30 682
Wijziging van enige socialeverzekeringswetten en enige andere wetten (Verzamelwet sociale verzekeringen 2007)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 13 september 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel III worden na onderdeel B twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 19, tweede lid, tweede zin, komt te luiden: Onder wachtdagen wordt niet verstaan de periode dat de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, aanhef, onder 1°, in de eerste dertien weken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, een uitkering op grond van deze wet ontvangt.

Bb

Artikel 20, zesde lid, komt te luiden:

6. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing gedurende de periode dat de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, aanhef, onder 1°, in de eerste dertien weken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, een uitkering op grond van deze wet ontvangt, indien hij door deze ziekte minder of niet beschikbaar is voor arbeid dan het aantal arbeidsuren dat hij heeft verloren.

2

In artikel III wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Indien de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, aanhef, onder 1°, van de Ziektewet, gedurende de periode dat hij in de eerste dertien weken een uitkering ontvangt op grond van deze wet een verplichting voortvloeiend uit artikel 45, eerste lid, van de Ziektewet niet is nagekomen, weigert het UWV de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk. Deze maatregel eindigt in ieder geval op het moment dat de persoon niet langer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.

2. Onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot zesde tot en met tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Het opleggen van een maatregel op grond van het vierde lid blijft achterwege indien voor dezelfde gedraging een maatregel op grond van het eerste, tweede of derde lid kan worden opgelegd.

3. In het tiende lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door: zesde lid.

3

In artikel III wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden 4 leden toegevoegd, luidende:

2. Voor de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, aanhef, onder 1°, van de Ziektewet die eerder dan de eerste dag van de veertiende week van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, wordt voor de vaststelling van de periode tussen de eindiging en de herleving van het recht op uitkering, de periode waarin het ziekengeld wordt uitbetaald tijdens de eerste 13 weken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, buiten beschouwing gelaten.

3. Voor de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen e of f, van de Ziektewet worden voor de vaststelling van de periode tussen de eindiging en de herleving van het recht op uitkering, telkens nadat het recht op uitkering geheel is geëindigd wegens ziekte, de eerste drie maanden waarin de persoon een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, buiten beschouwing gelaten.

4. Voor de bepaling van de periode van drie maanden bedoeld in het derde lid, worden perioden waarover de in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, bedoelde uitkeringen worden ontvangen samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

5. Artikel 19, tweede lid, is van toepassing op het tweede tot en met vierde lid.

4

In artikel III wordt na onderdeel J een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ja

Artikel 79, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. die hij op grond van deze wet ontvangt in de eerste dertien weken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, waarbij artikel 20, zevende lid, van overeenkomstige toepassing is.

5

In artikel VI wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

In artikel 104, zevende lid, wordt «uitkeringen» vervangen door: uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet.

6

Aan artikel VI, onderdeel J, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

4. Onderdeel e, komt te luiden:

e. de uitvoeringskosten, voor zover die betrekking hebben op de in de onderdelen a tot en met d bedoelde uitkeringen;.

7

Artikel VI, onderdeel K, onder 2, komt te luiden:

2. Het negende lid komt te luiden:

9. Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen voorts:

a. de kosten die verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, recht heeft op een uitkering die ten laste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas;

b. de op grond van artikel 2.8 van de Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen;

c. de uitvoeringskosten, voor zover deze betrekking hebben op de in het eerste lid bedoelde uitkeringen.

8

Artikel VI, onderdeel L, komt te luiden:

L

Artikel 117b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel f, wordt na «verschuldigd zouden zijn» ingevoegd: en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet,.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. De kosten die verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, recht heeft op een uitkering die ten laste komt van de Werkhervattingskas.

3. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

7. Ten laste van de Werkhervattingskas komen voorts de uitvoeringskosten, voor zover deze betrekking hebben op de in het eerste lid bedoelde uitkeringen.

9

In artikel XII wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 21, vijfde lid, komt te luiden:

5. Op de WGA-uitkering, bedoeld in het derde lid, wordt, indien de persoon, die op grond van deze paragraaf verzekerd is, meer verdient dan zijn resterende verdiencapaciteit als bedoeld in artikel 60, vierde en vijfde lid, per kalendermaand in mindering gebracht: 0,7 x A x B/C waarbij:

A staat voor dat meerdere;

B staat voor het dagloon waarnaar de WGA-uitkering is berekend;

C staat voor het dagloon waarnaar de WGA-uitkering zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag.

10

Artikel XII, onderdeel M, komt te luiden:

M

Artikel 58, eerste lid, komt te luiden:

1. De verzekerde voldoet aan de referte-eis indien:

a. hij in 36 weken onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag na de dag waarop het recht op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of bezoldiging op grond van hoofdstuk IV, vierde afdeling, van de Ziektewet of het recht op ziekengeld op grond van artikel 29 van de Ziektewet is geëindigd, in ten minste 26 weken als verzekerde arbeid heeft verricht;

b. hij onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet; of

c. zijn recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd wegens het gaan verrichten van arbeid in dienstbetrekking en hij op de eerste dag van de wachttijd recht op herleving van die uitkering zou hebben gehad, indien hij op die dag geen recht had gekregen op ziekengeld als bedoeld in de Ziektewet.

11

In artikel XII, onderdeel N, wordt «arbeidsongeschiktheidsuitkering» telkens vervangen door: loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering.

12

In artikel XII wordt na onderdeel N, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Na

Artikel 61, eerste lid, komt met ingang van 1 januari 2008 te luiden:

1. De loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering bedraagt per kalendermaand:

a. 0,75 x (A-B x C/D) over de eerste twee maanden waarin het recht op uitkering bestaat; en

b. 0,7 x (A-B x C/D) vanaf de derde maand waarin het recht op uitkering bestaat. Hierbij staat:

A voor het maandloon;

B voor het in de desbetreffende kalendermaand verworven inkomen;

C voor het dagloon waarnaar de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering is berekend;

D voor het dagloon waarnaar de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag.

13

In artikel XIV wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 29, tweede lid, onderdeel d, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: de verzekerde, behoudens de verzekerde, bedoeld in de onderdelen e of f, die:.

2. Onder 1° wordt «in verband met het verstrijken van de uitkeringsduur» vervangen door: op grond van artikel 20, eerste lid, onderdelen a, b, d of e, van de Werkloosheidswet.

14

Artikel XIV, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen o en p, wordt «het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van die wet» vervangen door: het re-integratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

2. Het achtste lid komt te luiden:

8. Indien aan de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, aanhef, onder 1°, in de eerste dertien weken van zijn ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte een maatregel op grond van artikel 27, vierde lid, van de Werkloosheidswet is opgelegd, wordt de beschikking waarbij die maatregel is opgelegd vanaf de eerste dag van de veertiende week van zijn ongeschiktheid of zoveel eerder als de uitkering op grond van de Werkloosheidswet eindigt op grond van het bepaalde in artikel 20, eerste lid, onderdelen a, b, d of e, van de Werkloosheidswet, geacht gebaseerd te zijn op het eerste lid.

15

Na artikel XVIII wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVIIIA. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET INKOMENSAFHANKELIJKE REGELINGEN

In artikel 16 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien de Belastingdienst/Toeslagen voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming informatie nodig heeft van buiten Nederland kunnen de in het tweede lid genoemde termijnen worden verlengd met ten hoogste zes maanden. De Belastingdienst/Toeslagen stelt de belanghebbende schriftelijk van deze verlenging in kennis.

TOELICHTING

Deze nota van wijziging bevat enkele nadere technische reparaties die hierna bij de verschillende artikelen worden toegelicht.

Een aantal artikelen bevat aanpassingen, die te maken hebben met de wijzigingen in de Wet wijziging WW-stelsel voor de zieke werklozen. Deze worden hierna eerst in algemene zin toegelicht.

Met de Wet wijziging WW-stelsel (Staatsblad 2006, 303) is geregeld dat met ingang van 1 mei 2007 de persoon met een WW-uitkering tijdens de eerste dertien weken van ziekte een WW-uitkering blijft ontvangen. Het laten doorlopen van de WW-uitkering bij kortdurende ziekte van de WW-gerechtigde is ingegeven vanuit dereguleringsoptiek. Op dit moment heeft de zieke werkloze recht op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De WW-uitkering wordt in dat geval beëindigd en vervolgens wordt het recht op en de hoogte van de ZW-uitkering bepaald. Nadat de werknemer is hersteld, eindigt de ZW-uitkering en herleeft de WW-uitkering. Deze systematiek is voor korte periodes van ziekte belastend voor de uitvoering en leidt tot hogere uitvoeringskosten. Met de wijziging per 1 mei 2007 is geen verslechtering of begunstiging van de positie van de zieke werkloze beoogd. Bij nader inzien is gebleken dat dit aan de orde zou kunnen zijn. In deze nota van wijziging wordt dit gerepareerd.

Met ingang van 1 mei 2007 heeft de zieke werknemer tijdens de eerste dertien weken van ziekte zowel recht op een WW-uitkering als op een ZW-uitkering, maar komt de ZW-uitkering tijdens deze periode niet tot uitbetaling. Bij een aantal uitsluitingsgronden (detentie, vakantie genieten) eindigt het WW-recht, terwijl het recht op ZW-uitkering doorloopt. Voorgesteld wordt dat de ZW-uitkering in deze situaties eerder tot uitbetaling kan komen dan na dertien weken ziekte.

Op grond van de huidige regeling wordt de periode van maximaal drie maanden op de resterende WW-uitkeringsduur na herleving in mindering gebracht indien de WW-uitkering wegens ziekte is beëindigd. Deze regeling vervalt met ingang van 1 mei 2007 nu de zieke werkloze een WW-uitkering blijft ontvangen. Echter, werklozen die ziek zijn als gevolg van zwangerschap of bevalling dan wel als gevolg van orgaandonatie behouden met ingang van 1 mei 2007 vanaf de eerste dag van ziekte recht op een ZW-uitkering van 100% van hun dagloon. Voor hen zou de huidige regeling nog wel moeten gelden. Voorgesteld wordt voor deze doelgroep te regelen dat de duur van het ziekengeld tot maximaal dertien weken, evenals in de huidige situatie, bij herleving in mindering wordt gebracht op de duur van de WW.

Met ingang van 1 mei 2007 heeft de zieke werklozen tijdens de eerste dertien weken van ziekte, zowel de verplichtingen van de WW als de ZW. Er is geregeld dat bij overtreding van een verplichting op grond van de ZW, de maatregel ingehouden wordt op de WW-uitkering. Verzuimd is daarbij aan te geven dat in deze situatie de ZW-maatregel stopt, zodra de werkloze hersteld is. Het is niet de bedoeling dat een ZW-maatregel doorloopt na het herstel van de zieke werkloze. Geregeld wordt dat deze maatregel eindigt op het moment dat de verzekerde niet langer ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte en dat eenzelfde handeling van de werknemer niet kan leiden tot een dubbele maatregel als deze handeling zowel een overtreding is van een verplichting op grond van de ZW en de WW.

Toelichting op de artikelen

1

Bij de wijziging van artikel 19 van de WW in het kader van de Wet wijziging WW-stelsel is er van uit gegaan dat zieke werklozen gedurende de gehele periode van de eerste dertien weken van ziekte een uitkering op grond van de WW zouden ontvangen. Alleen in het geval de uitkeringsduur is verstreken in die dertien weken, zou de zieke werklozen eerder dan de eerste dag van de veertiende week ziekengeld ontvangen.

Bij nader inzien kunnen zich echter meerdere situaties voordoen waarin een zieke werkloze eerder dan de eerste dag van de veertiende week van ziekte ziekengeld in plaats van een WW-uitkering ontvangt. Dit is geregeld in het voorgestelde artikel 29, tweede lid, onderdeel d, onder 1°. Indien zich een van de situaties, beschreven in artikel 20, eerste lid, onderdelen a, b, d of e, voordoet, waardoor het recht op WW-uitkering wordt beëindigd, wordt het ziekengeld eerder dan de eerste dag van de veertiende week uitgekeerd. In die situaties ontvangt de zieke werkloze gedurende een gedeelte van die periode van die dertien weken WW-uitkering en gedurende een ander gedeelte ZW-uitkering (indien hij daar recht op heeft). Om ervoor te zorgen slechts de periode dat de zieke werkloze WW-uitkering ontvangt gedurende de eerste dertien weken niet onder de wachtdagen vallen, wordt artikel 19 (onderdeel Ba) aangepast.

Artikel 20 (onderdeel Bb) wordt gewijzigd omdat niet alle zieke werkloze gedurende de gehele periode van de eerste dertien weken van ziekte een WW-uitkering ontvangen. Zie voor uitgebreide uitleg de toelichting op de wijziging van artikel 19.

Om ervoor te zorgen dat ook de zieke werklozen, die niet gedurende die hele periode WW-uitkering ontvangen, onder het bereik van artikel 20 vallen, wordt dit artikel gewijzigd.

2

Artikel 27,vierde lid, van de WW

Voorgesteld wordt om het vierde lid te wijzigen omdat er bij de invoering van de Wet wijziging WW-stelsel van is uitgegaan dat alle zieke werklozen tijdens de eerste dertien weken van ziekte een uitkering op grond van de WW ontvangen.

Dit uitgangspunt klopt om twee redenen niet.

Ten eerste ontvangen, zoals aangegeven in de toelichting op artikel 19, niet alle zieke werklozen gedurende de gehele periode van de eerste dertien weken van ziekte een WW-uitkering. Om te zorgen dat ook deze groep zieke werklozen onder het bereik van het vierde lid vallen, wordt dit lid aangepast.

Ten tweede ontvangt de groep zieke werklozen die ziek zijn als gevolg van zwangerschap, bevalling of orgaandonatie (artikel 29, tweede lid, onderdelen e en f, van de ZW) in de eerste dertien weken gewoon ziekengeld in plaats van een WW-uitkering. Hierdoor dient de eerste zin van het vierde lid slechts naar die groep werklozen te verwijzen die wel in de periode van dertien weken een WW-uitkering ontvangen. Dit is geregeld door te verwijzen naar de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, aanhef en onder 1°, van de ZW.

Verder wordt er voorgesteld een tweede zin aan het vierde lid toe te voegen.

Uit de eerste zin vloeit voort dat de zieke werkloze die in de eerste dertien weken van ziekte een WW-uitkering ontvangt, ook aan de verplichtingen voortvloeiend uit de ZW dient te voldoen. Als hij hier niet aan voldoet, kan een maatregel op grond van de WW worden opgelegd. Als deze persoon niet meer ziek is, zou deze maatregel moeten eindigen. Echter, nu deze maatregel op grond van de WW is opgelegd, betekent dat niet automatisch dat deze maatregel eindigt zo gauw de persoon niet meer ziek is. De situatie kan zich voordoen dat deze persoon werkloos is en niet meer ziek, maar nog wel gekort wordt op zijn WW-uitkering, opgelegd vanwege het niet voldoen aan een verplichting uit de ZW. Om dit te voorkomen is in de tweede zin bepaald dat de maatregel die is opgelegd omdat niet aan verplichtingen uit de ZW is voldaan, in ieder geval eindigt indien de persoon niet langer ziek is.

Vijfde lid (nieuw):

Er wordt voorgesteld een nieuw vijfde lid aan artikel 27 toe te voegen. Door toevoeging van dit lid wordt ten eerste geregeld dat indien een zieke werkloze niet voldoet aan een verplichting die zowel uit de WW als de ZW voorvloeit, een maatregel op grond van het niet nakomen van een verplichting die voortvloeit uit de WW (artikel 27, eerste, tweede en derde lid) dient te worden opgelegd. Indien immers een maatregel op grond van het niet nakomen van een verplichting die voortvloeit uit de ZW zou worden opgelegd (artikel 27, vierde lid), zou deze maatregel eindigen zo gauw de persoon niet langer ziek is (zie de tweede zin van het voorgestelde vierde lid). Dit is niet de bedoeling aangezien de maatregel ook betrekking heeft op het niet nakomen van een verplichting die voortvloeit uit de WW.

Ten tweede wordt door het nieuwe vijfde lid voorkomen dat er een maatregel op grond van het vierde lid wordt opgelegd, indien voor dezelfde gedraging al een maatregel op grond van het eerste, tweede of derde lid is opgelegd. Dit vloeit voort uit het feit dat er bepaald wordt dat indien voor een gedraging een maatregel op grond van de WW kan worden opgelegd, er geen maatregel op grond van het vierde lid wordt opgelegd.

3

Artikel 43 van de WW bevat de hoofdregel omtrent de bepaling van de uitkeringsduur na herleving van de WW-uitkering. De hoofdregel is dat indien herleving van het recht op uitkering heeft plaatsgevonden na volledige beëindiging van dat recht, de uitkeringsperiode wordt verlengd met de periode van onderbreking.

Bij de Wet wijziging WW-stelsel is artikel 43 gewijzigd en is de uitzondering die op de hoofdregel werd gemaakt (in het oude tweede lid) komen te vervallen. Deze uitzondering betrof de situatie dat het recht op uitkering was beëindigd wegens ziekte. In dat geval zou bij herleving van dat recht de uitkeringsduur niet verlengd worden met de periode van ziekte indien deze korter had geduurd dan drie maanden. Deze uitzondering werd geacht overbodig te zijn nu de zieke werkloze tijdens de eerste dertien weken van ziekte een uitkering op grond van de WW blijft ontvangen.

Bij nader inzien is gebleken dat toch niet volstaan kan worden met de in artikel 43 vervatte hoofdregel, dit om twee redenen.

Ten eerste kan zich de situatie kan voordoen dat een zieke werkloze eerder dan de eerste dag van de veertiende week van ziekte ziekengeld ontvangt. Zie de toelichting op artikel 19 voor uitgebreide toelichting. Om te regelen dat het gedeelte van die periode van dertien weken dat hij geen WW-uitkering, maar ziekengeld ontvangt, buiten beschouwing blijft bij de herleving van de uitkering, is het nodig een extra bepaling aan artikel 43 toe te voegen. In het voorgestelde tweede lid wordt dan ook geregeld dat de periodes dat de zieke werkloze tijdens de eerste dertien weken van ziekte geen WW-uitkering ontvangt, maar ziekengeld, bij de bepaling van de uitkeringsduur na herleving, buiten beschouwing wordt gelaten.

De tweede reden waarom een uitzondering op de hoofdregel nodig is, is dat de regel dat zieke werklozen de eerste dertien weken van hun ziekte een WW-uitkering ontvangen niet voor de groep werklozen die ziek zijn als gevolg van zwangerschap, bevalling of orgaandonatie (artikel 29, tweede lid, onderdelen e en f, van de ZW) geldt. Deze groep werklozen ontvangen in de eerste dertien weken gewoon ziekengeld in plaats van een WW-uitkering. Hierdoor is het noodzakelijk dat voor deze groep de in het oude tweede lid van artikel 43 geregelde uitzondering weer in het leven wordt geroepen. Dat wordt geregeld in het voorgestelde derde lid van artikel 43.

Daarnaast wordt voorgesteld een vierde en een vijfde lid aan artikel 43 toe te voegen. De inhoud van deze leden stemt grotendeels overeen met de inhoud van het oude derde en vierde lid van artikel 43, waarin regels werden gesteld over het oude tweede lid, en eveneens zijn komen te vervallen bij inwerkingtreding van de Wet wijziging WW-stelsel. In het nieuwe vijfde lid wordt artikel 19, tweede lid, ook van toepassing verklaard op het nieuwe tweede lid van artikel 43. In artikel 19, tweede lid, wordt bepaald wanneer het niet betalen van een ZW-uitkering moet worden gelijkgesteld met het ontvangen van een ZW-uitkering, dit is ook van belang voor het tweede lid van artikel 43. Verder wordt voorgesteld om de samentellingsregel van het vierde lid niet van toepassing te laten zijn op het tweede lid, omdat dit overbodig zou zijn. Deze samentellingsregel is in het leven geroepen om de onbillijke situatie te voorkomen dat bij iemand die regelmatig uitvalt (met korte onderbrekingen) wegens ziekte steeds opnieuw de eerste dertien weken van ziekte buiten beschouwing worden gelaten bij herleving van de WW. Het is niet nodig dit te regelen voor het tweede lid, omdat de maximale periode van uitbetaling van ziekengeld in de periode bedoeld in het tweede lid immers dertien weken betreft, waardoor er zich geen onbillijke situaties kunnen voordoen die door de samentellingsregel worden voorkomen.

4

Dit artikel dient te worden aangepast omdat, zoals ook in de toelichting op de wijziging van artikel 19 van de WW wordt uitgelegd, niet alle zieke werklozen gedurende de gehele periode van de eerste dertien weken van ziekte een WW-uitkering ontvangen. Daarom dient in onderdeel c van het tweede lid van artikel 79 verduidelijkt te worden dat het om een WW-uitkering gaat («uitkering die hij op grond van deze wet ontvangt») en wordt er niet meer gesproken van «gedurende de dertien weken» maar «in de eerste dertien weken».

5

In artikel 104 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) dient verduidelijkt te worden dat het gaat om WW-uitkeringen («uitkeringen op grond van deze wet») aangezien het mogelijk is dat de zieke werkloze in plaats van een WW-uitkering een ZW-uitkering ontvangt gedurende (een gedeelte van) de eerste dertien weken van ziekte. Dit wordt nader uitgelegd in de toelichting op de wijziging van artikel 19 van de WW.

6, 7 en 8

Voorheen was bepaald in artikel 115, eerste lid, onderdeel e, van de Wfsv dat de uitvoeringskosten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen geheel ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds kwamen. Door de onderhavige wijzigingen in artikel 115, eerste lid, onderdeel e, artikel 117, negende lid, en artikel 117b is tot uitdrukking gebracht dat de uitvoeringskosten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten laste komen van de fondsen waaruit de uitkeringen worden betaald waarop de uitvoeringskosten betrekking hebben.

Door de wijziging in de artikelen 117, negende lid, onderdeel a, en 117b, zesde lid, van de Wfsv wordt verduidelijkt dat het hier gaat om re-integratiekosten ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde die recht heeft op een uitkering die ten laste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas.

9

In artikel XII, onderdelen L en N, staan wijzigingen van de artikelen 52 en 61 van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Door deze wijzigingen wordt een lager verrekenpercentage dan 70% ingevoerd voor degenen die meer verdienden dan het maximumdagloon, om te voorkomen dat deze mensen geen financiële compensatie voor hun loonverlies als gevolg van hun gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid krijgen, terwijl wel de maximale premie is betaald. Ook voor de vrijwillig verzekerden kan dit in bepaalde gevallen voorkomen en om deze reden wordt artikel 21 van de Wet WIA op vergelijkbare wijze gewijzigd. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van de memorie van toeliching.

10

Verzekerden die een uitkering op grond van de WW ontvangen en die ziek worden, hebben na de wachttijd recht op een loongerelateerde uitkering op grond van artikel 58, eerste lid, onderdeel b, van de Wet WIA, ondanks dat ze niet 26 van de 36 weken (referte-eis) voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd hebben gewerkt. Dit geldt niet voor mensen die vanuit de WW in dienstverband zijn gaan werken, geen nieuwe referte-eis hebben opgebouwd, en vervolgens ziek worden. Juist omdat gestimuleerd moet worden dat werklozen een baan vinden, wordt het nieuwe onderdeel c toegevoegd. Er wordt voorgesteld om ook verzekerden die enige tijd hebben gewerkt onder voorwaarden recht te geven op de loongerelateerde uitkering. Het nieuwe onderdeel c is van toepassing op verzekerden die een WW-uitkering ontvangen, vervolgens enige tijd gaan werken in dienstbetrekking en, op een moment waarop ze nog recht zouden hebben op herleving van de WW-uitkering, ziek worden en recht hebben op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Als deze verzekerden in plaats van ziek, werkloos waren geworden, was immers hun WW-uitkering herleefd. Volledigheidshalve: ook in het geval van loondoorbetaling bij ziekte heeft de werknemer recht op ziekengeld op grond van de ZW, alleen wordt het ziekengeld niet uitbetaald.

11

Dit betreft een redactionele wijziging.

12

In artikel III, onderdeel D, van de Wet wijziging WW-stelsel wordt artikel 61, eerste lid, van de Wet WIA opnieuw vastgesteld. Dit onderdeel zal op 1 januari 2008 in werking treden.

Het bepaalt dat artikel 61, eerste lid, als volgt komt te luiden:

1. De loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering bedraagt per kalendermaand:

a. 0,75 (C-D) over de eerste twee maanden waarin het recht op uitkering bestaat; en

b. 0,7 (C-D) vanaf de derde maand waarin het recht op uitkering bestaat. Hierbij staat C voor het maandloon en D voor het in de betreffende kalendermaand verworven inkomen.

Om deze reden bevat onderdeel Na een samenvoeging van de wijziging die de Wet wijziging WW-stelsel in artikel 61, eerste lid, aanbrengt en de wijziging die de Verzamelwet sociale verzekeringen 2007 in artikel 61, eerste lid, aanbrengt. Artikel 61, eerste lid, zal vanaf 1 januari 2008 luiden zoals geformuleerd in onderdeel Na.

13

Er worden twee wijzigingen van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de ZW voorgesteld.

Ten eerste worden in de aanhef van onderdeel d de personen, bedoeld in de onderdelen e en f, uitgezonderd.

Dit betreft geen materiële wijziging, maar een wetstechnische verbetering. De reden hiervoor is dat op dit moment theoretisch gezien onderdeel d ook van toepassing is op de groep werklozen die ziek zijn als gevolg van zwangerschap of bevalling en de groep werklozen die ziek zijn als gevolg van orgaandonatie. Dit komt door de verwijzing in onderdeel d naar artikel 7, onderdelen a en b, waaronder ook voornoemde groepen vallen. Het is echter nooit de bedoeling geweest om onderdeel d van toepassing te laten zijn op deze twee groepen, dit vloeit ook voort uit het feit dat deze twee groepen in onderdeel e en f apart genoemd worden. Echter, om misverstanden te voorkomen, wordt voorgesteld dit expliciet te regelen in onderdeel d.

Ten tweede wordt onderdeel d, onder 1°, gewijzigd. In onderdeel d, onder 1°, wordt geregeld dat de zieke werkloze pas na dertien weken een ZW-uitkering ontvangt.

Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt in datzelfde onderdeel. De zieke werkloze kan eerder dan die dertien weken ziekengeld ontvangen indien zijn WW-uitkering is beëindigd vanwege het bereiken van het einde van de uitkeringsduur.

Met de voorgestelde wijziging wordt beoogd hier een aantal uitzonderingsgronden aan toe te voegen. Hierdoor wordt het ziekengeld eerder dan de genoemde dertien weken uitgekeerd indien zich een van de situaties, beschreven in artikel 20, eerste lid, onderdelen a, b, d of e, voordoet. Dit betreft de situaties dat de werknemer zijn hoedanigheid als werknemer verliest (onderdeel a), indien de werknemer niet langer werkloos is (onderdeel b), zodra een van de uitsluitingsgronden van artikel 19 van toepassing is (onderdeel d) en ten slotte de situatie die wel al op dit moment al uitzonderingsgrond in onderdeel d, onder 1° is, opgenomen: in het geval de uitkeringsduur is verstreken (onderdeel e).

Indien deze uitzonderingsgronden niet toegevoegd zouden worden, kan de situatie ontstaan dat in de genoemde dertien weken een van de onderdelen van artikel 20 van toepassing is, waardoor het recht op WW-uitkering eindigt, terwijl de zieke werkloze pas na dertien weken ziekengeld krijgt uitgekeerd. Hierdoor zou de zieke werkloze een tijdlang geen recht hebben op een WW-uitkering en geen ziekengeld uitgekeerd krijgen. Om deze situatie te voorkomen zijn bovengenoemde uitzonderingsgronden onder 1° opgenomen.

14

Het achtste lid van artikel 45 van de ZW wordt opnieuw vastgesteld.

De wijzigingen van dit achtste lid houden direct verband met de wijziging van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de ZW. Net zoals in dat artikel, worden voor de toepassing van het achtste lid de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen e of f, uitgezonderd. Daarnaast worden de in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, onder 1°, toegevoegde uitzonderingsgronden ook aan het achtste lid toegevoegd. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de wijziging van artikel 29 van de ZW.

15

Dit nieuwe onderdeel bevat een wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die te maken heeft met informatie die uit het buitenland afkomstig is en veelal via de Sociale verzekeringsbank zal worden verkregen van de Belastingdienst/Toeslagen.

Op grond van artikel 16 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen worden voorschotten op een tegemoetkoming verleend binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag of – onder voorwaarden– vóór de aanvang van het berekeningsjaar. Op grond van het voorgestelde nieuwe derde lid wordt het mogelijk de termijn waarbinnen een voorschot wordt verstrekt te verlengen met ten hoogste zes maanden voor de situaties waarin de Belastingdienst/Toeslagen voor de beoordeling of en zo ja tot welke hoogte belanghebbende recht heeft op een tegemoetkoming afhankelijk is van informatie uit het buitenland. Zonder deze informatie is het voor de Belastingdienst/Toeslagen niet steeds mogelijk te beoordelen of en zo ja tot welke hoogte een voorschot kan worden verstrekt. Dit kan vooral spelen in situaties waarin mogelijke samenloop ontstaat met soortgelijke buitenlandse toeslagen, waardoor het coördinatieregime van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, moet worden toegepast.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven