30 669
Dierziekte blauwtong

nr. 18
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 december 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 6 november 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van LNV d.d. 21 oktober 2008 over verdenking van nieuw serotype blauwtong in Nederland (30 669, nr. 11);

– de brief van de minister van LNV d.d. 27 oktober 2008 over vervolg verdenking van nieuw serotype blauwtong in Nederland (30 669, nr. 12);

– de brief van de minister van LNV d.d. 29 oktober 2008 over vervolg op verdenking van nieuw serotype blauwtong in Nederland (30 669, nr. 13);

– de brief van de minister van LNV d.d. 4 november 2008 over verdenking van nieuw serotype blauwtong in Nederland (30 669, nr. 14).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Atsma

Griffier: Dortmans

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik wil het hebben over de actuele situatie, over de ziekte blauwtong als zodanig, over de gevolgen van de ziekte en ik wil specifiek aandacht vragen voor de vee-exporteurs.

De actuele situatie. Er is nu ook blauwtong type 6 gediagnosticeerd bij runderen in Bentheim, Duitsland. Er zijn gevallen gediagnosticeerd in Oost-Nederland. Als ik de geografische kaart bekijk, vraag ik mij af waar de bron zit. Toen wij blauwtongtype 8 diagnosticeerden in Zuid-Limburg vroeg iedereen zich af waar het virus vandaan kwam. De primaire bron is nooit gevonden, maar het is zeer de vraag of de primaire bron daarvan in Nederland lag. Die vraag heb ik nu weer. Ik zeg niet dat de primaire bron niet in Nederland ligt, maar ik zeg ook niet dat die er wel ligt. Ik wil de minister vragen of in Duitsland net zo naar de bron wordt gezocht als in Nederland en of Duitsland en Nederland daarbij gelijk optrekken. Als je er niet naar zoekt, vind je de bron zeker niet; dan ligt de schuld namelijk ook nooit bij jou. De bron moet daarom gevonden worden. Die bron is een verzwakt levend vaccin. Het is schandalig dat mensen dat gebruiken. Het is in feite een soort bioterreur. De bron moet niet worden opgespoord met het primaire doel om de dader te straffen, maar om de gevolgen zoveel mogelijk in te kunnen perken.

Hoe zit het met de export, nu in Duitsland nieuwe gevallen zijn geconstateerd? Schuift het gebied van waaruit niet mag worden geëxporteerd, op in oostelijke richting? Dat is niet zozeer van belang voor Nederland, maar ik neem aan dat de 50-kilometergrens in Duitsland in oostelijke richting wordt verlegd. Hoe gaat het verder met de export uit gebieden waarvoor geen exportverbod geldt? Hoe kan het dat wij horen dat de export uit Nederland significant moeilijker gaat dan uit andere lidstaten van de EU? Nederland stelt bij de export aanvullende vragen. Vaarzen moeten bijvoorbeeld gevaccineerd zijn voordat zij geïnsemineerd zijn. Ik kan mij daar in veterinair opzicht heel veel bij voorstellen, maar dan moet dat ook gelden voor vaarzen die uit andere lidstaten worden geëxporteerd. De eisen moeten geharmoniseerd zijn, maar dat is nu niet het geval. Iedere lidstaat bepaalt nu zelf welke eisen worden gesteld aan de export. Uiteindelijk worden de eisen natuurlijk gesteld door het ontvangende land, maar laten wij vooral niet roomser zijn dan de paus. Als een ontvangend land er niet om vraagt, waarom vragen wij het dan wel van de exporteurs?

Dan de ziekte zelf. Blauwtong is een ernstige ziekte die een vreselijk lijden van dieren tot gevolg kan hebben. Blauwtong is evenwel geen ziekte die gevaar oplevert voor de volksgezondheid, zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij Q-koorts. Het is bekend dat ik altijd over de discussie over de lijst begin. Als zich een ziekte voordoet, moeten wij niet de vraag stellen waarom die ziekte wel of niet op de lijst staat, maar ik vind wel dat dit eens temeer duidelijk maakt dat een discussie moet worden gevoerd over de vraag welke dierziekten centraal moeten worden bestreden. Ik vraag de minister om dit punt nadrukkelijk in de discussie over de Animal Health Strategy op Europees niveau naar voren te brengen. Immers, waarom wordt blauwtong wel bestreden en abortus blauw bij varkens helemaal niet, terwijl dat ook vreselijke gevolgen voor varkens heeft? Waarom wordt blauwtong niet net zo behandeld als bijvoorbeeld IBR?

Dan de gevolgen van de uitbraak. Ik heb een vraag over de financiering van de entcampagne van volgend jaar. Er is sprake van cofinanciering. Worden alleen de vaccinkosten vergoed of wordt ook de toediening van het vaccin vergoed? De CDA-fractie vindt dat dit laatste erbij hoort.

Er moet natuurlijk een combinatievaccin komen. Als de bron van type 6 wordt opgespoord en de infectie snel doodloopt, dan kunnen we ervan uitgaan dat dit eens was, maar nooit weer. Maar type 1 rukt ook op. Kunnen wij van onze boeren vragen om volgend jaar te vaccineren tegen type 8 als type 1 oprukt en type 6 zomaar opeens kan opkomen? Hoe gaan wij daarmee om? Lukt het om zo’n combinatievaccin geregistreerd te krijgen?

De aanscherping van de monitoring is prima, maar dat dient wel te gebeuren in EU-verband.

De vee-exporteurs worden zwaar getroffen. De minister geeft aan dat zij een beroep kunnen doen op de Wet bijzondere bijstand, maar dan moeten zij wel eerst hun vermogen opeten. Wij stellen voor om het Borgstellingsfonds ook voor vee-exporteurs open te stellen. Dit fonds sluit aan bij de ontstane situatie. Wij willen daar graag een toezegging op.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Vanavond gaat het om serotype 6 en de herkomst daarvan. Hoe kan een blauwtongserotype afkomstig uit een in Europa niet toegelaten vaccin hier de kop opsteken? Ik mag wel zeggen dat ons dit hooglijk verbaast. Is het echt mogelijk dat het meegekomen is met een buiten Europa gevaccineerd dier? Het gaat immers om een levend vaccin. Als dit niet het geval is, kan de conclusie niet anders zijn dan dat het vaccin ergens illegaal is ingevoerd en gebruikt. Ik begrijp dat het zich nu ook in Duitsland bevindt. Hoe zit het met de controle op de invoer van diergeneesmiddelen? Hebben wij daar wel greep op?

De VVD-fractie onderkent dat het belangrijk is om de reputatie van de Nederlandse export van dieren en dierlijke producten hoog te houden. Wij willen geen exporteur zijn van dierziekten. Er is dan ook alle begrip voor de maatregelen die de minister heeft afgekondigd. De vraag is echter hoe deze maatregelen zich verhouden tot de laatste stand van zaken en tot de kennis die wij nu hebben. Hoe staat het met het aanvullende onderzoek naar de verspreiding? Heeft het expertteam in Brussel voor blauwtong zich van een en ander in kennis gesteld? Is deze ontmoeting relevant voor de maatregelen die de minister heeft genomen? Wordt met dit expertteam in Brussel ook gesproken over de vondst van het nieuwe virus serotype 6?

