30 666
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 15 september 2006

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.

1. Inleiding 1

2. Uitwerking voorstel 2

3. Gevolgen voor andere wetten 3

4. Inwerkingtreding en overgangsrecht 3

5. Inspectie Werk en Inkomen (IWI) en SVB 4

6. Financiële gevolgen 4

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met veel waardering kennisgenomen van het voorstel van de regering. Zij zijn er groot voorstander van dat men naar elkaar omkijkt en zorg heeft voor elkaar. Het gaat hier over ouderen die elkaar tot troost willen zijn en willen verzorgen, maar wel onafhankelijk willen blijven. Wel hebben de leden van de CDA-fractie nog behoefte aan verduidelijkingen bij een aantal elementen van het wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben verheugd kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat alleenstaande AOW-ers niet een deel van de AOW verliest als men bij ziekte elkaar ondersteunt of tijdelijk samenwoont mits de eigen woning met bijbehorende kosten gehandhaafd wordt.

Wel hebben deze leden nog enige vragen, die in dit verslag zijn opgenomen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog een aantal vragen aan de regering, die in dit verslag zijn opgenomen.

De leden van de SP-fractie stellen vast dat het wetsvoorstel geen oplossing biedt voor het probleem dat heldere en eenduidige criteria ontbreken voor het al dan niet samenwonen van AOW-ers en geen einde maakt aan de onrust onder ouderen wanneer er bij een LAT-relatie sprak is van samenwonen. Zij komen hierop terug in dit verslag.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijziging van de AOW in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende. Zij hebben nog een paar vragen bij het wetsvoorstel, die in dit verslag zijn opgenomen.

2. Uitwerking voorstel

In de memorie van toelichting wordt gesproken over «een zekere mate van beleidsvrijheid» van de SVB bij het beoordelen van een gezamenlijke huishouding. De leden van de CDA-fractie vragen wat hier precies mee wordt bedoeld. Draagt deze relativering niet bij tot onduidelijkheid of zelfs mogelijke rechtsongelijkheid?

Welke situatie ontstaat in de periode tussen het in beroep gaan tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep en de definitieve uitspraak van dit college?

Bij het overlijden van een partner kan een acute situatie ontstaan dat iemand tijdelijk niet voor zichzelf kan zorgen, maar ook niet voldoet aan het criterium in een AWBZ-inrichting te kunnen worden opgenomen. Kan in een dergelijke situatie een tijdelijke regeling worden getroffen als bedoeld in de uitzonderingsregel?

In de gekozen wetformulering wordt aangesloten bij de definitie van het begrip zorgbehoefte zoals dat in de ANW geldt. De leden van de PvdA-fractie vragen of die definitie niet te strikt is. Immers bij de ANW wordt gesteld dat het gaat om een blijvende de zorgbehoefte van iemand met ziekte of stoornis. Bij voorgaand overleg over de aanpassing van de AOW is steeds uitgegaan dat het moet gaan om een tijdelijke of blijvende zorgbehoefte vanwege een ziekte of stoornis. Deze leden vragen hierover duidelijkheid. Bij eerdere overleggen over dit onderwerp zijn ook de volgende situaties aan de orde gekomen. Iemand heeft een heup gebroken en kan alleen naar huis als er gedurende lange tijd intensief hulp beschikbaar is. In dat geval zou voor de verzorgend alleenstaande AOW-er de uitkering alleenstaande in stand blijven mits de eigen woning met bijbehorende kosten gehandhaafd wordt. Een tweede voorbeeld. Iemand is door ernstige ziekte lange tijd bedlegerig, maar kan op termijn weer zelfstandig redzaam zijn. Ook dan zou de regeling van toepassing moeten zijn. De leden van de PvdA-fractie vragen om verduidelijking mede aan de hand van voorbeelden.

Overigens staat voor deze leden niet de ernst van de zorgbehoefte waaraan voldaan moet worden ter discussie.

In eerdere debatten is gesteld dat een kort durende zorg met bijbehorend verblijf tussen AOW-ers niet op voorhand tot het aanpassen van de uitkering leidt. Als voorbeeld iemand mag alleen uit het ziekenhuis na ziekte of ongeval als er voor de dagelijkse levensverrichtingen iemand gedurende die tijd in huis is en hulp biedt. Hoe lang mag die periode duren alvorens dat tot aanpassing van de uitkering leidt terwijl men wel beiden over een eigen woning beschikt?

Volgend voorbeeld. Iemand heeft hulp nodig bij het douchen en eten koken. Een bevriende alleenstaande AOW-er helpt daarbij. Er wordt overigens niet overnacht en beiden hebben een eigen woning. Wordt deze assistentie beschouwd als anderszins zorgdragen voor elkaar en wordt op die grond de alleenstaande AOW gekort?

