Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30658 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30658 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering te regelen van de Wet op het financieel toezicht en in verband daarmee de wetgeving aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. OVERGANGSMAATREGELEN
Afdeling 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op dit hoofdstuk.
Afdeling 2 Algemene bepalingen
De kosten van werkzaamheden die de toezichthouder op grond van artikel 1:23 van de Wet op het financieel toezicht in rekening brengt, kunnen mede betrekking hebben op de werkzaamheden die hij heeft verricht in verband met de uitvoering van zijn taak op grond van de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. Onder toepassing van de bedragen die direct voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht golden op grond van de in de vorige volzin bedoelde wetten, brengt de toezichthouder de hier bedoelde kosten in rekening bij de ondernemingen ten aanzien waarvan die werkzaamheden zijn verricht, voorzover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting.
De tweede volzin van artikel 1:23, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op de kosten die ingevolge artikel 2 in rekening worden gebracht.
1. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht vormen de registers, bedoeld in de artikelen 23, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, 179 van de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, 18, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, 20a, eerste lid, 21, eerste lid, 47, negende lid, en 47b, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, en 52, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, en de lijsten, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en 9, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, gezamenlijk het register, bedoeld in artikel 1:93, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.
2. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht berust het register, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 op artikel 5:3, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht.
3. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht vermeldt de toezichthouder, voorzover van toepassing, met betrekking tot de gegevens die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht waren opgenomen in de in het eerste en tweede lid bedoelde registers en lijsten, de bepalingen uit de Wet op het financieel toezicht waarop zij berusten.
Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht zijn met het toezicht op de naleving van de regels, gesteld bij en krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, belast de personen die ingevolge artikel 1:56 van de Wet op het financieel toezicht zijn belast met het toezicht op de naleving van overeenkomstige regels bij of krachtens die wet.
Een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete die is opgelegd terzake van overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:61 onderscheidenlijk 1:62 van laatstgenoemde wet.
1. De toezichthouder kan na inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht tot drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opleggen terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
2. Op het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid blijft het recht van toepassing dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht.
1. De toezichthouder kan een na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf 1993, na bekendmaking openbaar maken.
2. Op de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, blijft het recht van toepassing dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht.
Een aanwijzing die is gegeven terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 1:58 van laatstgenoemde wet.
1. De toezichthouder kan na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een aanwijzing geven terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
2. Op de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, blijft het recht van toepassing dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht.
Een besluit op grond van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 tot aanzegging dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen of vertegenwoordigers van een financiële onderneming hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring van een of meer door de toezichthouder aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:59 van laatstgenoemde wet.
1. De toezichthouder kan vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een besluit nemen als bedoeld in artikel 1:59, eerste lid, van die wet indien door een financiële onderneming niet of niet volledig binnen de gestelde termijn gevolg is gegeven aan een aanwijzing op grond van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
2. Op de curator, bedoeld in het eerste lid, blijft het recht van toepassing dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht.
§ 2.4. Geheimhoudingsplicht en publicatiemogelijkheden
Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht is afdeling 1.5.1 van die wet van overeenkomstige toepassing op gegevens en inlichtingen die zijn verstrekt of verkregen ingevolge de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
De toezichthouder kan vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een openbare waarschuwing uitvaardigen, indien nodig onder vermelding van de overwegingen die tot die waarschuwing hebben geleid, terzake van de feiten, bedoeld in de artikelen 85 van de Wet financiële dienstverlening, 33n van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, 48n van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, 90n van de Wet toezicht kredietwezen 1992, 93n van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en 188n van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, voorzover deze feiten tevens een overtreding van de Wet op het financieel toezicht opleveren.
Op een voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht afgegeven verklaring door een rechtbank, inhoudende de instelling van de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk X van de Wet toezicht kredietwezen 1992, hoofdstuk 8 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of hoofdstuk IX van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, blijft het voor dat tijdstip geldende recht van toepassing.
Op de afhandeling van een noodregeling of een faillietverklaring van een kredietinstelling of verzekeraar die is vastgesteld onderscheidenlijk uitgesproken voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht, blijft het op het tijdstip van de vaststelling van de noodregeling onderscheidenlijk het uitspreken van de faillietverklaring geldende recht van toepassing.
Een schadeverzekeraar of levensverzekeraar die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht ingevolge de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf verplicht is tot afwikkeling van het betrokken gedeelte van zijn bedrijf is gedurende de afwikkeling onderworpen aan de bepalingen van de Wet op het financieel toezicht.
§ 2.6. Toetsing van betrouwbaarheid en deskundigheid
Indien de toezichthouder de betrouwbaarheid heeft vastgesteld van een persoon die het dagelijks beleid van een financiële onderneming bepaalt of mede bepaalt of van een persoon die onderdeel is van een orgaan dat is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van een financiële onderneming voor de toepassing van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht de betrouwbaarheid van die persoon geacht buiten twijfel te staan voor de toepassing van laatstgenoemde wet.
Indien de deskundigheid van een persoon die het dagelijks beleid van een financiële onderneming bepaalt of van een persoon die onderdeel uitmaakt van een orgaan dat is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken binnen een financiële onderneming als voldoende is aangemerkt voor de toepassing van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht die persoon geacht deskundig te zijn in de zin van overeenkomstige bepalingen in laatstgenoemde wet.
§ 2.7. Beleggerscompensatie- en depositogarantiestelsel
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht de betalingsonmacht van een financiële onderneming is vastgesteld ingevolge het op grond van het op 21 september 1998 en 23 mei 2003 door de Nederlandsche Bank en een aantal representatieve organisaties overeengekomen beleggerscompensatiestelsel, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 januari 2004, of op grond van de Collectieve Garantieregeling van kredietinstellingen voor Terugbetaalbare Gelden en Beleggingen van 17 september 1998, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 januari 2004, blijft op de afwikkeling van vorderingen op die financiële onderneming dat stelsel, onderscheidenlijk die regeling, van toepassing.
Ten aanzien van beroepen tegen besluiten genomen op grond van de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 is vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht artikel 1:95 van laatstgenoemde wet van overeenkomstige toepassing.
§ 2.9. Voorschriften en beperkingen
Voorschriften die zijn verbonden en beperkingen die zijn gesteld aan een vergunning of een ontheffing die is verleend op grond van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berusten vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:82, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
Afdeling 3 Wet financiële dienstverlening
1. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 11 van de Wet financiële dienstverlening voor het aanbieden van een beleggingsobject of het aanbieden van een financieel product als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, onder 8°, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:55, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 11 van de Wet financiële dienstverlening voor het aanbieden van krediet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:60, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 11 van de Wet financiële dienstverlening voor adviseren, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:75, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 11 van de Wet financiële dienstverlening voor bemiddelen, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:80, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
5. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 11 van de Wet financiële dienstverlening voor herverzekeringsbemiddelen, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:86, eerste lid, van laatstgenoemde wet. 6.Een vergunning die is verleend op grond van artikel 11 van de Wet financiële dienstverlening voor het optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:91, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
7. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 16, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:102, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
1. Personen als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening worden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 1a:77, eerste lid, van laatstgenoemde wet, voor het afwikkelen van de in het eerstgenoemde artikel bedoelde overeenkomsten.
2. Voorschriften die op grond van artikel 22, vijfde lid, van de Wet financiële dienstverlening met betrekking tot de afwikkeling van overeenkomsten zijn gegeven aan de in het eerste lid bedoelde personen berusten vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:82, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een ontheffing van het verbod op het aanbieden van een beleggingsobject of een financieel product als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, onder 8°, van de Wet financiële dienstverlening, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:52, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een ontheffing van het verbod op het aanbieden van krediet, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:57, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een ontheffing van het verbod op adviseren, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:72, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een ontheffing van het verbod op bemiddelen, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:77, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
5. Een ontheffing van het verbod op herverzekeringsbemiddelen, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:83, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
6. Een ontheffing van het verbod op het optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:89, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
7. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 22, tweede lid, van de Wet financiële dienstverlening berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:77, derde lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een ontheffing van deskundigheidsvereisten als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wet financiële dienstverlening, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:9, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot een integere bedrijfsvoering of een adequate administratieve organisatie en systeem van interne controle als bedoeld in artikel 28 van de Wet financiële dienstverlening, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:15, derde lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de informatieverstrekking als bedoeld in artikel 31 van die wet, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:20, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de informatievoorziening over een financieel product of een financiële dienst als bedoeld in artikel 35 van de Wet financiële dienstverlening, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:22, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
5. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de informatieverstrekking door een adviseur als bedoeld in artikel 34 van de Wet financiële dienstverlening, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:72, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
6. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de informatieverstrekking door een bemiddelaar als bedoeld in artikel 33 van de Wet financiële dienstverlening, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:73, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
7. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare voorziening van een bemiddelaar in verzekeringen of een herverzekeringsbemiddelaar als bedoeld in artikel 29 van de Wet financiële dienstverlening, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:75, vijfde lid, onderscheidenlijk 4:76, vijfde lid, van laatstgenoemde wet.
Andere dan de in artikel 26 bedoelde ontheffingen die zijn verleend op grond van de Wet financiële dienstverlening gelden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht als ontheffingen van corresponderende vereisten in laatstgenoemde wet voor een periode van ten hoogste een jaar.
Een verbod dat aan een financiële dienstverlener is opgelegd op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als een verbod als bedoeld in artikel 4:4, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening door een financiële onderneming met zetel in Nederland die vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat bemiddelt in verzekeringen onderscheidenlijk herverzekeringsbemiddelt, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:122, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 1a:123, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Het is een financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland bemiddelt in verzekeringen onderscheidenlijk herverzekeringsbemiddelt, toegestaan gedurende zes maanden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van die wet zonder mededeling als bedoeld in artikel 1a:81, eerste lid, onderscheidenlijk 1a:87, eerste lid, haar werkzaamheden voort te zetten.
1. Het is een financiële dienstverlener als bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, alsmede een financiële dienstverlener die financiële diensten verleent ten aanzien van betaalrekeningen of beleggingsobjecten, bemiddelt in spaarrekeningen of optreedt als herverzekeringsbemiddelaar, die overeenkomstig artikel 102, tweede lid, van die wet onderscheidenlijk artikel 20, eerste lid, van de Vrijstellingsregeling Wfd een vergunning of ontheffing heeft aangevraagd, op welke aanvraag op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht nog niet is beslist, toegestaan zonder vergunning of ontheffing zijn werkzaamheden voort te zetten totdat de Autoriteit Financiële Markten op die aanvraag heeft beslist.
2. De Autoriteit Financiële Markten beslist binnen twaalf maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet financiële dienstverlening op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid. Bij regeling van Onze Minister kan deze termijn ten hoogste twee maal worden verlengd met een termijn van telkens maximaal zes maanden. De Autoriteit Financiële Markten past op de aanvraag de Wet op het financieel toezicht toe.
3. De financiële dienstverlener, bedoeld in het eerste lid, wordt als aanvrager in de zin van het eerste lid ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:93, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht. De Autoriteit Financiële Markten haalt deze inschrijving door zodra zij op de aanvraag heeft beslist.
4. Met betrekking tot een financiële dienstverlener die zijn werkzaamheden zonder vergunning mag voortzetten als bedoeld in het eerste lid, blijft artikel 25 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer zoals dit luidde op 31 december 2005, van toepassing totdat de inschrijving op grond van het derde lid is doorgehaald.
Artikel 4:30a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op aanbieders van beleggingsobjecten, voorzover zij overeenkomsten inzake beleggingsobjecten die voor 1 januari 2006 zijn aangegaan, beheren of uitvoeren of daarbij assisteren.
Afdeling 4 Wet toezicht beleggingsinstellingen
1. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen aan een beheerder van een beleggingsinstelling, anders dan bedoeld in artikel 6 van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:64 van laatstgenoemde wet.
2. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 5 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen ten behoeve van een beleggingsmaatschappij die geen aparte beheerder heeft en geen beleggingsmaatschappij is als bedoeld in artikel 6 van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:65 van laatstgenoemde wet.
3. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 5 ten behoeve van een beleggingsmaatschappij of beheerder als bedoeld in artikel 6 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:66 van laatstgenoemde wet en wordt geacht te zijn verleend aan de beheerder van die beleggingsmaatschappij.
Een beleggingsinstelling die op 1 september 2005 beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen zoals dit artikel luidde direct voorafgaand aan dat tijdstip, kan haar werkzaamheden overeenkomstig de bestaande vergunning voortzetten, indien de beheerder van die beleggingsinstelling voor 2 maart 2006 een verzoek heeft ingediend om een vergunning als bedoeld in artikel 4 van die wet zoals dit artikel luidde direct voorafgaand aan dat tijdstip, tot het moment dat onherroepelijk op het verzoek is beslist. De vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en gestelde beperkingen worden beheerst door de Wet toezicht beleggingsinstellingen zoals deze luidde direct voorafgaand aan 1 september 2005.
De in de artikelen 1a:64, tweede lid, 1a:65, tweede lid en 1a:66, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht bedoelde beheerders en beleggingsmaatschappijen waaraan vóór 1 september 2005 een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen is verleend, kunnen op basis van die vergunning hun werkzaamheden voortzetten tot 14 februari 2007. Een vóór 1 september 2005 verleende vergunning en de aan die vergunning verbonden voorwaarden worden, tot het moment dat de vergunning is verleend op grond van artikel 1a:65 van de Wet op het financieel toezicht, beheerst door de Wet toezicht beleggingsinstellingen zoals deze luidde direct voorafgaand aan 1 september 2005, met dien verstande dat met betrekking tot informatieverstrekking artikel 4:61 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is.
Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 14a, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:62, derde lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot bepaalde financiële waarborgen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, die is verleend op grond van artikel 12, vierde lid, van die wet berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:82, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, die is verleend op grond van artikel 12, vierde lid, van die wet berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:11, vijfde lid, voorzover ontheffing is verleend van regels met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid moet voldoen dat een integere uitoefening van het bedrijf waarborgt, of 4:14, vierde lid, van laatstgenoemde wet, voorzover ontheffing is verleend van regels die een beheerste en integere uitoefening van het bedrijf waarborgen.
3. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de aan de deelnemers in de beleggingsinstelling te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, die is verleend op grond van artikel 12, vierde lid, van die wet berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:22, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de aan de toezichthouder te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, die is verleend op grond van artikel 12, vierde lid, van die wet berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:51, vijfde lid, van laatstgenoemde wet.
5. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de aan het publiek te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, die is verleend op grond van artikel 12, vierde lid, van die wet berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:52, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
Andere dan de in artikel 37 bedoelde ontheffingen die zijn verleend op grond van de Wet toezicht beleggingsinstellingen gelden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht als ontheffingen van corresponderende vereisten in laatstgenoemde wet voor een periode van ten hoogste een jaar.
§ 4.3. Verklaring van geen bezwaar
Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 12, tiende lid, van de Wet toezicht beleggingsinstelling berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:127 van laatstgenoemde wet.
Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 17a, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen door een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat die voornemens is door middel van dienstverrichting of vanuit een bijkantoor rechten van deelneming in die instelling in Nederland aan te bieden, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:69, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 1a:67, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 17c, tweede lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen door een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:70, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een verbod dat op grond van artikel 17c, derde lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen is opgelegd, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:4, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 21a van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:60, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Afdeling 5 Wet toezicht effectenverkeer 1995
1. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 7, vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwer- kingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:96 van laatstgenoemde wet, voorzover zij strekt tot het verlenen van beleggingsdiensten waarvoor een vergunning is vereist ingevolge de Wet op het financieel toezicht.
2. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 7, zesde lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:96 van laatstgenoemde wet. De houder van de vergunning wordt geacht te beschikken over een ontheffing als bedoeld in artikel 1a:96, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht terzake van de vereisten waaraan de aanvrager niet kon voldoen.
1. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 6, tweede lid, of 10, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:96 van laatstgenoemde wet.
2. Beleggingsondernemingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht worden geacht op grond van artikel 60, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van die wet te hebben, worden vanaf dat tijdstip geacht een vergunning te hebben op grond van artikel 1a:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.
3. Ten aanzien van beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een vergunning hebben op grond van artikel 6, tweede lid, of 10, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer wordt geacht te zijn voldaan aan artikel 1a:95, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.
Het verbod, bedoeld in artikel 5:2 van de Wet op het financieel toezicht, is vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van die wet voor een periode van ten hoogste een jaar niet van toepassing op degenen aan wie een ontheffing is verleend op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.
Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 5:27, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot bepaalde financiële waarborgen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, die is verleend op grond van artikel 11, vierde lid, van die wet berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:82, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, die is verleend op grond van artikel 11, vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:11, vijfde lid, voorzover ontheffing is verleend van regels met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid moet voldoen dat een integere uitoefening van het bedrijf waarborgt, 4:14 vierde lid, voorzover ontheffing is verleend van regels die een beheerste en integere uitoefening van het bedrijf waarborgen, 4:25, tweede lid, voorzover een ontheffing is verleend van regels met betrekking tot de in acht te nemen zorgvuldigheid, 4:83, tweede lid, voor een ontheffing van het vereiste dat ten minste twee natuurlijke personen het dagelijks beleid van een beleggingsonderneming bepalen of 4:88, vijfde lid, van die wet, voorzover een ontheffing is verleend van regels met betrekking tot het beleid ter zake van het voorkomen van belangconflicten tussen een beleggingsonderneming en haar cliënten en tussen haar cliënten onderling.
3. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de aan de toezichthouder te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, die is verleend op grond van artikel 11, vierde lid, van die wet berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:85, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een ontheffing van vereisten met betrekking tot de aan het publiek te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, die is verleend op grond van artikel 11, vierde lid, van die wet berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:20, zesde lid, voorzover ontheffing is verleend van regels met betrekking tot informatieverstrekking aan een consument of een cliënt, of 4:22, tweede lid, van die wet, voorzover ontheffing is verleend van regels met betrekking tot de informatievoorziening door een financiële onderneming over een financieel product of financiële dienst.
5. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 17, derde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:133, derde lid, van laatstgenoemde wet.
6. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 18b, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 5:68, derde lid, van laatstgenoemde wet.
Andere dan de in artikel 48 bedoelde ontheffingen die zijn verleend op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 gelden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht als ontheffingen van corresponderende vereisten in laatstgenoemde wet voor een periode van ten hoogste een jaar.
§ 5.3. Verklaring van geen bezwaar
1. Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 16, derde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:127 van laatstgenoemde wet.
2. Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 26a, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 5:32, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 16 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 die vóór 15 september 2004 is verleend, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te zijn verleend voor een deelneming tot de eerstvolgende bovengrens van 20, 33, 50 of 100 procent, tenzij:
a. de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een deelneming die ligt op een van genoemde grenzen; of
b. de desbetreffende verklaring van geen bezwaar in ongewijzigde vorm is behouden op grond van artikel VI, tweede lid, van de Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met de vereenvoudiging van het stelsel van de verklaring van geen bezwaar en enkele andere noodzakelijke aanpassingen (Stb. 441).
2. Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 16 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 die vóór 15 september 2004 op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is verleend ten behoeve van alle groepsmaatschappijen van een groep gezamenlijk, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te zijn verleend op grond van artikel 2:127 van die wet.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op grond van artikel 16 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 een aanvraag voor een verklaring van geen bezwaar is ingediend waarop de Autoriteit Financiële Markten op dat tijdstip nog niet heeft beslist, wordt hierop door de Autoriteit Financiële Markten een beslissing genomen met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van de laatstgenoemde wet.
1. Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 13, derde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ten behoeve van een beleggingsonderneming met zetel in Nederland, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als het besluit tot instemming, bedoeld in artikel 1a:124, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 14, derde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ten behoeve van een beleggingsonderneming met zetel in Nederland, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als de mededeling, bedoeld in artikel 1a:126, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een besluit tot instemming als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, berust vanaf het tijdstip van inwer- kingtreding van de Wet op het financieel toezicht op 1a:127, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
Een besluit tot goedkeuring van een prospectus op grond van artikel 3, tweede of derde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 5:9, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van laatstgenoemde wet.
§ 5.6. Erkenning van een markt in financiële instrumenten
Een erkenning op grond van artikel 22, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 5:26, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 28b van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:60, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Afdeling 6 Wet toezicht kredietwezen 1992
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:10, eerste lid, van die wet, voorzover voor het uitoefenen van het bedrijf van de houder een vergunning is vereist op grond van laatstgenoemd artikel.
2. Een vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 voor het uitoefenen van het bedrijf, bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:10 van die wet voor een periode van ten hoogste zes maanden.
3. Een vergunning als bedoeld in het vorige lid berust ook na de in dat lid bedoelde periode op artikel 1a:10 van de Wet op het financieel toezicht, indien de houder van de vergunning binnen zes maanden na inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aan de Nederlandsche Bank te kennen heeft gegeven zijn vergunning te willen behouden.
4. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 38, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:18, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 2 van de Wet toezicht kredietwezen of op grond van artikel 62 van die wet of 7 van de Postbankwet wordt geacht te zijn verleend aan een bank met zetel in Nederland, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:10, eerste lid, van laatstgenoemde wet, voorzover voor het uitoefenen van het bedrijf van de houder van die vergunning een vergunning is vereist.
2. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 2 van de Wet toezicht kredietwezen of op grond van artikel 62 van die wet wordt geacht te zijn verleend aan een bank als bedoeld in artikel 112, tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:18 van die wet, voorzover voor het uitoefenen van het bedrijf van de houder van die vergunning een vergunning als bedoeld in dat artikel is vereist.
3. Een bank als bedoeld in artikel 112, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 die een vergunning heeft op grond van artikel 2 van de Wet toezicht kredietwezen of op grond van artikel 62 van de eerstgenoemde wet wordt geacht een vergunning te hebben verkregen, en die op grond van artikel 112, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt geacht te hebben voldaan aan het bepaalde, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b en c, van die wet, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te beschikken over de mededeling, bedoeld in artikel 1a:14 van laatstgenoemde wet.
Een financiële onderneming die op het tijdstip waarop artikel 112a van de Wet toezicht kredietwezen 1992 in werking trad, in Nederland het bedrijf van elektronischgeldinstelling uitoefende, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te beschikken over een vergunning als bedoeld in 1a:10, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
1. Op degene op wie een vrijstelling van toepassing is als bedoeld in artikel 3 van de Vrijstellingsregeling Wtk 1992 is vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht het bepaalde in artikel 2:4 van die wet van toepassing, voorzover diegene effecten als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht aanbiedt aan het publiek of doet toelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
2. Op degene op wie een vrijstelling van toepassing is als bedoeld in artikel 3 van de Vrijstellingsregeling Wtk 1992 en die effecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 die geen effecten zijn in de zin van de Wet op het financieel toezicht, aan het publiek aanbiedt of doet toelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht is vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht het bepaalde in artikel 2:4 van die wet van overeenkomstige toepassing voor een periode van ten hoogste een jaar. Indien de in de vorige volzin bedoelde effecten een overeenkomst betreffen met een looptijd die langer is dan een jaar, is het bepaalde in artikel 2:4 van die wet op de in de vorige volzin bedoelde aanbieder van overeenkomstige toepassing tot aan het einde van de looptijd van die overeenkomst.
1. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 38a, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:20, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 82, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, voor het buiten besloten kring van anderen dan professionele marktpartijen aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van opvorderbare gelden, die is verleend op grond van artikel 82, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:28, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 82, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, voor het verrichten van werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf als tussenpersoon ten behoeve van het buiten besloten kring aantrekken of ter beschikking verkrijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:3, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 83, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:35, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 42 van de Wet toezicht kredietwezen berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:28, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als de mededeling, bedoeld in artikel 1a:14, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 10, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:47, derde lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 11, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:78, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 20, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:82, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 21, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel op artikel 2:88, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
5. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 22, derde lid, of 30c, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:45, vijfde lid, van laatstgenoemde wet.
6. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 30, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:96, derde lid, van laatstgenoemde wet.
7. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 30b, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 van het terzake van de vereiste solvabiliteit of liquiditeit bepaalde, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:82, zesde lid onderscheidenlijk artikel 2:88, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
8. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 55, negende lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:98, zevende lid, van laatstgenoemde wet.
Een kennisgeving die is gedaan op grond van artikel 17, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 door een kredietinstelling met zetel in Nederland, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:107, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een kennisgeving als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 die is gedaan door een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als de mededeling, bedoeld in artikel 1a:13, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een kennisgeving die is gedaan op grond van artikel 32, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 door een bank met zetel in een andere lidstaat, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:16a, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een kennisgeving die is gedaan op grond van artikel 32a van de Wet toezicht kredietwezen 1992 door een elektronischgeldinstelling met zetel in een andere lidstaat, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:16b van laatstgenoemde wet.
Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 48, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als de instemming, bedoeld in artikel 1a:109, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een bank met zetel in een andere lidstaat die op het tijdstip van inwer- kingtreding van de Wet op het financieel toezicht voor het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden door middel van het verrichten van diensten in Nederland op grond van artikel 115 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt geacht te beschikken over een ontheffing als bedoeld in artikel 82 van die wet en die van de toezichthoudende autoriteit in de andere lidstaat een voor de uitoefening van het bedrijf van bank benodigde vergunning heeft, wordt geacht te hebben voldaan aan artikel 1a:16a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.
Een financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat die op 1 juli 2002 in Nederland door middel van een bijkantoor dan wel het verrichten van diensten het bedrijf van elektronischgeldinstelling uitoefent, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te hebben voldaan aan artikel 1a:13, eerste lid, onderscheidenlijk 1a:16b, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
§ 6.5. Verklaring van geen bezwaar
Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 26, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 voor een handeling als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of 24, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:124, eerste lid, artikel 2:127, onderscheidenlijk artikel 2:128 van laatstgenoemde wet.
1. Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 25 van de Wet toezicht kredietwezen berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:124, eerste lid, of op artikel 2:127 van laatstgenoemde wet, voorzover de handelingen waarvoor de verklaring van geen bezwaar is verleend overeenkomen met de in artikel 2:122, eerste lid, bedoelde handelingen.
2. Aan degene die reeds op 1 januari 1979 een gekwalificeerde deelneming hield waarvoor ingevolge de artikelen 2:122, eerste lid, onderscheidenlijk 2:123, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht een verklaring van geen bezwaar is vereist, wordt geacht een verklaring van geen bezwaar te zijn verleend op grond van de artikelen 2:124, eerste lid, 2:127, eerste lid, onderscheidenlijk 2:128 van laatstgenoemde wet.
Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 23 of 24 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 die vóór 15 september 2004 is verleend, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te zijn verleend voor een deelneming tot de eerstvolgende bovengrens van 20, 33, 50 of 100 procent, tenzij:
a. de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een deelneming die ligt op een van genoemde grenzen; of
b. de desbetreffende verklaring van geen bezwaar in ongewijzigde vorm is behouden op grond van artikel VI, tweede lid, van de Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met de vereenvoudiging van het stelsel van de verklaring van geen bezwaar en enkele andere noodzakelijke aanpassingen (Stb. 441).
Een besluit dat is genomen op grond van artikel 12 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:143, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 14a van de Wet toezicht kredietwezen 1992, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:60, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een verklaring van ondertoezichtstelling die is afgegeven op grond van artikel 45, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:138, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 55, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:98, lid 5a, van laatstgenoemde wet.
Afdeling 7 Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
Een vergunning die is verleend op grond van artikel 14 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:46 van laatstgenoemde wet.
Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 36, tweede lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:165, derde lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 17, vierde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:47, derde lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 23, vierde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:74, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 25, tweede lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:20, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 32, tweede lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:95, tweede lid, voorzover de ontheffing is verleend aan een verzekeraar met zetel in Nederland, onderscheidenlijk 2:107 van laatstgenoemde wet, voorzover de ontheffing is verleend aan een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, die zijn bedrijf uitoefent vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.
5. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 38, vierde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:94, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
6. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 45, vierde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:94, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
§ 7.3. Verklaring van geen bezwaar
Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 84, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:124, eerste lid, of op artikel 2:127 van laatstgenoemde wet.
Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 82 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf die vóór 15 september 2004 is verleend, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te zijn verleend voor een deelneming tot de eerstvolgende bovengrens van 20, 33, 50 of 100 procent, tenzij:
a. de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een deelneming die ligt op een van genoemde grenzen; of
b. de desbetreffende verklaring van geen bezwaar in ongewijzigde vorm is behouden op grond van artikel VI, tweede lid, van de Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met de vereenvoudiging van het stelsel van de verklaring van geen bezwaar en enkele andere noodzakelijke aanpassingen (Stb. 441).
Een beslissing tot toestemming die is gegeven op grond van artikel 40a, vijfde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als de instemming, bedoeld in artikel 1a:118, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een overlegging van bescheiden op grond van artikel 49, tweede lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf door een natura-uitvaartverzekeraar met zetel buiten Nederland, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als de kennisgeving, bedoeld in artikel 1a:51a, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 51, tweede lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:48, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 33, tweede lid, van de Wet natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:98, lid 5a, van laatstgenoemde wet.
2. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 33, vierde lid, of 33a, vijfde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:60, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 56, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:170, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 56, tweede lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:181, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
5. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 57, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:171, eerste lid, voorzover de beschikking is gegeven aan een verzekeraar met zetel in Nederland of 2:182 van laatstgenoemde wet, voorzover de beschikking is gegeven aan een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat.
6. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 57, tweede lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:171, tweede lid, voorzover de beschikking is gegeven aan een verzekeraar met zetel in Nederland of 2:182 van laatstgenoemde wet, voorzover de beschikking is gegeven aan een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat.
7. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 59, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:173, eerste lid, voorzover de beschikking is gegeven aan een verzekeraar met zetel in Nederland of 2:182 van laatstgenoemde wet, voorzover de beschikking is gegeven aan een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat.
Ten aanzien van overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering die met een onderlinge waarborgmaatschappij zijn gesloten voor 26 juli 1976 en waaruit rechten en verplichtingen na 31 december 1995 zijn of zullen worden overgedragen, geldt artikel 62, aanhef en onderdeel a, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van de overdracht af, zulks in afwijking van artikel 47, tweede lid, van de Overgangswet voor het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
Ingeval voor 1 januari 1996 de faillietverklaring van een natura-uitvaartverzekeraar is uitgesproken, blijven op het faillissement en op de vereffening of de overdracht van verbintenissen de bepalingen van toepassing die voor dat tijdstip golden.
Afdeling 8 Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
Een vergunning die is verleend op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:28, eerste lid, voorzover de vergunning is verleend aan een persoon met zetel in Nederland voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar, 1a:34, eerste lid, voorzover de vergunning is verleend aan een persoon met zetel in een andere lidstaat voor het van uit een in Nederland gelegen bijkantoor uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar dan wel op grond van artikel 1a:38, eerste lid, van laatstgenoemde wet, voorzover de vergunning is verleend aan een persoon met zetel in een staat die geen lidstaat is voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een bijkantoor in Nederland.
1. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 10 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf en die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht wordt beschouwd te zijn verkregen op grond van artikel 35 of artikel 47 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:28, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 1a:38, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor uitoefent en die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op grond van artikel 190, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt geacht te hebben voldaan aan artikel 37 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt geacht de mededelingen, bedoeld in artikel 1a:32 van de Wet op het financieel toezicht te hebben ontvangen.
1. Op levensverzekeraars en schadeverzekeraars die op 20 maart 2002 een vergunning hadden om het levensverzekeringsbedrijf onderscheidenlijk het schadeverzekeringsbedrijf uit te oefenen, blijft tot 20 maart 2007 het bij of krachtens de artikelen 68 of 69 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 bepaalde van toepassing zoals dit luidde op 30 november 2003.
2. Indien een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid op 20 maart 2007 nog niet volledig voldoet aan het bij of krachtens de artikelen 68 of 96 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 bepaalde, kan de Nederlandsche Bank daartoe een aanvullende termijn van ten hoogste twee jaar toestaan, mits de verzekeraar voor genoemde datum de maatregelen die hij voornemens is te nemen om de vereiste solvabiliteitsmarge te bereiken overeenkomstig artikel 138 of 144 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 ter toestemming bij de Nederlandsche Bank heeft ingediend en zij die toestemming heeft verleend.
1. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 28, vierde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:47, derde lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 45, vierde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:74, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
3. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 51, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:20, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 52, zevende lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:71, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
5. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 66, zevende lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:92, vijfde lid, van laatstgenoemde wet.
6. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 67, derde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:92, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
7. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 71, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:95, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
8. Een ontheffing die is verleend grond van artikel 76, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:165, derde lid, van laatstgenoemde wet.
9. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 94, achtste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:93, vierde lid, van laatstgenoemde wet.
10. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 99, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op 2:107 van laatstgenoemde wet.
11. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 104, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:166, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
12. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 109, tiende lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 4:71, zesde lid, van laatstgenoemde wet.
13. Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 147k, elfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:191, achtste lid, van laatstgenoemde wet.
Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 13, zesde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 blijft vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht voor een periode van ten hoogste een jaar geldig.
§ 8.3. Verklaring van geen bezwaar
Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 176, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:124, tweede lid, van die wet, voorzover de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een handeling als bedoeld in het eerste lid van laatstgenoemd artikel, of op artikel 2:127 van de Wet op het financieel toezicht, voorzover de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een handeling als bedoeld in artikel 2:122, eerste lid, van die wet.
1. Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 81 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:124, eerste lid, dan wel op artikel 2:127 van laatstgenoemde wet, voorzover de handelingen waarvoor de verklaring van geen bezwaar is verleend overeenkomen met de in artikel 2:122, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht bedoelde handelingen.
2. Degene die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf een gekwalificeerde deelneming hield, wordt geacht te beschikken over een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 2:122, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.
Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 175 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 die voor 15 september 2004 is verleend, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te zijn verleend voor een deelneming tot de eerstvolgende bovengrens van 20, 33, 50 of 100 procent, tenzij:
a. de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een deelneming die ligt op een van genoemde grenzen; of
b. de desbetreffende verklaring van geen bezwaar in ongewijzigde vorm is behouden op grond van artikel VI, tweede lid, van de Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met de vereenvoudiging van het stelsel van de verklaring van geen bezwaar en enkele andere noodzakelijke aanpassingen (Stb. 441).
Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 111, eerste lid, of artikel 113, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 door een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:31, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 50g, 50m, 50t of 50z van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf door een schadeverzekeraar of levensverzekeraar met zetel in een andere lidstaat, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:31, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 116, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 door een levensverzekeraar of een schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:43, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 118, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 door een levensverzekeraar of een schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1a:42, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een verklaring die is afgegeven op grond van artikel 49, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als een ontheffing op grond van artikel 2:85, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een machtiging die is verleend op grond van artikel 147e, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:189, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
1. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 72, vierde lid, 72a, vijfde lid, 100, vierde lid of 100a, vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:60, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
2. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 100, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:98, lid 5a, van laatstgenoemde wet.
3. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 115, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:38, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
4. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 120, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:47, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
5. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 137, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:170, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
6. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 137a, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:167, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
7. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 138, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:171, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
8. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 138, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:171, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
9. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 140, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:173, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
10. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 140a, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:174, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
11. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 141, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:39, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
12. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 143, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:176, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
13. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 144 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:171 van laatstgenoemde wet.
14. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 146, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:179, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
15. Een beschikking die is gegeven of machtiging die is verleend op grond van artikel 146a, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:180, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
16. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 147, tweede lid van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:39, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
17. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 147h van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:188 van laatstgenoemde wet.
18. Een beschikking die is gegeven op grond van artikel 147k, vijfde of zesde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:191, vijfde onderscheidenlijk zesde lid, van laatstgenoemde wet.
19. Een beschikking die is gegeven of een machtiging die is verleend op grond van artikel 153, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:170, eerste lid, van laatstgenoemde wet.
Een besluit dat is genomen op grond van een van de artikelen van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf, genoemd in kolom A, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht, aangemerkt als besluit in de zin van het in kolom B genoemde artikel van de Wet op het financieel toezicht.
A. Wet toezicht verzekeringsbedrijf | B. Wet op het financieel toezicht |
---|---|
17, vierde lid (ontheffing van artikel 17, tweede lid) | 2:43, derde lid |
17, vierde lid (ontheffing van artikel 17, derde lid) | 2:47, derde lid |
24 juncto 22, vierde lid | 2:74, vierde lid |
25, eerste lid | 2:85, eerste lid |
26, vijfde lid | 4:70, achtste lid |
27, tweede lid | 2:95 |
29g, tweede lid | 1:39, tweede lid |
34 | 1:58 en 1:59 |
35a, tweede lid | 2:165 en 2:166 |
37, vijfde lid | 2:92, vijfde lid |
42, vijfde lid | 2:93, vierde lid |
50e, tiende lid | 4:71, zesde lid |
50k, tweede lid | 1:38, tweede lid (schadeverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 1:47, tweede lid (schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is), 1:58 (voor wat betreft de voorschriften ter zake van acquisitie) |
50o, eerste lid | 1:38, tweede lid (schadeverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 1:47, tweede lid (schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is), 1:58 (voor wat betreft de voorschriften ter zake van acquisitie) |
50x, tweede lid | 1:38, tweede lid (levensverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 1:47, tweede lid (levensverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is), 1:58 (voor wat betreft de voorschriften ter zake van acquisitie) |
50bb, eerste lid | 1:38, tweede lid (levensverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 1:47, tweede lid (levensverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is), 1:58 (voor wat betreft de voorschriften ter zake van acquisitie) |
53c, vierde lid | 2:151, vierde lid |
54, eerste lid | 2:175, tweede lid (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 2:176, eerste lid (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is) |
54, derde lid | 2:175, eerste lid |
55, eerste lid | 2:171, eerste lid (verzekeraar met zetel in Nederland); 2:177 (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is) |
55, tweede lid | 2:171, tweede lid (verzekeraar met zetel in Nederland); 2:177 (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is) |
57, eerste lid | 2:173, eerste lid (verzekeraar met zetel in Nederland); 2:179, eerste lid (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is) |
83, vijfde lid | 4:20 |
1. Voorzieningen die zijn getroffen voor 4 december 1985 en die in strijd waren met artikel 13, vierde lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, onder-delen b en c, onderdeel d, onder 2°, en onderdeel e, onder 2°, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 zoals deze wet luidde voor de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht kunnen worden voortgezet, voorzover:
a. zij hebben geleid tot overeenkomsten van pensioenverzekering, gesloten voor 19 december 1987;
b. zij na 19 december 1987 hebben geleid of leiden tot een verhoging of uitbreiding van een pensioenverzekering als bedoeld in onderdeel a, mits het fonds, de onderneming of de pensioeninstelling daartoe krachtens de voorwaarden van die verzekering of van de voorziening, zoals deze luidden op 19 december 1987, gehouden was of is;
c. zij in de periode vanaf 19 december 1987 tot en met 18 juni 1988 hebben geleid tot nieuwe overeenkomsten van pensioenverzekering, verhoging of uitbreiding van die verzekeringen daaronder begrepen, tot het sluiten waarvan het fonds, de onderneming of de pensioeninstelling gehouden was.
2. Handelingen die ingevolge het eerste lid zijn toegestaan, worden niet beschouwd als de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar.
Ten aanzien van overeenkomsten van schadeverzekering of levensverzekering die door een onderlinge waarborgmaatschappij zijn gesloten voor 26 juli 1976 en waaruit rechten en verplichtingen na 1 januari 1994 zijn of zullen worden overgedragen, geldt artikel 62, aanhef en onderdeel a, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van de overdracht af, zulks in afwijking van artikel 47, tweede lid, van de Overgangswet voor het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
De artikelen 85, 86, 86a, 86b, 88 en 89 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing op een vruchtgebruik van en een pandrecht op aandelen in het waarborgkapitaal van een onderlinge waarborgmaatschappij, gevestigd voor 1 januari 1986.
Afdeling 9 Clearinginstellingen
1. Het is een financiële onderneming met zetel in Nederland, niet zijnde een bank, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van clearinginstelling uitoefent, toegestaan zonder vergunning haar werkzaamheden voort te zetten, indien zij voldoet aan het vierde lid.
2. Het is een financiële onderneming met zetel buiten Nederland, niet zijnde een bank met zetel in een andere lidstaat, noch zijnde een clearinginstelling met zetel in een staat die door Onze Minister is aangewezen ingevolge artikel 1a:5, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, die op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet in Nederland het bedrijf van clearinginstelling uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, toegestaan zonder vergunning haar werkzaamheden voort te zetten, indien zij voldoet aan het vijfde lid.
3. Het is een financiële onderneming met zetel buiten Nederland, niet zijnde een bank met zetel in een andere lidstaat, noch zijnde een clearinginstelling met zetel in een staat die door Onze Minister is aangewezen ingevolge artikel 1a:7, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, die op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet het bedrijf van clearinginstelling uitoefent door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, toegestaan zonder dat zij heeft voldaan aan artikel 1a:7, eerste lid, van die wet haar werkzaamheden voort te zetten, indien zij voldoet aan het zesde lid.
4. De financiële onderneming, bedoeld in het eerste lid, vraagt binnen één maand vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een vergunning aan bij de Nederlandsche Bank en verstrekt binnen zes maanden vanaf het tijdstip waarop die wet in werking treedt aan de Nederlandsche Bank de gegevens, bedoeld in artikel 1a:4, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
5. De financiële onderneming, bedoeld in het tweede lid, vraagt binnen één maand vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een vergunning aan bij de Nederlandsche Bank en verstrekt binnen zes maanden vanaf dat tijdstip aan de Nederlandsche Bank de gegevens, bedoeld in artikel 1a:6, tweede lid, van die wet.
6. De financiële onderneming, bedoeld in het derde lid, meldt zich binnen één maand vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht bij de Nederlandsche Bank en verstrekt binnen zes maanden vanaf dat tijdstip aan de Nederlandsche Bank de gegevens, bedoeld in artikel 1a:8, eerste lid, van die wet.
7. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op de daarin bedoelde financiële onderneming totdat de Nederlandsche Bank op haar vergunningaanvraag heeft beslist.
8. Het derde lid is van toepassing op de financiële onderneming totdat de Nederlandsche Bank heeft beslist dat is voldaan aan artikel 1a:7 van de Wet op het financieel toezicht.
9. De Nederlandsche Bank beslist binnen 12 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid. Bij ministeriële regeling kan deze termijn twee maal worden verlengd met een periode van maximaal een half jaar.
10. De Nederlandsche Bank beslist binnen 12 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht of voldaan is aan artikel 1a:7 van die wet. Bij ministeriële regeling kan deze termijn twee maal worden verlengd met een periode van maximaal een half jaar.
11. De financiële onderneming die op grond van het vierde of vijfde lid een vergunning heeft aangevraagd wordt als aanvrager ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:93, van de Wet op het financieel toezicht. De Nederlandsche Bank haalt deze inschrijving door zodra zij op de aanvraag heeft beslist.
12. De financiële onderneming die op grond van het zesde lid zich bij de Nederlandsche Bank heeft gemeld wordt ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:93, van de Wet op het financieel toezicht, als een onderneming die aan de Nederlandsche Bank kennis heeft gegeven van het voornemen door middel van dienstverrichting naar Nederland het bedrijf van clearinginstelling te verrichten. De Nederlandsche Bank haalt deze inschrijving door zodra zij heeft beslist dat is voldaan aan artikel 1a:7 van de Wet op het financieel toezicht.
1. Het is een financiële instelling, niet zijnde een bank, met zetel in een staat die is aangewezen ingevolge artikel 1a:5, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, die op het moment van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van clearinginstelling uitoefent, toegestaan haar werkzaamheden voort te zetten, onder de voorwaarde dat zij binnen twee maanden na de inwerkingtreding aan de Nederlandsche Bank kennis geeft van de voortzetting.
2. De financiële onderneming kan haar werkzaamheden blijven uitoefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland nadat de kennisgeving is gedaan tenzij de Nederlandsche Bank mededeelt dat de voortzetting of de wijze van uitoefening in strijd is met de Wet op het financieel toezicht.
3. Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de betrokken clearinginstelling onverwijld deze ontvangst mee.
4. De Nederlandsche Bank kan binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving de clearinginstelling mededelen welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de clearinginstelling in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van haar bedrijf vanuit het in Nederland gelegen bijkantoor.
HOOFDSTUK 2 WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
§ 1. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
In artikel 18a, zesde lid, van de Brandweerwet 1985 wordt de zinsnede «een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 3, derde lid, van de Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding wordt de zinsnede «de Pensioen- & Verzekeringskamer» vervangen door: de Nederlandsche Bank N.V.
In artikel 3, vijfde lid, van de Wet privatisering ABP wordt de zinsnede «de Pensioen- & Verzekeringskamer» vervangen door: de Nederlandsche Bank N.V.
§ 2. Ministerie van Buitenlandse Zaken
De Sanctiewet 1977 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van kredietinstelling mogen uitoefenen,.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland rechten van deelneming in een beleggingsinstelling mogen aanbieden of beheerder van een beleggingsinstelling mogen zijn,.
3. Onderdeel d komt te luiden:
d. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen,.
4. Onderdeel f komt te luiden:
f. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mogen uitoefenen,.
5. Onderdeel g komt te luiden:
g. het notarieel pensioenfonds, bedoeld in artikel 4 van de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds,.
6. Onderdeel h vervalt.
7. Onderdeel i wordt vernummerd tot onderdeel h.
Artikel 10d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Ten aanzien van de ondernemingen en instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, b, d, f, g en h, zijn de artikelen 1:64, 1:65, 1:66, 1:67, 1:69 en 1:70 van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde, zesde, achtste en negende lid vervallen.
3. Het vijfde en zevende lid worden vernummerd tot vierde onderscheidenlijk vijfde lid.
§ 3. Ministerie van Economische Zaken
Artikel 1 van de Colportagewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. geldkrediet: geldkrediet als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
2. De onderdelen b tot en met g worden geletterd tot c tot en met h.
3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. goederenkrediet: goederenkrediet als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
4. Het eerste lid, onderdeel e (nieuw), komt te luiden:
e. kredietgever: een aanbieder van krediet als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
5. Het eerste lid, onderdeel f (nieuw), komt te luiden:
f. kredietnemer: degene die een overeenkomst inzake krediet aangaat als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
6. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden niet als goed aangemerkt financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, ongeacht of deze zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van die wet, voorzover de waarde daarvan door middel van een openbare prijsaanduiding voor een ieder kenbaar is.
Artikel 9, tweede lid, van de Handelsregisterwet 1996 komt als volgt te luiden:
2. Indien de op grond van artikel 5 daartoe verplichte personen een melding hebben gedaan op grond van artikel 5:34 van de Wet op het financieel toezicht, is voldaan aan de op grond van artikel 96a, vierde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplichte opgave en de op grond van deze wet verplichte opgave van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens terzake van het bedrag van het geplaatste kapitaal. Bij een melding als bedoeld in de vorige volzin, draagt de houder van het register, bedoeld in artikel 1:93 van de Wet op het financieel toezicht, zorg voor de opgave aan het handelsregister, bedoeld in artikel 2.
De Mededingingswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 28, eerste lid, onderdelen a en b, komen te luiden:
a. het door kredietinstellingen, financiële instellingen of verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, tot wier normale werkzaamheden de verhandeling van effecten voor eigen rekening of voor rekening van derden behoort, tijdelijk houden van deelnemingen die zij in een onderneming hebben verworven ten einde deze deelnemingen weer te verkopen, mits zij de aan deze deelnemingen verbonden stemrechten niet uitoefenen om het marktgedrag van deze onderneming te bepalen, of zij deze stemrechten slechts uitoefenen om de verkoop van deze deelnemingen voor te bereiden, en deze verkoop plaatsvindt binnen een jaar na de verwerving;.
b. het verkrijgen van zeggenschap door:
1°. curatoren als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de Faillissementswet;
2°. bewindvoerders als bedoeld in artikel 215, tweede lid, van de Faillissementswet;
3°. personen als bedoeld in 1:59, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;
4°. bewindvoerders als bedoeld in 2:197, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
5°. personen als bedoeld in artikel 2:210, negende lid, van de Wet op het financieel toezicht;.
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 of de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» vervangen door: de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 2, tweede lid, van de Vestigingswet Bedrijven 1954 wordt in de definitie van bankbedrijf de zinsnede «het bedrijf van kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 1.1 van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e, onder 1°, komt te luiden:
1°. een financiële dienst als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
2. Onderdeel e, onder 2°, komt te luiden:
2°. het in de uitoefening van een bedrijf buiten besloten kring aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;.
3. Onderdeel e, onder 4°, komt te luiden:
4°. het houden van een markt in financiële instrumenten in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
In artikel 30f, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de zinsnede «, aan Euronext effectenbeurs te Amsterdam genoteerde staatsleningen» vervangen door: staatsleningen die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 91, vijftiende lid, van de Comptabiliteitswet 2001 komt te luiden:
15. Voor de toepassing van dit artikel worden onder rechtspersonen, commanditaire vennootschappen en vennootschappen onder firma, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet verstaan financiële ondernemingen met zetel in Nederland die een vergunning hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling ingevolge de Wet op het financieel toezicht.
De Fusiewet De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6 komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank N.V. zendt jaarlijks voor 1 december een begroting voor het volgende jaar voor haar werkzaamheden uit hoofde van de Pensioen- en spaarfondsenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt en de Wet privatisering FVP aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. De begroting behoeft de instemming van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank N.V. legt jaarlijks aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor 1 mei een financiële verantwoording voor haar werkzaamheden uit hoofde van de Pensioen- en spaarfondsenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt en de Wet privatisering FVP over, die vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verantwoording behoeft de instemming van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan regels stellen voor de inrichting van de begroting, bedoeld in artikel 6, en de financiële verantwoording.
Artikel 8 komt te luiden:
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt in 2011 en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Nederlandsche Bank N.V. ten aanzien van haar werkzaamheden uit hoofde van de Pensioen- en spaarfondsenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt en de Wet privatisering FVP.
De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 29 wordt de zinsnede «, aan Euronext effectenbeurs te Amsterdam genoteerde staatsleningen» vervangen door: staatsleningen die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 34, derde lid, wordt de zinsnede «een kredietinstelling die is geregistreerd ingevolge artikel 52, tweede lid, onderdelen a, b of c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en die een kredietinstelling is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van die wet» vervangen door: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen.
In artikel 35, vijfde lid, wordt de zinsnede «een kredietinstelling die is geregistreerd ingevolge artikel 52, tweede lid, onderdelen a, b of c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen.
De Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 komt te luiden:
In overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken kan Onze Minister subsidies in de vorm van garanties verlenen in verband met aan ondernemers te verstrekken financiële middelen door financiële ondernemingen met zetel in Nederland die een vergunning hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van bank ingevolge de Wet op het financieel toezicht en die voldoen aan nader door Onze Minister te stellen regels.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «een verzekeraar» telkens vervangen door: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van schadeverzekeraar of levensverzekeraar mag uitoefenen.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De financiële onderneming, bedoeld in het eerste en tweede lid, voldoet aan nader door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken te stellen regels. Een financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:6c, aanhef en onder b, van de Wet op het financieel toezicht wordt gelijkgesteld aan de financiële onderneming, bedoeld in de vorige volzin.
Artikel 1 van de Noodwet financieel verkeer wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel h komt te luiden: h. overeenkomst van levensverzekering: een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, gesloten door een levensverzekeraar waarop die wet van toepassing is;.
2. Onderdeel i komt te luiden:
i. overeenkomst van schadeverzekering: een overeenkomst van schadeverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, gesloten door een schadeverzekeraar waarop die wet van toepassing is;.
3. Onderdeel j komt te luiden:
j. overeenkomst van natura-uitvaartverzekering: een overeenkomst van natura-uitvaartverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, gesloten door een natura-uitvaartverzekeraar waarop die wet van toepassing is;.
4. Onderdeel k komt te luiden:
k. beheerder: een rechtspersoon die het beheer voert over een of meer beleggingsinstellingen;.
5. Onderdeel l komt te luiden:
l. effectenbeurs: een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een gereglementeerde effectenbeurs die gelegen of werkzaam is in een staat die niet een lidstaat is van de Europese Unie.
De Wet giraal effectenverkeer wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8a wordt de zinsnede «tenzij deze zijn toegelaten tot de officiële notering aan een in een lidstaat van de Europese Unie gelegen werkzame effectenbeurs» vervangen door: tenzij deze zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 27, tweede lid, wordt de zinsnede «op een effectenbeurs verkocht» vervangen door: verkocht op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
De Wet identificatie bij dienstverlening wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a, onder 1° tot en met 5°, komt te luiden:
1°. een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
2°. een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
3°. een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
4°. een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
5°. een bemiddelaar in verzekeringen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
2. Onderdeel b, onder 5°, komt te luiden:
5°. sluiten van een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht tegen een premie als bedoeld in die wet boven een door Onze Minister te bepalen bedrag, alsmede het daarbij bemiddelen als bedoeld in artikel 1:1 van die wet;.
Artikel 2, vijfde lid, komt te luiden:
5. Onze Minister kan vrijstelling verlenen van het eerste lid indien als cliënt optreedt:
a. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van kredietinstelling of financiële instelling mag uitoefenen;
b. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen;
c. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht beleggingsinstellingen mag beheren of een financiële onderneming die ingevolge deze wet rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden;
d. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht beleggingsdiensten mag verlenen;
e. een onderneming of dienst die behoort tot een door Onze Minister aan te wijzen categorie.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.27, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. een verzekeraar is als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht; of.
Artikel 3 116, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de premies voor de verzekering verschuldigd zijn aan een levensverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht; en.
Artikel 3.117 komt te luiden:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder levensverzekering: een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 3 126, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, komt te luiden:
1°. een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
Artikel 5.14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt de zinsnede «kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: banken als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
2. In onderdeel b wordt de zinsnede »beleggingsinstellingen als bedoeld in de Wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 5.15, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt de zinsnede «kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: banken als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
2. In onderdeel b wordt de zinsnede «beleggingsinstellingen als bedoeld in de Wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 5.18a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt de zinsnede «kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: banken als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
2. In onderdeel b wordt de zinsnede «beleggingsinstellingen als bedoeld in de Wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 9.2, derde lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «op een gereglementeerde effectenbeurs of markt» vervangen door: op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een gereglementeerde effectenbeurs die gelegen of werkzaam is in een staat die niet een lidstaat is van de Europese Unie.
De Wet inzake de geldtransactiekantoren wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. derde: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die geen onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap:
1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of
2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voorzover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie, die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep;.
2. In onderdeel d wordt de zinsnede «van een op grond van artikel 52, tweede lid, Wet toezicht kredietwezen 1992 geregistreerde kredietinstelling» vervangen door: van een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen;.
Artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. financiële ondernemingen die ingevolge artikel 1a:10 of 1a:17 van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van kredietinstelling mogen uitoefenen;.
2. Onderdeel d komt te luiden:
d. financiële ondernemingen die ingevolge artikel 1a:14, 1a:16a of 1a:16b van de Wet op het financieel toezicht in Nederland hun bedrijf mogen uitoefenen, voorzover het hen op grond van artikel 2:67 is toegestaan in Nederland werkzaamheden als geldtransactiekantoor te verrichten;.
3. Onderdeel e komt te luiden:
e. financiële instellingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland hun bedrijf mogen uitoefenen, voorzover het hen op grond van artikel 1a:22, 1a:23, onderscheidenlijk 2:138, van die wet is toegestaan in Nederland werkzaamheden als geldtransactiekantoor te verrichten.
Artikel 8, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister kan van ieder ingeschreven geldtransactiekantoor en van iedere financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van kredietinstelling of financiële instelling mag uitoefenen, inlichtingen verlangen betreffende de door dat kantoor of die onderneming met een geldtransactiekantoor of met een kredietinstelling of financiële instelling verrichte transacties, voorzover dat voor de vervulling van zijn bij deze wet opgelegde taak redelijkerwijs nodig is.
Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister verstrekt aan de autoriteiten die ingevolge de Wet op het financieel toezicht of de Wet toezicht trustkantoren belast zijn met het toezicht op financiële ondernemingen onderscheidenlijk trustkantoren, de gegevens of inlichtingen die hij heeft verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak en die betrekking hebben op de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a, b, c of d, voorzover deze naar het oordeel van Onze Minister van belang zijn of zouden kunnen zijn voor het toezicht dat door die andere autoriteit wordt uitgeoefend.
De bijlage, bedoeld in artikel 22, wordt als volgt gewijzigd:
1. De categorie-indeling normgeadresseerden in artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
Categorie I: ingeschreven geldtransactiekantoren met een opbrengst van minder dan € 45 400; factor: 0,25;
Categorie II: ingeschreven geldtransactiekantoren met een opbrengst van ten minste € 45 400 maar minder dan € 90 800; factor: 0,5;
Categorie III: ingeschreven geldtransactiekantoren met een opbrengst van ten minste € 90 800 maar minder dan € 226 900 alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c of d, met een balanstotaal van minder dan € 45 378 000; factor: 1;
Categorie IV: ingeschreven geldtransactiekantoren met een opbrengst van ten minste € 226 900 maar minder dan € 453 800, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c of d, met een balanstotaal van ten minste € 45 378 000 maar minder dan € 453 780 000; factor: 2;
Categorie V: ingeschreven geldtransactiekantoren met een opbrengst van ten minste € 453 800, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c of d, met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000 maar minder dan € 4 537 800 000; factor: 3;
Categorie VI: kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c of d, met een balanstotaal van ten minste € 4 537 800 000 maar minder dan € 45 378 020 000; factor: 4;
Categorie VII: kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c of d, met een balanstotaal van ten minste € 45 378 020 000; factor: 5.
2. De eerste voetnoot komt te luiden:
1. In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot instellingen (ingeschreven geldtransactiekantoren, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c of d). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten.
Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet melding ongebruikelijke transacties wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 5° komt te luiden:
5°. sluiten van een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, alsmede het daarbij verlenen van bemiddeling.
2. In onderdeel 6° wordt «levensverzekeringsovereenkomst» vervangen door: overeenkomst van levensverzekering.
Artikel 25 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 10 van de Wet financiële dienstverlening» vervangen door: ingevolge de Wet op het financieel toezicht.
2. In het eerste lid, onderdeel 1°, en het tweede lid, wordt de zinsnede «Wet financiële dienstverlening» vervangen door: Wet op het financieel toezicht.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Ingeval de verzekeraar niet in Nederland is gevestigd en het eerste en tweede lid geen toepassing kunnen vinden, wordt de belasting geheven van de vertegenwoordiger van de verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, al naar gelang die vertegenwoordiger de verzekering voor of namens de verzekeraar heeft gesloten. Indien er niet een dergelijke vertegenwoordiger is, wordt de belasting geheven van de in Nederland wonende of gevestigde bemiddelaar in verzekeringen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, door wiens bemiddeling de verzekering is gesloten.
De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, vierde lid, wordt de zinsnede «een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 4, vierde lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «op een gereglementeerde effectenbeurs of markt» vervangen door: op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een gereglementeerde effectenbeurs die gelegen of werkzaam is in een staat die niet een lidstaat is van de Europese Unie.
In artikel 4c, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «welke wordt genoteerd aan de officiële markt van de Euronext effectenbeurs te Amsterdam of aan een daarmee bij ministeriële regeling gelijk te stellen buitenlandse beurs» vervangen door: welke is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of aan een daarmee bij ministeriële regeling gelijk te stellen buitenlandse markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 4d, eerste lid, wordt de zinsnede «een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 19a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 komt te luiden:
b. een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, mits deze de pensioenverplichting voor de heffing van de vennootschapsbelasting rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;.
Artikel 19g, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mogen uitoefenen, mits zij de verplichtingen ingevolge de levensloopregeling voor de heffing van de vennootschapsbelasting rekenen tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mogen uitoefenen, mits zij de verplichtingen ingevolge de levensloopregeling rekenen tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;.
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 25, derde lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «op een gereglementeerde effectenbeurs of markt» vervangen door: op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een gereglementeerde effectenbeurs die gelegen of werkzaam is in een staat die niet een lidstaat is van de Europese Unie.
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, onder 1°, wordt de zinsnede «officieel op de effectenbeurs te Amsterdam genoteerd» telkens vervangen door: toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
2. In het tweede lid, onderdeel c, onder 2°, wordt de zinsnede «aan die beurs genoteerd» vervangen door: toegelaten tot de handel op die markt.
3. Het tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. indien de aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid in het lichaam niet zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en rechten van deelneming in het lichaam ingevolge die wet in Nederland niet mogen worden aangeboden: er zijn geen natuurlijke personen die een aanmerkelijk belang hebben in het lichaam in de zin van afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001;.
4. Het tweede lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. indien de aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid in het lichaam zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en rechten van deelneming in het lichaam ingevolge die wet in Nederland niet mogen worden aangeboden: het belang bij het lichaam berust niet voor een vierde gedeelte of meer bij een enkele natuurlijke persoon;.
5. In het tweede lid, onderdeel h, wordt de zinsnede «officieel op de effectenbeurs te Amsterdam worden genoteerd» vervangen door: zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
6. In het vierde lid wordt de zinsnede «officieel op de effectenbeurs te Amsterdam worden genoteerd» vervangen door: zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
De Wet toezicht financiële verslaggeving wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, onderdeel b, komt te luiden:
b. effectenuitgevende instelling: een statutair in Nederland gevestigde rechtspersoon of vennootschap waarop Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is en waarvan aandelen, schuldbrieven of certificaten van aandelen of schuldbrieven zijn toegelaten:
1°. tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, of
2°. tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die gelegen of werkzaam is in een staat die niet een lidstaat is van de Europese Unie;.
In artikel 2, vierde lid, wordt de zinsnede «, als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen,» vervangen door: als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «artikel 5 en 5a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995» vervangen door: artikel 5:24 van de Wet op het financieel toezicht en 5a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.
In artikel 7 wordt «artikel 2, tweede lid,» vervangen door: artikel 2, eerste lid,.
Artikel 8 komt te luiden:
De Autoriteit Financiële Markten werkt, wat betreft het toezicht ingevolge deze wet op de financiële verslaggeving van kredietinstellingen, verzekeraars of beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van Wet op het financieel toezicht, samen met de Nederlandsche Bank N.V., voorzover dit voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is.
In artikel 9, zevende lid, wordt «drie twaalfde gedeelten» vervangen door: vier twaalfde gedeelten.
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd, luidende:
De Autoriteit Financiële Markten kan tevens daarvoor in aanmerking komende organisaties van belanghebbenden toelaten tot het overleg.
2. In het derde lid vervalt: ten minste.
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt «jaarlijks».
2. In het eerste lid, laatste volzin, wordt «de uitvoering van haar taak» vervangen door: de uitvoering van nieuwe onderdelen van haar taak.
3. In het derde lid wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd, luidende:
Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen incidenteel en jaarlijks in rekening te brengen kosten en kan tevens worden voorzien in een bevoegdheid voor de Autoriteit Financiële Markten om in bepaalde gevallen kosten niet of niet geheel in rekening te brengen indien het volledig in rekening brengen van de kosten zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij ministeriële regeling worden de tarieven vastgesteld op basis waarvan de kosten, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, worden doorberekend.
In artikel 20, zevende lid, wordt «de Wet openbaarheid van bestuur en de Wet Nationale Ombudsman» vervangen door: De Wet openbaarheid van bestuur, de Wet Nationale Ombudsman, en titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 21, tweede lid, eerste volzin, wordt «een andere bestuursorgaan» vervangen door: een ander bestuursorgaan.
In artikel 22, eerste lid, wordt «vijf jaar na inwerkingtreding» vervangen door: drie jaar na inwerkingtreding.
De Wet toezicht trustkantoren wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien de antecedenten van de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, reeds zijn beoordeeld voor de toepassing van de Wet op het financieel toezicht, bevat de aanvraag, in aanvulling op de in het eerste lid bedoelde gegevens, de datum van deze beoordeling.
Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:
1. De toezichthouder verstrekt aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor de toepassing van de Wet op het financieel toezicht, de gegevens of inlichtingen die hij heeft verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak en die betrekking hebben op de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a, b of c, voorzover deze naar het oordeel van de toezichthouder van belang zijn of zouden kunnen zijn voor het toezicht dat door de Stichting Autoriteit Financiële Markten wordt uitgeoefend.
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 344, eerste lid, komt te luiden:
1. Voorzover de kantonrechter niet anders bepaalt, geeft de voogd de effecten aan toonder van de minderjarige in bewaring bij:
a. de Nederlandsche Bank N.V.;
b. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen;.
In artikel 345, tweede lid, wordt de zinsnede «het disponeren over saldi bij giro- of kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: het disponeren over saldi bij een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 350, tweede lid, wordt de zinsnede «bij een ingevolge artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 geregistreerde kredietinstelling» vervangen door: bij een financiële onderneming als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onderdeel b.
In artikel 436, vierde lid, wordt de zinsnede «bij een ingevolge artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 geregistreerde kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen.
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
De derde volzin van artikel 49, eerste lid, en de derde volzin van artikel 58, eerste lid, vervalt telkens.
Artikel 63j, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het aanvragen van toelating van de onder a en b bedoelde schuldbrieven tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dan wel het aanvragen van een intrekking van zodanige toelating;.
Artikel 76a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 5 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «de rechtspersoon waaraan ingevolge artikel 29 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen taken en bevoegdheden zijn overgedragen» vervangen door: de Stichting Autoriteit Financiële Markten.
In artikel 80a, derde lid, derde volzin, wordt de zinsnede «opgenomen in de prijscourant van een beurs buiten Nederland» vervangen door: toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, die zijn zetel heeft buiten Nederland.
In artikel 86c, eerste lid, wordt de zinsnede «de officiële notering van een gereglementeerde effectenbeurs in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, die onder toezicht staat van de overheid of van een door de overheid erkende autoriteit of instelling» vervangen door: de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een gereglementeerde effectenbeurs die gelegen of werkzaam is in een staat die geen lidstaat is van de Europese Unie.
In artikel 86d, derde lid, wordt de zinsnede «een beurs» vervangen door: een gereglementeerde markt of een gereglementeerde effectenbeurs.
Artikel 89a, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden:
Dit artikel is niet van toepassing op aandelen en certificaten daarvan die een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen ingevolge de Wet op het financieel toezicht, in de gewone uitoefening van haar bedrijf in pand neemt.
Artikel 93a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Een verklaring als bedoeld in lid 1 kan slechts worden afgelegd door een financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die in de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte het bedrijf van bank mag uitoefenen. De verklaring kan slechts worden afgegeven aan een notaris.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De notaris moet de bank wier verklaring hij heeft ontvangen terstond verwittigen van de oprichting. Indien de oprichting niet doorgaat, moet hij de bank de verklaring terugzenden.
3. In het zesde lid wordt «bedoelde bankier» vervangen door: bedoelde bank.
In artikel 94b, vijfde lid, wordt de zinsnede «zijn opgenomen in de prijscourant van een effectenbeurs of geregeld op de incourante markt worden verhandeld» vervangen door: zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 98, zevende lid, komt te luiden:
7. De leden 2–4 gelden niet voor aandelen die een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, in opdracht en voor rekening van een ander verkrijgt.
Artikel 98c, derde lid, komt te luiden:
3. Het verbod geldt niet voor een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, voorzover zij handelt in de gewone uitoefening van haar bedrijf.
In artikel 101, eerste lid, vervalt de zinsnede «De termijn kan voor beheerders waaraan ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stb. 1990, 380) een vergunning is verleend, bij of krachtens die wet worden bekort».
In artikel 103, eerste lid, wordt de zinsnede «zijn opgenomen in de prijscourant van enige beurs» vervangen door: zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 114a, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden:
Om behandeling kan worden verzocht door een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen of, indien de aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een gereglementeerde effectenbeurs die gelegen of werkzaam is in een staat die niet een lidstaat is van de Europese Unie, ten minste een waarde vertegenwoordigen van € 50 miljoen.
Artikel 118a, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:
Indien met medewerking van de vennootschap certificaten van aandelen zijn uitgegeven die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een gereglementeerde effectenbeurs die gelegen of werkzaam is in een staat die niet een lidstaat is van de Europese Unie, wordt de houder van de certificaten op zijn verzoek gevolmachtigd om met uitsluiting van de volmachtgever het stemrecht verbonden aan het betreffende aandeel of de betreffende aandelen uit te oefenen in een in de volmacht aangegeven algemene vergadering.
Artikel 164, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het aanvragen van toelating van de onder a en b bedoelde stukken tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dan wel het aanvragen van een intrekking van zodanige toelating;.
Artikel 203a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Een verklaring als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden afgelegd door een financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die in de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte het bedrijf van bank mag uitoefenen. De verklaring kan slechts worden afgegeven aan een notaris.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De notaris moet de bank wier verklaring hij heeft ontvangen terstond verwittigen van de oprichting. Indien de oprichting niet doorgaat, moet hij de bank de verklaring terugzenden.
3. In het zesde lid wordt «bedoelde bankier» vervangen door: bedoelde bank.
In artikel 204b, vijfde lid, wordt de zinsnede «zijn opgenomen in de prijscourant van een effectenbeurs of geregeld op de incourante markt worden verhandeld» vervangen door: zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
De derde volzin van artikel 210, eerste lid, en de derde volzin van artikel 300, eerste lid, vervalt telkens.
Artikel 274, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het aanvragen van toelating van de onder a en b bedoelde schuldbrieven onderscheidenlijk certificaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dan wel het aanvragen van een intrekking van zodanige toelating;.
In artikel 325, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien aandelen of certificaten van aandelen in het kapitaal van een te fuseren vennootschap zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, kan de ruilverhouding afhankelijk zijn van de prijs van die aandelen onderscheidenlijk certificaten op die markt op een of meer in het voorstel tot fusie te bepalen tijdstippen, gelegen voor de dag waarop de fusie van kracht wordt.
In artikel 334x, eerste lid, wordt de zinsnede «zijn opgenomen in de prijscourant van een beurs» vervangen door: zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 348 wordt de zinsnede «het toezicht van de Pensioen- & Verzekeringskamer of van De Nederlandsche Bank N.V.» vervangen door: het toezicht van de Nederlandsche Bank N.V.
In artikel 353, tweede lid, eerste volzin, en artikel 358, derde lid, vervalt telkens de zinsnede «de Pensioen- & Verzekeringskamer, onderscheidenlijk».
In artikel 355, vierde lid, vervalt de zinsnede «de Pensioen- & Verzekeringskamer onderscheidenlijk».
In artikel 371, eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «die in de prijscourant van een Nederlandse of buitenlandse beurs zijn opgenomen» vervangen door: die zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 398, derde lid, komt te luiden:
3. De artikelen 396 en 397 zijn niet van toepassing op:
a. een rechtspersoon die effecten heeft uitstaan die zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht; of
b. een beleggingsmaatschappij waarvoor artikel 401 lid 1 geldt.
Artikel 401 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een beheerder en een beleggingsmaatschappij waarop het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, moeten in aanvulling op de bepalingen van deze titel tevens voldoen aan de vereisten voor zijn onderscheidenlijk haar jaarrekening, gesteld bij of krachtens die wet. Voor deze beheerder en beleggingsmaatschappij kan bij of krachtens die wet van de artikelen 394, lid 2, 3 of 4, en 403 worden afgeweken.
2. In het tweede lid komt de eerste volzin te luiden: «De beleggingen van een beleggingsmaatschappij als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht mogen tegen marktwaarde worden gewaardeerd» en vervalt de laatste volzin.
In artikel 407, tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «die zijn toegelaten tot de handel op een effectenbeurs als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet toezicht effectenverkeer» vervangen door: die zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 415 komt te luiden:
In deze afdeling wordt onder bank verstaan: een financiële onderneming met zetel in Nederland die een vergunning heeft voor het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 425 wordt de zinsnede «Een bank ten aanzien waarvan een beslissing als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is genomen» vervangen door: Een bank waarop een vrijstelling van toepassing is als bedoeld in artikel 2:143, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 427, eerste lid, komt te luiden:
1. In deze afdeling wordt onder verzekeringsmaatschappij verstaan: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen alsmede een financiële onderneming met zetel in Nederland die herverzekeraar is als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en geen vergunning heeft voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van die wet.
In artikel 428, derde en vierde lid, wordt «de Pensioen- & Verzekeringskamer» telkens vervangen door: de Nederlandsche Bank N.V.
Artikel 444, tweede lid, komt te luiden:
2. Ten behoeve van financiële ondernemingen met zetel in Nederland die herverzekeraar zijn als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en geen vergunning hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van die wet, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld omtrent de waardering van de technische voorziening voor te betalen schade.
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 52, eerste lid, onder c, komt te luiden:
c. een financiële onderneming onder financieel toezicht, met inbegrip van een bank, beheerder, beleggingsinstelling, beleggingsonderneming, financiële instelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 428, tweede lid, wordt de zinsnede «Wet financiële dienstverlening» vervangen door: de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 940, derde lid, wordt de zinsnede «artikel 64, lid 2, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» vervangen door: artikel 2:66 van de Wet op het financieel toezicht.
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 212a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a, onder 1° tot en met 3°, komt te luiden:
1°. een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
2°. een financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 2:138, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft;
3°. een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
2. Onderdeel a, onder 6°, komt te luiden:
6°. een ieder, bedoeld in artikel 2:5 van de Wet op het financieel toezicht, die een vergunning heeft als bedoeld in artikel 1a:10 van die wet.
3. Aan onderdeel a wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
7°. een clearinginstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
4. In onderdeel g wordt de zinsnede «een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, dan wel een financiële instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, of een financiële instelling als bedoeld in artikel 1:1 van die wet».
5. Onderdeel i komt te luiden:
i. bijkantoor: een duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezig onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid van een instelling;.
6. Onderdeel j komt te luiden:
j. effect: een effect als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
Artikel 212g, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. kredietinstelling: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 212l wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «, bedoeld in hoofdstuk X van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: in de zin van de Wet op het financieel toezicht.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «artikel 71, eerste of tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: artikel 2:195, eerste of tweede lid, of artikel 2: 241, eerste of tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 212m komt te luiden:
1. Nadat de rechtbank een noodregeling als bedoeld in artikel 2:195 van de Wet op het financieel toezicht heeft uitgesproken, kan zij in afwijking van artikel 1, de Nederlandsche Bank N.V. gehoord, op verzoek van de bewindvoerders, op voordracht van de rechter-commissaris of ambtshalve, de desbetreffende kredietinstelling met zetel in Nederland in staat van faillissement verklaren indien blijkt dat deze een negatief eigen vermogen heeft en het met de verleende machtiging te bereiken doel is verwezenlijkt of niet meer kan worden verwezenlijkt of, indien geen machtiging is verleend, geen redelijk vooruitzicht meer bestaat dat het met een machtiging te bereiken doel alsnog kan worden verwezenlijkt.
2. De noodregeling en de machtiging houden van rechtswege op van kracht te zijn ingeval de financiële onderneming, bedoeld in het eerste lid, in staat van faillissement wordt verklaard.
3. Alsdan, zomede indien de faillietverklaring wordt uitgesproken binnen vier weken na de beëindiging van de noodregeling, gelden de volgende bepalingen:
a. het tijdstip waarop de termijnen, bedoeld in de artikelen 43 en 45, aanvangen, wordt berekend vanaf het geven van de verklaring, bedoeld in artikel 2:195, eerste of tweede lid, of artikel 2:241, eerste of tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
b. boedelschulden, na het geven van de verklaring ontstaan, zullen ook in het faillissement als boedelschuld gelden;
c. het tijdstip waarop de termijnen, vermeld in de artikelen 138, zesde lid, en 248, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, aanvangen wordt berekend vanaf de aanvang van de bijzondere voorziening;
d. handelingen, ingevolge artikel 2:210 van de Wet op het financieel toezicht door of namens de bewindvoerders, bedoeld in dat artikel, verricht gedurende de tijd dat de noodregeling van kracht was, worden beschouwd als handelingen van de curator; en
e. de boedel is niet aansprakelijk voor verbintenissen van de kredietinstelling die in strijd met artikel 2:210, eerste en zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht zijn aangegaan gedurende de tijd dat de noodregeling van kracht was, dan voorzover deze daardoor is gebaat.
4. Het bepaalde in de eerste titel en artikel 362 is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 212o, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 71, eerste of tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: artikel 2:195, eerste of tweede lid, of artikel 2:241, eerste of tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 212nn komt te luiden:
De curator kan in de verslagen, bedoeld in artikel 73a, geen gegevens of inlichtingen opnemen die betrekking hebben op derden die betrokken zijn of zijn geweest bij pogingen de kredietinstelling in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten.
Artikel 213 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a, aanhef en onder 1, komt te luiden:
a. verzekeraar: een schadeverzekeraar of levensverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht:
1. die een vergunning heeft ingevolge de Wet op het financieel toezicht dan wel, indien hij zijn zetel in een andere lidstaat dan Nederland heeft, een daarmee overeenkomende vergunning, hem door de toezichthoudende autoriteit van die lidstaat verleend;.
2. In onderdeel a, onder 3, wordt «de Pensioen- & Verzekeringskamer» vervangen door: de Nederlandsche Bank N.V.
3. Onderdeel b komt te luiden:
b. overeenkomst van schadeverzekering: een overeenkomst van schadeverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
4. Onderdeel c komt te luiden:
c. overeenkomst van levensverzekering: een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
5. Onderdeel d komt te luiden:
d. schadeverzekeraar: een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
6. Onderdeel e komt te luiden:
e. levensverzekeraar: een levensverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
7. Onderdeel f komt te luiden:
f. zetel: de plaats waar een verzekeraar volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd of, indien hij geen rechtspersoon is, de plaats waar die verzekeraar zijn hoofdvestiging heeft;.
8. Onderdeel g komt te luiden:
g. bijkantoor: een duurzame aanwezigheid van een verzekeraar, met uitzondering van de zetel, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig persoon die is gemachtigd duurzaam voor de verzekeraar op te treden;.
9. Onderdeel o komt te luiden:
o. noodregeling: de noodregeling, bedoeld in afdeling 2.5.7 van de Wet op het financieel toezicht.
In de artikelen 213b, 213c, 213d, 213g, 213k en 213dd wordt «De Pensioen- & Verzekeringskamer» telkens vervangen door: de Nederlandsche Bank N.V.
Artikel 213f komt te luiden:
1. Nadat de rechtbank een noodregeling als bedoeld in artikel 2:196 van de Wet op het financieel toezicht heeft uitgesproken, kan zij in afwijking van artikel 1, de Nederlandsche Bank N.V. gehoord, op verzoek van de bewindvoerders, bedoeld in artikel 2:197, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht, op voordracht van de rechter-commissaris of ambtshalve, de desbetreffende verzekeraar met zetel in Nederland in staat van faillissement verklaren indien blijkt dat deze een negatief eigen vermogen heeft en het met de verleende machtiging te bereiken doel is verwezenlijkt of niet meer kan worden verwezenlijkt of, indien geen machtiging is verleend, geen redelijk vooruitzicht meer bestaat dat het met een machtiging te bereiken doel alsnog kan worden verwezenlijkt.
2. De noodregeling en de machtiging houden van rechtswege op van kracht te zijn ingeval de verzekeraar in staat van faillissement wordt verklaard.
3. Alsdan, zomede indien de faillietverklaring wordt uitgesproken binnen vier weken na de beëindiging van de noodregeling, gelden de volgende bepalingen:
a. het tijdstip waarop de termijnen, bedoeld in de artikelen 43 en 45, aanvangen, wordt berekend vanaf het geven van de uitspraak, bedoeld in artikel 2:195, eerste of tweede lid, of artikel 2:241, eerste of tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
b. boedelschulden, na het geven van die uitspaak ontstaan, zullen ook in het faillissement als boedelschuld gelden;
c. het tijdstip waarop de termijnen, vermeld in de artikelen 138, zesde lid, en 248, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, aanvangen, wordt berekend vanaf die uitspraak;
d. handelingen, ingevolge artikel 2:210 van de Wet op het financieel toezicht door of namens de bewindvoerders, bedoeld in dat artikel, verricht gedurende de tijd dat de noodregeling van kracht was, worden beschouwd als handelingen van de curator;
e. de boedel is niet aansprakelijk voor verbintenissen van de verzekeraar die in strijd met artikel 2:210, eerste en zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht zijn aangegaan gedurende de tijd dat de noodregeling van kracht was, dan voor zover deze daardoor is gebaat;
f. een beroep op verrekening kan in afwijking van artikel 53 slechts worden gedaan indien de vordering en de schuldplichtigheid beide zijn ontstaan voor het tijdstip waarop de uitspraak van de noodregeling is gedaan of voortvloeien uit een handeling voor dat tijdstip met de verzekeraar verricht; en
g. vorderingen uit overeenkomsten van levensverzekering kunnen in afwijking van artikel 110, eerste lid, worden ingediend door overlegging van de polis of een afschrift daarvan, zonder dat het bedrag van de vordering behoeft te worden vermeld; voor zover de curator de vordering erkent, stelt hij de omvang daarvan vast.
4. Het bepaalde in de eerste titel en artikel 362 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 213l vervalt.
Artikel 213q, derde lid, komt te luiden:
3. Artikel 2:276, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 213ee komt te luiden:
De curator kan in de verslagen, bedoeld in artikel 73a, geen gegevens of inlichtingen opnemen die betrekking hebben op derden die betrokken zijn of zijn geweest bij pogingen de verzekeraar in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten.
Na artikel 213ee wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. natura-uitvaartverzekeraar: de natura-uitvaartverzekeraar, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
b. natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat: de natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financiële toezicht.
De artikelen 213b, 213d, 213e, 213f, 213i en 213k, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de natura-uitvaartverzekeraar.
De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van haar verzoekschrift, bedoeld in artikel 213b, aan de natura-uitvaartverzekeraar en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
a. indien het een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in Nederland betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de staten die zijn aangewezen op grond van artikel 1a:48, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht waar de natura-uitvaartverzekeraar een bijkantoor heeft of waarheen hij diensten verricht vanuit vestigingen in op grond van dat artikel aangewezen staten;
b. indien het een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een andere staat betreft, de toezichthoudende autoriteiten van andere staten die zijn aangewezen op grond van artikel 1a:48 van de Wet op het financiële toezicht waarheen hij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland.
1. De griffier stelt de Nederlandsche Bank N.V. onverwijld in kennis van de beslissing tot faillietverklaring.
2. De Nederlandsche Bank N.V. stelt onverwijld daarna de toezichthoudende autoriteiten van de andere staten die zijn aangewezen op grond van artikel 1a:48 van de Wet op het financiële toezicht in kennis van het vonnis tot faillietverklaring, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval.
De Nederlandsche Bank N.V. stelt de toezichthoudende autoriteiten van de staten die zijn aangewezen op grond van artikel 1a:48 van de Wet op het financiële toezicht die zulks verzoeken in kennis van het verloop van de procedure.
1. In geval van faillietverklaring op grond van deze paragraaf worden de boedelschulden, al naar gelang de aard van de betrokken boedelschuld hetzij over ieder deel van de boedel omgeslagen, hetzij uitsluitend van een bepaalde bate van de boedel afgetrokken.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en behoudens vorderingen door pand en hypotheek gedekt, worden de volgende vorderingen verhaald op de boedel in de volgende volgorde:
a. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioenen, voorzover de vordering niet ouder is dan een jaar;
b. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de natura-uitvaartverzekeraar waarbij zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;
c. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar verschuldigd is, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de natura-uitvaartverzekeraar als werkgever gedaan, en de bedragen, door de natura-uitvaartverzekeraar aan de werknemer krachtens artikel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;
d. de vorderingen en rechten betreffende prestaties, die zijn ontstaan of nog zullen ontstaan uit een natura-uitvaartverzekering, gesloten vanuit een vestiging in Nederland.
3. Artikel 213m, vierde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 250a vervalt.
Het opschrift van Titel II, Tweede afdeling B, komt te luiden:
Van de verlening van surseance van betaling aan een beleggingsonderneming en een financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling heeft of een andere instelling
Artikel 281g komt te luiden:
De artikelen 212a, onderdelen b tot en met f, en 212b tot en met 212f zijn van overeenkomstige toepassing op de verlening van surseance van betaling aan:
a. een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
b. een financiële instelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 2:138 heeft;
c. een centrale tegenpartij, indien deze in het kader van deelname aan het systeem op grond van een overboekingsopdracht effectentegoeden verkrijgt;
d. een overheidsinstantie of onderneming met overheidsgarantie;
e. een beleggingsonderneming met zetel in een staat die niet een lidstaat is die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, met dien verstande dat:
– voor «artikel 23» wordt gelezen: artikel 217;
– voor «artikel 24» wordt gelezen: artikel 228, tweede lid;
– voor «artikel 53, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 234, eerste lid; en
– voor «artikel 54, tweede lid,» wordt gelezen: artikel 235, tweede lid.
Artikel 281h vervalt.
In artikel 285, eerste lid, onderdeel e, wordt de zinsnede «Wet financiële dienstverlening» vervangen door: de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 297, tweede lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet financiële dienstverlening» vervangen door: in de zin van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 19, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt de zinsnede «De gerechtsdeurwaarder is verplicht bij een ingevolge de Wet toezicht kredietwezen 1992 ingeschreven kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° van die wet» vervangen door: De gerechtsdeurwaarder is verplicht bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 59, tweede lid, eerste volzin, van de onteigeningswet komt te luiden:
Voor de toepassing van deze wet wordt met een bewijs van betaling gelijkgesteld een bewijs, dat de som der schadeloosstelling – of ingeval Afdeling 2 van Hoofdstuk IIIa toepassing heeft gevonden, de som van het voorschot – ten laste van de onteigenende partij is overgeschreven op een rekening van de tot ontvangst gerechtigde bij een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen ingevolge de Wet op het financieel toezicht.
De Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komen de volgende definities te luiden:
vergunning: een vergunning die een schadeverzekeraar ingevolge de Wet op het financieel toezicht behoeft voor de uitoefening van de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen;
verzekeraar: een schadeverzekeraar die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland zijn bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mag uitoefenen, en het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, dat is belast met de afwikkeling van de schade welke in Nederland is veroorzaakt door motorrijtuigen die gewoonlijk in het buitenland zijn gestald, en van de afwikkeling van de schade welke in een van de krachtens artikel 3, derde lid, aangewezen landen is veroorzaakt door motorrijtuigen die gewoonlijk in Nederland zijn gestald; schaderegelaar: een schaderegelaar als bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De verzekering moet zijn gesloten bij een schadeverzekeraar die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland zijn bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mag uitoefenen.
2. Het negende lid komt te luiden:
9. De schadeverzekeraars die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mogen uitoefenen, betalen jaarlijks aan het bureau, bedoeld in het zesde lid, de door het bureau te bepalen bijdragen, berekend op basis van de in Nederland geboekte premie of het aantal en de aard van de door ieder van hen in Nederland verzekerde motorrijtuigen.
Artikel 24, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:
De schadeverzekeraars die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mogen uitoefenen, betalen jaarlijks aan het fonds een door het fonds te bepalen bedrag, berekend op basis van het aantal en de aard van de door ieder van hen in Nederland verzekerde motorrijtuigen.
Artikel 24a, eerste lid, komt te luiden:
1. De schadeverzekeraars die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland hun bedrijf in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen mogen uitoefenen, alsmede de Staat, waarborgen, ieder overeenkomstig het aantal en de aard van de door hen in Nederland verzekerde motorrijtuigen, onderscheidenlijk overeenkomstig het aantal en de aard van de motorrijtuigen waarvan de Staat de bezitter of de houder als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is, de verplichtingen van het fonds.
Artikel 27f, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de namen en adressen van de verzekeraars en de schaderegelaars;.
Artikel 28 komt te luiden:
1. De artikelen 5 tot en met 15 blijven van toepassing op een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot de schade tengevolge van een ongeval of een gebeurtenis dat heeft plaatsgehad voor of binnen 30 dagen na de intrekking van de vergunning dan wel de intrekking van een overeenkomstige vergunning indien het een verzekeraar met zetel in een andere lidstaat betreft, of het besluit als bedoeld in artikel 1:38, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht. De Algemene Termijnenwet is op deze termijn niet van toepassing.
2. Degene die met een verzekeraar die niet of niet meer in het bezit is van een vergunning dan wel een overeenkomstige vergunning indien het een verzekeraar met zetel in een andere lidstaat betreft, of ten aanzien van wie een besluit is genomen als bedoeld in artikel 1:38, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, een verzekering heeft gesloten waartoe deze wet verplicht, kan deze verzekering door opzegging beëindigen; de verzekeraar geeft alsdan de vooruitbetaalde premie terug voor het gedeelte dat evenredig is aan het op de datum van de ontvangst der opzegging nog niet verstreken gedeelte van de termijn, waarvoor de premie werd betaald, onder aftrek van een door de Nederlandsche Bank N.V. te bepalen percentage van het terug te betalen bedrag aan onkosten.
In artikel 13, onderdeel a, van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen wordt de zinsnede «een verzekeraar, een bank of andere financiële instelling» vervangen door: een verzekeraar, een bank of een andere financiële instelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 27, eerste lid, onderdeel c, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften komt te luiden:
c. het tegoed van een rekening bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate vermag te beschikken.
Artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van de Wet bescherming persoonsgegevens komt te luiden:
b. verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en financiële dienstverleners die bemiddelen in verzekeringen als bedoeld in artikel 1:1 van die wet, voorzover dat noodzakelijk is voor:
1°. de beoordeling van het door de verzekeraar te verzekeren risico en de betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt; of
2°. de uitvoering van de overeenkomst van verzekering;.
De bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen «6. de Wet toezicht beleggingsinstellingen», «7. de Wet toezicht effectenverkeer 1995», «8. de Wet toezicht kredietwezen 1992», «9. de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf», «10. de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993», «12. de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen» en «16. de Wet financiële dienstverlening» vervallen.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: 18. de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 15, zevende lid, van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen komt te luiden:
7. Het Bureau trekt geen gelden aan die dagelijks of op termijn opvorderbaar zijn. In afwijking van de vorige volzin is het aan het Bureau toegestaan ter overbrugging van tijdelijke kastekorten bij een bank die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland haar bedrijf mag uitoefenen tijdelijke kredieten in rekening-courant op te nemen.
Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2° vervallen de zinsneden met betrekking tot de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
2. In onderdeel 2° wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 1:6 c, 1:6 e, derde en vierde lid, 1:38, tweede lid, 1:39, tweede lid, 1:48, eerste lid, 1:57a, eerste lid, 1a:3, eerste lid, 1a:5, eerste lid, 1a:7, eerste lid, 1a: 9, tweede lid, 1a:10, eerste lid, 1a:14, 1a:15, eerste lid, 1a:16a, 1a:16b, 1a:17, eerste lid, 1a:20, eerste lid, 1a:22, 1a:23, 1a:24, eerste lid, 1a:32, 1a:33, eerste, tweede lid en vijfde lid, 1:35, eerste en tweede lid, 1a:36, 1a:37, 1a:42, eerste en vierde lid, 1a:43, eerste lid, 1a:45, eerste lid, 1a:48, eerste lid, 1a:50, eerste lid, 1: 51a, eerste, tweede en vierde lid, 1a:52, eerste lid, 1a:57, eerste lid, 1a:62, eerste en tweede lid, 1a: 68, eerste lid, 1a: 69, eerste tot en met derde lid, 1a:70, tweede lid, 1a:72, eerste lid, 1a:77, eerste lid, 1a:78, vierde lid, 1a:81, tweede lid, 1a:83, eerste lid, 1a:87, tweede lid, 1a:89, eerste lid, 1a:93, 1a:98, eerste lid, 1a: 99, eerste lid, 1a:100, 1a:104, eerste lid, 1a: 105, eerste lid, 1a: 107, eerste lid, 1a:108, eerste lid, 1a:109, eerste lid, 1a:111, eerste lid, 1a:112, eerste lid, 1a: 114, eerste lid, 1a:115, eerste lid, 1a:117, eerste lid, 1a: 119, eerste lid, 1a:120, eerste lid, 1a:122, eerste lid, 1a: 123, eerste lid, 1a: 124, eerste lid, 1a: 126, eerste lid, 1a: 127, eerste lid, 2:28, eerste en vierde lid, 2:35, eerste en vierde lid, 2:58, eerste lid, 2:62, eerste lid, 2:64, eerste en tweede lid, 2:66, 2:71, eerste lid, 2:77, 2:78, eerste tot en met derde lid, 2:79, derde lid, 2:80, tweede lid, 2:82, eerste en tweede lid, 2:84, 2:87, tweede lid, 2:88, eerste en tweede lid, 2:92, eerste tot en met vierde lid, 2:93, eerste en tweede lid, 2:94, eerste en derde lid, 2:98, eerste, derde tot en met zesde en achtste lid, 2:103, 2:111, eerste en tweede lid, 2:118, eerste en tweede lid, 2:121a, vierde lid, 2:122, eerste lid, 2:123, eerste lid, 2:130, tweede lid, 2:131, eerste en derde lid, 2:133, eerste lid, 2:136, eerste en derde lid, 2:170, eerste lid, 2:173, eerste lid, 2:174, eerste lid, 2:179, eerste lid, 2:180, eerste lid, 2:181, eerste lid, 2:183, eerste lid, 2:186, derde lid, 2:188, 2:190, eerste en derde lid, 2:191, zesde en tiende lid, 2:193, derde en vierde lid, 2:299, eerste lid, 2:316, eerste en tweede lid, 2:317, eerste en tweede lid, 2:327, eerste en derde lid, 4:3, eerste lid, 4:4, eerste lid, 4:9, eerste en tweede lid, 4:10, eerste lid, 4:11, eerste tot en met vierde lid, 4:13,eerste en tweede lid, 4:14, eerste en tweede lid, 4:17, eerste tot en met derde lid, 4:20, eerste, derde en vierde lid, 4:22, eerste lid, 4:25, eerste lid, 4:26, eerste tot en met derde lid, 4:27, eerste, tweede en vierde lid, 4:31, eerste lid, 4:39, 4:40, 4:41, 4:42, 4:43, 4:44, eerste en tweede lid, 4:48, eerste en tweede lid, 4:49, eerste tot en met derde lid, 4:50, eerste en tweede lid, 4:51, eerste, tweede en vierde lid, 4:52, eerste tot en met derde lid, 4:53, 4:56, eerste lid, 4:59, tweede lid, 4:60, vijfde lid, 4:61, eerste lid, 4:63, eerste lid, 4:83, eerste lid, 4:84, eerste en tweede lid, 4:86, 4:87, eerste tot en met derde lid, 4:88, eerste, tweede, derde en vierde lid, 4:89, eerste en tweede lid, 4:90, eerste en tweede lid, 4:94, tweede en derde lid, 4:95, tweede en derde lid, 4:96, eerste en tweede lid, 5:2, 5:26, eerste lid,5:28, eerste en tweede lid, 5:29, 5:30, 5:32, eerste en vierde lid, 5:34, eerste en tweede lid, 5:35, eerste tot en met vierde lid, 5:36, 5:38, eerste en tweede lid, 5:39, eerste lid, 5:40, 5:41, eerste en tweede lid, 5:42, 5:43, eerste en tweede lid, 5:48, derde tot en met achtste lid, 5:56, eerste en derde lid, 5:56 zevende lid, 5:57, eerste lid, 5:58, eerste lid, 5:59, eerste, tweede, vijfde, zevende en achtste lid, 5:60, eerste en derde lid, 5:63, derde lid, 5:64, eerste en derde tot en met zevende lid, 5:65, 5:68, eerste lid, 5:71, eerste en derde lid, 5:72.
3. In onderdeel 3° vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht effectenverkeer 1995.
4. In onderdeel 3° wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 5:53, eerste en tweede lid, 5:56, 5:57 en 5:58.
De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 15, tweede lid, wordt «de kredietinstelling» vervangen door: de financiële onderneming, bedoeld in artikel 25, eerste lid,.
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: De notaris is verplicht bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen een of meer bijzondere rekeningen aan te houden op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd zijn voor gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig onder zich neemt.
2. In het eerste lid, derde volzin, en het vijfde lid wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: financiële onderneming.
In artikel 29, zevende lid, wordt «kredietinstelling» telkens vervangen door: financiële onderneming.
Artikel 1 van de Wet van 7 juli 1993 tot uitvoering van enkele conflictenrechtelijke bepalingen van richtlijn nr. 88/357/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juni 1988 (PbEG L 172) (Stb. 392) komt te luiden:
Deze wet is van toepassing op directe overeenkomsten van schadeverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, ongeacht de plaats waar de verzekeraar zijn zetel heeft in de zin van die wet.
Artikel 1 van de Wet van 23 december 1992 tot uitvoering van enkele conflictrechtelijke bepalingen van de richtlijn 90/619/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 november 1990, PbEG L 330 en coördinatie van de conflictenrechtelijke bepalingen van het op 19 juni 1980 te Rome tot stand gekomen verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Trb. 1980, nr. 156, met die van de richtlijn (Stb. 1993, 16) komt te luiden:
Deze wet is van toepassing op directe overeenkomsten van levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, ongeacht de plaats waar de verzekeraar zijn zetel heeft in de zin van die wet.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 445 wordt de zinsnede «ingevolge artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Stb. 1992, 722) geregistreerde kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 of door zodanige kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen of door een zodanige financiële onderneming.
In artikel 479l wordt de zinsnede «als omschreven in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993,» vervangen door: als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 999, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Iedere belanghebbende die van oordeel is dat de jaarrekening, het jaarverslag of de daaraan toe te voegen overige gegevens van een rechtspersoon, een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waarop artikel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is of beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, niet voldoen aan de daaromtrent bij of krachtens het Burgerlijk Wetboek of de Wet op het financieel toezicht gestelde voorschriften, kan van deze rechtspersoon, bank of beleggingsinstelling in rechte vorderen deze stukken in te richten overeenkomstig bij rechterlijk bevel te geven aanwijzingen.
Artikel 1001 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid komt te luiden:
6. De ondernemingskamer geeft ten aanzien van een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht geen beslissing zonder de Nederlandsche Bank N.V. in de gelegenheid te hebben gesteld ter zake te worden gehoord.
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. De ondernemingskamer geeft ten aanzien van een bank of beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht geen beslissing zonder de Nederlandsche Bank N.V. in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.
In artikel 67, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering wordt de zinsnede «de artikelen 46, 46a en 46b van de Wet toezicht effectenverkeer 1995» vervangen door: de artikelen 5:56, 5:57 en 5:58 van de Wet op het financieel toezicht.
§ 3. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In artikel 51, eerste lid, onderdeel a, van de Wet agrarisch grondverkeer wordt de zinsnede «opgenomen in de prijscourant van een effectenbeurs» vervangen door «toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht» en wordt de zinsnede «in de prijscourant van een effectenbeurs opgenomen» vervangen door: niet tot de handel op een zodanige markt toegelaten.
In artikel 18, vijfde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer wordt de zinsnede «een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen.
§ 3. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De Pensioen- en spaarfondsenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, onderdeel j, komt te luiden:
j. «de Nederlandsche Bank»: de Nederlandsche Bank N.V.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid, onderdeel B, komt te luiden:
B. verzekeringsovereenkomsten te sluiten met een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
2. Het negende lid komt te luiden:
9. Met pensioenvoorzieningen op grond van een toezegging omtrent pensioen worden gelijkgesteld vrijwillige pensioenvoorzieningen en regelingen:
a. waartoe de mogelijkheid voortvloeit uit het deelnemerschap en die:
1°. hetzij passen binnen het raam van de regeling die voor de categorie waartoe de deelnemer behoort, in het pensioenfonds geldt ter uitvoering van een verplichtstelling als bedoeld in artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 of van een toezegging omtrent pensioen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel;
2°. hetzij kunnen worden beschouwd als een fase in de ontwikkelingsgang naar een eventuele uitbreiding van de werkingssfeer van de ten behoeve van nabestaanden in de regeling opgenomen voorzieningen; of
b. krachtens welke de voor een deelnemer bestaande pensioenvoorziening bij beëindiging van diens deelnemerschap vrijwillig wordt voortgezet.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
12. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën regels stellen met betrekking tot de uitvoering van toezeggingen omtrent pensioen als bedoeld in het eerste, derde, negende en tiende lid.
13. Een werkgever die een toezegging doet als bedoeld in het derde lid of een toezegging doet ten aanzien waarvan krachtens artikel 29 van deze wet ontheffing is verleend van het eerste lid en die deze toezegging uitvoert door voor eigen rekening levensverzekeringen onderscheidenlijk schadeverzekeringen te sluiten of af te wikkelen, handelt hierbij uitsluitend ten behoeve van personen die verbonden zijn aan zijn eigen onderneming dan wel aan een andere onderneming, mits die onderneming deel uitmaakt van dezelfde groep als zijn eigen onderneming.
In de artikelen 3a, derde lid, 4, tweede en vierde lid, 5, tweede, derde, vijfde, zesde, zevende, en achtste lid, 5a, tweede en derde lid, 6c, derde lid, 6d, eerste, tweede en derde lid, 9a, eerste lid, 9aa, eerste en derde lid, 9c, vierde en vijfde lid, 10, derde lid, 10a, eerste, tweede en vierde lid, 10b, tweede, derde, vijfde, negende en tiende lid, 11, eerste en derde lid, 12, eerste en tweede lid, 19, 20, tweede en derde lid, 20a, eerste, tweede en vierde lid, 21, eerste, tweede, vierde, zevende, achtste en negende lid, 22, eerste en derde lid, 23, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 23a, eerste lid, 23b, eerste en tweede lid, 23c, vierde lid, 23d, 23e, eerste en tweede lid, 23f, eerste lid, 23h, derde, vierde en zesde lid, 23i, tweede lid, 23l, eerste, tweede, derde, vierde en zesde lid, 23m, eerste, tweede en derde lid, 24, 25, eerste, tweede en derde lid, 29, eerste en derde lid, 32a, eerste lid, onderdeel d, 32ba, eerste lid, onderdeel g, 32i, onderdelen a en b, 32j, aanhef, 32k, aanhef, 32 l, eerste lid, 32m, eerste, tweede en derde lid, 32n, eerste, tweede en derde lid, 32p, 32q, eerste en tweede lid, 32s, 32t, 32u, eerste, tweede en derde lid, en artikel 2, derde lid van de bijlage, bedoeld in artikel 23c, eerste lid wordt «de Pensioen- & Verzekeringskamer» telkens vervangen door: de Nederlandsche Bank.
Artikel 5, negende lid, komt te luiden:
9. De Nederlandsche Bank verstrekt aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten de gegevens of inlichtingen die zij verkregen heeft bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak en die betrekking hebben op de deskundigheid van personen als bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk de voornemens, de handelingen of antecedenten van personen als bedoeld in het derde lid, voorzover de Nederlandsche Bank van oordeel is dat deze gegevens of inlichtingen van belang zijn of zouden kunnen zijn voor het toezicht dat door de Stichting Autoriteit Financiële Markten wordt uitgeoefend.
Artikel 5a, derde lid, aanhef, komt te luiden: De Nederlandsche Bank kan gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak verstrekken aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voorzover de laatstgenoemde die gegevens of inlichtingen nodig heeft voor haar taken in gevolge de Wet op het financieel toezicht, tenzij:.
Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:
1. De voor pensioenen bestemde gelden van een pensioenfonds moeten, tenzij artikel 10 toepassing vindt, worden aangewend tot het overdragen of het herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten met een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:
1. Het toezicht op de naleving van deze wet berust bij de Nederlandsche Bank.
De Nederlandsche Bank draagt met betrekking tot de uitvoering van haar taak op grond van deze wet zorg voor:
a. een tijdige voorbereiding en een voor de onder toezicht staanden kenbare, transparante en consistente uitvoering;
b. de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;
c. de zorgvuldige behandeling van een ieder die met hem in aanraking komt;
d. de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten die worden ontvangen;
e. een zodanig proces van interne besluitvorming dat een onafhankelijke vervulling van haar taak is gewaarborgd.
Artikel 32a, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens:
1°. een instelling waarop de Nederlandsche Bank in het kader van de pensioenwetgeving toezicht houdt;
2°. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
3°. een instelling die bij ministeriële regeling is aangewezen.
Artikel 32b, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de aanspraken op pensioen worden verworven jegens:
1°. een instelling waarop de Nederlandsche Bank in het kader van de pensioenwetgeving toezicht houdt;
2°. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
3°. een instelling die bij ministeriële regeling is aangewezen.
Artikel 32ba, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens:
1°. een instelling waarop de Nederlandsche Bank in het kader van de pensioenwetgeving toezicht houdt;
2°. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
3°. een instelling die bij ministeriële regeling is aangewezen;.
Artikel 40 van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Onder een kredietinstelling als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Onder een verzekeraar als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
3. In het achtste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «een omstandigheid als bedoeld in artikel 64, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» vervangen door: een omstandigheid als bedoeld in artikel 2:66 van de Wet op het financieel toezicht.
4. In het tiende lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk IX van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 onderscheidenlijk de bijzondere voorziening als bedoeld in hoofdstuk X van de Wet toezicht kredietwezen 1992» vervangen door: de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk 2.5.7 van de Wet op het financieel toezicht.
De Wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. verzekeraar: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;.
2. Onderdeel g komt te luiden:
g. de Nederlandsche Bank: de Nederlandsche Bank N.V.
In artikel 4 wordt de zinsnede «Verzekeraars die vanuit een vestiging in Nederland als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 of door middel van het verrichten van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel q, van die wet» vervangen door: Verzekeraars die vanuit een vestiging in Nederland of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
In de artikelen 7, eerste, tweede, derde en vierde lid, en 8 wordt «de Pensioen- & Verzekeringskamer» telkens vervangen door: de Nederlandsche Bank.
De Wet privatisering FVP wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d vervalt.
2. Onderdeel e wordt vernummerd tot onderdeel d en de onderdelen g tot en met k worden vernummerd tot onderdelen e tot en met i.
3. In onderdeel e (nieuw) wordt de zinsnede «een verzekeraar» vervangen door: een financiële onderneming.
In de artikelen 2, vijfde lid, 5, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 6, 7 en 9, onderdelen c en d, wordt «de Pensioen- & Verzekeringskamer» telkens vervangen door: de Nederlandsche Bank N.V.
In artikel 73, tweede lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt de zinsnede «verzekeraars als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» vervangen door: financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mogen uitoefenen.
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel k komt te luiden:
k. verzekeraar: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;.
2. Onderdeel m komt te luiden:
m. verzekeringsovereenkomst: een overeenkomst van schadeverzekering of een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht;.
Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:
4. Vrijwillige pensioenvoorzieningen als bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel b, worden gelijkgesteld met in de verplichtgestelde beroepspensioenregelingen opgenomen verplichte basispensioenvoorzieningen.
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
2. Een beroepspensioenfonds handelt ter uitvoering van:
a. een verplichtstelling als bedoeld in artikel 3; of
b. een vrijwillige pensioenvoorziening ten bate van een deelnemer of gewezen deelnemer die:
1°. hetzij past binnen het raam van de regeling die in het beroepspensioenfonds geldt ter uitvoering van een verplichtstelling als bedoeld in artikel 3;
2°. hetzij kan worden beschouwd als een fase in de ontwikkelingsgang naar een eventuele uitbreiding van de werkingssfeer van de ten behoeve van nabestaanden in de regeling opgenomen voorzieningen.
3. Een beroepspensioenfonds sluit overeenkomsten van verzekering of wikkelt deze af zolang de verplichtstelling van kracht is alsmede gedurende de afwikkeling van de schulden van het beroepspensioenfonds die ten tijde van de intrekking van de verplichtstelling bestaan.
4. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën regels stellen met betrekking tot het tweede lid, onderdeel b.
Artikel 53, negende lid, komt te luiden:
9. De Nederlandsche Bank N.V. verstrekt aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten de gegevens of inlichtingen die zij verkregen heeft bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak en die betrekking hebben op de deskundigheid van personen als bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk de voornemens, handelingen of de antecedenten van personen als bedoeld in het derde lid, voorzover de Nederlandsche Bank N.V. van oordeel is dat deze gegevens of inlichtingen van belang zijn of zouden kunnen zijn voor het toezicht dat door de Stichting Autoriteit Financiële Markten wordt uitgeoefend.
In artikel 84, eerste lid, wordt «43, onderdeel d» vervangen door: 43, onderdeel d, 50, tweede lid, onderdeel b.
In de artikelen 85, eerste lid, en 88, wordt «50» telkens vervangen door: 50, eerste tot en met derde lid.
Artikel 102, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister stelt nadere regels vast over het vergoeden van kosten, bedoeld in het eerste lid, waarbij van het eerste lid kan worden afgeweken als de verzekeraar op grond van artikel 1:23 van de Wet op het financieel toezicht ook kosten vergoedt.
De tabel aan het slot van de bijlage, bedoeld in artikel 90, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de linkerkolom wordt «50» vervangen door: 50, eerste lid.
2. Na «artikel 50, eerste lid (nieuw)» met bijbehorend tariefnummer «3» wordt ingevoegd «50, tweede lid» met bijbehorend tariefnummer «4» en «50, derde lid» met bijbehorend tariefnummer «4».
De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, onderdeel b, komt te luiden:
b. De Nederlandsche Bank: de Nederlandsche Bank N.V.;.
In de artikelen 6, tweede lid, onderdeel d, 9, eerste, tweede en derde lid, 17, eerste en tweede lid, 18, eerste lid, 19, eerste en tweede lid, 20, vierde lid, en artikel 2, derde lid, van de bijlage, bedoeld in artikel 20, wordt «de Pensioen- & Verzekeringskamer» telkens vervangen door: De Nederlandsche Bank.
Artikel 49, onderdeel a, onder 1° en 2°, van de Wet werk en bijstand komt te luiden:
1°. gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht;
2°. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, indien de gemeente niet is aangesloten bij een gemeentelijke kredietbank dan wel daarmee geen relatie onderhoudt;.
§ 4. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 39, eerste lid, wordt de zinsnede «krachtens hoofdstuk IX van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» vervangen door: krachtens afdeling 2.5.7 van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 57b, derde lid, wordt de zinsnede «van artikel 182 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» vervangen door: in overeenstemming met artikel 1:72 van de Wet op het financieel toezicht.
De Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.6.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een ziekenfonds is geen verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, voorzover het werkzaamheden ter afwikkeling van de Ziekenfondswet verricht.
2. In het tweede lid, aanhef, wordt de zinsnede «Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» vervangen door: Wet op het financieel toezicht.
In artikel 3.6.10 wordt de zinsnede «Wet financiële dienstverlening» vervangen door: Wet op het financieel toezicht.
De Wet tarieven gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, onderdeel e, onder 3°, komt te luiden:
3°. een particuliere ziektekostenverzekeraar, zijnde een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van schadeverzekeraar in de branches Ongevallen en Ziekte mag uitoefenen;.
Artikel 2, zesde lid, komt te luiden:
6. Het derde tot en met het vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een schade- of levensverzekeraar in de zin van de Wet op het financieel toezicht, voorzover niet begrepen onder artikel 1, eerste lid, onderdeel e, onder 30, van deze wet.
De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 31, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien jegens een zorgverzekeraar of een voormalige zorgverzekeraar de noodregeling is uitgesproken krachtens afdeling 2.5.7 van de Wet op het financieel toezicht of een voormalige zorgverzekeraar failliet is verklaard, voldoet het College zorgverzekeringen aan de verzekerden jegens die zorgverzekeraar of voormalige zorgverzekeraar bestaande vorderingen ter zake van een recht op vergoeding als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, of artikel 13.
Artikel 37, derde lid, komt te luiden:
3. De zorgverzekeraar voegt bij de stukken, bedoeld in het eerste of tweede lid, twee afschriften van de accountantsverklaring die hij op grond van het Burgerlijk Wetboek of de Wet op het financieel toezicht over deze stukken dient te laten opstellen.
Artikel 93, derde lid, komt te luiden:
3. In afwijking van het eerste lid en in overeenstemming met artikel 1:72 van de Wet op het financieel toezicht zijn het College toezicht, het College zorgverzekeringen, de Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voorzover dat voor hun taakuitoefening noodzakelijk is, bevoegd aan elkaar en aan Onze Minister vertrouwelijk gegevens of inlichtingen omtrent afzonderlijke verzekeraars te verschaffen.
In de artikelen 59, zesde lid, en 93, eerste lid, wordt «de Pensioen- en Verzekeringskamer» telkens vervangen door: de Nederlandsche Bank N.V.
Artikel 170
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 oktober 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het toezicht op en de handhaving van de voorschriften voor financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen alsmede tot wijziging van enige wetten (Wet toezicht financiële verslaggeving) (Kamerstukken II 2005/06, 30 336, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel 27 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan de onderdelen C en D van artikel 154, vervallen de onderdelen C en D van artikel 154.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 oktober 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het toezicht op en de handhaving van de voorschriften voor financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen alsmede tot wijziging van enige wetten (Wet toezicht financiële verslaggeving) (Kamerstukken II 2005/06, 30 336, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel 29, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan artikel 5:24 van de Wet op het financieel toezicht, vervalt artikel 29, onderdeel A, van de Wet toezicht financiële verslaggeving.
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 oktober 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het toezicht op en de handhaving van de voorschriften voor financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen alsmede tot wijziging van enige wetten (Wet toezicht financiële verslaggeving) (Kamerstukken II 2005/06, 30 336, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel 26 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 139 van deze wet, worden aan artikel 139 van deze wet twee onderdelen toegevoegd, luidende:
Artikel 447 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «de wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 450 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid komt te luiden:
6. De ondernemingskamer geeft, indien het verzoek wordt gedaan ten aanzien van een verzekeraar of kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, geen beslissing zonder dat de Nederlandsche Bank N.V. in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord over de in het verzoek genoemde onderwerpen.
2. In het zevende lid wordt de zinsnede «een effecteninstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995» vervangen door: een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
3. In het achtste lid wordt de zinsnede «een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen» vervangen door: een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Indien het bij koninklijke boodschap van 19 december 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming) (Kamerstukken II 2005/06, 30 411, nr. 2), tot wet is of wordt verheven, en artikel 1.1 van die wet later in werking treedt dan artikel 120 van deze wet, vervalt artikel 120 van deze wet en wordt artikel 1.1. van de Wet handhaving consumentenbescherming als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e, onder 1°, komt te luiden:
1°. een financiële dienst als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.
2. Onderdeel e, onder 2°, komt te luiden:
2°. het in de uitoefening van een bedrijf buiten besloten kring aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;.
3. Onderdeel e, onder 4°, komt te luiden:
4°. het houden van een markt in financiële instrumenten in de zin van artikel 1:1, van de Wet op het financieel toezicht;.
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 december 2005 ingediende voorstel van wet, houdende regels betreffende pensioenen (Pensioenwet) (Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden voordat deze wet in werking is getreden, vervalt artikel 123 en vervallen de artikelen 6, 7 en 8 van de Fusiewet De Nederlandsche Bank N.V en de Stichting Pensioen- en Verzekeringskamer.
Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juli 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg) (Kamerstukken II 2004/05, 30 186, nr. 2), tot wet is verheven:
a. wordt in artikel 169, onderdeel C, de zinsnede «het College toezicht» vervangen door: de zorgautoriteit:
b. komt artikel 168 te luiden:
De Wet marktordening gezondheidszorg komt te luiden:
Artikel 1, onderdeel f, onder 3°, komt te luiden:
3°. een particuliere ziektekostenverzekeraar, zijnde een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.
In artikel 35 wordt de zinsnede «als bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» vervangen door: in de zin van de Wet op het financieel toezicht.
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 december 2005 ingediende voorstel van wet, houdende regels ter uitvoering van richtlijn nr. 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (Kamerstukken II 2005/06, 30 419, nr. 2) tot wet is verheven en in werking getreden voordat deze wet in werking treedt, vervalt de zinsnede «, 6b, 6c» van artikel 178 van deze wet.
Indien de Wet van 13 april 2006 tot intrekking en wijziging van diverse wetten en een besluit op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Stb. 2006, 223) in werking is getreden voordat deze wet in werking is getreden, vervalt artikel 160 van deze wet.
1. Bij ministeriële regeling kunnen, voorzover dit noodzakelijk is voor de invoering van de Wet op het financieel toezicht of van deze wet en zo nodig in afwijking van deze wet, tijdelijke voorzieningen worden getroffen.
2. Na de plaatsing in de Staatscourant van een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de ministeriële regeling ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.
Onze Minister brengt voor plaatsing van deze wet in het Staatsblad de in deze wet voorkomende verwijzingen naar artikelen uit de Wet op het financieel toezicht in overeenstemming met de op grond van artikel 7:1 van die wet opnieuw vastgestelde nummering.
De Wet van 6 december 1999, houdende bepalingen ter vrijwaring van kredietinstellingen en andere financiële instellingen tegen aansprakelijkheid in verband met maatregelen die samenhangen met sluiting van betalings- en effectenafwikkelsystemen op 31 december 1999 (Stb. 589), de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1, onderdelen a, e, n, o en p, 2, 5a, met dien verstande dat voor «artikel 5» wordt gelezen «artikel 5:24 van de Wet op het financieel toezicht», 6a, met dien verstande dat voor «op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs» wordt gelezen «markt in financiële instrumenten waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht», 6b, 6c, 28, eerste tot en met het derde lid, 29, eerste lid, onderdeel o, tweede en derde lid, 31, 44 en 67, alsmede de hoofdstukken IX, XIIA, XIIB en XIIC, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden ingetrokken.
1. Deze wet en de Wet op het financieel toezicht treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat daarbij aan te geven artikelen of onderdelen daarvan op een later, bij koninklijk besluit te bepalen, tijdstip in werking treden.
Deze wet wordt aangehaald als: Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden,
Gegeven
De Minister van Financiën,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30658-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.