30 800 IV
Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2007

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2006

Op 11 oktober jl. is een belangrijke stap gezet in het proces van staatkundige verandering van de Nederlandse Antillen. Met Bonaire, Sint Eustatius en Saba heb ik afspraken gemaakt over hun toekomstige staatkundige positie. Deze positie zal een openbaar lichaam binnen het Nederlandse staatsbestel zijn. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wens van de drie eilanden om een directe band te hebben met Nederland.

Na de openbaarmaking van de voorlichting van de Raad van State over de hervorming van de staatkundige verhoudingen van de Antilliaanse eilanden, waarover ik u bij brief van 29 september 2006 heb geïnformeerd (TK 2006–2007, 30 800 IV, nr. 4), heb ik van 2 tot en met 4 oktober op Bonaire overleg gevoerd met de drie betrokken eilanden. Dit overleg diende als voorbereiding op de Miniconferentie die op 10 en 11 oktober 2006 in Den Haag heeft plaatsgevonden. Het Land Nederlandse Antillen was als waarnemer bij deze conferentie aanwezig.

De slotverklaring van de Miniconferentie is bijgevoegd bij deze brief.1 Hierin wordt in de eerste plaats ingegaan op de staatsrechtelijke positie en de interne staatkundige structuur van de drie eilanden. Hier is onder andere opgenomen dat de ingezetenen van de drie eilanden die Nederlander zijn, het kiesrecht zullen krijgen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Onderzocht zal nog worden op welke wijze het kiesrecht voor de Eerste Kamer in de nieuwe situatie kan worden uitgeoefend. Vervolgens wordt op een aantal punten aangegeven hoe de nieuwe positie van de drie eilanden zal worden ingevuld. Er zijn onder meer afspraken gemaakt over de rechtshandhaving en over de overheidsfinanciën. Ten slotte hebben we afspraken gemaakt met betrekking tot het transitieproces en de interimperiode. Hier is onder meer bevestigd dat het Land en de eilandgebieden, totdat de opheffing van het Land een feit is, voldoen aan al hun verplichtingen die dit staatsverband met zich meebrengt. Nederland zal dit binnen de bestaande mogelijkheden van het Statuut borgen. Dit betekent dat ik bijvoorbeeld de Nederlands-Antilliaanse regering zal aanspreken als zij haar verplichtingen jegens de eilandgebieden niet nakomt.

Met de drie eilanden heb ik afgesproken dat we de periode tot 1 januari 2007 gebruiken om een stappenplan op te stellen voor het transitieproces. Zoals ik in mijn brief van 29 september jl. aangaf, gaat het om complexe materie en is het van belang dat dit zorgvuldig wordt aangepakt. Alle activiteiten die nodig zijn om de eilanden voor te bereiden op hun nieuwe positie zullen in dit stappenplan worden opgenomen. Het gaat daarbij onder meer om het vaststellen en uitvoeren van maatregelen die bij moeten dragen aan een verbetering van de financiële en sociaal-economische positie van de eilanden. Dit kan op korte termijn gebeuren. Nederland zal bij de uitvoering van deze maatregelen ondersteuning bieden.

Daarnaast zal er op veel terreinen onderzoek moeten plaatsvinden, zodat duidelijk wordt hoe de nieuwe positie van de eilanden wordt ingevuld. Onderzocht moet bijvoorbeeld worden welke taken de eilanden zelf kunnen uitvoeren en welke taken Nederland op zich zal nemen. Ook zal moeten worden bepaald welke wetgeving op de drie eilanden van toepassing zal zijn en op welke wijze de overgang van Antilliaanse naar Nederlandse wetgeving kan plaatsvinden.

De implementatie van de afspraken die ik met de drie kleine eilanden heb gemaakt, kan wat mij betreft niet los worden gezien van de totstandkoming van een akkoord met Curaçao en Sint Maarten om een nieuwe, meer autonome, positie binnen het Koninkrijk te verkrijgen. Het gaat immers om een breder proces waarbij uiteindelijk het Land Nederlandse Antillen zal worden opgeheven. Met Bonaire, Sint Eustatius en Saba heb ik daarom afgesproken dat de slotverklaring van de Miniconferentie – onverkort – wordt samengevoegd met een bestuurlijk akkoord dat op een later moment met Curaçao en Sint Maarten kan worden bereikt. Ik streef ernaar dit akkoord nog dit jaar te bereiken. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, zal ik in januari aanstaande in overleg met Bonaire, Sint Eustatius en Saba de situatie nader bezien. We hebben tevens gesteld dat het wenselijk is dat de regering van de Nederlandse Antillen instemt met de afspraken die tijdens de Miniconferentie zijn gemaakt, alvorens deze kunnen worden geïmplementeerd. Het Land zal immers uiteindelijk ook moeten instemmen met de overgang naar de nieuwe staatkundige situatie.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven