30 800 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2007

29 271
Algemeen kader herziening Wetboek van Strafvordering

nr. 29
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2006

In deze brief informeer ik u over twee onderwerpen: de invoering van de Wet OM-afdoening (Wet van 7 juli 2006, Stb. 330) en de stand van zaken bij de voortgang van de vervanging van COMPAS, het huidige bedrijfsprocessensysteem van het Openbaar Ministerie, door GPS (het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht).

(1) Wet OM-afdoening

In het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Justitie en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van uw Kamer op 10 oktober jl. ben ik ingegaan op de vertraging die de totstandkoming van het GPS ondervindt en het effect daarvan op de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening.1 In mijn brief van 28 september 20062 had ik al gemeld dat noodzakelijke voorwaarde voor de inwerkingtreding van de wet is het gereedkomen van een geautomatiseerd systeem dat het huidige COMPAS moet vervangen, waarmee werd gedoeld op GPS. De eerder voorziene startdatum van de (gefaseerde) inwerkingtreding van deze wet (maart resp. voorjaar 20073 ) is mede als gevolg daarvan niet haalbaar. Het streven blijft echter gericht op inwerkingtreding in 2007. In overleg met het Openbaar Ministerie wordt intussen gezocht naar oplossingen voor de problemen bij de invoering van het nieuwe geautomatiseerde systeem bij het Openbaar Ministerie, alsook naar oplossingen voor andere vereisten voor de inwerkingtreding. Hierover informeer ik u thans nader.

De voorbereidingen van de (gefaseerde) inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening zijn afhankelijk van verschillende processen, deels binnen de sfeer van het Openbaar Ministerie en deels bij andere ketenpartners. Met betrekking tot GPS moet worden opgemerkt dat sprake is van een nieuw informatiesysteem met een grote impact op de organisatie en de werkprocessen van het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak; de implementatie zal derhalve gefaseerd geschieden en geruime tijd in beslag nemen. Aangezien het niet verantwoord werd geacht om de inwerkingtreding van de wet OM-afdoening hierop te laten wachten, is besloten dat voor deze inwerkingtreding een terugvalscenario in het oude bedrijfsprocessysteem COMPAS wordt ontwikkeld. Dit betekent dat er op dit moment gelijktijdig wordt gewerkt aan het gereedmaken van GPS en het aanpassen van COMPAS ten behoeve van deze wet. Begin 2007 zal op basis van de dan beschikbare informatie een keuze worden gemaakt met welk systeem de inwerkingtreding van de wet OM-afdoening zal worden ondersteund.

De automatisering van de werkprocessen bij o.a. de ketenpartners OM, CJIB en Politie betreft voorts niet alleen de vernieuwing van de informatiesystemen, maar ook het gebruik van nieuwe Justitiestandaarden en een nieuwe infrastructuur. Dit heeft de complexiteit van de introductie van de OM-afdoening aanmerkelijk vergroot. Daarom zal – om tot een betrouwbare en voorspelbare invoering van deze nieuwe wet te komen – het gehele systeem grondig moeten worden getest met alle betrokken ketenpartners.

Met deze laatste inzichten verwacht ik dat de Wet OM-afdoening uiterlijk eind 2007 in werking zal treden. Vanaf dat moment kunnen de eerste strafbeschikkingen worden verwerkt. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel OM-afdoening was al aangegeven dat deze wet gefaseerd zal dienen te worden ingevoerd.1 Begonnen zal worden om enkele typen zaken met een OM-strafbeschikking af te doen; dit betreft artikel 8 WVW (rijden onder invloed) en artikel 30 WAM (onverzekerd rijden). Het ligt in het voornemen daarna een start te maken met de politiestrafbeschikking, gevolgd door de bestuurlijke strafbeschikking.

De Wet OM-afdoening is, zoals uit het vorenstaande blijkt, een complex proces met verscheidene kritieke factoren. Binnen mijn ministerie is de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving belast met de eindverantwoordelijkheid voor het projectmanagement.

(2) GPS

Voorts heb ik tijdens het Algemeen Overleg over het Veiligheidsprogramma van 4 oktober jl.2 toegezegd u te informeren over de stand van zaken bij de invoering van het GPS. Hieronder ga ik allereerst kort in op het concept van het GPS. Vervolgens beschrijf ik de stand van zaken bij de invoering van dit systeem en het tijdpad daarvoor.

concept van GPS

GPS ondersteunt de behandeling van strafzaken in de eerste lijn door het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak. Het informatiesysteem vervangt de huidige systemen bij het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak. Het is een nieuw, integraal systeem waarin het papieren strafdossier uiteindelijk wordt vervangen door een digitaal dossier. Iedere medewerker die over de benodigde autorisaties beschikt, kan straks bij dit dossier. GPS sluit aan op de digitale aanlevering van dossiers door de politie. De voordelen van GPS komen daarmee de keten als zodanig ten goede en de kwaliteit en efficiency van de informatie-uitwisseling tussen politie en Openbaar Ministerie worden verbeterd.

Het GPS is een landelijk systeem (de huidige systemen zijn decentraal). Hierdoor zullen het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak beschikken over een landelijke database, waardoor strafdossiers landelijk beschikbaar zijn. Hier ligt een nauwe relatie met de reorganisatie van het Openbaar Ministerie, waarbij routinematige, specialistische of zware strafzaken in landelijke OM-onderdelen – resp. de Centrale Verwerkingseenheid OM (CVOM), het Functioneel Parket en het Landelijk Parket – worden afgedaan.

stand van zaken bij de invoering van GPS

De ontwikkeling en implementatie van een landelijk systeem voor ongeveer 6000 gebruikers is een uitgebreide en complexe operatie. De implementatie van het GPS vereist dan ook zorgvuldigheid en tijd omdat het niet alleen de vervanging van een automatiseringssysteem betreft, maar ook de implementatie van een nieuw bedrijfsproces en een nieuwe werkwijze. Uitgangspunt bij implementatie van GPS is dat deze de continuïteit van de bedrijfsvoering bij het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak niet mag verstoren.

In de oorspronkelijke plannen zou het systeem in twee delen worden opgeleverd, namelijk eerst een deelsysteem waarmee de zgn. loopzaken (routinematige zaken) worden ondersteund en vervolgens de functionaliteit voor het ondersteunen van maatwerkzaken (meervoudige kamerzaken, onderzoek en preventieve hechtenis). Het GPS Loopzaken-systeem is ontwikkeld en in twee pilots in Den Bosch en Amsterdam getest (een «loopzaak» is een zaak waarbij direct het definitieve proces-verbaal door de politie wordt ingediend bij het Openbaar Ministerie en waarbij geen nader onderzoek noodzakelijk is; dit betreft dus eenvoudige, routinematige strafzaken); deze pilots zijn in maart 2006 afgerond. Uitkomst was dat het systeem nog niet toe was aan landelijke uitrol, omdat het technisch nog niet stabiel genoeg was en ook de functionaliteit op onderdelen nog te wensen overliet. In maart 2006 is door de Departementale Auditdienst (DAD) van mijn ministerie een onderzoek naar de toereikendheid van de informatievoorziening met behulp van GPS Loopzaken uitgevoerd. De onderzoeksresultaten van de DAD onderschrijven de bevindingen uit de pilots.

Naar aanleiding van de bevindingen van de DAD en uit de pilots besloot het College van Procureurs-Generaal op 15 mei van dit jaar tot de instelling van een taskforce en het intensiveren van de projectsturing van het GPS-project. Tevens besloot het College een PG te benoemen tot portefeuillehouder ICT met als belangrijkste aandachtgebied het GPS-project; deze benoeming is per 1 augustus ingegaan.

De taskforce heeft tot doel de participatie van de uiteindelijke gebruikers van het systeem in de ontwikkeling te vergroten en de implementatie van GPS meer gefaseerd plaats te laten vinden. Dit heeft geleid tot een indeling in een aantal releases en een herziene planning. De (start van de) landelijke implementatie van GPS wordt naar huidig inzicht voorzien vóór eind 2007.

De taskforce heeft voorts een technische risico-analyse laten uitvoeren door CAP Gemini. In deze risico-analyse is geconcludeerd dat GPS een complex systeem is, bestaande uit een groot aantal verschillende componenten, samenhangend met de beschreven functies van GPS: digitaal werken, registratie van alle gegevens, werkstroombesturing en communicatie. Hierdoor is de integratie van deze componenten tot een werkend geheel ingewikkeld. Er zijn diverse risicogebieden genoemd en heroverweging van de technische architectuur is aanbevolen. Daarom is onder regie van ICTRO, het ICT-bedrijf van de Rechterlijke Organisatie, een nadere analyse uitgevoerd van deze bevindingen van CAP Gemini. Deze analyse is uitgevoerd door een extern bureau (VKA) en het Softwarelab van TU Eindhoven. De uitkomst is dat de architectuur op zichzelf bruikbaar is. Verbeteringen zijn echter mogelijk en noodzakelijk en kunnen in de komende fasen verantwoord worden uitgevoerd, waardoor de stabiliteit en performance kunnen worden gegarandeerd voor alle gebruikers binnen het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak.

tijdpad voor de invoering in de komende jaren

De start van de landelijke implementatie wordt – zoals reeds is opgemerkt – naar huidig inzicht voorzien vóór eind 2007, te beginnen in Amsterdam, Den Bosch en het CVOM. Aansluitend zullen telkens dakpansgewijs per cluster parketten de eerste releases worden uitgerold. Dit zal in 2008 worden afgerond. Gelijktijdig worden de volgende releases getest, in pilotsituaties uitgeprobeerd en gereed gemaakt voor landelijke uitrol.

De DAD vervult ook de komende tijd een belangrijke rol in de monitoring van de kwaliteit van GPS. Door de DAD wordt continu een audit uitgevoerd op de toereikendheid van functionaliteit en op het prestatief vermogen van GPS.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 VI en 29 271, nr. 17, p. 4.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2006–2007, 29 271, nr. 5, p. 1.

XNoot
3

Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 VI, nr. 2, p. 257; vgl. ook p. 28 en 65.

XNoot
1

Kamerstukken II, 2004–2005, 29 849, nr. 3, p. 88.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2006–2007, 28 684 en 30 800 VI, nr. 101, p. 13.

Naar boven