30 800 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2007

nr. 138
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2007

Hierbij doe ik uw Kamer toekomen de Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2006, die in mijn opdracht is uitgevoerd door de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam1. Om verzekerd te zijn van een objectieve, onafhankelijke en wetenschappelijk verantwoorde opzet en inhoud van de monitor is de totstandkoming begeleid door een commissie die onder meer bestaat uit externe wetenschappers. Deze monitor volgt op de kwantitatieve Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand Kwantitatieve gegevens 2005 die ik u bij brief van 30 augustus 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 VI, nr. 179) heb doen toekomen.

De bevindingen uit het onderzoek zijn relevant voor de beoordeling van de stand van het rechtsbijstandstelsel, maar ook voor wijzigingen in dat stelsel.

MONITOR GESUBSIDIEERDE RECHTSBIJSTAND 2006

Inleiding

De Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2006 verschaft een trendmatig en getalsmatig inzicht dat van belang is voor de bewaking van de effectiviteit van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Daarbij staat centraal de toegankelijkheid van het stelsel voor de (minder draagkrachtige) rechtzoekende, het aanbod aan rechtsbijstandverleners en de kwaliteit van de gesubsidieerde rechtsbijstand.

Tevens bevat deze monitor gegevens over actuele ontwikkelingen in het stelsel: het verwijsarrangement, de wijziging in de aanvraagprocedure als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet VIValt – de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure voor gesubsidieerde rechtsbijstand – en de invoering van de «voorziening deskundigenbericht». Verder zijn in deze monitor opgenomen de resultaten van een in 2006 onder rechtsbijstandverleners verrichtte enquête.

In de volgende monitor over het jaar 2007 zullen onder meer de resultaten worden opgenomen van een enquête die is uitgevoerd onder cliënten van het Juridisch Loket.

Het gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand

Juridisch Loket

In het monitorjaar 2006 zijn voor het eerst alle juridische loketten, die de publieksfunctie van de bureaus rechtshulp hebben overgenomen, operationeel. Het aantal publiekscontacten van de loketvestigingen oversteeg in 2006 met 575 315 ruimschoots het gestelde doel van 457 000 alsmede het aantal contacten dat voorheen bij de bureaus rechtshulp werd gerealiseerd. Het Juridisch Loket slaagt er dus in om rechtzoekenden een goed functionerende eerstelijns rechtshulp (oriëntatie, informatie en juridisch advies) te bieden.

Zoals de Minister van Justitie u reeds berichtte in zijn brief «Mediation en het rechtsbestel» van 26 april 2007 (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 528, nr. 5), levert het Juridisch Loket daarnaast met de integrale benadering van geschillen een wezenlijke bijdrage aan het doel dat de burger een meer bewuste keuze maakt bij het oplossen van de geschillen en in de daartoe aangewezen gevallen kiest voor mediation.

Toevoegingen

In 2006 zijn door de Raden voor Rechtsbijstand 15% meer toevoegingen afgegeven dan in 2005, in totaal 414 762. De stijging in het aantal toevoegingen komt deels door de stijging in het aantal afgegeven reguliere toevoegingen (11% ten opzichte van 2005) en deels voor rekening van de lichte adviestoevoegingen waarvan er in 2006 16 894 zijn afgegeven.

Wat betreft de reguliere toevoegingen werden in absolute aantallen de meeste toevoegingen afgegeven op het terrein van het strafrecht (153 034), gevolgd door toevoegingen op het gebied van het personen- en familierecht (88 031) en het vreemdelingenrecht (28 825). Lichte adviestoevoegingen zijn vooral afgegeven op het terrein van het verbintenissenrecht (27%) en het arbeidsrecht (21%).

In 2006 zijn er 2509 toevoegingen afgegeven ten behoeve van mediation waarvan 92% op het terrein van het personen- en familierecht. Over de wijze waarop de keuze voor mediation in de komende jaren verder zal worden gestimuleerd, verwijs ik u eveneens naar voornoemde brief «Mediation en het rechtsbestel».

Het aanbod

In 2006 verleenden voor het eerst meer dan 7 000 rechtsbijstandverleners gesubsidieerde rechtsbijstand, waarvan 93% advocaat is. Van alle bij de balie ingeschreven advocaten verleent 46% gesubsidieerde rechtsbijstand, hetgeen een stijging is van 9% ten opzichte van vorig jaar (6556). Het gemiddeld aantal toevoegingen per rechtsbijstandverlener is de afgelopen jaren licht gestegen naar 56, met inbegrip van mediation en lichte adviestoevoegingen naar 59. Er zijn iets minder rechtsbijstandverleners die zeer sporadisch (een tot 10 op jaarbasis) toevoegingen doen, en iets meer rechtsbijstandverleners die meer dan 100 toevoegingen op jaarbasis doen.

Ook het aantal mediators is ruimschoots voldoende. Eind 2006 waren er 534 mediators ingeschreven bij de raden voor rechtsbijstand, hetgeen een stijging is van 7% ten opzichte van 2005.

Uit een analyse van de gegevens over de in- en uitstroom van rechtsbijstandverleners in het stelsel en de ontwikkeling van het aantal toevoegingen per rechtsbijstandverlener door de jaren heen, volgt dat er op korte termijn geen aanbodprobleem zal ontstaan.

Kwaliteit

Sinds 2004 zijn de in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand actieve rechtsbijstandverleners verplicht om hun praktijk eens in de drie jaar te laten toetsen aan de kwaliteitsstandaard. Deze kwaliteitsaudit is bedoeld om te bewerkstelligen dat de gesubsidieerde rechtsbijstand structureel van voldoende niveau is. Uit de enquête onder rechtsbijstandverleners volgt dat een kleine meerderheid van de advocatuur deze audit een goede gelegenheid vindt om hun kwaliteitsbeleid te bewaken. Verder blijkt dat circa 45% lid is van een specialistenvereniging en dat bijna 40% al in 2006 uitvoering heeft gegeven aan cliënttevredenheidsonderzoeken, terwijl dit laatste pas vanaf dit jaar verplicht is binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De Kwaliteitsstandaard 2007 schrijft voor dat advocatenkantoren het gebruik van intervisie als kwaliteitsinstrument in de praktijk verder moeten gaan uitbouwen. In een volgende monitor zal hierover worden gerapporteerd.

Actuele ontwikkelingen

Het verwijsarrangement

In het geval de eerstelijnsrechtshulp door het Juridisch Loket niet toereikend is, wordt een rechtzoekende desgewenst rechtstreeks doorverwezen naar een rechtsbijstandverlener die een verwijsarrangement heeft afgesloten met één van de Raden voor Rechtsbijstand. Op basis van een (lichte) adviestoevoeging krijgt de rechtzoekende dan de gewenste, verdergaande rechtsbijstand van een in het specifieke rechtsprobleem gespecialiseerde rechtsbijstandverlener. De rechtzoekenden zijn zeer tevreden over deze voorziening. Het verwijsarrangement zorgt voor een goede doorstroming van de minder draagkrachtige rechtzoekenden van de eerstelijns naar tweedelijns rechtshulpvoorziening binnen het stelsel. Maar liefst 90% van de door het Juridisch Loket doorverwezen cliënten komt ook daadwerkelijk terecht bij de advocaat.

Eind 2006 had ruimschoots 60% van de aan het stelsel deelnemende advocaten een verwijsarrangement gesloten. Uit de gehouden internetenquête onder de advocaten naar hun eerste ervaringen blijkt dat de ervaringen van de advocaten met het verwijsarrangement overwegend positief zijn. Zowel de rechtzoekende als de advocaat ervaart het vergezellende «elektronische dossier» als zeer nuttig en tijdbesparend. Wel zou de kwaliteit van de inschatting bij de doorverwijzing naar de advocatuur in sommige gevallen verbetering behoeven. Het gaat hier dan ook om een nog vrij nieuwe activiteit die zowel voor de juridische loketten als de advocatuur nog enige gewenning vergt. Het komende jaar zullen activiteiten worden ondernomen ter verbetering van het kwaliteitsniveau van de doorverwijzing. Naast een investering in het kennisniveau van de loketmedewerkers op dit terrein én een verfijning van het productenhandboek dat de medewerker ondersteunt bij de doorverwijzing, zal aan de advocatuur worden gevraagd om een goede feedback te geven aan het Juridisch Loket over de wijze van doorverwijzing.

VIValt

In april 2006 werd de Wet VIValt van kracht die voorziet in een vereenvoudiging van de aanvraagprocedure voor een toevoeging. Uit de enquête volgt dat twee derde van de rechtsbijstandverleners de aanvraagprocedure van een toevoeging sterk vereenvoudigd vinden waardoor het als minder belastend wordt ervaren voor de rechtszoekenden en de rechtsbijstandverleners. Een uitzondering vormen op dit moment nog die gevallen waarin een verzoek om peiljaarverlegging dient te worden gedaan (circa 3% van de afgegeven toevoegingen). De eerste systeemaanpassingen zijn er op gericht om ook deze procedure minder belastend te maken. Voor rechtzoekenden zijn door de Wet VIValt de procedurele drempels bij het aanvragen van gesubsidieerde rechtsbijstand aanzienlijk verminderd.

De vraag of en in hoeverre de Wet VIValt van invloed is geweest op de toename van het aantal afgegeven toevoeging in 2006, valt niet zonder meer te beantwoorden. Uit de monitor volgt dat meerdere factoren een belangrijke rol kunnen spelen bij de toename van het aantal afgegeven toevoegingen. Het is in ieder geval nog te vroeg om te kunnen vaststellen of er sprake is van een «VIValt-effect» bij de toename van het aantal toevoegingen in 2006 en hoe groot dat effect dan is. In de volgende monitoren zal hierop terug worden gekomen.

Voorziening deskundigenbericht

De voorziening deskundigenbericht strekt ertoe te voorkomen dat rechtzoekenden in letselschadezaken afzien van een beroep op de rechter vanwege de kosten voor het inschakelen van een medische deskundige. De voorziening bestaat uit een subsidie voor een medisch haalbaarheidsonderzoek (een quickscan waarmee in korte tijd duidelijkheid kan worden verkregen over de juridische haalbaarheid van de letselschadezaak) van € 200,– exclusief BTW en een voorschotregeling voor de kosten van deskundigenberichten. Indien uit het medisch haalbaarheidsonderzoek volgt dat een rechtzoekende een voldoende kansrijke zaak heeft, kan hij aanspraak maken op een lening van maximaal € 3 000,– waarmee een deskundige kan worden bekostigd om als getuige op te treden tijdens de procedure. Uit een studie uitgevoerd in 2006 volgt dat er nog maar op beperkte schaal gebruik wordt gemaakt van de voorziening. Het is op dit moment nog te vroeg om hieraan conclusies te kunnen verbinden. Ik heb de Raden dan ook gevraagd het komende jaar de monitoring van deze voorziening door de Raden voort te zetten en daarbij uitgebreid te onderzoeken om welke redenen rechtzoekenden geen gebruik maken van de lening of subsidie.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven