30 669 Dierziekte blauwtong

Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2023

Op 15 september heb ik de Kamer geïnformeerd over de situatie ten aanzien van blauwtong in Nederland (Kamerstuk 30 669, nr. 21). Met deze brief informeer ik de Kamer over de huidige stand van zaken, over vaccinatie, de bijeenkomst van de deskundigengroep dierziekten en enkele onderzoeken.

Actuele situatie

Blauwtong is inmiddels in grote delen van Nederland vastgesteld. Ik vind het vreselijk om te zien hoe snel dit virus zich verspreid en hoe ernstig de ziekteverschijnselen zijn bij de dieren die getroffen worden. Inmiddels is op meer dan 1.000 bedrijven een blauwtongbesmetting vastgesteld op basis van onderzoek op bloedmonsters. Het betreft ruim 700 bedrijven met schapen en bijna 300 bedrijven met rundvee. Ook zijn er enkele besmettingen gevonden op geitenbedrijven (4) en bij alpaca’s (7). Daarnaast zijn op ruim 700 bedrijven ziekteverschijnselen gemeld die passen bij blauwtong, zonder dat hier nader bloedonderzoek is gedaan. Alleen uit de provincies Limburg en Groningen zijn op dit moment nog geen meldingen.

Er geldt een meldplicht voor blauwtong. Melden kan op twee manieren. De eigen dierenarts kan bloedmonsters van verdachte dieren opsturen naar Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) voor onderzoek op blauwtong, deze inzendingen worden door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA als melding geregistreerd. Daarnaast kan een houder of dierenarts een melding van ziekteverschijnselen, die passen bij blauwtong, rechtstreeks doen bij de NVWA. Opvolgen met bloedonderzoek is in dit laatste geval niet verplicht. De NVWA houdt op haar website het overzicht bij en maakt daarbij onderscheid tussen meldingen met positieve testuitslagen en meldingen van ziekteverschijnselen.

Op 10 oktober berichtten de Belgische autoriteiten over een eerste geval van blauwtong in Merksplas, regio Noorderkempen, net over de grens met Nederland. Het betreft hier ook serotype 3. België heeft hiervan melding gemaakt bij de Europese Commissie en België verliest hiermee, net als Nederland, de blauwtongvrije status.

Vaccin

Momenteel is er geen vaccin in Nederland of de EU toegelaten voor blauwtong serotype 3. De toegelaten vaccins in Nederland zijn serotype 1, 4 en 8, maar deze zijn niet werkzaam tegen het huidige serotype 3. In Zuid-Afrika is er een vaccin voor schapen beschikbaar dat naast andere serotypen, ook het serotype 3 bevat. Dit vaccin heeft in Zuid-Afrika een voorlopige toelating. Ik heb contact gehad met zowel de producent van dit vaccin als de Zuid-Afrikaanse overheid, die beide informatie hebben gedeeld over dit vaccin. Ik heb het medicijnbeoordelingsagentschap, het agentschap van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG)/Bureau diergeneesmiddelen (BD) verzocht de informatie over het vaccin met spoed te beoordelen.

In Nederland en in de EU moeten gebruikte vaccins volgens de diergeneesmiddelenverordening 2019/6 voldoen aan strikte eisen op het gebied van werkzaamheid, kwaliteit en met name veiligheid. De veiligheid voor mens/dier en dierpopulatie moet altijd geborgd zijn. Deze complexe en grondige procedures kunnen tijdrovend zijn. In een uitzonderlijke situatie kan volgens de verordening een uitzondering worden gemaakt, door een tijdelijke toestemming te geven voor het gebruik van een niet toegelaten vaccin. Dit is zo’n uitzonderlijke situatie. Een toestemming zal alleen gegeven worden als de veiligheid en de werking van een vaccin voldoende zijn.

Het aCBG/BD adviseert geen toestemming te verlenen voor het gebruik van het Zuid-Afrikaanse Blauwtong vaccin Blu-Vax. Er zijn veiligheidsrisico’s vanwege ontbrekende informatie; zo is er een klein risico op de aanwezigheid van andere virussen en daarnaast is er een klein risico op de aanwezigheid van niet-geïnactiveerd blauwtongvirus van de serotypen die in het vaccin aanwezig is. Verder ontbreekt de accreditatie voor een goede manier van produceren (Good Manufacturing Practice). Tenslotte is er gerede twijfel over de werkzaamheid van Blu-Vax tegen BTV serotype-3 in Nederland. De Commissie toelating diergeneesmiddelen (Ctd) deelt dit advies. In bijlage stuur ik de adviezen van zowel aCBG/BD als het Ctb mee.

Het aCBG/BD heeft om aanvullende informatie gevraagd bij de producent. Als deze informatie daar aanleiding voor geeft zal het aCBG/BD de beoordeling herzien.

Deskundigengroep dierziekten

De deskundigengroep dierziekten is op 10 oktober jl. weer bij elkaar geweest om de situatie te bespreken. Het definitieve verslag is nog niet beschikbaar, wel zijn enkele eerste conclusies getrokken:

  • 1. De deskundigen geven aan dat de verspreiding van het blauwtongvirus over Nederland het verwachte patroon lijkt te volgen. Ook lijkt BTV3 meer ziekteverschijnselen te veroorzaken dan BTV8 in de jaren 2006–2008. Wanneer de maximale dagtemperatuur gedurende minimaal 2 weken onder de 10° Celsius blijft, of wanneer de maximale dagtemperatuur gedurende minimaal 1 week onder de 10° Celsius blijft en er gedurende deze week sprake is van 3 nachtvorsten, dan neemt de knuttenactiviteit af en zullen er vrijwel geen nieuwe besmettingen plaatsvinden. De verwachting is dat BTV3 zal overwinteren. De oorsprong van het virus en route van introductie van deze uitbraak blijft onduidelijk.

  • 2. Een deel van de herkauwerpopulatie zal nu bescherming hebben tegen BTV3 vanwege een doorgemaakte infectie. Een groot deel van de herkauwerpopulatie zal nog geen bescherming tegen BTV3 hebben. De verwachting is dat de knutten door de afnemende temperaturen minder actief gaan worden, waardoor het aantal nieuwe infecties zal dalen. De inschatting is dat vaccinatie op dit moment weinig toe kan voegen aan die daling. De meeste geïnactiveerde vaccins, van goede kwaliteit, moeten tweemaal worden toegediend, met enkele weken tussentijd, waarna voldoende bescherming pas 7–8 weken na eerste vaccinatie verwacht mag worden.

De deskundigen wijzen ook op het risico dat via vaccins, waarvan de veiligheid niet is gegarandeerd en de effectiviteit niet is aangetoond, insleep van andere BTV-serotypen of zelfs andere virussen plaats kan vinden.

Ten aanzien van het verwachtte effect van vaccinatie schatten deskundigen in dat starten met vaccineren voorafgaand aan deze winter, als er al een beschikbaar vaccin zou zijn, weinig effectief is. Dit heeft te maken met de tijd die nodig is voor opbouw van immuniteit na vaccinatie.

Conclusie

Het is belangrijk dat er zo snel mogelijk een veilig en goed werkend vaccin tegen serotype 3 beschikbaar komt. De hoop was in eerste instantie gevestigd op het vaccin uit Zuid-Afrika, maar gezien het negatieve advies van aCBG/BD, de risico’s die kleven aan dit vaccin en de conclusie van de deskundigengroep dierziekten, dat vaccinatie op dit moment (voorafgaand aan de winter) weinig meer kan toevoegen aan een daling van het aantal infecties, heb ik besloten om op dit moment geen toesteming te verlenen om dit vaccin in Nederland te gebruiken.

Ik begrijp dat dit een harde boodschap is voor dierhouders. Net als zij wil ook ik zo snel mogelijk verantwoord kunnen vaccineren om het leed bij de dieren te beperken. Het is van het grootste belang dat er bij voorkeur voor het komend knuttenseizoen een veilig en goed werkend vaccin beschikbaar komt. Ik blijf daarom vol inzetten op de ontwikkeling van een Europees vaccin. Ik voer gesprekken met farmaceutische bedrijven die ervaring hebben met vaccins tegen blauwtongvirussen. Ik doe dat samen met andere lidstaten die al besmet zijn of een risico lopen op besmetting om zo producenten te stimuleren vaccin te gaan produceren. Farmaceutische bedrijven nemen uiteindelijk zelf het besluit om een vaccin te ontwikkelen, te produceren en een markttoelating aan te vragen. Zo’n proces kost tijd, maar ik zal mij inzetten om, wanneer een farmaceut deze handschoen oppakt, dit proces zo snel als verantwoord is te laten verlopen.

Onderzoek herkomst en gevolgen

De eerste BTV3 infecties werden begin september vastgesteld. De bron, en dus wijze waarop het virus in Nederland is gekomen, is niet bekend. Wat bij het onderzoek naar de mogelijke bron helpt is te bepalen hoe lang de ziekte al voorkwam, voor de eerste melding werd gedaan. Zoals ik in mijn brief van 15 september (Kamerstuk 30 669, nr. 21) schreef heeft de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) een retrospectief onderzoek gedaan. In bijlage stuur ik de Kamer de resultaten evenals een publieks-samenvatting in het Nederlands. Op basis van dit onderzoek concludeert GD dat het virus vóór begin september nog niet op grote schaal circuleerde, en de eerste besmettingen snel zijn gemeld. De bedrijven waar voor het eerst de ziekte werd vastgesteld liggen dus vermoedelijk in het gebied waar de epidemie is begonnen. Het toont aan dat veehouders en dierenartsen alert zijn en verdenkingen snel melden. Dit steunt mijn beeld dat we in Nederland een effectief meldsysteem hebben met een hoge bereidwilligheid voor het melden van verdenkingen op besmettelijke dierziekten. De route van introductie is echter nog altijd onbekend, net als de herkomst van het virus.

Naast onderzoek naar de herkomst van het virus vind ik het van belang om onderzoek te doen naar de gevolgen voor de dieren. De blauwtong-infecties leiden tot ernstige ziekteverschijnselen en sterfte bij dieren. Met name onder schapen wordt dit veel gemeld, maar ook rundvee wordt getroffen, waarbij ook (melk)productie-verliezen worden gemeld. Er is op bedrijven sprake van een gevarieerd beeld, in percentage besmette dieren, in de ernst van de ziekteverschijnselen, in het percentage dieren dat doodgaat als gevolg van de infectie en in de daling van de (melk)productie. Om hier meer objectief beeld bij te krijgen laat ik door GD het klinisch beeld dat tot nu toe is gerapporteerd preciezer in beeld brengen. Daarbij wordt ook gekeken naar het verloop van het klinisch beeld in de tijd. Dat biedt voor houders en dierenartsen meer inzicht in deze ziekte. Ook kan het dierenartsen mogelijk helpen om adviezen te formuleren en ondersteunende behandeling in te zetten. Dit onderzoek is net gestart, ik verwacht de eerste resultaten voor het einde van het jaar. Ik zal uw Kamer daarover informeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven