30 673
Wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen

nr. 8
VERSLAG

Vastgesteld 25 september 2007

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

ALGEMEEN2
   
1.Inleiding2
2.Noodzaak tot moderniseren4
2.1Het beter realiseren van het met de wet beoogde doel4
2.2.Versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid6
3.Nieuwe situatie7
3.1.Het versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid7
 Scheiding tussen het publieke en private domein7
 Vereenvoudiging van de financieringssystematiek10
 Neveneffecten13
3.2.Het creëren van meer rechten voor Wsw-geindiceerden13
 Recht op tijdige plaatsing13
 Recht op keuze begeleidingsorganisatie14
 Recht op cliëntenparticipatie14
 Recht op persoonsgebonden budget begeleid werken14
3.3.Het betrekken van reguliere werkgevers15
3.4.Stroomlijning16
4.Reacties van de uitvoerende partijen17
   
ARTIKELSGEWIJS18

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel dat tot doel heeft de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) aan te passen om de met de wet beoogde doelen beter te kunnen realiseren.

Het wetsvoorstel is één van de stappen die gezet wordt in de richting van het moderniseren van de sociale werkvoorziening op een manier die de werknemers in de sociale werkvoorziening meer centraal stelt en hen in staat stelt arbeid te verrichten op en wijze en op een plaats die recht doet aan hun capaciteiten.

Het wetsvoorstel is het resultaat van een discussie die al sinds 2004 in de Kamer wordt gevoerd. Daarbij kiest de regering er nu voor om met het onderhavige voorstel een aantal acuut gevoelde problemen in de sociale werkvoorziening op te lossen en op termijn meer fundamenteel te willen kijken naar de diverse regelingen die zich alle in meer of mindere mate concentreren op het naar werk begeleiden van groepen met een bepaalde afstand tot de arbeidsmarkt. Deze leden kunnen zich vinden in deze benadering.

Dat laat onverlet dat zij fundamentele vragen hebben bij het voorliggende wetsvoorstel. Deze vragen concentreren zich op de wenselijkheid van het overhevelen van het beschikbare budget naar gemeenten, het onderscheid dat gemaakt wordt tussen het publieke en het private domein en het gewenste tijdstip van inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Voorafgaand aan de opmerkingen bij het wetsvoorstel willen de leden van de CDA-fractie hun waardering uitspreken voor allen die betrokken zijn bij en werkzaam zijn in de sociale werkvoorziening. Het enthousiasme en de gedrevenheid waarmee wordt gewerkt zijn groot. De werkzaamheden die door werknemers in de sociale werkvoorziening worden verricht zijn zeer divers. Datzelfde geldt voor de Sw-bedrijven die ieder voor zich op hun wijze, passend bij de werknemers en regionaal-economische omstandigheden invulling geven aan het zo optimaal mogelijk laten functioneren van het bedrijf.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en de nota van wijziging. Zij zien de verbetervoorstellen op het Wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen ook als een verbetering. Deze leden onderschrijven het uitgangpunt van versterking van gemeentelijke regie. Zij hebben echter nog de aantal vragen die in dit verslag zijn opgenomen.

De leden van de SP-fractie hebben met bezorgdheid kennis genomen van het wetsvoorstel.

De vraag is of het wetsvoorstel daadwerkelijk voor een betere realisering van de met de wet beoogde doelen zorgt.

De leden van de SP-fractie vragen een beschouwing over de effecten van de wetswijzigingen van 1998 en 2005. De leden van de SP-fractie vragen wat de «fundamentele herbezinning op de Wsw» behelst.Onderkent de regering dat het instrument begeleid werken voor bepaalde groepen een stap te ver is? Is de regering van oordeel dat begeleid werken alleen mag plaatsvinden op vrijwillige basis, zonder dwang?

Deze leden vragen wat de oorzaak is van het feit dat 80% van de totale uitstroom begeleid werken weer wordt teruggeplaatst op de wachtlijst?1 Is het niet beter om iets minder optimistisch zijn over het daadwerkelijke vermogen van geïndiceerden om in een begeleid werkenplek te functioneren?

Deelt de regering de mening dat slechts na intensieve arbeidstraining en opleiding is vast te stellen of iemand daadwerkelijk op een begeleidwerkenplek zou kunnen functioneren en dat de indicatie door het CWI daarvoor te oppervlakkig is?

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen hierover aan de regering die in dit verslag zijn opgenomen.

Deze leden constateren dat het wetsvoorstel tevens een aanzienlijke nota van wijziging bevat. Kan de regering nader specificeren hoe deze nota van wijziging de problemen met de eerste versie van het wetsvoorstel ondervangt?

Deze leden merken op dat de regering uiteenzet dat een meer fundamentele herbezinning nodig is betreffende de Wsw. Regelingen zoals de Wajong, WIA en de WWB dienen hierbij betrokken te worden. Wanneer verwacht de regering de Kamer te informeren over de resultaten van deze fundamentele herbezinning? Kan de regering nader motiveren waarom zij het aannemen van onderhavig wetsvoorstel noodzakelijk acht nog voor er een meer fundamentele herbezinning heeft plaatsgevonden?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wsw. Zij kunnen zich prima vinden in de richting die met deze modernisering wordt ingeslagen. Wel hebben zij nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering een doorkijkje kan geven naar de verdere toekomst van de Wsw. Met voorliggende wetswijziging wordt weliswaar de modernisering van de Wsw in principe afgesloten, maar in de regering en daarbuiten staat het denken niet stil. De leden van de fractie van GroenLinks vragen daarom of inzicht kan worden geboden in de Wsw ná inwerkingtreding van deze wet. Is de regering bijvoorbeeld voorstander van één groot en integraal gemeentelijk participatiefonds waarin de budgetten vanuit onder meer de Wsw en de WWB, en wellicht ook de re-integratiemiddelen vanuit de WW en de WAO, worden samengevoegd en integraal kunnen worden ingezet voor mensen die het op eigen kracht alleen niet redden op de arbeidsmarkt?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggend wetsvoorstel, inclusief de nota van wijziging, dat er toe strekt de Wsw te wijzigen in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen. Zij hechten er groot belang aan dat ook mensen met een beperking de kans krijgen te participeren in de samenleving. Dit wetsvoorstel legt daar volgens hen een goede basis voor.

De regering zet uiteen dat een fundamentele herbezinning nodig is met betrekking tot de participatie van zwakke groepen. Hoe beschouwt de regering dit wetsvoorstel dan, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Is dit een overgangswet, waarvan nu al vaststaat dat deze niet lang van kracht zal zijn? Zo ja, waarom is de regering er dan toe overgegaan dit wetsvoorstel in te dienen?

Naar de mening van de leden van de SGP-fractie is het mede een taak van de overheid om sociaal zwakkeren de helpende hand te bieden. Niet alleen in financieel opzicht moeten zij verder geholpen worden, want met alleen een zak geld is niemand op de langere termijn geholpen. Het is evenzeer nodig om al het mogelijke te doen om deze mensen op een normale wijze te laten participeren in het maatschappelijke leven. Dit geldt in het bijzonder ten opzichte van de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening. In de visie van de leden van de SGP-fractie moeten sociale werkvoorzieningbedrijven meer werk maken van het extern plaatsen van sw’ers. De interne werkplaats moet voorbehouden blijven voor hen die niet bij gewone bedrijven aan de slag kunnen. De aan het woord zijnde leden zijn daarom blij met dit wetsvoorstel om zoveel mogelijk arbeidsgehandicapten die zijn geïndiceerd voor de Wsw aangepaste arbeid te bieden in een zo regulier mogelijke omgeving. Zij ervaren het positief dat de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wsw wordt versterkt, omdat gemeenten op lokaal niveau het meeste inzicht hebben in de specifieke situaties van sw’ers en de daarbij passende oplossingen.

Wel wensen de leden van de SGP-fractie nog opheldering op een aantal punten. Vragen en opmerkingen ten aanzien van deze punten zijn in dit verslag opgenomen.

2. Noodzaak tot moderniseren

2.1. Het beter realiseren van het met de wet beoogde doel

De leden van de CDA-fractie merken op dat de aanleiding voor het wetsvoorstel is dat de huidige praktijk er niet toe leidt dat de doelstelling van de wet, het bieden van arbeidsplaatsen die aansluiten bij de mogelijkheden en capaciteiten van Wsw-geïndiceerden in een zo regulier mogelijk omgeving, wordt gerealiseerd.

Volgens de indicatiestelling zou circa 50% van de geïndiceerden in aanmerking komen voor een op basis van de Wsw-gefinancierde aangepaste arbeidsplaats bij een reguliere werkgever. Begeleid werken blijkt moeizaam van de grond te komen. Circa 2% van het totaal aan arbeidsplaatsen maakt hier deel van uit. Bij de leden van de CDA-fractie bestaat de indruk dat detachering behoorlijk succesvol is. Er zijn verschillende sw-bedrijven die op dit moment al 25% van hun medewerkers gedetacheerd hebben. Sommige prognoses laten zien dat dit tot 35 en misschien zelfs 50% kan toenemen.

Is de indruk terecht dat er in het wetsvoorstel een strikt onderscheid gemaakt wordt tussen detacheren en begeleid werken? Wat is de achtergrond hiervan en hoe vruchtbaar is een dergelijk onderscheid. Zeker nu ook in de praktijk blijkt dat werkgevers nauwelijks bereid zijn werknemers aan te nemen op «begeleid werkenplaatsen» kan het instrument van detachering in veel gevallen een aantrekkelijk alternatief zijn. Het is de leden van de CDA-fractie ook niet duidelijk welke plaats detachering in het huidige wetsvoorstel heeft. Blijft detachering behoren tot het private domein en behoort het daarmee tot de verantwoordelijkheid van de sw-bedrijven? Wordt hiermee een strikte scheiding aangebracht tussen begeleid werken en detachering? Als dit het geval is, waarom wordt voor deze strikte scheiding gekozen en kan beargumenteerd worden uiteengezet waarom deze scheiding, vallend onder verschillende verantwoordelijken (gemeente en sw-bedrijf) in de praktijk zal gaan werken.

Ook meer in algemene termen zijn de leden van de CDA-fractie, evenals de Raad van State er nog niet van overtuigd dat de veronderstelde positieve effecten van het wetsvoorstel alles behalve zeker zijn. Zij nodigen de regering uit met een betere onderbouwing te komen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het aantal begeleid werkenindicaties meer dan 50% blijkt. Welke van deze 50% hebben een werkplek gekregen? Zijn dit er werkelijk slechts 2%? Werken de geïndiceerden thans op een begeleid werkenplek of zijn ze nog in afwachting, thuis en/of wachtlijst dan wel in het sw-bedrijf?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de wachtlijst voor de Wsw in de afgelopen jaren flink is toegenomen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering een beoordeling te geven in hoeverre de afschaffing van de WAO heeft geleid tot meer sw-indicaties.

Voorts vragen deze leden een reactie te geven op het rapport «Impact wachtlijsten sociale werkvoorziening» dat is opgesteld in opdracht van de vier grote steden1. Meer in het bijzonder vragen zij in te gaan op de stelling dat «de grootstedelijke context door verminderde sociale cohesie een verzwarende factor is, die rechtvaardigt dat er gerichte aandacht is voor de wachtlijsten in de grote steden». Zij vragen de regering in die reactie ook de inspanningen voor de 40 krachtwijken te betrekken. Voorts vragen zij in te gaan op de stelling dat het«financieel-economisch verstandig te investeren in het zo snel mogelijk oplossen van de wachtlijsten voor de sw» en de onderbouwing van die stelling zoals beschreven in dit rapport.

De leden van de SP-fractie merken op dat de verwachting was dat door het indiceren door het CWI minder mensen in aanmerking zouden komen voor een Wsw-indicatie. Dit is echter niet gebeurd, integendeel: de wachtlijsten en het aantal geïndiceerden is sterk gegroeid. Kan hiermee worden gesteld dat de eerste fase van de modernisering is mislukt? Zo neen, waarom niet?

Kan worden gesteld dat het wantrouwen jegens gemeenten en sw-bedrijven, oorzaak van het weghalen van de indicatie bij hen, niet terecht is gebleken? Zo neen, waarom niet?

Deelt de regering de mening dat een intensieve samenwerking van het CWI met gemeente en sw-bedrijf een goede zaak is?

Welke maatregelen neemt de regering om de indicatiestelling door het CWI te verbeteren en de aansluiting met sw-bedrijven en de gemeenten te verbeteren?

Waarom zijn de vakbonden en de ondernemingsraden niet betrokken bij de consultatie over de hoofdlijnennotitie?

De leden van de SP-fractie vragen waarom het realiseren van het doel om het bieden van aangepaste arbeid welke aansluit bij de capaciteiten en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde te bevorderen, onvoldoende van de grond is gekomen. De leden van de SP-fractie doelen hier op meer dan alleen het realiseren van begeleid werkenplekken en uitstroom.

De leden van de SP-fractie vinden in het voorstel niet terug de bewering dat 50% van de mensen in de Wsw in het reguliere bedrijfsleven zouden kunnen gaan werken en waar dit cijfer precies vandaan komt.

Wordt met de wetswijziging de trend gekeerd dat niet de beschikbare vacature in het sw-bedrijf het uitgangspunt is in plaats van de vraag of deze arbeidsplaats ook de best passende plaats is?

Deelt de regering de mening dat in een mensontwikkelbedrijf – de leden van de SP-fractie spreken liever van een leerwerkbedrijf (mensen zijn geen fotorolletjes) – een breed aanbod van mogelijkheden om de arbeidscapaciteiten van een werknemer in de praktijk te testen van belang is? Hoe beoordeelt de regering tegen dit licht de sluiting van afdelingen bij sw-bedrijven, immers een trend in de laatste jaren waarin bijvoorbeeld drukkerijen, boekbinderijen, metaal en hout-afdelingen massaal zijn gesloten? Ziet de regering mogelijkheden om met bijvoorbeeld een speciale subsidie het behoud van deze werkplekken te behouden?

De leden van de SP-fractie willen een uitspraak over de verwachting van de regering of de wachtlijsten zullen toenemen of afnemen en wat daarvoor de uitleg is.

Is het UWV verplicht om medewerking te verlenen aan de inzet van re-integratiemiddelen voor personen op de wachtlijst Wsw?

Is er getoetst of het beheer van wachtlijsten als voorgesteld door gemeenten praktisch uitvoerbaar is?

In hoeverre is een voorrangsbeleid voor bijvoorbeeld schoolverlaters, opdat zij voorrang krijgen op de wachtlijst, in strijd met rechtsgelijkheid van mensen? Waarom krijgt een jongere voorrang op bijvoorbeeld iemand van middelbare leeftijd in een rolstoel?

De leden van de VVD-fractie merken op dat het voorstel geen concreet meetbare doelstellingen bevat. Kan de regering deze alsnog formuleren? Kan de regering daarbij ook toelichten hoe evaluatie van bijvoorbeeld de financieringssystematiek plaatsvindt?

De Raad van State geeft in haar advies op enkele fundamentele punten commentaar. Belangrijk punt is: waar liggen de prikkels om tot een betere en efficiëntere uitvoering te komen? Waarom zouden gemeenten nu wel meer begeleid werken plaatsen te creëren en mensen te laten doorstromen naar plekken buiten de beschutte werkplek? Welk financieel belang hebben gemeenten daarbij? Met andere woorden: Hoe wordt in het nieuwe systeem voorkomen dat gemeenten «goede mensen» in de Wsw houden omdat gemeenten belang hebben bij renderende dan wel winstgevende sw-bedrijven? Is niet bijvoorbeeld een risico dat beschutte plaatsen in stand worden gehouden, zodat er weinig subsidie voor begeleid werken overblijft? De regering gaat nog onvoldoende in op deze vragen. De focus ligt vooral op groei van het begeleid werken. Kan detachering ook niet verder gestimuleerd worden? Is er nagedacht over stroomlijning van de (uitvoering van) verschillende regelingen richting werkgevers?

De leden van de fractie van GroenLinks krijgen graag inzicht in de omvang van de wachtlijsten in de Wsw. Kan per regio worden uiteengezet hoe groot de huidige groep Wsw-ers is en hoeveel geïndiceerde Wsw-ers er op de wachtlijst staan? Kan daarnaast inzicht verschaft worden in het aantal mensen dat zich bij een CWI heeft gemeld als potentiële Wsw-er, maar nog niet is gekeurd voor de Wsw? Ook zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd hoeveel mensen binnen deze groep nieuwe Wsw-ers onlangs zijn herkeurd voor de WAO en door de keuringsartsen van het UWV arbeidsgeschikt bevonden zijn.

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de eerste fase van de modernisering van de Wsw de overheveling van de indicatiestelling naar CWI betrof. Heeft de overheveling er toe geleid dat er nu alleen mensen op de Wsw-wachtlijst staan die niet in staat zijn elders werk te verrichten, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Hoe kan het dan zijn dat nu relatief veel mensen het Wsw-bestand «vervuilen», doordat ze ook elders kunnen werken? Leidt dit wetsvoorstel er toe dat de indicatie nog verder aangescherpt moet worden?

De leden van de SGP-fractie constateren dat in het wetsvoorstel via een stimuleringsregel het accent vooral gelegd wordt bij begeleid werken, terwijl detachering voor veel geïndiceerden het hoogst haalbare is. De aan het woord zijnde leden vragen de regering of zij deze visie onderschrijft. Zo ja, kan de regering deze detacheringsvorm dan ook verder stimuleren?

2.2. Versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de gemeenten zelf de begeleidingsorganisaties kiezen die ten aanzien van de doelstelling van de wet het beste resultaat zullen leveren. In hoeverre is de regering ervan overtuigd dat in dit kader niet alleen budgettaire overwegingen zullen worden gemaakt, gezien het feit dat een eventueel overschot op het Wsw-budget voor andere doeleinden kan worden gebruikt, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

Op welke wijze worden de sw-bedrijven door gemeenten voor hun taak nog beter toegerust?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat dit wetsvoorstel mede tot doel heeft de gemeentelijke verantwoordelijkheid te vergroten. Dit gebeurt onder andere door de budgetten aan individuele gemeenten uit te keren en niet aan mogelijke samenwerkingsverbanden. Hoe waardeert de regering de vergroting van de democratische controle en gemeentelijke sturingsmogelijkheden enerzijds ten opzichte van de verbetering van de efficiency en de stimulans tot samenwerking anderzijds, zo vragen deze leden. Zijn deze twee aspecten verenigbaar in dit wetsvoorstel of leidt de gekozen financieringssystematiek er toe dat de samenwerking tussen gemeenten wordt bemoeilijkt? Vindt de regering het wenselijk dat gemeenten meer samenwerken bij het creëren van begeleid werkenplaatsen, zo vragen de leden van de ChristenUnie fractie? Zo ja, welke prikkels acht de regering mogelijk om deze samenwerking te stimuleren?

3. Nieuwe situatie

3.1. Het versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid

Scheiding tussen het publieke en private domein

De regering wil met het onderhavige wetsvoorstel een aantal acute problemen oplossen. De leden van de CDA-fractie willen graag een nadere onderbouwing van de gedachte dat de bestaande uitkering rechtstreeks aan sw-bedrijven kennelijk een acuut probleem is dat kan worden opgelost door overheveling van de uitkering naar gemeenten.

Daar komt bij dat wordt voorgesteld een knip te maken tussen het publieke en het private domein in die zin dat gemeenten nu verantwoordelijk worden voor het beheer van de wachtlijsten en het voorzien in meer begeleid werken-plaatsen. Hiervoor kunnen zij een deel van de uitkering zelf houden en het overige wordt beschikbaar gesteld aan de sw-bedrijven. Betekent dit dat er geen vast bedrag per sw-geindiceerde meer beschikbaar is voor de sw-bedrijven. Betekent dit ook dat gemeenten naar eigen inzicht een deel van het geld voor het uitvoeren van de eigen taken kunnen houden en zelf besluiten welk deel van de beschikbare middelen naar de sw-bedrijven gaat? Kan een persoonsgebonden budget ook aan de orde zijn voor detachering en/of een beschutte werkplek?

Op dit moment beschikken de sw-bedrijven over de wachtlijsten en de kennis en contacten ten aanzien van de begeleid werkenplaatsen. Dit moet worden overgedragen aan gemeenten. Hoe wordt voorkomen dat er toch dubbel werk wordt gedaan, zeker nu de sw-bedrijven de detacheringen wel blijven doen. Betekent deze overdracht niet minimaal extra incidentele kosten voor gemeenten en is hierin voorzien? Hoe wordt verder voorkomen dat er dubbeling ontstaat tussen de werkzaamheden van gemeenten en de sw-bedrijven? De leden van de CDA-fractie zijn beducht voor veel beheersmatig «gedoe» tussen gemeenten en sw-bedrijf. Een andere verdeling van verantwoordelijkheden moet tot een beter resultaat leiden voor mensen met een sw-indicatie en niet tot het organiseren van bureaucratie tussen organisaties die alle een deel van de verantwoordelijkheid dragen.

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de regering in de opvatting dat er veel winst te behalen is in het opschonen van de wachtlijsten. Is overwogen een extra incidentele inspanning te laten verrichten voor het opschonen van de wachtlijsten? Is overwogen, mogelijk voorzien van een financiële prikkel, deze opdracht bij de sw-bedrijven neer te leggen. Waarom is hiervoor uiteindelijk niet gekozen? Op welke wijze zou een «actie opschoning wachtlijsten» kunnen worden vorm gegeven?

Met de regering zijn de leden van de CDA-fractie van oordeel dat er meer vrijheid moet bestaan om zelf plaatsingsbeleid te formuleren. Dat dit altijd op een transparante en democratisch gelegitimeerde wijze moet gebeuren spreekt voor zich. Zou het naar het oordeel van de regering mogelijk zijn deze bevoegdheid nu ook al aan de (besturen van) de sw-bedrijven te geven? Op welke wijze zou dit dan vorm moeten krijgen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om via een verordening zelf de volgorde op de wachtlijst te bepalen. Hoe wordt voorkomen dat sommige (groepen) mensen in de praktijk niet meer in aanmerking gaan komen voor een sw-plek, doordat door de gemeente voorrang wordt gegeven aan andere groepen (bijvoorbeeld het toenemende aantal Wajong’ers)?

De leden van de SP-fractie willen graag een toelichting op de instrumenten die een gemeente en uitvoeringsorganisatie ter beschikking staan voor het bevorderen en behouden van de arbeidsbekwaamheid van werknemers, immers één van de doelen van de Wsw.

Hoe kunnen gemeenten inzicht krijgen in de ontwikkeling van medewerkers?

Is de regering er door onderzoek van overtuigd dat werkleiders en voormannen in sw-bedrijven voldoende zijn toegerust en uitgerust om om te gaan met de doelgroep Wsw-ers?

Hoe gaat de regering bevorderen dat ook Wsw-ers die niet behoren tot het hoger- of midden-kader gebruik kunnen maken van hun recht op scholing?

De leden van de SP-fractie constateren vanuit het eerder genoemde rapport van de IWI1 dat zowel gemeenten als Rijk nauwelijks tot geen inzicht hebben in de uitvoering van de wet. In het rapport wordt alleen wordt gesproken over cijfers van uitstroom, wachtlijst, en arbeidsplaatsen. Er is geen inzicht in de verantwoording over zaken die juist de kern van de Wsw raken, zoals de verzorging van inpassing in arbeid inclusief begeleiding, voorwaarden waaraan begeleid werken dient te voldoen en bevorderen van de kwaliteit van de arbeid. Deze leden wensen een toelichting op wie verantwoordelijk is voor dit inzicht in sociale doelen en in hoeverre dit daadwerkelijk gebeurd. Het betreft de essentie van de Wsw, aldus de leden van de SP-fractie.

Deelt de regering de mening dat enkel het verplaatsen van geldstromen via de gemeente een ommekeer zal bewerkstelligen zodanig dat er een betere gemeentelijke controle op de sociale doelstelling wordt bereikt?

Hoe kunnen eventuele belemmeringen voor het gunnen van werk door gemeenten aan sw-bedrijven, zoals verplichte aanbestedingen, worden opgeheven?

De leden van de SP-fractie vragen of er reden is om, naar aanleiding van de gebeurtenissen bij Larcom in Ommen, waarbij werknemers, woonachtig in Hellendoorn, in eerste instantie gedwongen werden in Nijverdal te gaan werken, maatregelen te treffen om dit soort situaties met beleidskeuzes die ten koste gaan van werknemers te voorkomen. Hierbij zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan het opnemen van een keuzevrijheid voor een Wsw-er om bij het ene of het andere bedrijf te werken.

Vind de regering het correct dat gemeenten spreken over de Wsw als «arbeidsmarktinstrument», terwijl er voor veel Wsw-ers geen andere keuze is dan een contract bij de beschutte werkplaats binnen?

Deelt de regering de mening dat een vooraf opgelegde taakstelling begeleid werken niet past bij het doel van de Wsw?

Kan de regering nogmaals uiteenzetten waarom de regering een hogere participatie van werkgevers verwacht, en wat er gebeurd als aan deze verwachting niet wordt voldaan? Waarom wordt er geen verplichting opgelegd om een bepaald percentage Wsw-ers in dienst te nemen, inclusief sanctionerend beleid?

In hoeverre worden gemeenten gestimuleerd om het goede voorbeeld te geven en werk te gunnen aan het sw-bedrijf (zoals de groenvoorziening, schoonmaak en de gemeentelijke postbezorging) en Wsw-ers in dienst te nemen, eventueel via een detachering?

Hoe wordt een duurzaam acquisitiebeleid van gemeenten met sw-bedrijven waarbij werkgevers en ook het MKB betrokken worden concreet gestimuleerd en gecontroleerd?

In hoeverre neemt de druk op de werkvloer toe doordat gemeenten nu nog meer financiële invloed krijgen?

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de doelgroep licht arbeidsgehandicapten die sinds 1998 niet meer wordt gerekend tot de doelgroep van de Wsw. Heeft de regering inzicht in de arbeids- en sociale situatie van deze voormalige doelgroep? Zo neen, is de regering bereid om te onderzoeken waar deze mensen zijn gebleven? Zo ja, wil de regering dit inzicht met de Kamer delen?

Is de regering van plan om nadere voorwaarden te stellen aan de inhuur van niet-Wsw-ers zoals uitzendkrachten en Polen om productie te halen en klanteisen te kunnen waarmaken, om zo te proberen te voorkomen dat de onrust over deze ontwikkeling op de werkvloer voortduurt, en gevoelens van verdringing, vermenging en verwatering te voorkomen?

Vindt de regering het instellen van een extern meldpunt voor misstanden, bijvoorbeeld bij de gemeente, een goede zaak en wil zij dit bevorderen?

Is een sw-bedrijf verplicht een bedrijfsmaatschappelijk werker aan te stellen?

De leden van de SP-fractie vinden dat sw-bedrijven een verantwoordelijkheid hebben om aandacht en begeleiding te bieden met bij Wsw-ers vaker voorkomende buiten het werk gelegen problematiek, zoals financiële schulden en relationele en psychische problemen, en vragen hoe deze begeleiding is geregeld bij een plaatsing buiten het sw-bedrijf.

Is de regering bekend met de praktijk dat in veel sw-bedrijven nieuwe werknemers nooit in hun eerste twee jaar een I.O.P. (opleidingsplan) hebben gehad, waardoor er dan vanaf het begin van het dienstverband een functieloon betaald had moeten worden. Is de regering bereid hier in te grijpen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering uiteenzet dat het wetsvoorstel een vermindering van de administratieve lasten met zich meebrengt. Kan zij deze vermindering nader kwantificeren? Kan de regering ook duiden wat het voorstel inhoudt voor de administratieve lasten voor gemeenten?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat gemeenten verantwoordelijk worden voor het wachtlijstbeheer. Wat gebeurt er met gemeenten die niet het minimale aantal sw of begeleid werkenplaatsen kunnen realiseren? Wordt het budget van deze gemeenten meteen gekort, zo vragen deze leden?

Een doel van de wet is om de capaciteiten van de Wsw-geïndiceerde meer leidend te laten zijn bij de vraag of een arbeidsplaats een passende plaats is. Hoe verhoudt dit doel zich met het feit dat gemeenten een Wsw-geïndiceerde van de wachtlijst kunnen verwijderen, wanneer deze een passende baan niet accepteert? Wie beslist wat in dit verband als passende arbeid aangemerkt moet worden?

Gemeenten kunnen straks «extra kwetsbare groepen» voorrang geven op de wachtlijst. Deelt de regering de mening dat alle personen op de Wsw-wachtlijst per definitie kwetsbaar zijn? Op grond waarvan zou een gemeente dan bepalen wie nog extra kwetsbaar is? En hoe verhoudt deze maatregel zich tot het recht van mensen op de Wsw-wachtlijst om na 12 maanden een Wsw-plaats af te dwingen? De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat in sw-bedrijven straks voornamelijk nog Wsw-geïndiceerden werken, die niet in staat zijn elders begeleid te werken. Dit zal bedrijfseconomische gevolgen hebben voor de sw-bedrijven. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe garandeert wordt dat de sw-bedrijven kunnen blijven bestaan, wanneer zij alleen met de zwaarst geïndiceerde Wsw’ers gaan werken. In het verlengde hiervan vragen deze leden hoe garandeert wordt dat er genoeg sw-plaatsen op termijn overblijven.

De leden van de fractie van de ChristenUnie-fractie vragen op grond van welke criteria een gemeente kan overgaan tot herindicatie? Vindt er ook een periodieke herindicatie plaats? Zo ja, om de hoeveel jaar?

Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de regering van mening is dat Wsw-ers zelf ook het recht moeten krijgen een herindicatie aan te vragen, bijvoorbeeld wanneer een gemeente van mening is dat de Wsw’er niet meer in aanmerking komt voor een sw-plaats, maar alleen nog voor een begeleid werkenplaats en de Wsw’er dit bestrijdt?

In het wetsvoorstel wordt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de indicatie voor de Wsw van de indicatiecommissie overgeheveld naar een functionaris van het CWI. De leden van de SGP-fractie vinden deze overheveling van bevoegdheden naar slechts één persoon een aantal risico’s met zich meebrengen. Voor een zorgvuldige besluitvorming is het volgens de aan het woord zijnde leden van belang dat de informatie over de te indiceren persoon vanuit meerdere perspectieven en invalshoeken wordt bekeken en beoordeeld. Kan de regering haar keuze voor het overhevelen van verantwoordelijkheden nog verder toelichten? Hoe wordt de kwaliteit van de juiste indicering gewaarborgd?

Vereenvoudiging van de financieringssystematiek

Het versterken van de gemeentelijke regiefunctie is volgens de regering een noodzakelijke voorwaarde om de doelstelling van de Wsw te realiseren. De leden van de CDA-fractie delen deze ambitie.

Mede als gevolg van de huidige financieringswijze zouden gemeenten zich onvoldoende betrokken voelen bij de uitvoering van de Wsw en er onvoldoende sturing aan geven.

Kennelijk is het feit dat gemeenten nu al het financiële risico dragen voor tekorten van hun sw-bedrijf een onvoldoende motivatie om te sturen op betere resultaten. De leden van de CDA-fractie willen graag een onderbouwing van de stelling dat met het anders toedelen van de beschikbare middelen die betrokkenheid wel verbetert. Waar liggen in het wetsvoorstel de prikkels om tot een betere en efficiëntere uitvoering te komen? Waarom zouden gemeenten nu wel meer begeleid werken plaatsen creëren en mensen laten doorstromen naar plekken buiten de beschutte werkplek? Welk financieel belang hebben gemeenten daarbij? De regering stelt daarnaast voor het beschikbare budget per Wsw-geïndiceerde inwoner aan de gemeenten uit te keren. Blijft daarmee het bestaande budget per plaats gelijk? Kan zicht worden gegeven op de herverdeeleffecten die hieruit voortvloeien ten opzichte van de huidige verdeling van middelen?

Velen zijn van oordeel dat er sprake is van een structureel tekort aan middelen voor de sw. Om die reden, is er met de hartelijke instemming van de leden van de CDA-fractie, in het coalitie-akkoord extra geld uitgetrokken voor de sw. Uit het wetsvoorstel blijkt dat het hierbij gaat om een bedrag van 18 miljoen euro structureel vanaf 2008. Hoeveel plaatsen zouden structureel extra gerealiseerd kunnen worden voor dit bedrag? Kennelijk wordt er niet voor gekozen met deze middelen extra plaatsen in te creëren. Is de regering van oordeel dat het aantal plaatsen niet structureel uitgebreid hoeft te worden? Zeker tegen de achtergrond van het steeds langer worden van de wachtlijsten verwachten de leden van de CDA-fractie een degelijke onderbouwing op dit punt.

Ter versterking van de gemeentelijke regie worden middelen in het wetsvoorstel rechtstreeks aan gemeenten uitgekeerd. Gemeenten kunnen vervolgens, net zoals nu bijna overal het geval is, deze middelen via een gemeenschappelijke regeling inzetten ten behoeve van de sw-geïndiceerden. In het wetsvoorstel worden de mogelijkheden voor delegatie van gemeentelijke verantwoordelijkheden beperkt. Kan nog eens precies worden toegelicht wat en wanneer door de gemeente moet worden besloten en wat precies de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de gemeente nog is als uitvoering van taken aan de gemeenschappelijke regeling wordt overgedragen.

Een instrument dat de regering in wil zetten om meer begeleid werkenplaatsen te realiseren is het verstrekken van een bonus aan gemeenten per gerealiseerde begeleid werkenplaats.

In een eerder stadium heeft de regering afgezien van het introduceren van een bonus omdat de Kamer het geld dat hiervoor beschikbaar was via een amendement Verburg (30 300 XV, nr. 41) heeft toegevoegd aan het Wsw-macrobudget. Waarom wordt nu toch weer gekozen voor een bonus en wordt niet structureel ingezet op het vergroten van de capaciteit van de Wsw. Waarop is de verwachting gebaseerd dat het bestaande budget kennelijk voldoende is om zowel de Wsw langjarig te kunnen garanderen als een structurele oplossing voor de wachtlijsten te bieden?

Daar komt bij dat veel sw-bedrijven aangeven voor hoge kosten geplaatst te zijn als gevolg van pensioenafspraken die in CAO-verband zijn gemaakt en waarmee in het huidige budget geen rekening is gehouden. Is de regering op de hoogte van deze kwestie en ziet zij mogelijkheden om hiervoor een voorziening te treffen?

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de reactie is van de regering om een deel van het beschikbare bedrag aan de werkgevers ook ten goede te laten komen van de individuele werknemer, die in een zo regulier mogelijke omgeving aangepast werk gaat verrichten? Hoe denkt regering over een financiële tegemoetkoming, in collectieve zin, om een eventuele stap van sw naar begeleid werken beter mogelijk te maken?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat gemeenten een bonus kunnen krijgen van maximaal €3000 voor elke gerealiseerde begeleid werkenplek. Hoeveel begeleid werkenplekken zijn er nu? Hoe hoog is het aantal beoogde begeleid werkenplekken in 2008 en 2010? Hoe hoog zal de bonus uitpakken als die beoogde aantallen worden gehaald?

De leden van de PvdA-fractie vragen wie verantwoordelijk is voor de reiskosten als iemand met een Wsw-indicatie die op de wachtlijst staat, een onbetaalde stage volgt bij een sw-bedrijf en daarvoor (hoge) reiskosten moet maken.

Is de regering bereid dat wanneer in de praktijk blijkt dat sprake is van niet te rechtvaardigen herverdeeleffecten (voor- en nadeelgemeenten) als gevolg van de gewijzigde financieringsproblematiek, een regeling te treffen om de negatieve effecten hiervan te beperken? Weliswaar voorziet de (nieuwe) minimumgarantieregeling in een vangnet om de pijn op dit punt te verzachten, maar onduidelijk is nog hoe de praktijk op dit punt zal uitpakken.

Voor bekostiging van het budget dat gemeenten ontvangen tellen alléén die geïndiceerden mee, die feitelijk beschikbaar zijn voor werk in sw-verband. Kan de regering duidelijke criteria geven wat precies onder die beschikbaarheid moet worden verstaan? Of is het aan het lokale en regionale niveau om hier criteria voor te ontwikkelen? Is de regering bereid ervoor te zorgen dat deze criteria transparant en eenduidig worden, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

Het Dagelijks Bestuur van Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant vraagt waarom het onmogelijk is om de Rijkssubsidie rechtstreeks aan een gemeenschappelijke regeling te kunnen betalen1. Tevens vragen zij waarom de verplichting om per gemeente wachtlijstbeheer en plaatsingen te administreren is ingevoerd. Hun regio bestaat uit overwegend kleine gemeenten, de kleinste telt nog geen 7 000 inwoners. Om gebruik te kunnen maken van schaalvoordelen kiezen hun gemeenten er dan ook nadrukkelijk voor om de uitvoering van de Wsw gezamenlijk vorm te geven. Dat is efficiënter en bespaart bovendien onnodige administratie. Wat is het oordeel van de regering hierover?

De verordeningen persoonsgebonden budget, cliëntenparticipatie en eventueel het voeren van doelgroepenbeleid, bij plaatsing dienen in Noordoost Brabant te worden vastgesteld door de dertien afzonderlijke gemeenteraden. Waarom zou dit geen bevoegdheid van het Algemeen Bestuur van de Werkvoorzieningschap kunnen zijn, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Kan de regering een reactie geven op de brief van de Burgemeesters en Wethouders van de Gemeente Utrecht d.d. 11 september1. Kan de regering toezeggen dat wordt voorkomen dat een dergelijke gemeente met 43 andere gemeenten personeelsinformatie moet uitwisselen over mensen die in Utrecht bij een sw-bedrijf werken, maar elders wonen? En wat gebeurt er met iemand die op de wachtlijst staat, gesubsidieerd werk verricht, op dat moment verhuist naar een andere gemeente, en vervolgens een sw-plek krijgt aangeboden? Hoe kan de regering ervoor zorgen dat verhuisbewegingen niet leiden tot heel veel extra administratieve lasten voor de betrokken gemeenten? En hoe denkt de regering over de suggestie om alleen die personen te laten meetellen op de wachtlijst van wie aantoonbaar is dat ze beschikbaar zijn voor een Wsw-dienstverband, te controleren door de accountant?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie nader in te gaan op de prikkels voor gemeenten om het aantal geindiceerden te verhogen of te verlagen. Zien zij het goed dat zij meer geld krijgen naar mate meer mensen in hun gemeente een sw-indicatie hebben? De staatssecretaris schrijft dat de gemeente een indicatie «kan» intrekken als iemand een passend aanbod voor sw-werk weigert. Waarom zou de gemeente dat doen, gezien de voorgestelde financieringssystematiek? In het derde lid van artikel 12 wordt geregeld dat gemeenten een (her)indicatiebeschikking kunnen intrekken. Waarom zouden ze?

De leden van de SP-fractie vragen inzicht in de precieze gevolgen van de nieuwe financiële systematiek voor gemeenten. Ook wensen zij inzicht in de financiële, maar ook andere consequenties van de vernieuwde wetgeving op gemeenten die samenwerken in een gemeenschappelijke regeling.

Krijgen gemeenten voldoende financiering om alle Wsw-geïndiceerden te plaatsen? Zo neen, waarom niet?

Wordt met de Wet het probleem dat 80 tot 85% van de sw-bedrijven in de rode cijfers zit opgelost?

De leden van de SP-fractie constateren dat het volume aantal arbeidsjaren al jaren staat op 89 817, dat dit in de nieuwe Wet niet wordt gewijzigd, terwijl het aantal Wsw-geïndiceerden veel hoger is, en dat de loonkosten zijn gestegen. Waarom wordt het Rijksbudget en het volume niet verhoogd om de participatie van mensen te bevorderen?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de directe financiering aan gemeenten een aanzet geeft tot meer gemeentelijke sturing. Kan de regering toelichten welke waarborgen zij heeft gecreëerd voor een adequate uitvoering van de nieuwe Wsw door gemeenten? Hoe worden de gemeenten geïnformeerd c.q. begeleid wat betreft hun nieuwe verantwoordelijkheden in deze?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering uiteenzet dat de financieringssystematiek, een systeem is gebaseerd op lumpsum met een volumedoelstelling, waarbij het aantal geïndiceerden (werkenden en sw-geïndiceerden op de wachtlijst) in een gemeente bepalend is voor de hoogte van het budget en de taakstelling. Kan de regering toelichten hoe gemeenten om moeten gaan met incidentele grote schommelingen in het bestand. Hoe worden gemeenten bijvoorbeeld gecompenseerd voor een grote stijging van het aantal Wsw-ers? Wanneer gemeenten besluiten samen te werken; hoe vindt dan de verdeling van de middelen plaats?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat gemeenten jaarlijks een budget krijgen op basis van het aantal Wsw-geïndiceerden dat er woonachtig is. Welke teldatum wordt hier bij gehanteerd? Betreft het hier het aantal Wsw-geïndiceerden op het moment t-1, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Onderkent de regering het risico dat gemeenten op grond van deze financieringssystematiek te maken kunnen krijgen met sterke budgettaire schommelingen in de begroting?

De rijkssubsidie voor arbeidsplaatsen van personen die geen Wsw-indicatie meer hebben, loopt in een periode van vijf jaar af. Hoe garandeert de regering dat gemeenten wel gestimuleerd worden deze personen elders te re-integreren gedurende deze periode? Is het in die zin verstandig om zo’n lange periode de subsidie door te blijven betalen, zonder daar een concrete inspanningsverplichting aan te koppelen?

Neveneffecten

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad van State waarschuwt voor de mogelijk negatieve neveneffecten voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en de toekomstige plaatsingsmogelijkheden voor ernstiger arbeidsgehandicapten. Op dit moment is de enige bestaande voorziening dat voor werknemers met een ernstige arbeidshandicap een hoger bedrag per plaats beschikbaar is. Heeft de regering aanvullende voorstellen overwogen? Zo ja, welke? Op welke wijze wil de regering de ontwikkeling van deze mogelijke neveneffecten in de gaten houden?

De leden van de SP-fractie hebben gelezen dat aan Ecorys de opdracht is gegeven om een onderzoek te verrichten naar de verschillen tussen gemeenten, Wgr-verbanden en sw-bedrijven als het gaat om de uitvoering van de Wsw. Is dit onderzoek beschikbaar en wat zijn de belangrijkste conclusies?

De leden van de SP-fractie vragen de reactie van de regering op de rapporten van de SP-afdelingen in Overijssel, Cuijk, Leeuwarden en Zeist1.

3.2. Het creëren van meer rechten voor Wsw-geïndiceerde

Recht op tijdige plaatsing

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de gedachte achter het wetsvoorstel dat ook de betrokkenheid van Wsw-geïndiceerden versterkt moet worden.

Eén van de instrumenten daarbij is de introductie van een klachtrecht voor geïndiceerden die langer dan 12 maanden op de wachtlijst staan. Indien de klacht gegrond is moet de gemeente de persoon in kwestie onverwijld in dienst nemen. De leden van de CDA-fractie vragen of dit recht op tijdige plaatsing materieel inhoud zal krijgen en vragen op dit punt om een nadere onderbouwing. Deze leden zijn bang dat veel gemeenten zich kunnen beroepen op het vervuld zijn van de genoemde voorwaarden waardoor de plaatsing niet binnen 12 maanden heeft plaats gevonden. Hoe kan gerealiseerd worden dat het klachtrecht daadwerkelijk inhoud krijgt en geen papieren tijger wordt?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bereid is een maximale wachtlijsttijd in te stellen voor Wsw-geïndiceerden, met als uitgangspunt gelijke rechten voor alle geïndiceerden op de wachtlijst. Ook de keuze wie de re-integratiemiddelen aangeboden krijgt en wanneer, dient transparant te zijn. Kan de regering dit garanderen?

De leden van de SP-fractie hebben gelezen dat in het wetsvoorstel de rechten voor Wsw-geïndiceerden worden uitgebreid, maar zou het geen beter voorstel zijn om de handhaving van en de controle op de rechten van werknemers te versterken?

Deze leden willen inzicht in alle mogelijkheden voor werknemers en Wsw-geïndiceerden om hun recht te krijgen. Voorts vragen zij of het niet veel beter is om bijvoorbeeld met het CWI een standaardprocedure af te spreken waarbij zeer snel na het verstrijken van de 12e maand een arbeidscontract kan worden aangevangen, waarbij desnoods het Rijk ingrijpt en kosten verhaalt op de gemeente? In hoeverre kan een medewerker het college aansprakelijk stellen en tot medewerking dwingen in geval van het niet meewerken aan het behoud dan wel bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid, net zo eenvoudig als dat andersom het college de indicatie Wsw kan intrekken bij onvoldoende medewerking?

De leden van de SP-fractie willen graag een toelichting hoe de regering concreet gaat toezien op de scheiding tussen doelgroepen voor de dagbesteding AWBZ en de Wsw, en of hier sprake van een verplichte sluitende aanpak voor onder andere Wajong-ers is.

Recht op keuze begeleidingsorganisatie

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het feit dat een sw-geïndiceerde kan kiezen uit twee begeleidingsorganisaties niet bureaucratisch vindt, omdat er toch al een extra mogelijkheid van een persoonsgebonden budget bestaat.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom de mogelijkheid om een sw-geïndiceerde te laten kiezen uit twee begeleidingsorganisaties opgenomen is in het voorstel. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dit onnodig bureaucratisch is.

Recht op cliëntenparticipatie

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de voorstellen ten aanzien van cliëntenparticipatie. Wel gaan de leden van de CDA-fractie er daarbij van uit dat juist bij deze groep door alle betrokkenen veel en misschien extra inzet gevraagd zal worden om deze participatie ook daadwerkelijk inhoud te geven. Op welke wijze is hierin voorzien? Moet cliëntenparticipatie altijd georganiseerd worden op het niveau van de individuele gemeenten of is het ook mogelijk dit op het niveau van het samenwerkingsverband te doen?

De leden van de SP-fractie vragen waarom er wordt gesproken over «cliënten» in plaats van «werknemers»? Wil de regering de CAO voor Wsw-ers afschaffen?

In hoeverre acht de regering een gemeenteraad niet in staat om cliënten op de wachtlijst en werknemers van de sociale werkvoorziening te vertegenwoordigen? Wat is de toegevoegde waarde van een cliëntenraad Wsw in een gemeente?

Is het mogelijk dat in gemeenten die de werkvoorziening gemeenschappelijk uitvoeren één gemeenschappelijke cliëntenraad wordt ingesteld?

Recht op een persoonsgebonden budget begeleid werken

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de gedachte van een persoonsgebonden budget voor begeleid werken waarmee mensen zelf invulling kunnen geven aan een begeleid werkenplaats bij een reguliere werkgever. Wel hebben deze leden een aantal vragen over het persoonsgebonden budget. Wie bepaalt de hoogte van het budget: is dit aan een minimum en/of maximum gebonden? Heeft een geïndiceerde onder alle omstandigheden recht op een persoonsgebonden budget, ook als de beschikbare middelen al besteed zijn? op welke wijze wordt geborgd dat het budget ook daadwerkelijk voor de begeleid werkenplaats wordt ingezet? Kan het budget ook gebruikt worden bij het zoeken naar een dergelijke plaats? Is het denkbaar dat een werkgever voor het realiseren van een begeleid werkenplaats ook van andere financiële regelingen gebruik kan maken? Wordt voorzien in het voorkomen van financiering uit meerdere verschillende bronnen?

Waarom wordt in het wetsvoorstel de mogelijkheid geboden om sw-geïndiceerden uit twee begeleidingsorganisaties te laten kiezen. Wat voegt deze keuzemogelijkheid toe, naast de mogelijkheid van een keuze voor een persoonsgebonden budget. Leidt deze mogelijkheid niet tot extra en onnodige bureaucratie?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bereid is om voor het in te voeren persoonsgebonden budget een landelijke regeling te creëren die als basis moet dienen, om te voorkomen dat geïndiceerden in verschillende gemeenten verschillend worden behandeld.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering de vrees deelt dat invoering van een persoonsgebonden budget ten koste gaat van flexibele inzet ten behoeve van werknemers die meer «kosten» aan begeleiding, compensatie en aanpassing van het werk, dat alleen «kansrijke» Wsw-ers gebruik zullen en kunnen gaan maken van het persoonsgebonden budget en dat door invoering van het persoonsgebonden budget de «krenten uit de pap» worden gehaald.

Deze leden willen graag inzicht in hoeveel gevallen van het persoonsgebonden budget gebruik zal worden gemaakt. Is de regering voorstander van een bepaling dat het persoonsgebonden budget niet door commerciële re-integratiebedrijven mag worden uitgevoerd?

Hoe garandeert de regering een kwalitatief goede begeleiding door uitvoeringsorganisaties en de controle door gemeenten hierop?

De leden van de VVD-fractie merken op dat gemeenten (meer) verantwoordelijk worden voor de uitvoering van de Wsw. Zij kunnen het weer uitbesteden aan «andere organisaties». Dat kunnen sw-bedrijven zijn, maar kunnen het ook andere (private) ondernemingen en/of intermediairs zijn. Biedt het persoonlijk budget waar mensen een beroep op kunnen doen ook de ruimte dat zij zelf een bedrijf kiezen, zoals bijvoorbeeld bij de IRO kan?

3.3. Het betrekken van reguliere werkgevers

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de Memorie van Toelichting geconstateerd wordt dat het wegnemen van financiële risico’s voor werkgevers onvoldoende is om begeleid werkenplaatsen aan te bieden. De RWI is gevraagd om advies uit te brengen hoe meer werkplekken voor Wsw-ers bij reguliere werkgevers gerealiseerd kunnen worden. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar dit advies alsmede naar de vervolgacties die in overleg met betrokken partijen zouden worden ontwikkeld.

Op welke wijze zijn gemeenten voor deze specifieke doelgroep een verplichting aangegaan bij het sluiten van het bestuursakkoord dat recent tussen kabinet en VNG is gesloten?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de voorstellen in het wetsontwerp over de werkgeversaanpak nader kan uiteenzetten.

Heeft de regering duidelijke signalen van de werkgevers gekregen over de bereidheid meer sw-geïndiceerden in dienst te nemen? Zonder duidelijke medewerking van de werkgever wordt de bodem uit het hele wetsvoorstel gehaald, aldus de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie op de aanbevelingen en suggesties in het RWI-rapport «Buitenkans, aanbevelingen om meer Wsw’ers in een reguliere werkomgeving te brengen». In hoeverre heeft dit rapport invloed gehad op de vormgeving van het nu voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de VVD-fractie vragen nader te verduidelijken hoe werkgevers van reguliere bedrijven betrokken worden bij de uitvoering van de nieuwe wet. Dit wordt nog onvoldoende duidelijk gemaakt, aldus de deze leden.

Onvoldoende wordt onderbouwd hoe met de wijzigingen ook daadwerkelijk arbeidsplaatsen «buiten» tot stand komen. Ligt hier naar de mening van de regering ook een taak voor de private markt (bijv. reïntegratiebedrijven, uitzendbureaus)? Is het ook mogelijk om andere reïntegratiebedrijven of uitzendbureaus in te schakelen om de«match» te verzorgen tussen kandidaat en werkgever/vacature? Is het mogelijk om de subsidie voor begeleid werken op maat aan te passen aan de mate van productiviteit van betrokkene?

In het arbeidsmarktbeleid staat de regionale samenwerking en werkgeversbenadering centraal. Met dit wetsvoorstel wordt juist de lokale verantwoordelijkheid en regie versterkt en is er minder aandacht voor regionale samenwerking en een structurele benadering richting de werkgever. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering inzicht te bieden in de belangstelling vanuit werkgevers om mensen met een Wsw-indicatie in dienst te nemen. Bekend mag worden verondersteld dat werkgevers huiverig zijn om bijv. gedeeltelijk arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Is er onderzoek gedaan naar de attitude van werkgevers ten opzichte van Wsw-ers? Zo ja, kan de Tweede Kamer dit dan ontvangen? Ook vragen zij de regering haar visie te geven op de mogelijkheid van een quoteringsregeling voor het in dienst nemen van werknemers met een Wsw-indicatie.

Dit wetsvoorstel leunt voor een groot deel op de aanname dat bij in het bedrijfsleven begeleid werkplaatsen gecreëerd kunnen worden, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Tot op heden zijn begeleid werkenplaatsen zo goed als niet van de grond gekomen. Is de regering van mening dat het uittrekken van geld voldoende is om straks wel genoeg begeleid werkenplaatsen te creëren? Is de regering van mening dat er meer stimulerende maatregelen genomen moeten worden om het aantal begeleid werkenplaatsen uit te breiden? Zo ja, waar denkt de regering dan aan?

De leden van de SGP-fractie constateren dat het wetsvoorstel is gebaseerd op de vooronderstelling dat reguliere werkgevers een sterke betrokkenheid hebben om passende arbeidsplaatsen voor de Wsw-geïndiceerden beschikbaar te stellen. De vraag is echter of deze vooronderstelling juist is, omdat er voor werkgevers veel factoren meespelen om een arbeidsgehandicapte werk te bieden. Net als aan het «gewone» personeel stelt de werkgever eisen aan de werknemer die een arbeidsgehandicapte heeft. Omdat er in de meeste gevallen geen sprake is van onwil, maar van onkunde betreffende de mogelijkheden om de Wsw-werknemers in een organisatie in dienst te nemen, pleiten de aan het woord zijnde leden voor een permanente campagne om werkgevers op de mogelijkheden te wijzen die er vaak wel degelijk zijn.

Om werkgevers nog meer te stimuleren om Wsw-werknemers in dienst te nemen, pleiten de leden van de SGP-fractie ervoor om bedrijven de garantie te geven dat de risico’s voor 10 jaar zijn afgedekt. Hoe denkt de regering hierover?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering de regering haar visie te geven op de aanbevelingen van de Raad voor Werk en Inkomen, zoals gedaan in de Handreiking «Buitenkans, aanbevelingen om meer Wsw’ers in een reguliere werkomgeving te brengen».

3.4. Stroomlijning

De leden van de CDA-fractie juichen het toe dat de inzet van gemeentelijke re-integratiemiddelen mogelijk wordt om mensen met een Wsw-indicatie te ondersteunen bij het vinden van arbeid. Ook vinden zij het belangrijk dat de sw-infrastructuur wordt gebruikt ter ondersteuning van mensen die vanuit een andere uitkering proberen de weg naar betaalde arbeid te vinden. Zo worden bij verschillende sw-bedrijven in samenwerking met gemeenten succesvolle trajecten uitgevoerd voor mensen die bijvoorbeeld langdurig van een bijstandsuitkering gebruik maken. Het over en weer gebruik maken van elkaars mogelijkheden en expertise in een ontwikkeling die voluit ondersteuning verdient. Op dit moment wordt door sommige gemeenten, vooruitlopend op de wetswijziging, ook al gebruik gemaakt van re-integratiemiddelen. Is de verwachting terecht dat de inzet van deze middelen ook nu al geoorloofd is?

Het wetsvoorstel voorziet voor mensen die geen Wsw-indicatie meer hebben in een afbouwperiode van vijf jaar. Deze periode moet worden benut om de werknemer een alternatief aanbod te doen. Is de werknemer verplicht en zo ja onder welke voorwaarden van dit alternatief gebruik te maken. Is denkbaar de situatie dat iemand die niet langer een sw-indicatie heeft en niet binnen vijf jaar een alternatief aanbod krijgt op een dan volledig door de gemeente gefinancierde sw-plaats werkzaam blijft?

Klopt de veronderstelling dat iemand die geen gebruik maakt van het alternatieve aanbod ontslagen wordt en dan mogelijk aanspraak kan/moet maken op een bijstandsuitkering?

De leden van de VVD-fractie merken op dat er een overgangsgebied is tussen dagbesteding (AWBZ) en Wsw. In de toekomst ligt het voor de hand dat gemeenten ook de dagbesteding gaan uitvoeren (Wmo). Dat maakt een soepele overgang (heen en weer) gemakkelijker mogelijk. Voor beiden is een andere indicatie (CIZ, CWI), evenals voor de Wajong (UWV) en voor voorzieningen tijdens opleiding. Is het niet zinnig om een centraal indicatieorgaan te organiseren? Zodat bijvoorbeeld bij de Wajong direct bekeken kan worden of iemand voor de Wsw in aanmerking komt? Ligt het dan niet voor de hand dat iemand met een bepaalde indicatie een bepaald budget krijgt, dat besteed kan worden bij een scala aan bedrijven ten behoeve van een waaier aan «werk» mogelijkheden, die van arbeidsmatig werken tot begeleid werken loopt? Zou overigens voor iemand die een uitkering heeft een Wsw-indicatie niet meer verplichtend moeten worden met ook een verplichting om (binnen de Wsw) een passend arbeidsaanbod te aanvaarden?

Ook in dit wetsvoorstel blijft de Wsw een vrijwillige voorziening zonder verplichte toetreding. De leden van de SGP-fractie vragen de regering of door deze vrijblijvendheid nog steeds de beoogde doelstelling van deze wet wordt gerealiseerd. Wanneer het inschakelen van wsw’ers niet op vrijwillige basis werkt, overwegen de aan het woord zijnde leden een wettelijke verplichting voor personen die vanwege beperkingen een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt.

4. Reactie van de uitvoerende partijen

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan ingaan op de zienswijze van de VNG dat het wetsontwerp en de toelichting weinig oog hebben voor de bestaande organisatorische situatie, nl. dat de sector op dit moment grotendeels in schappen is georganiseerd, gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze organisatorische setting roept, volgens de VNG in relatie tot het wetsontwerp tal van vragen op, op zowel juridisch, financieel als bestuurlijk terrein.

Kan de regering ingaan op de opmerking van de VNG dat over lopende verplichtingen, gevolgen, effecten en transitiekosten in de voorstellen met geen woord wordt gerept, terwijl dat wél als een hypotheek op de discussie over de modernisering rust. De VNG vindt dat een ondersteunend budget van het rijk nodig is om de transitie (van productie naar mensontwikkeling) mogelijk te maken.

Kan de regering ingaan op de opmerkingen van de VNG met betrekking tot de wachtlijsten binnen de Wsw. De VNG constateert dat het nog niet zeker is dat de wachtlijsten daadwerkelijk (snel) teruggedrongen worden met het aannemen van onderhavig wetsvoorstel.

Kan de regering ingaan op de wens van de G27 om de Wwb en de Wsw samen te voegen. Kan de regering ook ingaan op de negatieve reactie van de CG-Raad op dit voorstel van de G271. Kan de regering nader motiveren waarom naar aanleiding van commentaar van het CWI de bezwaartermijn tegen een indicatiestelling uitgebreid is van 6 weken naar maar liefst 16 weken?

ARTIKELSGEWIJS

Artikel IX. Inwerkingtreding

De leden van de CDA-fractie zijn van oordeel dat het van veel optimisme en ambitie getuigt om het onderhavige wetsvoorstel in te willen voeren per 1 januari 2008. Zelfs bij een buitengewoon snelle parlementaire behandeling is het zeer de vraag of het wetsvoorstel voor die datum door beide kamers behandeld zal zijn.

Daar komt bij dat naar de leden van de CDA-fractie de stellige indruk hebben dat noch gemeenten noch sw-bedrijven op dit moment voluit bezig zijn met de voorbereiding van de implementatie van dit wetsvoorstel. Dat betekent dat deze leden vrezen voor een onzorgvuldige en daardoor rommelige implementatie. Dit gaat altijd ten koste van kwaliteit.

Waarom kiest de regering voor deze datum? Is overwogen het wetsvoorstel per 1 januari 2009 in te laten gaan en 2008 te gebruiken als overgangsjaar waarin bijvoorbeeld alles op alles wordt gezet, eventueel met inzet van de extra beschikbare middelen, de wachtlijsten op te schonen? Kan op deze wijze niet een betere start worden gemaakt met de uitvoering van de gemoderniseerde sw?

Gemeenten en sw-bedrijven stellen dat voor de implementatie van het wetsvoorstel kosten gemaakt moeten worden en vragen om een vergoeding van deze transitiekosten. Is het waar dat hierin niet is voorzien? wat is de achtergrond hiervan?

Een groot deel van de bovenstaande vragen en suggesties kan niet alleen gevolgen hebben voor het wetsvoorstel maar kan ook consequenties hebben voor het eveneens voorliggende besluit sociale werkvoorziening en begeleid werken. Kortheidshalve verwijzen de leden van de CDA-fractie naar de opmerkingen bij het wetsvoorstel. Zij rekenen erop dat de regering niet verder gaat met de voorbereiding van de inwerkingtreding van het besluit dan nadat de discussie over het wetsvoorstel is afgerond.

De leden van de SP-fractie vragen of de inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2008 wel haalbaar is, gezien de parlementaire weg die nog moet worden begaan, de wenselijkheid van een zorgvuldige behandeling, de grote hoeveelheid nieuwe woordvoerders en relatief lange historie van de modernisering en het belang van een goede implementatie en discussie in gemeenteraden.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom het aangepaste concept-besluit pas na de behandeling van het voorstel in deze Kamer naar de Raad van State wordt gestuurd?

De voorzitter van de commissie,

De Wit

De griffier van de commissie,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GL), Wolfsen (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Aptroot (VVD), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Crone (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

XNoot
1

Inspectie Werk en Inkomen, uitvoering sociale werkvoorziening 2005, blz. 11.

XNoot
1

http://www.sozawe.rotterdam.nl/Rotterdam/Openbaar/Diensten/SZW/docs/WSW%20Totaalrapport%2025%20april.pdf

XNoot
1

Inspectie Werk en Inkomen, uitvoering sociale werkvoorziening 2005, blz. 7.

XNoot
1

Brief van het Dagelijks Bestuur van Werkvoorzieningschap Noord Brabant d.d. 10 september 2007 (SZW-07-411).

XNoot
1

Brief van Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht d.d. 11 september 2007 (SZW-07-425).

XNoot
1

http://leeuwarden.sp.nl/documenten/2007_05_07_rapport_caparis.pdf http://www.cuijk.sp.nl/documenten/ wsw%20verslag_IBN%20Cuijk.pdf.htm.pdf http://heuvelrug.sp.nl/documenten/redswz.pdf http://overijssel.sp.nl/nieuws2007/sociale_werkvoorziening.pdf

XNoot
1

Brief van de Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad d.d. 23 april 2007 (SZW07-0195).

Naar boven