De leden van de PvdA-fractie hebben nog enige vragen over de controle op het voeren van een gezamenlijke huishouding. In middels is bekend geworden dat de Anbo een procedure is gestart tegen de SVB vanwege de onaangekondigde huisbezoeken vanwege mogelijke samenwoning. In de antwoorden op de vragenreeks 17 050, nr. 330 die gesteld is over de huisbezoeken cq. huiszoekingen bij de WWB blijft onduidelijk of er een ernstig vermoeden van fraude moet zijn alvorens tot een huiszoeking mag worden overgegaan. Indien een oudere bij een onaangekondigd woning bezoek binnentreden van de woning weigert, wat de leden van de PvdA-fractie erg verstandig vinden, kan dan als er geen aantoonbare vermoedens van fraude zijn een maatregel worden opgelegd zoals het staken van de uitkering op grond van het weigeren van de toegang?

Welke instructies gelden binnen de SVB voor het doen van huisbezoeken met het oogmerk gegevens te verifiëren? Kan de regering die aan de Kamer ter beschikking stellen? Moet bij een huisbezoek voor binnentreden gemeld worden wat de reden van het huisbezoek is en welke aanleiding daaraan ten grondslag ligt?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering meer uitvoerig kan ingaan op de wijze waarop zij gaat controleren dat niet onterecht gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid die onderhavig voorstel biedt.

De leden van de SP fractie vragen waarom de voorgestelde beleidsregels voor LAT-relaties van de Sociale Verzekeringsbank niet bij het wetsvoorstel zijn betrokken, zoals in de motie-Noorman-den Uyl/Van Oerle-van der Horst (17 050, nr. 272) werd verzocht.

Zij vragen waarom het wetsvoorstel zich beperkt tot het al dan niet samenwonen van twee AOW-ers waarvan er 1 «vanwege ziekte of een of meer stoornissen van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard blijvend niet in staat is een eigen huishouding te voeren daar hij dagelijks is aangewezen op intensieve zorg van anderen»? Is er sprake van samenwonen als de eigen huishouding tijdelijk niet gevoerd kan worden? Waarom is niet gekozen voor een minder stringente definitie van een zorgrelatie?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of AOW’ers, die om genoemde redenen gaan samenwonen, een actieve meldingsplicht hebben richting de SVB? Of hoeven zij pas bij controle van de SVB aan te tonen dat ze samenwonen in verband met het verlenen van zorgtaken?

3. Gevolgen voor andere wetten

De regering heeft uitdrukkelijk aangegeven dat geen doorwerking naar de WWB zou moeten plaatsvinden ondermeer omdat het gaat om de verzorging van iemand die 65 jaar of ouder is.

De leden van de PvdA-fractie zien niet dat de ernstige gevallen waarover de ANW spreekt als het gaat om zorgbehoefte zich niet ook bij iemand met een bijstandsuitkering zou kunnen voordoen. In het kader van deze wetbehandeling AOW laten deze leden dit aspect verder op dit moment buiten beschouwing.

4. Inwerkingtreding en overgangsrecht

Wat is de door de regering beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetvoorstel vragen de leden van de PvdA-fractie.

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. De leden van de VVD-fractie constateren dat er geen gewenste inwerkingtredingdatum wordt genoemd door de regering. Bij wijze van overgangsrecht is geregeld dat een herziening van de AOW terug kan werken tot aan 4 april 2006. Kan de regering aangeven wat de beoogde inwerkingtredingdatum is van het wetsvoorstel?

Mocht het tot invoering van het wetsvoorstel komen, gaat de SVB dan snel een voorlichtingscampagne starten richting AOW’ers die een eigen huis hebben en nu al samenwonen in verband met zorgtaken vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Deze groep heeft immers 6 maanden de tijd om voor het overgangsrecht in aanmerking te komen. Vindt de regering het wenselijk dat, gelet op het korte tijdpad, deze mensen gericht benaderd en voorgelicht worden over de mogelijke nabetaling waar ze recht op hebben?

5. Inspectie Werk en Inkomen (IWI) en SVB

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering meer uitvoerig kan ingaan op de suggesties tot verbetering die het SVB had wat betreft de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel.

6. Financiële gevolgen

De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel aanvragen er door de SVB worden verwacht.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de gevolgen voor de uitkeringslasten worden geraamd op maximaal € 2,7 miljoen op jaarbasis. In 2007 zal dit door nabetalingen, vanwege het overgangsrecht in 2006, op kunnen lopen naar circa € 3,7 miljoen.

De eenmalig invoeringskosten worden geraamd op ca. € 20 000. De structurele uitvoeringskosten zijn volledig afhankelijk van het aantal aanvragen dat bij de SVB ingediend wordt. Maximaal zullen deze kosten € 0,5 miljoen bedragen. Wat is de verwachting van de regering over het aantal aanvragen dat bij de SVB zal worden ingediend?

De leden van de SP-fractie vragen hoe groot de omvang van de groep AOW-ers is die gebruik zullen maken van deze regeling.

De voorzitter van de commissie,

Smits

Adjunct-griffier van de commissie,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Varela (LPF), Eski (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Hermans (LPF), Van Hijum (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Sande (VVD), Willemse-van der Ploeg (CDA) en Vacature (algemeen).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Özütok (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GL), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Vacature (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Vacature (LPF), Hessels (CDA), Aptroot (VVD), Griffith (VVD), Van Dijk (CDA) en Vacature (algemeen).

Naar boven