De minister heeft inmiddels aangekondigd een vaccin te laten ontwikkelen. Is zij nog steeds van plan om ook hiervoor een vaccin te laten ontwikkelen nu inmiddels meer bekend is over herkomst, verspreiding et cetera? Bovendien is er angst voor dit serotype 6 en angst voor het toeslaan van serotype 1. Wat voor mogelijkheden hebben wij om daartegen vaccins te ontwikkelen? Kunnen deze naast elkaar worden ontwikkeld? Kunnen wij misschien cocktailvaccins ontwikkelen? Hoe zit het met het tempo waarin dat kan?

Dan de algemene vaccinatie. Wij hadden in 2006 een prachtig vaccinatieprogramma dat een succes was. De cijfers spreken voor zichzelf. Gaan wij daarmee in 2009 door? Wat is de betekenis van een nieuw vaccinatieplan dat eventueel in Brussel wordt ingediend? Gaat Europa akkoord met de uitroeiingsstrategie die wij zouden willen?

Wij hebben gehoord dat het Permanent comité voor de voedselketen en de diergezondheid in de EU erg pessimistisch is over de kansen om blauwtong uit te roeien. Is de minister daarvan op de hoogte? Wat betekent dit in relatie tot ons vaccinatieprogramma en een eventuele verplichting tot vaccinatie? Als Europa niet wil overgaan tot uitroeiing van blauwtong – ik zeg het maar even zwart-wit – acht de minister het dan wenselijk dat Nederland dan doorgaat? En zo ja, hoe verhoudt zich dat met een non-vaccinatiebeleid?

Wij hadden prachtige budgetten voor en afspraken over het vaccin en de toediening ervan. Wordt nu gesnoeid in dit budget? Ik vind dat het vaccin en de toediening ervan moeten worden bekostigd.

Ook mijn fractie wil ingaan op de nijpende situatie van de exportbedrijven. Het verlenen van exportcertificaten speelt hierin een centrale rol. De brief van de minister geeft de indruk dat de minister de importlanden een beetje tegen zichzelf wil beschermen. Importlanden hebben zelf een aantal randvoorwaarden opgesteld. Volgens de brief van de minister kunnen wij daaraan zelfs voldoen. Het voortzetten van het overleg met landen zoals Frankrijk en Duitsland voor het afgeven van deze exportcertificaten lijkt dan ook weinig zinvol. Deze landen hebben namelijk al exportcertificaten. Waarom blijven wij daarbij achter? Zetten wij daarmee onze sector niet toch wat op achterstand? Kunnen wij sneller certificeren om ervoor te zorgen dat onze exportbedrijven niet langer in deze situatie zitten dan nodig is? Natuurlijk speelt de financiële situatie hierbij op de achtergrond ook een rol.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Uit de bespreking in de adviesgroep voor de diergezondheid van de Europese Unie blijkt dat de Commissie niet van plan is om dierenartskosten in 2009 weer te vergoeden. Verder wil zij maar de helft vergoeden van de aanloopkosten van de ontwikkeling van het vaccin. Ik neem aan dat het hierbij gaat om het serotype 8. Dat wordt niet vermeld, maar dat kan haast niet anders. Hoe verhoudt zich dit tot de wens om de sector zoveel mogelijk tegemoet te komen in de kosten van de vaccinatie? Deze wens wordt toch genoemd in de brieven van LTO; dit is ook eerder in deze commissie besproken. Wat gaat de minister als vertegenwoordiger van de lidstaat Nederland doen om hierop nog invloed uit te oefenen?

Mijn tweede vraag gaat over de export. Het blijkt dat Frankrijk en Duitsland wel certificaten afgeven en afzonderlijke afspraken maken met derde landen. Nederland doet dat niet. Mij is niet echt duidelijk waarom dit bij ons zo anders is dan in Frankrijk en Duitsland. Zijn zij onzorgvuldig en doen wij het helemaal goed? Ik denk dat het handiger is als één lijn wordt gevolgd.

Kan de minister ingaan op het onderzoek naar serotype 6? De prognose op dit vlak lijkt redelijk positief, maar is dat ook echt zo? Stel dat het resultaat negatief is, hoe gaan wij daar dan op reageren?

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. In 2003 ontvingen wij al een waarschuwing van het Centraal instituut voor dierziektecontrole (CIDC) voor het risico van een uitbraak van blauwtong als gevolg van de toename van het aantal veetransporten. Die aantallen bleven hoog. Deze waarschuwing werd helaas werkelijkheid. In de zomer van 2006 werd voor het eerst blauwtong in Nederland vastgesteld. Als ik het juist heb, zijn er in 2007 al meer dan 1000 uitbraken geweest. De Universiteit Wageningen meldt dat 47% van de dieren op een geitenhouderij en 70% van de dieren op de schapenhouderijen inmiddels geïnfecteerd is of is geweest. Dat liegt er niet om. Om de economische schade te beperken en omdat het sowieso een goede daad is, lieten veel dierhouders hun dieren vrijwillig inenten. Inmiddels is een ander serotype van het virus aangetroffen. Het is onbekend waar dit virus vandaan komt. Ik ben blij dat de minister inmiddels de AID en de VWA heeft ingeschakeld om dit uit te laten zoeken. Dat is van wezenlijk belang. Als het waar is dat het vaccin van buiten Europa komt – geruchten gaan over Zuid-Afrika – en doelbewust is ingevoerd, dan vind ik het van het hoogste belang dat de idioot die dit op zijn geweten heeft, wordt aangepakt. Ik vraag de minister wat in de Europese context de mogelijkheden zijn om iemand strafrechtelijk te vervolgen. Ik weet niet waar vastgelegd is dat dit levend vaccin niet mag worden ingevoerd. Ik vraag een bevestiging van wat de kranten melden, namelijk dat in Duitsland serotype 6 is opgedoken. Is het mogelijk dat deze besmetting uit Nederland komt? En als die mogelijkheid er is, zijn de maatregelen die in Nederland zijn genomen dan wel adequaat genoeg om insleep te voorkomen? En als het ergens anders vandaan komt, heeft Duitsland dan wel maatregelen genomen die stevig genoeg zijn? Elke uitbraak van een dierziekte is er één te veel. Dit gaat altijd gepaard met dierenleed en in het verlengde daarvan met ondernemersleed.

De SP-fractie vindt dit niet het moment om exportregels te versoepelen. Wij zijn het met de minister eens dat wij gezonde dieren moeten exporteren en niet dierziekten. Wij vinden überhaupt dat te veel met dieren wordt gesleept en dat de risico’s die daarmee gepaard gaan steeds groter worden. De insleep en de uitbraak van dierziekten zijn inmiddels een onderdeel van de normale gang van zaken geworden in de veehouderij. Ik moet dan ook tot mijn spijt zeggen dat ik het logisch vind dat de minister op dit moment geen aparte financiële steunmaatregelen gaat nemen. Anders dan de fracties van het CDA en de VVD steunen wij de minister daarin.

De heer Ormel (CDA): Mevrouw Van Velzen legt nu heel erg de schuld bij het slepen met dieren. Blauwtongserotype 6 komt nergens voor. Waar vandaan is er dan gesleept?

Mevrouw Van Velzen is een beetje dubbelhartig, want zij wijst weer op een vaccin. Zij weet dat je via internet van alles kunt bestellen. Misschien heeft een particulier die heel erg van zijn ene schaapje houdt, gegoogeld en in Zuid-Afrika een combinatievaccin gekocht voor dat ene schaapje. Het verband tussen slepen met dieren en deze uitbraak zie ik absoluut niet.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik denk dat de heer Ormel gelijk heeft. Niks wijst erop dat het slepen met dieren deze uitbraak heeft veroorzaakt. Sterker nog, het is volstrekt onduidelijk waardoor deze uitbraak wordt veroorzaakt. Ik ben blij dat de minister dit gaat onderzoeken. Er zijn geruchten en kranten schrijven dingen, maar dit moet tot op de bodem worden uitgezocht. Uiteraard kan een particulier overal elke melange van welke medicatie dan ook voor dieren bestellen. Daarom vraag ik of wij daarachter kunnen komen en of iemand die dit op zijn geweten heeft, kan worden aangepakt. Dat zou zeker moeten gebeuren als dat willens en wetens is gebeurd. Het is van belang dat ook de particulier die van zijn ene schaapje houdt, erop wordt gewezen dat dit niet mag. Ik vraag dan ook aan de minister op welke wijze wordt duidelijk gemaakt, ook aan particuliere dierenhouders, dat je dit soort vaccins niet mag importeren, ook al worden zij op het internet aangeboden. De meest walgelijke dingen worden op internet aangeboden; dat weet de heer Ormel ook.

Voorzitter. Mijn fractie wil graag weten hoe de minister de toekomst ziet. Het heeft er alle schijn van dat blauwtong een blijvertje is. De ziekte is gisteren ook in Oostenrijk opgedoken, als ik de media mag geloven. De knutten die het virus kunnen vervoeren, sterven niet meer af omdat wij lauwe winters hebben. Ook die lauwe winters lijken een blijvertje te worden. Is het mogelijk om vaccinatie tegen serotype 8, waar wij nu een vaccin tegen hebben, te verplichten? Wat zijn de mogelijkheden voor het aanbieden van een breedspectrumvaccin en, als het er is, voor het verplichtstellen daarvan? Is de minister van plan om daar zelf actie op te ondernemen en te laten onderzoeken of een vaccin tegen serotype 6 mogelijk is? Eigenlijk zou dat nog breder moeten plaatsvinden, want, zoals de heer Ormel al zei, ook serotype 1 is al opgedoken. Is het uitroeien van blauwtong in Europa überhaupt nog een optie?

Ten slotte wil ik graag weten welke maatregelen zijn genomen om de insleep van het rift valley virus tegen te gaan. Dat is weliswaar een heel ander virus, maar het wordt verspreid door het gewone type huismug en de economische consequenties en de consequenties voor de gezondheid voor dier en mens zijn vele malen erger. Uit de risicoanalyses van de Europese Unie blijkt dat de ziekte mede door de klimaatverandering en de toegenomen mobiliteit van mensen en vee in Europa terecht kan komen. Als ik mijn bronnen mag geloven, kan de tijgermug dit virus meedragen. Hebben wij ons voldoende gewapend tegen de virussen die nog niet in Europa zijn opgedoken?

De Partij voor de Dieren heeft mij gevraagd te melden dat zij hier helaas door de drukke agenda niet vertegenwoordigd kon zijn, maar zich kan vinden in de inbreng van de SP.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Laat ik beginnen met vast te stellen dat de minister voor zover ik dat kan overzien, adequaat heeft gereageerd op wat zich voordeed. Uiteraard is nader onderzoek ingesteld. De minister schrijft dat ook in haar brief van 4 november over de laatste stand van zaken. Onderzoek is hard nodig. Collega Ormel heeft het gelijk van de wereld als hij zegt dat wij moeten zien te achterhalen waar de bron zit, hoe het zover heeft kunnen komen en wat daar vervolgens aan te doen is. Een andere collega stelde ook een vraag over de controle. Dat is natuurlijk ook best een punt.

In deze omstandigheden moeten wij toch proberen om verder te komen. De minister schrijft in haar brief van 4 november dat zij probeert om export van dieren mogelijk te maken door het afgeven van extra garanties. Zij voert met de lidstaten Frankrijk en Duitsland overleg met het doel verdere afspraken te maken over de voorwaarden waaronder export van dieren die voor blauwtong gevoelig zijn, verantwoord en voor de landen op dezelfde wijze kan plaatsvinden. Dat lijken mij interessante inzetten en handvaten om verder te komen. De vraag is inderdaad of Nederland het de exporteurs moeilijker maakt dan de andere relevante lidstaten. Dat zou ik niet kunnen begrijpen. Immers, wij zoeken toch naar een zo gelijk mogelijk speelveld en naar een harmonisatie op dit punt.

Naar ik meen moet ik nog een antwoord geven op de vraag wat de SGP-fractie vindt van de positie van de exportbedrijven. Het is duidelijk dat er een stukje ondernemersrisico is, maar dit is toch een typische kwestie van overmacht. Moet het nu zo zijn dat gezonde bedrijven met perspectief in problemen komen? Dat zouden wij niet moeten willen en dat wil ook niemand, maar is dat nu te voorkomen? De minister zegt dat zij naar de bijstand kunnen, maar dan moet wel eerst het vermogen worden opgegeten en dat is contrair aan het gezond houden van het bedrijf. Dan heeft het bedrijf geen potentie meer om door te gaan zodra groen licht wordt gegeven. Ik vind het daarom niet onheus om na te denken over de ontvankelijkheid voor een beroep op het Borgstellingsfonds. Dat is bij de MKZ- en de vogelgriepcrisis ook aan de orde geweest. Daarover is toen stevig gediscussieerd. Uiteindelijk was men van mening dat men daarop een beroep kon doen, uiteraard onder de bekende voorwaarden. Daar wil ik graag een helder antwoord op, want dat biedt perspectief op bedrijven die gezond zijn en het perspectief hebben om gezond door te kunnen zodra dat weer kan. Zij mogen niet veroordeeld worden tot het van lieverlee opeten van hun reserves.

Antwoord van de minister

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Ik wil even zorgvuldig de gang van zaken doorlopen. Daarna ga ik in op de gestelde vragen.

Half oktober werd duidelijk dat vier dieren in het oosten van Nederland besmet waren met het afwijkend serotype van het blauwtongvirus. Dat heeft ertoe geleid dat ik op maandag 20 oktober uit voorzorg de export van daarvoor gevoelige dieren naar andere landen heb verboden. Er waren op dat moment geen aanwijzingen dat het afwijkende serotype ook in andere lidstaten voorkwam. Op 24 oktober kregen wij van het Europese referentielaboratorium in Pirbright, dat wij onmiddellijk hadden ingeschakeld, het bericht dat het genetische profiel van het virus het meest overeenkwam met het virustype 6. Alhoewel er nog geen levend virus was gevonden en er dus officieel nog geen sprake was van een uitbraak, moest ik er op dat moment van uitgaan dat in Nederland een nieuw serotype blauwtong circuleerde. Ik heb dan ook maatregelen genomen om een eventuele verspreiding van dit virus te voorkomen. De heer Van der Vlies heeft net aangegeven dat dit vanuit het oogpunt van voorzorg belangrijk is en dat dit in die zin ook te waarderen is. Anderen hebben er ook iets over gezegd. Op 28 oktober meldde het laboratorium in Pirbright dat een levend virus was gevonden en dat het virus veel overeenkomsten vertoont met het verzwakte vaccinvirus dat in Zuid-Afrika wordt gebruikt voor de ontwikkeling van levende verzwakte vaccins.

Vanmorgen meldde Duitsland dat bij een exportcontrole vier runderen positief bevonden zijn op het blauwtongvirustype 6. Deze runderen waren afkomstig van drie bedrijven dicht bij de Nederlandse grens in het Duitse 50-kilometergebied. Wij hebben daar ook een kaartje van, dat ik nu even laat circuleren. In Nederland worden alle dieren van de bedrijven in een straal van 1 km rond de drie besmette bedrijven met een PCR-test (polymerase chain reaction) gecontroleerd op het blauwtongvirustype 6. Wij zijn daarmee intensief bezig, maar tot nu toe zijn nog geen nieuwe gevallen ontdekt. Er is een goed contact met Duitsland om de maatregelen met en op elkaar af te stemmen. Daarmee heb ik ook de vraag van de heer Ormel beantwoord. Ook in Duitsland zullen alle dieren in een straal van 1 km rond de besmette bedrijven worden onderzocht met een PCR-test.

Dan kom ik op de vaccinatie. Tegen het blauwtongvirustype 6 is alleen een levend vaccin beschikbaar. Dit vaccin is van Zuid-Afrikaanse origine. Wij denken dat het virus in Nederland hetzelfde is als het Zuid-Afrikaanse vaccinvirus. Vaccinatie met een levend vaccin tegen een vaccinvirus is op dit moment niet aan de orde.

Mevrouw Snijder vroeg hoe het nu zit met Europa. Vanaf woensdag 5 november, dus vanaf gisteren, tot en met 7 november is een Europees expertteam in Nederland. Dit team, waar ook mensen van ons bij zijn, zal een advies uitbrengen over deze uitbraak. Morgenmiddag is dit advies bekend. Dit team zal ook advies uitbrengen aan de ScoFCAH (Standing committee on the food chain and animal health), die volgende week weer vergadert. Dan kunnen wij ook een aantal voorstellen doen voor het vervolg. Ook daarover zal dan overleg plaatsvinden.

Er is een aantal onderzoeken gestart. In de eerste plaats wordt daarmee geprobeerd om de oorsprong van de insleep van het vaccinvirus te achterhalen. In de tweede plaats wordt getracht de mate van verspreiding en de eigenschappen van het vaccinvirus in kaart te brengen. Daarmee probeert Nederland aan te tonen of het echt om een vaccinvirus gaat.

Het is moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, om voorspellingen te doen over de toekomst zolang niet meer gegevens over de uitbraak bekend zijn. Verschillende leden hebben al op scenario’s gezinspeeld. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk. In noem er hier drie. 1. Door alle aanvullende onderzoeken van Nederland wordt met zekerheid aangetoond dat het om een vaccinvirus gaat. In dat geval kan Brussel voorstellen om de maatregelen te versoepelen. 2. Het is verder mogelijk dat origine en eigenschappen van het virus onduidelijk blijven. In dat geval zal meer onderzoek nodig zijn. 3. Het derde scenario waarmee wij rekening houden, is dat het gevonden virus weliswaar lijkt op het vaccinvirus, maar de eigenschappen heeft van een veldvirus. In dat geval ligt het voor de hand dat deze uitbraak op eenzelfde wijze wordt behandeld als de uitbraak van het blauwtongvirustype 8, dat ook een veldvirus is. Het is nu te vroeg om conclusies te trekken. Het zal waarschijnlijk nog enige weken duren voordat er echt meer zekerheid komt.

De heer Ormel (CDA): Ik heb een vraag over de drie scenario’s. De minister zegt: 1. het vaccinvirus, 2. het is onduidelijk en 3. een veldvirus. Ook al was het virus een vaccinvirus, het is nu uit het vaccin en een veldvirus geworden. Een vaccinvirus kan de vervelende eigenschap hebben dat het snel een verticale transmissie geeft. Als een drachtig dier daarmee wordt besmet, zal het virus worden doorgegeven aan de vrucht. Het duikt als het ware onder in de ongeboren vrucht. Wij weten allemaal dat nu alle schapen drachtig zijn. Dan bestaat dus het risico dat volgend jaar, als de schapen lammeren, het virustype 6 opeens weer opkomt. Wordt ook met dit aspect rekening gehouden?

Minister Verburg: Daarmee wordt echt allemaal rekening gehouden, maar het is nog niet aangetoond. Wat de heer Ormel zegt, kan in principe, maar wij moeten het wel weten. Ik herken de drang en de behoefte van sommige leden om zo snel mogelijk alles te willen weten, maar onderzoek vraagt tijd. Zeker als je met zoveel onbekende factoren te maken hebt, zul je die tijd moeten nemen. Ik denk dat wij er goed aan doen om hand in hand met Duitsland alles zo veel mogelijk te onderzoeken tot in alle uithoeken. Ik hoop dat dit zo zal blijven.

De studie wordt uitgevoerd door het CVI, inclusief de dierproeven. Met man en macht wordt onderzoek gedaan.

Verschillende leden hebben vragen gesteld over de mogelijkheid om bivalente vaccins, dus een combinatievaccin of cocktails, te ontwikkelen. Dat is niet zomaar gedaan. Wij hebben dit jaar tegen blauwtongtype 8 gevaccineerd met een dood vaccin. Nederland is op dit moment nog vrij van het type 1, maar dit type rukt vanuit Frankrijk naar het noorden op. Het famaceutische bedrijf Merial heeft aangegeven dat men van plan is om komend voorjaar een dood bivalent vaccin op de markt te brengen. Dat vaccin zou dan beschermen tegen zowel type 1 als type 8. Aan de combinatiecocktails of bivalente vaccins wordt dus gewerkt. Ik kom straks nog even terug op de vaccinatiestrategie en Europa. Ik zal erover nadenken en daarover met verschillende middenveldorganisaties en andere belanghebbenden spreken.

Voor het blauwtongvirus type 6 is geen dood vaccin beschikbaar. Omdat wij denken dat het om een levend vaccinvirus gaat, is vaccinatie op dit moment niet aan de orde.

De heer Ormel (CDA): De minister zegt dat zij gaat nadenken over het bivalente vaccin. Het is een feit dat type 1 oprukt. Ik zou liever vaccineren voordat dit er is, dan als het er is. Waarom zou de minister dus niet zonder meer aan een bivalent vaccin denken?

Minister Verburg: Daar denk ik ook aan. Ik heb van de leden verschillende scenario’s over Europa gehoord. Laat ik er dit van zeggen. Er is gevraagd hoe het nu zit met Europa en waarom wij een en ander niet op een lijst zetten van ziekten die wij centraal gaan bestrijden. Wij zijn daar in Europa mee bezig. In de vorige Landbouwraad heb ik aangegeven dat ik de Europese commissaris zou verzoeken het onderzoekslaboratorium in Pirbright de opdracht te geven om eens na te gaan of een strategie kan worden ontwikkeld om blauwtong uit te roeien. Op de volgende Landbouwraad, die over twee weken zal plaatsvinden, zal ik vragen hoe ver de Commissie is met de uitvoering van dat verzoek. De Europese Commissie heeft aangegeven dat er voor volgend jaar 160 mln. beschikbaar is, maar zij heeft daarbij nog niet aangegeven hoe zij denkt over een entingsstrategie. Daar zullen wij dus nog met elkaar over moeten praten. Dat hebben wij afgelopen jaar ook gedaan. Het is bekend dat ik daartoe het initiatief heb genomen. Nederland is daarbij voortrekker geweest. Nederland heeft zich volop ingezet om het vaccin op tijd ontwikkeld te krijgen en om op Europees niveau een heldere strategie af te spreken. Nu heb ik alleen kennisgenomen van het beschikbare bedrag. In Brussel is nog niet gesproken over een regie. Ik denk dat wij heel goed moeten nadenken over wat wij gaan doen als het laboratorium in Pirbright een antwoord geeft. Als Pirbright zegt dat het uitroeien van deze ziekte dweilen met de kraan open is, dan is er een andere situatie. Dan moeten wij ook in Nederland gaan denken over de vaccinatiestrategie in Nederland. Dit jaar halen wij namelijk de 80%, een van de voorwaarden waaronder de Europese Commissie wil cofinancieren. Stelt de Commissie volgend jaar opnieuw die eis, maar is er geen sprake van uitroeiingsmogelijkheden, dan moeten wij met een aantal landbouworganisaties gaan spreken over de aanpak van de strategie. Halen wij de 80% dan namelijk niet, dan moet je er wel rekening mee houden dat je dat misloopt. Ik ben zeer gemotiveerd en zeer zorgvuldig met dit traject bezig, maar ik wil ook heel zorgvuldig opereren om een optimale keuze te kunnen maken. Zover ben ik nog niet. Om die reden vraag ik de Kamer om mij nog even de tijd te geven. Ik hou de Kamer op de hoogte. Een maand voor elke Landbouwraad informeer ik de Kamer. Ook na de Landbouwraad informeer ik de Kamer. Er is nog wel even tijd nodig; het moet ook zijn beslag kunnen krijgen.

Voorzitter. Ik ben nog steeds met mijn algemene inleiding bezig, maar het onderwerp is belangrijk genoeg om er even iets langer bij stil te staan. Ik wil in dit debat daarom meer details dan normaal naar voren brengen.

Alle leden hebben gesproken over de schade in de transportsector. De exportsector voor fokvaarzen bestaat uit 30 tot 35 bedrijven. Vaak zijn dit handelaren. Acht bedrijven daarvan zijn grote bedrijven; zij hebben 60% van de markt in handen. Verder zijn er zes exportstallen. Men maakt gebruik van een onbekend aantal transportbedrijven. In een normaal jaar worden zo’n 50 000 fokrunderen geëxporteerd. In de afgelopen jaren lagen deze aantallen lager. In 2006 waren dat er 35 000, vorig jaar 25 000 en dit jaar, tot september, zo’n 7000. In de eerste helft van dit jaar was de export 5500 stuks. In de eerste helft van 2007 was dit aantal bijna 15 000. Dat is echt een duidelijke teruggang. Op dit moment ligt de export helemaal stil. De verminderde bedrijvigheid heeft natuurlijk ernstige gevolgen voor die bedrijven. Ik kom zo meteen terug op de mogelijkheden om hen tegemoet te komen. De leden hebben gelijk als zij zeggen dat dit allemaal heel hard aankomt.

De heer Ormel vroeg of wij niet roomser zijn dan de Paus. In de brief heb ik geschreven welke lijn wij volgen. Als Nederland drachtige vaarzen exporteert dan wil Nederland als lidstaat garant staan voor de kwaliteit van de levering. Ik vind dat een belangrijk uitgangsprincipe. Als wij dat doen, moet kwaliteit onze reclame zijn. Dat wil zeggen dat het voorzorgsbeginsel wordt toegepast: eerst enten, dan worden de vaarzen drachtig en dan komt het natuurlijke moment van export. Het feit dat Frankrijk en Duitsland dat tot op dit moment anders doen, is voor ons aanleiding geweest om op veterinair niveau met beide landen te spreken. Frankrijk heeft ons gelijk gegeven. Anders exporteren wij toch een risico. In mijn brief heb ik gezet dat wij kwaliteit willen exporteren en geen risico’s op ziekte. Dat krijg je namelijk altijd terug. Nederland is op kwaliteit georiënteerd. Nederland exporteert zo veel en heeft zo’n groot imago te verliezen dat je dat niet moet willen. Ik ben daarom wel gevoelig voor het adagium gelijke monniken, gelijke kappen. Om die reden vragen wij aan Frankrijk én Duitsland of zij het wel veterinair verantwoord vinden om deze voorzorgsmaatregelen niet te nemen. Frankrijk en Duitsland gaan het nu ook op deze manier doen, want zij geven Nederland gelijk: je moet garant kunnen staan voor de kwaliteit, want anders komt het als een boemerang terug. Er is wel een belangrijke belemmering, en dat is dat het in Duitsland gaat om een bevoegdheid van de Länder. Dat is een complicerende factor. Morgenmiddag heb ik een telefonisch afspraak met mijn nieuwe collega in Duitsland. Ik zal dit punt morgen bij haar onder de aandacht brengen en op haar een klemmend beroep doen om ervoor te zorgen dat ook in de Länder voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Voorzitter. Dan ga ik nu in op de specifieke vragen.

De heer Van der Vlies wist zich nog te herinneren dat onder andere in het kader van MKZ een beroep is gedaan op het Borgstellingsfonds. Alle sprekers zijn hierop ingegaan. Ik moet zeggen dat dit niet past in de doelen van het Borgstellingsfonds. Het Borgstellingsfonds is er voor primaire bedrijven, voor leningen van banken en voor investeringen door landbouwondernemingen en soms voor bedrijfsopvolging. Ik zeg toe dat de Kamer volgende week woensdag een brief hierover ontvangt. Ik zal nagaan onder welke voorwaarden het Borgstellingsfonds destijds wel is benut en wat de mogelijkheden toen waren. Ik zal de Kamer op grond van die analyse laten weten of ik mogelijkheden zie en zo ja, welke.

Mevrouw Van Velzen (SP): De minister zegt dat alle partijen spraken over het Borgstellingsfonds, maar ik heb dat nadrukkelijk niet gedaan. De systematiek van het Borgstellingsfonds is namelijk een heel andere. Als de minister dit fonds openstelt voor de exporteurs, wil zij dan ook eens nadenken over de vraag welke andere sectoren daarop aanspraak kunnen maken omdat zij de systematiek aanpast? Ik zie ook wel de problemen waar deze bedrijven mee te kampen hebben, maar wij moeten in scenario’s denken. Als wij ervan uit kunnen gaan dat de knutten, een van de factoren die het virus het land binnenbrengen, inderdaad kunnen overwinteren, kan dit virus latent aanwezig blijven. Moeten wij dan nu wel beginnen met het openstellen van het Borgstellingsfonds voor deze secundaire sectoren?

Minister Verburg: Mevrouw Van Velzen heeft gelijk als zij zegt dat zij niet heeft gevraagd naar het Borgstellingsfonds. Dat merkt zij terecht op; daar moeten wij scherp op letten.

Wij moeten ook scherp zijn in de constatering dat ik nog geen enkele toezegging heb gedaan. Ik heb gezegd dat ik zal nagaan wat indertijd de aanleiding en de redenering is geweest bij het openstellen van het Borgstellingsfonds. Ik zal nagaan of er mogelijkheden zijn en zo ja, welke. Ik zal vanavond niet verhullen dat ik daarbij moet overwegen of hierbij sprake kan zijn van een precedentwerking tegenover andere sectoren. En dan denk ik niet alleen aan de sectoren die te maken hebben met het departement van LNV, maar breder. Op dit moment zijn er natuurlijk heel veel ondernemingen en ondernemers die kreunen onder de effecten van de financiële crisis, op welke manier dan ook. Dit aspect heb ik mee te wegen en zal ik meewegen in de uiteindelijke beslissing.

De heer Van der Vlies (SGP): Ik denk dat de minister zich constructief en voorzichtig opstelt. Dat begrijp ik. Je moet een goede en deugdzame titel hebben voor het openstellen van het Borgstellingsfonds. Voor zover ik dat heb begrepen, moet het om een landbouwgerelateerde ondernemer gaan en moet het hoofdinkomen van die ondernemer uit de landbouw komen. De kenmerken van de bedrijven of de aantallen zijn mij niet bekend, maar volgens mij voldoen zij daaraan wel. Het gaat er dan om of je wilt verklaren dat die branche valt onder de titels voor het Borgstellingsfonds. Dat is volgens mij de hamvraag. Dat de minister daar zorgvuldig naar kijkt, begrijp ik.

De heer Ormel (CDA): Ik wil mij aansluiten bij de heer Van der Vlies. Ik ben blij met deze toezegging. Het is niet meer dan een brief, maar dat is op dit moment wel terecht. Ik vind het goed dat de minister het zorgvuldig onderzoekt en dat zij ook kijkt naar de precedentwerking en naar eerder gevallen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het lijkt mij goed dat, als er informatie is op een onderdeel, wij daarover beschikken voor het overleg over de Landbouwraad. Die vindt volgende week donderdag plaats.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik had er ook nog niet over gesproken, maar ik ondersteun het initiatief ten zeerste. Ik vind het goed dat de minister dit breed benadert, maar ik wil in de brief graag een tipje van de sluier opgelicht zien waaruit blijkt hoe het er in andere Europese lidstaten aan toe gaat.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik zeg u toe dat ik de volgende keer zal turven wie waarover heeft gesproken. Vergeef mij die onzorgvuldigheid.

Ik zal doen wat ik heb toegezegd. De heer Van der Vlies en de heer Ormel hebben benadrukt dat zorgvuldigheid hier gewenst is. Het overleg in de Landbouwraad vindt inderdaad aanstaande donderdag plaats. Dat zou mooi op tijd zijn; dan kunnen wij het nog eventueel bespreken.

Ik wijs mevrouw Jacobi erop dat in andere lidstaten een type 6 gelukkig niet is uitgebroken, behalve dan in Duitsland. Ik spreek hier de nadrukkelijke wens uit dat dit zo blijft.

Ik heb mij nog op een paar andere mogelijkheden geprepareerd. Ik zal daar in mijn brief nog op ingaan. Ik heb bijvoorbeeld gekeken naar de mogelijkheden voor arbeidstijdverkorting. Daar geeft de minister van Sociale Zaken ruimte voor. De grotere bedrijven hebben die ruimte in ieder geval. Zij hebben vaak personeel in vaste dienst die dit werk vaak al jaren zorgvuldig en met vakmanschap uitvoeren. Overigens werken andere transporteurs normaal gesproken ook zo. Ook daar kan dus enige verlichting van de financiële druk vandaan komen. Ik zal die mogelijkheden volledigheidshalve schetsen in mijn brief aan de Kamer.

Enkele leden hebben mij gevraagd of ik de importeur van het virus al heb opgespoord. Het antwoord op deze vraag is nee. Ik heb de AID op een vrij stevig onderzoek gezet. De gevoelens die in de Kamer hierover zijn geuit, kan ik mij indenken. Zo zou het ook voelen op het moment dat er sprake is van illegale import van dit vaccin; dat is onverantwoord. Het is niet toegestaan dat het vaccin hier is. Daarvoor kunnen wij de daders strafrechtelijk vervolgen. Europese regelgeving is daarvoor niet nodig. Als je iets hebt wat je niet mag hebben, kan er strafrechtelijk vervolgd worden.

De heer Ormel (CDA): Het is prematuur, maar een van de mogelijkheden kan internethandel zijn. Of dat nu wel of niet zo is geweest, dit risico blijft aanwezig. Ook vandaag kan ik immers nog zo’n vaccin kopen via internet. Hoe gaat de minister dat aanpakken in Europees verband?

Minister Verburg: Ik heb de desbetreffende website gezien. Ik heb er ook een afschrift van in mijn map. Op deze site wordt het vaccin inderdaad actief aangeboden. Het gaat overigens om één website van Zuid-Afrikaanse origine. Deze heet Onderstepoort; ook nog een Nederlandse naam.

De heer Ormel (CDA): Dat is de veterinaire faculteit van Zuid-Afrika. Dat is een keurig bedrijf.

Minister Verburg: Ja. Ik geef alleen antwoord op de vraag.

Het is verboden om illegale vaccins voorhanden te hebben of om deze toe te passen. Zowel het bedrijf als de afnemer kan worden aangepakt. Daarvoor zijn dus handvaten. Mocht het illegale vaccin via een Nederlandse site worden verkocht, dan kan ook de provider worden aangepakt. Het Openbaar Ministerie heeft mogelijkheden om bij providers gegevens op te vragen over de herkomst van berichten en de identiteit van personen. Providers die illegale aanbiedingen doorgeven via hun website en daarvan kennis dragen, moeten de toegang naar deze site blokkeren. Als de provider de site niet blokkeert, kan hij worden vervolgd voor het mede plegen van of voor medeplichtigheid aan een strafbaar feit. Er zijn op dit moment overigens geen aanwijzingen die erop wijzen dat op Nederlandse sites illegale vaccins worden verkocht.

Er zijn meer vragen gesteld over de illegale import van het vaccin via internet. Het middel wordt via een Zuid-Afrikaans internetadres aanbevolen en het kan bij een Zuid-Afrikaans bedrijf worden besteld. Dat is op zichzelf geen illegale activiteit. Het middel kan legaal worden geproduceerd in bijvoorbeeld Israël en Zuid-Afrika. Het is iets anders als het bedrijf het middel in Nederland aflevert. Dat is strafbaar. Praktisch zal het echter erg lastig zijn om het bedrijf daarop aan te pakken. Als echter blijkt dat een vaccin dat afkomstig is uit Zuid-Afrika in Nederland is toegepast, zal primair degene die het middel heeft toegediend kunnen en worden aangepakt. Ik heb op dit moment nog geen aanwijzingen dat dit is gebeurd. De Zuid-Afrikaanse producent heeft aangegeven, geen vaccin naar Nederland te hebben gestuurd. Maar goed, dat heeft ook in de krant gestaan en wij weten allemaal dat het in Zuid-Afrika vrij te koop is. Wij zetten het onderzoek voort. Wij hebben kapstokken genoeg om hieraan een strafrechtelijk vervolg te geven zodra wij iets vinden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Even over het internet. Wij weten dat hier in principe een handel achter zit. Wat zegt dat over de controle? Hoeveel greep kunnen wij krijgen op deze handel? Wij vragen ons dat bij meer zaken af, maar ook als het gaat om diergeneesmiddelen. Ik proef heel erg dat de minister daarop geen echte greep kan uitoefenen, maar dat zouden wij wel moeten willen. Als wij dat niet aan kunnen pakken, hebben wij aan de controle op diergeneesmiddelen helemaal niks. Alleen maar achteraf.

Minister Verburg: Mevrouw Snijder heeft gelijk: alleen maar achteraf. Wij hebben wetgeving op basis waarvan degene die het hier verhandelt of toepast, kan worden vervolgd. Want dat is illegaal. Daar heb je wel opsporing voor nodig, want je moet het eerst traceren. Het is ook mogelijk dat dit allemaal niet aan de orde is en dat het virus hier op een andere manier komt. Ik redeneer zelf natuurlijk ook eerst zo: verdraaid, er is een website waarop het wordt aangeboden, die website kun je vanaf Nederland bereiken enzovoorts. Zo kunnen wij allemaal redeneren, maar je hebt het wel aan te tonen. Dat is de reden waarom de AID nog volop aan het zoeken is. Je moet ergens een beginnetje kunnen vinden. Daarmee geef ik ook antwoord op de vraag van de heer Ormel waar het is begonnen. Ik geef toe dat het kaartje doet vermoeden dat het met de noordoostenwind is meegekomen, maar ook dat zijn veronderstellingen. Niks is makkelijker dan te roepen dat het bij de Duitsers is begonnen, terwijl de Duitsers zeggen dat het virus uit Nederland komt. Wij hebben dat gewoon zorgvuldig uit te zoeken. De mensen van de AID zijn zeer gemotiveerd om tracking and tracing te doen zodat zij kunnen aangeven hoe het zit en waar het virus vandaan komt. Daar kun je ook nog het nodige van leren. Als inderdaad wetten zijn overtreden, dan pakken wij de overtreders hard aan.

De heer Ormel (CDA): Ik wil de minister vragen om te overleggen met minister Klink van VWS. Dit heeft natuurlijk ook betrekking op mensen. Als ergens ter wereld een medicijn te krijgen is, of het nu een diergeneesmiddel of een humaan geneesmiddel is, dat daar gewoon legaal gebruikt mag worden, terwijl hetzelfde middel hier als een gevaar wordt gezien en ook een gevaar kan zijn, dan kan iemand met de huidige middelen, niet gehinderd door enige kennis, volkomen goed bedoeld zo’n middel importeren. Ik denk toch dat wij op wereldniveau gedragsregels moeten afspreken over medicijnentransport. Medicijnen uit Nederland mogen dan bijvoorbeeld niet worden verkocht aan particulieren in Latijns-Amerika of andersom. Dat zou met een vergunningensysteem via importeurs moeten gaan. Dit is een voorbeeld van iets wat een veel groter risico in zich houdt.

Minister Verburg: Ik zie het risico, maar ik spreek de heer Ormel op één punt tegen. Gaat het om medicijnen, hetzij voor humaan hetzij voor veterinair gebruik, die in Nederland verboden zijn, dan kunnen mensen uit Nederland die niet te goeder trouw importeren. Als wie dan ook in Nederland overweegt om zoiets te importeren, dan behoort hij of zij de wet te kennen. Iedereen weet dat dit illegaal is. «Te goeder trouw» is er dan niet bij. Als je zoiets voornemens bent, hoor je op de hoogte te zijn van de desbetreffende wetgeving in Nederland en je hoort je daaraan ook te houden.

Als middelen illegaal worden verkregen, is opsporing vereist. Dan kunnen wij wereldwijd afspraken maken zoveel als wij willen, maar dan zul je daar zowel bij de humane als de veterinaire gezondheidszorg door opsporing achter moeten komen. Overigens noem ik dan ook nog de sportwereld, die heel graag dit soort sluitende afspraken wil maken. Ik zie daar niet een, twee, drie een oplossing. Daarmee heb ik ook antwoord gegeven op de vraag van mevrouw Snijder daarover.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik zie ook wel het probleem van het aanpakken van handel via internet in illegale medicijnen. Het is heel erg moeilijk om daar grip op te krijgen. Ik heb gezocht naar de regels die hier overtreden worden. Ik vond het bijzonder moeilijk om die te vinden. Sterker nog, daarom heb ik de minister naar de afspraken gevraagd. Waar wordt nu duidelijk dat dit een illegaal middel is? Ik lees het in een brief, maar ik wist het niet. Mevrouw Jacobi zei net ook tegen mij dat zij het niet wist. Is het voor die mevrouw met dat lieve schaapje, waar de heer Ormel aan refereerde, wel duidelijk dat dit niet mag? Het Zuid-Afrikaanse bedrijf biedt het ook nog eens aan in de Nederlandse taal. De drempel is dan natuurlijk heel laag. Welke voorlichting krijgen de particuliere en de commerciële houder van dieren?

Mijn tweede vraag is mogelijk vergezocht, want wij spreken nog steeds over scenario’s. De minister zegt dat deze middelen in bepaalde landen vrij ingezet kunnen worden. Dat is daar dus niet strafbaar. Zij refereerde aan Zuid-Afrika en Israël. Betekent dit dan ook dat de dieren die daarmee gevaccineerd zijn, ook vrijelijk door Europa geïmporteerd kunnen worden? Wat zijn de risico’s daar dan van?

Minister Verburg: In de Wet op de diergeneesmiddelen staat dat je geen niet geregistreerd diergeneesmiddel in je bezit mag hebben. Daar wordt ook regelmatig op gecontroleerd. Bij overtreding treedt het Wetboek van Strafrecht in werking.

Hoe zit dat in Nederland dan met blauwtong? In de vaccinatiestrategie hebben wij afgesproken dat je geen vaccin in je bezit mag hebben en dat geënt moet worden onder veterinair toezicht.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik had twee vragen gesteld. De minister geeft aan dat het vaccin dat in Nederland illegaal is in andere landen, zoals Israël en Zuid-Afrika, gewoon mag worden gebruikt. Mogen dieren die met dit in Nederland illegale vaccin zijn gevaccineerd, vrijelijk geïmporteerd worden door de Europese markt? Is dat nog een risico of is dat te ver gezocht?

Minister Verburg: Het antwoord is nee. Dieren moeten aan de gezondheidseisen voldoen. Uit deze landen mogen dus geen dieren worden geïmporteerd.

De heer Ormel heeft een vraag gesteld over de discussie over de dierziekte, die op Europees niveau gevoerd moet worden. Hij vroeg ook waarom blauwtong niet net als een andere ziekte die hij noemde, op een lijst staat. In het kader van het communautaire diergezondheidsbeleid wordt gesproken over de lijst van dierziekten. In eerste instantie komen daarbij de criteria aan de orde op basis waarvan een dierziekte al dan niet door de overheid moet worden bestreden. Nederland levert regelmatig een inbreng in die discussie. Dat is een buitengewoon levendige, maar ook taaie discussie. De een wil iets wel en de ander wil iets niet. Op Europees niveau zul je het toch eens moeten worden. Soms worden daardoor zware afwegingen gemaakt of moeten deze gemaakt worden.

Mevrouw Van Velzen heeft gevraagd wat ik ga doen om het rift valley virus tegen te gaan. Hebben wij ons daar voldoende tegen gewapend? Het Centraal Veterinair Instituut (CVI) voert onderzoek uit naar het rift valley virus. Daarbij wordt bekeken hoe insleep kan worden voorkomen en hoe een vaccin kan worden ontwikkeld. Verder wordt een expertisecentrum opgericht om kennis hierover te vergaren en te delen. Het bewustzijn en de alertheid zijn dus heel groot. Ik heb net als de leden het artikel gelezen waarin een deskundige een waarschuwing heeft gegeven. Het is niet zo dat wij hier pas vanaf deze week mee bezig zijn. Wij zijn hier al veel langer mee bezig.

Mevrouw Van Velzen heeft gevraagd welke mogelijkheden er in de Europese context zijn om iemand te vervolgen. Daar heb ik al een antwoord op gegeven.

Voorzitter. Ik denk dat ik hiermee de vragen die in eerste termijn zijn gesteld, heb beantwoord.

Nadere gedachtewisseling

De heer Ormel (CDA): Ik bedank de minister voor de zorgvuldige en uitgebreide beantwoording.

Wat moeten wij verstaan onder de aanscherping van de monitoring? Gebeurt dit in EU-verband, of doen wij dat nationaal?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording en voor haar inzet tot nu toe. Het lijkt mij dat wij hierop volgende week terug moeten komen. Dan zal een aantal zaken helderder zijn.

Ik ben heel benieuwd hoe men in Europa met de vaccinatie zal omgaan. Is de minister nog steeds bereid om zich ervoor in te zetten dat zowel het vaccin als de toediening voor bekostiging in aanmerking komen?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Wij gaan drie scenario’s uitwerken. Na de brief die wij woensdag ontvangen, volgt een nieuw overleg. Ik wil ervoor pleiten dat de drie scenario’s wat meer worden uitgewerkt.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik wil de minister bedanken voor haar antwoorden. Zij antwoordde duidelijk en compleet. Ik heb nog een kleine vraag. Wat zijn de mogelijkheden om het vaccineren tegen de types blauwtong waarvoor nu een vaccin beschikbaar is, verplicht te stellen en dit in de Landbouwraad te bepleiten?

De heer Van der Vlies (SGP): Ik ben de minister erkentelijk voor haar gebaar om toch serieus te kijken naar het overeind houden van de exportbedrijven. Wij moeten ons goed realiseren dat het een paradepaardje is van ons land. Er loopt geen melkvee van goede kwaliteit, waar ook ter wereld, of het is van Nederlandse afkomst. Dat moet ons wat waard zijn. Vandaar dat ik het gebaar van de minister zeer op prijs stel.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn.

Het is goed dat wij vanmiddag zorgvuldig hebben stilgestaan bij de stand van zaken. Het valt mij op dat er veel onduidelijkheid was over wat er is gebeurd en over de gevolgen daarvan. Iedereen die nu mee kijkt of mee luistert, krijgt nu iets meer duidelijkheid, voor zover die vanavond te geven is.

De heer Ormel heeft gevraagd naar de aanscherping van de monitoring. Deze is vastgelegd in de verordening over blauwtong. Dat is een Europese verordening; hierin wordt ook de monitoring geregeld. De aanscherping van de monitoring is inmiddels in deze verordening opgenomen.

Mevrouw Snijder en anderen hebben een vraag gesteld over het verplicht of vrijwillig enten in Nederland. Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de mogelijke scenario’s. Het is mij nu te vroeg om aan te geven of ik bereid ben om zowel de vaccins als de vaccinatie voor Europese bekostiging in aanmerking te laten komen. Dit soort afwegingen past immers precies in de vraag die wij op Europees niveau beantwoord willen krijgen: is het verantwoord om te gaan voor de uitroeiing? Als je de totale uitroeiing wilt, zul je daar een heel strakke strategie op moeten zetten. Dat zal dan een Europese strategie moeten zijn. Dan zul je de komende jaren het enten verplicht moeten stellen, maar daarover zul je dan ook heel overtuigende Europese afspraken moeten maken. Het antwoord op die vraag en het gevolg daarvan wil ik kunnen bespreken met collega’s in andere lidstaten. De vraag of enten vrijwillig kan of verplicht moet worden gesteld, is ook een vraag die dan beantwoord moet worden. Stel dat Nederland gaat voor het verplicht vaccineren, waar heel verschillend over wordt gedacht, maar de ons omringende lidstaten doen dat niet, dan heeft dat geen effect. Ik wijs dan op de risico’s, want je roeit het dan in ieder geval niet uit en je haalt wel meer risico’s aan boord. Ik wil daar wel heel zorgvuldig naar kijken. Dat wil ik stap voor stap doen. Op de vraag van mevrouw Snijder kan ik dus op dit moment geen antwoord geven.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik probeer mij voor te stellen hoe het gaat op zo’n Landbouwraad. Iedereen stelt aan elkaar vragen, maar iemand zal toch een keer antwoord moeten geven. Ik vraag de minister wat dan haar antwoord zou zijn. Is de minister er dan voor om te enten, om te beginnen op Europees niveau? Als Nederland solo gaat, dan zie ik echt wel in wat daar de haken en ogen van zijn.

Minister Verburg: Allereerst wil ik antwoord hebben op de vraag die is gesteld aan het laboratorium in Pirbright. Als Pirbright aangeeft dat dit mogelijk is, dan vraag ik dit laboratorium om een strategie op te stellen. Pirbright zal ongetwijfeld aangeven wat voor zo’n strategie nodig is. Als Europa door zo’n strategie vrij kan komen van alle 24 types blauwtong die nu bekend zijn, dan is er een grote verantwoordelijkheid om dat in Europees verband aan te pakken. Dan ontstaat een interessante discussie en dan gaan wij daarvoor de mouwen opstropen. En dat zullen wij dan met zijn zevenentwintigen doen. Dat zijn inderdaad boeiende discussies; dat zal men zich kunnen voorstellen.

De heer Van der Vlies heeft een opmerking gemaakt over de vee-exportbedrijven. Hij vind het goed dat ik daar apart naar kijk en dat zal ik ook doen. Daarom heb ik ook gezegd de Kamer hierover te zullen informeren.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de scenario’s. Het heeft niet zoveel zin om al die scenario’s helemaal uit te werken. Ik zal wel de stand van zaken schetsen: weten wij meer, is er als een uitslag van het ScoFCAH, weten wij meer over Duitsland? In de genoemde brief zal ik de Kamer daarover informeren. Het uitspinnen van allerlei thema’s of scenario’s heeft niet zoveel toegevoegde waarde.

Hiermee heb ik ook de vragen in tweede termijn beantwoord.

De voorzitter: Dank u wel.

Ik wijs de leden nog op de toezegging die de minister heeft gedaan. Uiterlijk woensdag ontvangt de Kamer een brief waarin de minister verkennend aangeeft wat de mogelijkheden zijn van het Borgstellingsfonds. Kortheidshalve wijs ik erop dat bij problemen die zich in het verleden hebben voorgedaan – wateroverlast, vogelpest, MKZ et cetera – ook andere scenario’s in beeld zijn geweest. Ik meen mij te herinneren dat het daarbij ging om de bijzondere bijstand met een specifieke positie voor de gemeenten. Indertijd is ook een paar keer gesproken over noodfondsen. De discussie over staatssteun werd daarbij heel nadrukkelijk in beeld gebracht. Deze scenario’s hebben de afgelopen jaren een rol gespeeld. De minister gaf al aan dat zij zal bekijken wat allemaal is besproken. Wellicht kan zij daar nog even naar kijken.

De voorzitter van de vaste commissie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Atsma

De griffier van de vaste commissie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Dortmans


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven