personen te werven voor de internationale jihad, maar er lijkt niet zozeer sprake van een toename. Beide vormen van radicalisering en jihadisering lijken niet aan elkaar gerelateerd, maar eerder het resultaat van plaatselijke of tijdelijke omstandigheden.

14

Over hoeveel personen heeft de AIVD heeft in 2005 ambtsberichten uitgebracht aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst? Welk percentage is dit van het totaal aantal personen waartegen om redenen van radicalisering of terrorisme is opgetreden?

Het aantal ambtsberichten dat de AIVD aan de IND heeft uitgebracht in verband met radicalisering en terrorisme is twaalf. Het is aan de IND om al dan niet vervolgstappen te nemen naar aanleiding van deze ambtsberichten. Ik kan dit aantal niet – althans niet op een betekenisvolle manier – uitdrukken in een percentage van de in de vraag niet nader omschreven of afgebakende grotere groep van «het totaal aantal personen waartegen om redenen van radicalisering of terrorisme is opgetreden».

15

Wordt, net als de Hofstadgroep, de meerderheid van de terreurnetwerken geïnspireerd door de ideologie van Takfir Wal Hijra of zijn er velerlei ideologieën waarop zij hun activiteiten baseren?

Nee, slechts een klein deel van de gekende netwerken wordt geïnspireerd door de ideologie van de Takfir Wal Hijra. De meeste jihadisten wijzen het tot ongelovige verklaren van moslims af of stellen dat dit pas kan onder hele strikte voorwaarden en zijn van oordeel dat de gewelddadige jihad alleen legitiem is wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan, bijvoorbeeld wanneer er een fatwa is. Jihadisten baseren hun activiteiten op een veelheid aan radicale ideologieën.

16

In welke mate is de terreurdreiging in Nederland zelfstandig? Moet de voornaamste terreurdreiging worden gezien in grootschalige netwerken met sterke transnationale banden, of in kleine, onafhankelijk opererende, groepen geradicaliseerden met soms contacten in het buitenland? Welke gevolgen heeft dit voor de bestrijding van terrorisme?

De terrorismedreiging in Nederland is mede een afgeleide van de internationale dreiging en wordt ook deels bepaald door internationale ontwikkelingen, zoals in Irak, Afghanistan en Libanon. De afgelopen jaren is de dreiging in Nederland veel minder afkomstig van grootschalige internationale netwerken. De grootste dreiging komt momenteel van kleine, vaak onafhankelijk opererende groepen geradicaliseerden, die wel geïnspireerd worden door Al Qa’ida, maar niet of nauwelijks internationaal worden aangestuurd. Wel zoeken de leden van die groepen, zowel fysiek als via het internet, contact met leden van andere internationale en lokale netwerken. Het gaat daarbij om het uitwisselen van ideologische denkbeelden, het propageren van het gewelddadige gedachtegoed en het elkaar ondersteunen bij het bedenken en uitvoeren van concrete aanslagplannen. Gevolg voor de terrorismebestrijding is dat de aanwas van lokale netwerken via radicalisering van onderaf zoveel mogelijk moet worden bestreden via allerlei lokale en nationale initiatieven en samenwerkingsverbanden (de brede benadering), waarbij zowel preventie als repressie van belang zijn. Daarnaast wordt het onderzoek op het internet steeds belangrijker om radicalisering, rekrutering en netwerkvorming al in een vroegtijdig stadium te onderkennen en te monitoren.

17

Is de Groupe Islamique Combattant Marocain ook in Nederland bekend?

De AIVD sluit niet uit dat ook netwerken en personen verbonden aan de GICM in of vanuit Nederland actief zijn. Onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van dergelijke personen en netwerken in Nederland valt uiteraard binnen de activiteiten die de AIVD op contraterrorisme verricht.

18

Als Lonsdale-jongeren in het algemeen niet rechts-extremistisch zouden zijn, wat wordt dan wel onder rechtsextremisme verstaan?

In relatie tot de nationale veiligheid – het taakgebied van de AIVD – definieert de AIVD «rechtsextremisten» als extremisten die qua doel en/of middelen het uiterste aanvaardbaar achten of nastreven voor zover dat het bereiken van rechtse politieke doelen betreft. Deze doelen kunnen bijvoorbeeld racistisch, fascistisch of nationaal-socialistisch van aard zijn.

19

Waarom wordt er in het jaarverslag melding gemaakt van (Noord-)Ierse terroristische groeperingen? In hoeverre hebben deze groeperingen invloed op de terroristische dreiging in Nederland?

Buitenlandse terroristische groeperingen opereren internationaal en kunnen dus ook in Nederland activiteiten ontplooien die een gevaar vormen voor de (inter)nationale democratische rechtsorde, de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. Ook in het kader van de internationale samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten probeert de AIVD eventuele activiteiten van buitenlandse terroristische groeperingen in Nederland te onderkennen.

20

Beperkt de AIVD zijn financieel onderzoek tot Nederlandse financiële instellingen of onderzoekt hij ook buitenlandse instellingen?

De AIVD doet (financieel) onderzoek naar personen en organisaties die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat deze een gevaar vormen voor de nationale veiligheid en die mogelijk ge- en misbruik maken van financiële instellingen. Het financieel onderzoek van de AIVD richt zich veeleer op deze personen en organisaties dan op de financiële instellingen zelf. Het (financieel) onderzoek van de AIVD wordt zonodig internationaal samengewerkt met buitenlandse collegadiensten.

21

Doet de AIVD momenteel al onderzoek naar de vraag of in Nederland een centrale regie als in Frankrijk tijdens de rellen van eind 2005 bestaat of zou kunnen bestaan om dit soort rellen op gang te brengen?

Zie ook het antwoord op vraag 6. Overigens zijn er nog geen concrete aanwijzingen dat er in Frankrijk sprake was van centrale regie tijdens de rellen van 2005, noch vanuit politieke noch vanuit religieuze invalshoeken. Uit de thans lopende onderzoeken is niet gebleken dat er structuren bestaan die een dergelijke regierol in Nederland mogelijk zouden maken.

22

Is het verschijnsel dat volgens de AIVD in een aantal aan salafitische moskeeën gelieerde basisscholen buiten de reguliere schooltijden en naast het officiële curriculum, lessen worden gegeven om radicaal-islamitische opvattingen over te dragen, sinds 2005 een nieuw verschijnsel? Is de verwachting dat dit soort lessen in de nabije toekomst zal toenemen?

De AIVD is al langer alert op deze ontwikkeling. Gelet op de expansiedrift vanuit de salafistische centra (i.c. de overname van moskeeën en gelieerde instellingen) en de aldaar verkondigde dawa ligt een toename van dit soort lessen voor de hand.

23

Wat is de reden dat in het jaarverslag gewag wordt gemaakt van voorvallen zoals het bespugen van minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, het verstoren van manifestaties van rechtsextremisten door links-extremisten en vernielingen tijdens grote wapenbeurzen? Waarom betreft het hier voorvallen waarbij de AIVD een rol speelt?

Links-extremisme en rechts-extremisme zijn erkende aandachtsgebieden voor de AIVD, omdat van extremistische politieke personen en groeperingen een gevaar voor de democratische rechtsorde, de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat kan uitgaan. Om die reden monitort de AIVD de ontwikkelingen op deze gebieden en rapporteert de AIVD hierover in onder andere zijn jaarverslag.

24

Zouden – indien daar in Nederland al sprake van zou zijn – gevallen van zogenaamde extraordinary rendition onder het kopje van hoofdstuk van het jaarverslag «Ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden» kunnen vallen? Zo nee, waarom niet?

Indien in de veronderstelde gevallen een taak voor de AIVD zou zijn weggelegd, bijvoorbeeld omdat er sprake is van heimelijke activiteiten van buitenlandse inlichtingendiensten die de territoriale integriteit en soevereiniteit schaden, dan zou hierover in het jaarverslag van de AIVD onder de titel «ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden» kunnen worden gerapporteerd. Daarbij moet worden aangetekend dat in bepaalde gevallen kan worden besloten om die gevallen niet in het openbare jaarverslag, maar in de geheime versie van het jaarverslag te melden. Zie ook het antwoord op vraag 25.

25

Waarom wordt er in het jaarverslag van de AIVD geen melding gemaakt van de kwestie van – al dan niet vermeende – extraordinary rendition binnen de Europese Unie? Hebben de rapporten van de Raad van Europa en het Europees Parlement bij de AIVD tot verhoogde waakzaamheid geleid als het gaat om het gebruik maken van Nederlandse luchthaven voor het ongeoorloofd doorvoeren van personen?

De regering heeft geen aanwijzingen dat extraordinary renditions zouden hebben plaats gevonden binnen de Europese Unie of dat Nederlands grondgebied daarbij zou zijn gebruikt. Onlangs heeft de president van de Verenigde Staten van Amerika aangegeven dat er terrorisme verdachten worden vastgehouden in geheime gevangenissen buiten de Verenigde Staten van Amerika. Daarbij is echter niet aangegeven waar deze zich bevinden. Over eventuele aandacht van de AIVD voor dit onderwerp doe ik in het openbaar geen uitspraken.

26

Zijn behalve inlichtingendiensten van buitenlandse overheden ook inlichtingendiensten van terroristische organisaties op tal van terreinen heimelijk in Nederland actief? Gaat het wat buitenlandse overheden betreft zowel om niet-bevriende als bevriende landen? Wat voor terroristische gevaren dreigen er als gevolg van deze activiteiten van buitenlandse inlichtingendiensten? Waarom is de ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden toegenomen? Neemt de AIVD zelf ook deel aan activiteiten om inlichtingen in het buitenland te vergaren en is deze inspanning toegenomen in afgelopen jaren? Worden deze activiteiten door het buitenland ook als een gevaar in de bestrijding van radicalisering en terrorisme gezien?

Inlichtingendiensten zijn gekende staatsorganen. In dat verband kan niet over «inlichtingendiensten van terroristische organisaties» gesproken worden, ook niet als leden van buitenlandse of internationale terroristische organisaties of netwerken in Nederland op zoek zouden zijn naar bepaalde informatie.

Met het oog op de bescherming van het actuele kennisniveau van de AIVD kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan over welke landen in Nederland heimelijk inlichtingen proberen te vergaren.

Activiteiten van buitenlandse inlichtingendiensten zijn doorgaans niet direct aan terrorisme gerelateerd; doorgaans wordt immers niet gesproken over terroristische staten of regimes. Er zou spraken kunnen zijn van een effect op de terroristische dreiging , wanneer buitenlandse inlichtingendiensten heimelijk verkregen informatie over bijvoorbeeld de productie van massavernietigingswapens ter beschikking zouden stellen aan (door de desbetreffende overheden gesponsorde) terroristische organisaties.

De toename van ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden is het gevolg van een aantal ontwikkelingen, zoals de toegenomen globalisering en interdependentie van landen, gegroeide migrantengemeenschappen, nieuwe (globale) economische verhoudingen en de voortgaande professionalisering en uitbreiding van technologische mogelijkheden van inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Ingevolge de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 verricht de AIVD onderzoek betreffende andere landen ten aanzien van onderwerpen die door de Minister-President in overeenstemming met de betrokken ministers zijn aangewezen (artikel 6, lid 2, sub d, Wiv 2002).

Deze zogenoemde Inlichtingen Buitenlandtaak is een relatief nieuwe taak van de AIVD – deze taak is bij wet per 2002 aan de AIVD toebedeeld – en is in opbouw. In het Jaarverslag van de AIVD over het jaar 2005 is vermeld dat in 2005 meer capaciteit beschikbaar is gekomen voor de inlichtingentaak buitenland en dat deze tendens zich voortzet in 2006.

De per definitie heimelijke activiteiten van inlichtingendiensten worden in alle landen per definitie als ongewenst beschouwd, niet zozeer omdat ze een gevaar zouden zijn voor de bestrijding van radicalisering en terrorisme door het desbetreffende land, maar vanwege de inbreuk op de nationale veiligheid en de territoriale integriteit en soevereiniteit.

27

Is de samenwerking met andere inlichtingen- en veiligheidsdiensten behalve op het gebied van het tegengaan van de proliferatie van massavernietigingswapens in 2005 ook op andere gebieden, zoals terrorisme, toegenomen?

Ja. Zie voor verder informatie hoofdstuk 9 van het jaarverslag 2005 van de AIVD.

28

Hoe valt de stelling dat de aandacht van de internationale gemeenschap voor Bushehr (de in aanbouw zijnde lichtwaterreactor) en het feit dat de IAEA de reactor zal controleren, het voor Iran moeilijk maken om de reactor voor andere doeleinden te gebruiken dan voor energievoorziening te rijmen met berichten in vakbladen en buitenlandse media dat mogelijk Iran binnen 2 jaar een nucleaire mogendheid is?

De vraag suggereert een koppeling tussen de in aanbouw zijnde lichtwaterreactor in Bushehr en Iran als nucleaire mogendheid. Deze koppeling kan niet zo maar gelegd worden. In Bushehr gaat het om energie-opwekking en vinden, naar het zich laat aanzien, geen heimelijke activiteiten plaats. De twijfels van de internationale gemeenschap met betrekking tot heimelijke activiteiten die zijn gericht op een kernwapenprogramma hebben vooral betrekking op andere locaties, zoals die in Esfahan en Natanz.

29

Wat is het aandeel van de AIVD-capaciteit dat zal worden besteed aan het nieuwe onderwerp energievoorzieningszekerheid? Wordt de capaciteit van de AIVD daarvoor uitgebreid of zal dit ten koste van de inzet op andere terreinen gaan?

In het openbaar kan geen mededelingen worden gedaan over de interne toedeling van capaciteit over de verschillende taken en aandachtsgebieden van de AIVD.

30

Is reeds bekend hoeveel ministeries thans gebruik maken van de methodiek met behulp waarvan ministeries zelf kunnen beoordelen in hoeverre de beveiliging van bijzondere gegevens in overeenstemming is met de eisen van het voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst – bijzondere informatie? Hoe ervaren deze ministeries het Vir-bi?

Het Coördinerende Beraad Informatiebeveiliging (CBIB) heeft een werkgroep «Implementatie Vir-bi» ingesteld, die onder andere de invoering van het Vir-bi bij de ministeries zal evalueren. De resultaten van deze evaluatie zijn nog niet bekend. Daarnaast schrijft het Vir-bi voor dat ik eens in de twee jaar rapporteer over de beveiliging van bijzondere informatie binnen de rijksdienst. Ik zal dat voor het eerst in het voorjaar van 2007 doen. In mijn rapportage zal ik aandacht schenken aan ervaringen met de implementatie van het Vir-bi en – indien nodig – suggesties doen voor de oplossing van eventuele meer algemene problemen.

31

Is aan de producten voor de beveiliging van bijzondere informatie, zoals producten voor het wissen van gerubriceerde informatie op gegevensdragers ook toegevoegd het beveiligen van gegevensdragers, zoals memory sticks?

Ja, het beoordelen van een afdoende beveiliging van bijzondere informatie op gegevensdragers maakt deel uit van de producten voor de beveiliging van bijzondere informatie. In 2005 zijn geen producten beoordeeld specifiek gericht op de beveiliging van bijzondere informatie op memory sticks. Op dit moment wordt de beveiliging van een aantal memory sticks beoordeeld. Die beoordeling zal naar verwachting eind van 2006 zijn afgerond.

32

Is er bij controles op de aanwezigheid van afluisterapparatuur bij onderdelen van de rijksoverheid afluisterapparatuur ontdekt en zo ja, waar en hoeveel?

Nee.

33

Wat is er de reden van dat sommige sectoren liever een beroep doen op expertise van andere instanties dan de AIVD? Waarom hebben de «sectoren openbaar bestuur, openbare orde en veiligheid, rechtsorde, voedsel en gezondheid» geen beroep gedaan op de AIVD in het kader van het opstellen van risicoanalyses? Gaat de AIVD overigens pro-actief of alleen op verzoek te werk in het aanbieden van zijn expertise aan de genoemde vitale onderdelen? Wordt met tijdgebrek bedoeld tijdgebrek van de kant van de AIVD of van de kant van de specifieke sector?

Ik ben niet bekend met de beweegredenen achter de beslissingen van de verschillende sectoren om geen beroep te doen op de expertise van de AIVD. De AIVD heeft in het interdepartementale project «Bescherming Vitale Infrastructuur» een ondersteunende en adviserende rol vervuld. Gedurende het project heeft de AIVD alle vitale sectoren actief ondersteuning aangeboden bij het uitvoeren van de risicoanalyses. Deze ondersteuning heeft de AIVD aangeboden in de interdepartementale gremia en in directe contacten met de projectleiders van de verantwoordelijke departementen. Het is een eigen keuze van het vakverantwoordelijke departement expertise van de AIVD te betrekken bij het uitvoeren van de risicoanalyses.

34

Bij welke andere instanties hebben de in de vorige vraag bedoelde sectoren wel expertise betrokken? Welke sectoren hebben wegens het gemelde «tijdgebrek» geen expertise betrokken of risicoanalyses gemaakt?

Alle vitale sectoren hebben een risicoanalyse gemaakt, de AIVD is alleen niet bij alle risicoanalyses betrokken geweest. Het rapport «Bescherming Vitale Infrastructuur» dat in september 2005 aan de Tweede Kamer is gestuurd, geeft op hoofdlijnen een overzicht van de resultaten van alle risicoanalyses (Tweede Kamer, 2005–2006, 26 643, nr. 75). De wijze waarop de risicoanalyses zijn uitgevoerd en het betrekken van externe expertise daarbij, is een verantwoordelijkheid van het vakverantwoordelijke departement.

35

Hoe blijft de AIVD betrokken bij de bescherming van de gehele vitale infrastructuur als bepaalde sectoren geen gebruik maken van de expertise van de AIVD?

De AIVD zal vanwege zijn wettelijke taken en via de daartoe geëigende instanties alle vitale sectoren blijven informeren over potentiële en concrete dreigingen die tegen de betreffende sector (kunnen) bestaan, indien daar aanleiding toe is. Het is de verantwoordelijkheid van de vitale sectoren om daar waar mogelijk passende maatregelen te treffen om mogelijke risico’s te verkleinen. Tevens is de AIVD nauw betrokken bij de ontwikkeling van het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI). De ontwikkeling van het NAVI is één van de benoemde activiteiten in het rapport «Bescherming Vitale Infrastructuur». Tot slot blijft de AIVD betrokken bij werkzaamheden van de Interdepartementale Werkgroep Vitaal.

36

Wat zijn «dreigingsrelevante producten»?

Het betreft hier producten anders dan dreigingsmeldingen en -inschattingen, zoals bijvoorbeeld de dreigingsanalyses die de AIVD in het kader van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding vervaardigt of de pilots dreigings- en risicoanalyses die vooruitlopend op de wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 worden gemaakt.

37

Werpen de verbeteringen in de samenwerking tussen de AIVD en andere organisaties binnen de veiligheidsketen in Nederland inmiddels hun vruchten af? Op welke wijze kan dat geobjectiveerd worden?

Ja. Dat blijkt uit de waardering die ik hiervoor hoor van de samenwerkingspartners van de AIVD. Als concrete verbeteringen in de samenwerking tussen de AIVD en zijn samenwerkingspartners kunnen genoemd worden: het strategisch relatiebeheer in de vorm van key account management, waarbij de AIVD periodiek afspraken maakt met strategische partners over onder andere de modaliteiten van wederzijdse informatievoorziening; de interactieve wijze van totstandkoming van het jaarplan 2006 en het Jaarplan 2007 van de AIVD; de vorming van een permanent frontoffice voor de centrale ontvangst en doorgeleiding van vragen en verzoeken van samenwerkingspartners en belangendragers; en de intensievere informatievoorziening aan het lokale bestuur.

In het kader van zowel het key account management als de verbeterde informatievoorziening aan het lokale bestuur is voorzien in een (periodieke) evaluatie van de gemaakte afspraken. Die evaluaties zijn nog niet afgerond, maar de eerste resultaten van de nieuwe werkwijze zijn bemoedigend.

38

Hebben de in praktijk gebrachte voorstellen geleid tot meer en snellere informatie aan de samenwerkingspartners van de AIVD? Is hiermee naar de mening van alle betrokkenen voldoende tegemoetgekomen aan de door de Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD geconstateerde knelpunten? Hoe wordt dit vastgesteld?

Zie het antwoord op vraag 37.

39

Is het traject met betrekking tot het inlichtingenbehoefteplan voor het KLPD en de Koninklijke Marechaussee inmiddels afgerond? Zo nee, wat is daarvan de reden, en wanneer zal dat dan wel plaatsvinden? Wanneer en hoe zal dat geëvalueerd worden?

Ja, het inlichtingenbehoefteplan voor het KLPD is reeds ondertekend. Het inlichtingenbehoefteplan van de Koninklijke Marechaussee is op 22 augustus 2006 geaccordeerd en zal op korte termijn worden ondertekend. De inlichtingenbehoefteplannen worden periodiek door de AIVD en het KLPD respectievelijk de Koninklijke Marechausse geëvalueerd.

40

Hoeveel tolken en vertalers heeft de AIVD in 2005 aangetrokken? Zijn er ook tolken en vertalers die de dienst hebben verlaten? Zo ja, hoeveel?

Om operationele redenen kan ik in het openbaar niet ingaan op aantallen binnenkomende en/of vertrekkende tolken bij de AIVD.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Voorzitter, Van Beek (VVD), Ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Hermans (LPF), Griffith (VVD), Nijs (VVD), Irrgang (SP), Meijer (PvdA), Özütok (GL), Wagner (PvdA), Vacature (LPF), Vacature (SP) en Vacature (VVD).

Plv. leden: De Vries (PvdA), Fierens (PvdA), Weekers (VVD), Slob (CU), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), van Haersma Buma (CDA), Ko°er Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Vacature (VVD), De Vries (VVD), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Vacature (LPF), De Wit (SP) en Balemans (VVD)

Naar boven