nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat beleggingsinstellingen
de mogelijkheid hebben om vastgoed dat zij reeds in portefeuille hebben te
herontwikkelen of nieuw vastgoed voor de eigen portefeuille te ontwikkelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde tot
en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen
wordt bij een beleggingsinstelling onder het beleggen van vermogen mede verstaan:
a. het houden van aandelen in een ander lichaam waarvan doel en feitelijke
werkzaamheid bestaan uit het ontwikkelen van vastgoed ten behoeve van de beleggingsinstelling
of ten behoeve van met die beleggingsinstelling verbonden lichamen die als
beleggingsinstelling zijn aangemerkt, alsmede het besturen van een zodanig
lichaam;
b. het investeren in een verbetering of uitbreiding van vastgoed,
ingeval de investering minder bedraagt dan 30% van de WOZ-waarde van
dat vastgoed, bedoeld in artikel 3.30a van de Wet inkomstenbelasting 2001,
voorafgaande aan de aanvang van de werkzaamheden.
2. In het zesde lid (nieuw) wordt «het vierde lid» vervangen
door: het vijfde lid.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «het vierde lid»
vervangen door: het vijfde lid.
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2006 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling
voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor
beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting (Kamerstukken II 2005/06,
30 533) eerder tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet,
wordt in artikel I, eerste lid, van deze wet «onder vernummering van
het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid» vervangen
door: onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot
en met achtste lid.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, maar niet eerder dan
met ingang van 1 januari 2007, en vindt voor het eerst toepassing met
betrekking tot boekjaren die eindigen na het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,