30 800 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2007

29 940
Evaluatie van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden

nr. 110
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 juni 2007

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 31 mei 2007 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie over:

– de brief van de minister van Justitie, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, inzake Voortgangsrapportage programma Versterking opsporing en vervolging, voortgang van motie-Dittrich c.s. inzake raadsman bij het politieverhoor en motie-Weekers/Wolfsen inzake uitbreiden van registratieplicht van verhoren en stand van zaken met betrekking tot het inrichten van het landelijk deskundigenregister (30 800-VI, nr. 86);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 30 maart 2007 inzake de uitkomsten van het overleg met het Openbaar Ministerie inzake enkele aspecten van de bijzondere opsporingsbevoegdheden (29 940, nr. 4).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Haersma Buma (CDA) erkent het belang van het programma Versterking opsporing en vervolging, maar benadrukt dat de voortgang van de opsporing daardoor niet mag worden belemmerd.

– Is er als gevolg van het programma minder personeel beschikbaar om zaken voor de rechter te brengen?

– Wat zijn de kosten van het programma en hoe worden die opgebracht?

Minister Hirsch Ballin zal de motie-Dittrich c.s. van oktober 2006 uitvoeren door mogelijk te maken dat bij het eerste inhoudelijke politieverhoor over ernstige misdrijven of levensdelicten een raadsman vertegenwoordigd is. Is het risico dan niet groot dat de advocaat het verhoor verstoort?

– Waarom kiest de minister niet voor het plaatsen van camera’s bij verhoren over ernstige levensdelicten? De advocaat kan het verhoor dan in een andere ruimte volgen en de rechter kan later aan de hand van de cameraopnamen objectief oordelen over het verloop.

– Wat wordt er gedaan met de motie Weekers/Wolfsen met de intentie om van ieder verhoor een bandopname te maken?

De commissie-Posthumus II speelt een belangrijke rol in het traject dat betrekking heeft op de Schiedammer parkmoord. Wat zal het vervolgtraject zijn? Wanneer wordt nagegaan in hoeverre de herzieningsprocedure bij de Hoge Raad kan worden betrokken bij de heroverweging?

Veel mensen op de werkvloer menen dat handhaving van de wettelijke regeling over de notificatieplicht te veel bureaucratie met zich brengt. Is het mogelijk om die regeling te vereenvoudigen?

De heer Wolfsen (PvdA) is tevreden met de voortgangsrapportage over het programma Versterking opsporing en vervolging. Hij is onder de indruk van de ontwikkelingen bij het NFI, de politie en het Openbaar Ministerie, al wordt de planning niet gehaald. Het valt hem op dat er door de genoemde organisaties momenteel veel openhartiger wordt gecommuniceerd, ook over gemaakte fouten. Dat draagt bij aan herstel van het vertrouwen in die organisaties.

Het NFI is de afgelopen tijd enkele malen op negatieve wijze in de publiciteit geweest. Uit contra-expertise is gebleken dat niet alle onderzoeken bij het NFI correct zijn gedaan. Betreft het onderzoeken die zijn gedaan voordat het verbeterproces is ingezet? Hoe staat het met de voorbereiding van het wetsvoorstel dat tot doel heeft om de positie van deskundigen te verbeteren? Hoe wordt door Justitie gewerkt aan een alternatieve instelling voor het NFI?

De helft van de regiokorpsen voldoet nog niet aan de richtlijnen voor audiovisuele registratie. Die zouden niet in voldoende mate bekend zijn. Zeven korpsen communiceren niet stelselmatig over de verbeteringen. Dat verhoudt zich niet tot de lovende woorden in de brief van de minister over de structurele kwaliteitsverbetering.

De uitvoering van de motie-Weekers/Wolfsen is wat vertraagd, maar de heer Wolfsen vertrouwt erop dat het goed komt.

Het is een doorbraak in Nederland dat de raadsman bij wijze van experiment in een beperkt aantal gevallen bij het politieverhoor mag zijn. Toch pleit de heer Wolfsen ervoor dat de raadsman bij alle politieverhoren aanwezig kan zijn.

De heer De Wit (SP) is ook voorstander van het experiment om een raadsman tot alle politieverhoren toe te laten. Als de raadsman alleen tijdens het eerste verhoor aanwezig mag zijn, is het risico groot dat de nadruk wordt gelegd op de daarop volgende verhoren. De minister laat de mogelijkheid open om ook tot het tweede verhoor en volgende verhoren een raadsman toe te laten, namelijk als de verdachte dat verzoekt. Wie beslist daarover? Geeft afwijzing van dat verzoek recht op een procedure bij de rechter? Wat is de rol van de advocaat tijdens het politieverhoor? Mag hij erop wijzen dat het verhoor niet suggestief dient te zijn en dat de vragen niet alleen bedoeld mogen zijn om een bekentenis af te dwingen? De heer De Wit kan zich niet vinden in de reistijd die voor de advocaat is voorzien en pleit ervoor om die tijd met een halfuur te verlengen.

Hij is verheugd dat wordt gewerkt aan verbetering van de motivering van het strafvonnis. Dat zal het draagvlak voor de uitspraak in de samenleving vergroten.

– Waarom wordt er niet meer gedaan om ervoor te zorgen dat men tegemoetkomt aan de notificatieplicht?

Wordt de optie om gebruik te maken van burgerinformanten open gehouden?

Is de minister bereid om in relatie tot het doorlaatverbod na te gaan of het mogelijk is om in de wet beter te formuleren wat «weet hebben van» inhoudt?

De heer Pechtold (D66) schetst wat er vooraf is gegaan aan de uitvoering van de motie-Dittrich c.s. van oktober 2006. De minister zal de motie overigens niet naar de geest uitvoeren. Het gevaar dreigt dan ook dat de toegevoegde waarde van de aanwezigheid van een raadsman bij het politieverhoor niet groot is.

– Wat verstaat de minister onder «verzoeken» in de zin: «De verdachte kan bij de daarop volgende verhoren verzoeken om de aanwezigheid van zijn raadsman.»?

– Moet dat verzoek altijd worden ingewilligd?

– Is de minister alsnog bereid om aanwezigheid bij navolgende verhoren in het experiment mee te nemen? Deelt hij de visie van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten dat het experiment vermoedelijk alleen een succes wordt als het recht op aanwezigheid bij het politieverhoor een algemeen karakter krijgt?

– Waarom heeft de minister ervoor gekozen om de raadsman een passieve rol toe te dichten tijdens het politieverhoor? Is het mogelijk om die rol uit te breiden en de raadsman tijdens het verhoor meer mogelijkheden tot interactie met zijn cliënt te geven?

– Mag het verhoor van start gaan als de advocaat er na een halfuur nog niet is?

– Wat bedoelt de minister met zijn opmerking dat aan de voorwaarden en de uitgangspunten van het experiment geen rechten kunnen worden ontleend? Welke sancties staan er op het niet nakomen van de afspraken die de minister met onder andere het OM en de politie heeft gemaakt?

Mevrouw Azough (GroenLinks) is tevreden met de stappen die worden gezet ten behoeve van het programma Versterking opsporing en vervolging, Ook zij vindt dat de raadsman bij alle politieverhoren aanwezig moet kunnen zijn. Wat zullen de consequenties daarvan zijn voor de kosten? Zij sluit zich verder aan bij de vragen van de heer Pechtold. Het organiseren van externe tegenspraak vindt zij van essentieel belang om een tunnelvisie te voorkomen.

Mevrouw Azough pleit voor een meer doortastende rol van de rechter-commissaris.

De maatregelen die de minister voorstelt om aan de notificatieplicht te voldoen, zijn volgens mevrouw Azough niet hard genoeg.

De heer De Roon (PVV) is tevreden met de plannen over registratie van politieverhoren. In een aantal gevallen is auditieve registratie verplicht. Veel van de genoemde criteria vindt hij vaag. Hoe is te voorkomen dat daarover in de rechtszaal discussies ontstaan? Wat is het juridische gevolg als men niet aan verplichte auditieve registratie doet?

Hij vraagt aanpassing of uitwerking van de volgende zin: «De verplichting tot audiovisuele registratie geldt ongeacht de hoedanigheid waarin een minderjarige, onder de zestien jaar, of een verstandelijk gehandicapte bij het misdrijf is betrokken.» Geldt dat ongeacht de aard van het misdrijf waarbij een minderjarige of een verstandelijk gehandicapte betrokken was?

De heer De Roon heeft geen behoefte aan toelating van een raadsman bij het politieverhoor. Er worden immers andere maatregelen genomen, waaronder audioregistratie en audiovisuele registratie.

De heer Teeven (VVD) is ook onder de indruk van de hoeveelheid werk die de politie en het Openbaar Ministerie verzetten in het kader van het programma Versterking opsporing en vervolging. Het is wel van belang om de primaire taak niet uit het oog te verliezen.

Het lijkt hem goed om een experiment te doen met de raadsman bij alle politieverhoren die binnen de fase van drie dagen worden gehouden. Dan komt er een antwoord op de vraag of aanwezigheid van de raadsman aldaar voor de verdachte toegevoegde waarde heeft. Ook wordt dan duidelijk of dat vertragend werkt voor de opsporing en de waarheidsvinding en wat de kosten zijn.

Het is goed dat er bij verhoren over levens- en zedendelicten wordt doorgegaan met de audio-/videoregistratie. Daar moet het volgens de heer Teeven vooralsnog bij blijven.

Hij maakt zich zorgen over de wijze waarop met de notificatieplicht wordt omgegaan en verneemt graag bij welke parketten er sprake is van een achterstand. Is de minister ervan overtuigd dat de opsporing door de notificatieplicht niet in het gedrang komt? Mocht dat het geval zijn, dan is het misschien beter om die plicht te laten vervallen.

De heer Teeven wil graag een toelichting op de tekst in de brief van de minister over het doorlaten van verboden goederen.

Vindt de minister het uit kwantitatief en kwalitatief oogpunt noodzakelijk dat er in Nederland een tweede NFI wordt opgericht?

Antwoord van de minister

De minister antwoordt dat er bij de Voorjaarsnota 2006 voor het ministerie van Justitie en het ministerie van BZK een voorziening is getroffen om het programma Versterking opsporing en vervolging te bekostigen. Vorig jaar is in aanvulling op het programma bij brief van 25 augustus toegezegd dat gefaseerd zal worden overgegaan tot het registreren van de verhoren. Voor de eerste fase is de financiering geregeld. Voor de uitbreiding moeten bij gelegenheid extra middelen ter beschikking worden gesteld. De secundaire voorzieningen moeten inderdaad niet ten koste gaan van de primaire. Een projectorganisatie begeleidt de uitvoering en let daarop.

In de motie-Dittrich c.s. en het plenaire debat werd uitgegaan van het eerste grote, inhoudelijke politieverhoor. Dat bestaat uit een aantal onderdelen. De minister zegt toe dat hij voor het zomerreces in een brief de omvang van het experiment opnieuw zal beschrijven. De mogelijkheid bestaat dat de verdachte verzoekt om aanwezigheid van de raadsman bij vervolgverhoren. Als er in het belang van de opsporing beletselen zijn en daarover een twist blijft bestaan, kan dat ter terechtzitting aan de orde worden gesteld. Er is voordien geen beroepsmogelijkheid. De rol van de raadsman is procesbewaking en letten op een juiste weergave in het proces-verbaal. De positie van de rechter-commissaris wordt bezien in het kader van het project Herziening Wetboek van Strafvordering. Jaarlijks krijgt de Kamer bericht van de voortgang van dat project, namelijk vóór de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie.

In zijn brief over het experiment zal de minister ook vermelden of het mogelijk is dat de advocaat op een monitor meekijkt naar het verhoor, of de reistijd voor de advocaat kan worden gewijzigd en wat de winst van en de kosten voor het programma zijn.

Na de evaluatie van de onderzoeksresultaten van de commissie-Posthumus en na de expertmeeting over knelpunten van de huidige wettelijke regeling van het buitengewoon rechtsmiddel herziening, gaat de minister na of er een wetswijziging in dit najaar nodig is en zo ja, welke.

Voor de doorlating geldt dat het College van procureurs-generaal de voorgenomen beslissing voorlegt aan de minister van Justitie. In spoedeisende gevallen, waartoe in de regel de verzoeken tot het afzien van inbeslagneming behoren, is een versnelde procedure mogelijk. Momenteel overweegt hij niet artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering aan te passen, want het OM zegt dat de formulering goed bruikbaar is. Ook de jurisprudentie lijkt daarvoor voldoende houvast te bieden. Het heeft wel de aandacht van de minister.

De plicht om, op enig moment, schriftelijk diegene op de hoogte te stellen jegens wie een bijzondere opsporingsbevoegdheid is uitgeoefend. Dat is de notificatieplicht die wettelijk is geregeld en waaraan dus moet worden voldaan. De minister houdt vast aan extra inspanning tot handhaving van de regeling, zoals dat in het plan van aanpak is verwoord. Als er problemen zijn, meldt hij dat.

De capaciteitsproblematiek van het NFI heeft de aandacht. Er komt een andere algemeen directeur. De werkvoorraden worden wekelijks gemonitord. De achterstanden zijn zo ver weggewerkt dat het NFI in overleg met het Openbaar Ministerie de zaken met de prioriteiten 3 en 4 weer in behandeling kan nemen.

Het wetsvoorstel dat tot doel heeft om de positie van deskundigen te verbeteren en dat mogelijkheden biedt voor contra-expertise, is gereed. De financiële dekking ontbreekt echter nog. Daarover is overleg gaande met de minister van Financiën; hij hoopt het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk voor het zomerreces te kunnen indienen.

Momenteel geldt dat, in geval van zware misdrijven, verhoren van minderjarigen onder de 16 jaar of verstandelijk gehandicapten audiovisueel worden opgenomen. Als de registratieplicht niet wordt nageleefd, moet de rechter in de concrete zaak terugvallen op de schriftelijke vastlegging: het proces-verbaal. Dat betekent niet dat er een procedureel strafvorderlijk gebrek is.

Toezeggingen

De minister zal voor het zomerreces in een brief de omvang van het experiment opnieuw beschrijven. Daarin zal hij ook vermelden of het mogelijk is dat de advocaat op een monitor meekijkt naar het verhoor, of de reistijd voor de raadsman kan worden gewijzigd en wat de winst van en de kosten voor het programma zijn.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Verdonk (VVD), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Weekers (VVD), Van der Vlies (SGP), Van Dijken (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Blok (VVD), Van Miltenburg (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Zijlstra (VVD), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

Naar boven